NIEUWS

Brieven burgemeester Dordrecht
irriteren Gijs Rijsdijk nog altijd

* Kees Weltrevrede is het niet eens met Gijs Rijsdijk

Ze zijn al zo’n tachtig jaar oud, maar Gijs S. Rijsdijk uit Woerden ergert zich er nog onverminderd mateloos aan: de brieven die Jacob Bleeker, Dordrechts burgemeester in oorlogstijd, schreef aan de Duitse autoriteiten. Telkens beginnen die met dezelfde zin – dat het hem “een eer is” om het navolgende mee te delen.

Een van de drie brieven die Bleeker verstuurde naar de Duitse bezettingsmacht

Een van de drie brieven die Bleeker verstuurde naar de Duitse bezettingsmacht,
steeds beklemtonend dat het hem "een eer is, dat".
Foto Regionaal Archief Dordrecht

Kleinkind
Gijs Rijsdijk is een kleinkind van Isaäc Blitz en Aaltje Blitz-Kopee, allebei vermoord in Auschwitz op 7 december 1942, hij 64 jaar oud, zij 63. Zij zijn z’n grootouders van moederszijde. In totaal kregen Isaäc (Amsterdam, 13.11.1878) en Aaltje (Amsterdam, 29 juli 1879) zeven kinderen. Op deze Stolpersteinesite staan twee verhalen gewijd aan de familie Blitz, verhaal 37 en verhaal 204.
        Ter duiding: behalve een nazaat van de familie Blitz is Rijsdijk, geboren in Dordrecht op 23 augustus 1948, al vanaf zijn 17de jaar actief in de vakbeweging. Hij begon in 1962 als metselaar, hoofdzakelijk arbeidend in Dordrecht, en werd na 25 jaar in 1987 bestuurder van de Bouw- en Houtbond FNV. Eerst in de regio Noord, later opereerde hij als landelijk bestuurder vanuit het hoofdkantoor in Woerden. Voor zijn vakbondswerk verhuisde hij van Dordrecht naar Drachten en in 1992 naar Woerden, waarna hij in 2019 met pensioen ging.
        Zijn opa en oma, Isaäc en Aaltje, kregen zeven kinderen. Van hen leeft niemand meer. Drie dochters hebben de oorlog overleefd, zij waren allen gemengd gehuwd. Isaäc was enig kind. Aaltje had nog zes broers en zussen, van wie er niet een de oorlog heeft doorstaan. Dit allemaal ter inleiding: “U begrijpt nu misschien waarom het onderwerp (de jodenvervolging) mij bezighoudt”, verklaart Rijsdijk, 72 jaar inmiddels.

Een van de drie brieven die Bleeker verstuurde naar de Duitse bezettingsmacht

Een van de drie brieven die Bleeker verstuurde naar de Duitse bezettingsmacht,
steeds beklemtonend dat het hem "een eer is, dat".
Foto Regionaal Archief Dordrecht

Jaarboek
Onlangs verscheen het Jaarboek 2021 van de Vereniging Oud-Dordrecht, hoofdzakelijk geschreven door de historicus drs. Kees Weltevrede, met bijdragen van de journalist Gert van Engelen. Beiden zijn lid van de Dordtse werkgroep Stolpersteine. Rijsdijk heeft het boek, dat als onderwerp de jodenvervolging in Dordrecht heeft, in bezit. De uitgave liet Rijsdijk niet onberoerd, als nabestaande van joodse inwoners van Dordrecht. Hij schreef de auteurs een e-mail. Hem moet iets nodig van het hart.
        In het boek, meldde Rijsdijk, wordt op bladzijde 177 in een voetnoot een brief van burgemeester Bleeker genoemd, en deels geciteerd. Maar de brief zelf is niet afgedrukt en dat bevreemdde hem.

Burgemeester Jacob Bleeker

Burgemeester Jacob Bleeker
(Dokkum, 24 augustus 1885 - Bilthoven, 14 november 1961).
Foto Wikipedia

Ontslag
Gijs Rijsdijk vindt de aanhef van die brief namelijk “nogal schokkend”. Bleeker schrijft op 9 oktober 1941 aan de geadresseerde (de Minister van Staat, in casu de commissaris der provincie Zuid-Holland), dat hij “de eer heeft hieronder een opgave te verstrekken van de personen van Joodschen bloede, die uit den dienst van de gemeente Dordrecht of uit het bestuur of den dienst van privaatrechtelijke lichamen zijn ontslagen.”
        Bleeker somt dan elf mensen op, die allemaal een joodse achtergrond hebben.
        In twee andere brieven kwam Rijsdijk hetzelfde tegen. Op 16 juli 1940 bijvoorbeeld, opnieuw aan de heer Minister van Staat, ofwel de commissaris in Zuid-Holland, schrijft Bleeker dat hij “de eer heeft Uwe Excellentie mede te delen, dat op 6 juli j.l. door de bevoegde Duitsche autoriteit in hechtenis is genomen de heer Salomon Leo Jacob van der Sluis”. Die wordt ervan beschuldig het vrouwelijk personeel van de Hema in Dordrecht, waarvan Van der Sluis de directeur is, te hebben aangeraden niet met Duitse soldaten uit te gaan of met hen te spreken.
        En op 29 juni 1942 heeft Bleeker weer “de eer om het Rijksbureau voor oude materialen en afvalstoffen in Den Haag mede te delen dat hij er geen bedenkingen tegen heeft om Isaac Blitz, een “kleine handelaar in oude materialen en afvalstoffen”, een vergunning te verlenen − “tenzij het feit, dat Blitz een Jood is, bezwaar oplevert”. Dit gaat dus over de opa van Gijs Rijsdijk.
        Twee van de drie brieven zijn afgedrukt bij de desbetreffende verhalen.

Een van de drie brieven die Bleeker verstuurde naar de Duitse bezettingsmacht

Een van de drie brieven die Bleeker verstuurde naar de Duitse bezettingsmacht,
steeds beklemtonend dat het hem "een eer is, dat".
Foto Regionaal Archief Dordrecht

Medeleven?
Steeds benadrukken dat het hem een eer is – Rijsdijk gruwt ervan. “Het stoorde me zeer, ook voor een burgemeester in oorlogstijd.” Hij wijst erop dat twee van de ontslagen joden, Rebekka de Roode en Isidor van Huiden, nota bene in de raad hebben gezeten.
        En laat Bleeker soms in de brieven merken dat hij “enig medeleven heeft” met de betrokken ontslagen? Geenszins. Rijsdijk: “De brieven ontberen zo’n toon.”
        Rijsdijk vindt dat Bleeker destijds gewoon had “kunnen nalaten te starten met dat het hem een eer” is. Hij had er bijvoorbeeld kunnen verwijzen naar orders die hij had gekregen om de gevraagde gegevens aan te leveren. “In ieder had hij een tekst kunnen kiezen waardoor het herhaalde gebruik van dat het hem een eer is, vermeden kon worden.”
        Dat is niet gebeurd, en dat irriteert Rijsdijk, ook nog eens omdat Bleeker nadien is uitgeroepen tot ereburger van Dordrecht.
        “Misschien”, oppert Rijsdijk, “kunnen deze gegevens het beeld van de heer Bleeker bijstellen.” Hij is benieuwd of er brieven zijn of andere gegevens waaruit “mededogen en waardering” van Bleeker blijken, het tegendeel dus van de beeldvorming die nu oprijst uit de drie brieven. En of Bleeker ergens “afstand neemt” van de Duitse maatregelen.

Oneens
Kees Weltrevrede, de historicus van de werkgroep Stolpersteine, is niet eens met Gijs Rijsdijk. In een reactie zegt hij: “Gijs Rijsdijk bekijkt de zinsnede over ‘heb de eer om’ met de bril van vandaag. Het ambtelijk taalgebruik was toen nu eenmaal zo. Volgens mij had het woord ‘eer’ niet de lading die wij er nu aan geven. Ook de adressering was heel formeel. Zo werd bijvoorbeeld iemand als jhr. dr. mr. H.A. van Karnebeek, de commissaris van de koningin in Zuid-Holland, “hoogedelgestrenge heer” danwel “weledelzeergeleerde heer”.”
        Weltevrede raadt Rijsdijk aan om het boek De buffer te lezen, dat Bleeker zelf heeft geschreven.
        Daaruit kan hij over Bleeker dit opmaken:
        “1. Hij voorkwam een bombardement op Dordrecht net als Rotterdam, door te onderhandelen met de Duitsers en de stad over te geven.
        2. Hij weigerde mee te werken aan de registratie van joden. Hij gaf opdracht aan de burgerlijke stand om niet mee te werken. De Joodsche Raad maakte uiteindelijk de lijsten die de Duitsers wilden.
        3. Hij onttrok zich zo snel mogelijk aan de verplichting tot het bijwonen van bijeenkomsten van de WHN, de NSDAP en Eenpansmaaltijden.
        4. Hij werd ontslagen, omdat hij niet de lijsten wilde opstellen voor de arbeidsinzet voor ambtenaren in mei 1943.
        5. Hij wist te voorkomen dat stakers werden doodgeschoten in de april-meistakingen. 6. Hij werd door het verzet gevraagd terug te komen, nog vér voor de bevrijding.”
        Ook wijst Weltevrede op het boek Burgemeesters in oorlogstijd van Peter Romijn, waarin Bleeker “vaak als voorbeeld van dapper optreden wordt genoemd”. “Misschien”, oppert Weltevrede, “heeft Gijs hier wat aan om zijn beeld van Bleeker bij te stellen.”