NIEUWS

Kritiek op onderzoek Dordrecht
naar roofhandel joods vastgoed

Het Centraal Joods Overleg (CJO) heeft kritiek geuit op de uitkomst van een gemeentelijk onderzoek naar de roof van joods vastgoed in Dordrecht. CJO-voorzitter Ronny Naftaniel vindt dat het gemeentebestuur er zich te makkelijk vanaf heeft gemaakt. Hij zegt dat op de website van het KRO-NCRV-platform Pointer, dat deze roofhandel al jaren vasthoudend onderzoekt.

Vernietigd
Volgens de gemeente Dordrecht heeft recent onderzoek aangetoond dat zij in de Tweede Wereldoorlog geen joods vastgoed heeft geroofd of aangekocht, zoals deze Stolpersteine-website onlangs bekendmaakte. Dit zou gebleken zijn nadat in opdracht van B&W gemeentelijke archieven waren doorzocht. Of de gemeente na de oorlog achterstallige gemeentelijke heffingen heeft opgelegd, was “niet met honderd procent zekerheid” meer vast te stellen, stelde de gemeente. Een “groot deel van de financiële administratie” is namelijk vernietigd.
        De roofhandel in joods vastgoed is achterhaald kunnen worden doordat de vastgoedboeken van de Duitsers, de Verkaufsbücher, na digitalisatie zijn geanalyseerd. Pointer maakte daarover verschillende uitzendingen en website-reportages. Naar 244 gemeenten stuurde de redactie van Pointer een vragenlijst. Daarop lieten 35 gemeenten weten géén onderzoek te zullen doen, “hoewel er dubieuze transacties hebben plaatsgevonden in hun gemeente”, aldus Pointer.
        Tientallen gemeente kondigden daarentegen naar aanleiding van de soms onthutsende bevindingen van Pointer aan hun eigen rol in deze wél te (laten) onderzoeken. Tot nog toe zijn dat er 83. Zeventien gemeenten hebben dat onderzoek inmiddels afgerond en gepubliceerd, waaronder Eindhoven en Dordrecht. De gemeente Dordrecht concludeerde dat haar niets te verwijten valt.

Bezwaarschriften
Zelf meldt Pointer over het Dordtse onderzoek dit: “Uit een verkennend vooronderzoek, dat op 31 mei 2021 werd aangekondigd, blijkt dat de gemeente Dordrecht geen directe bemoeienis heeft gehad met de verkoop en dat ze ook geen joodse woningen heeft aangekocht. Daarnaast kon uit de archieven ook niet worden vastgesteld of de gemeente naheffingen van andere belastingen, naast erfpachtbelasting, aan teruggekeerde Joodse inwoners heeft opgelegd.
        “Er zijn bijvoorbeeld geen bezwaarschriften tegen aanslagen terug te vinden. Aangezien een groot deel van de financiële administratie, waaronder ook de belastingheffing, niet voor blijvende bewaring in aanmerking komt, zijn alle uitvoeringshandelingen conform de Archiefwet vernietigd. Er kan hierdoor dus niet met 100 procent zekerheid gesteld worden dat er geen naheffingen hebben plaatsgevonden.”
        Het CJO, in 1998 opgericht om de belangen van de joodse gemeenschap te behartigen bij de overheid en in de samenleving, neemt geen genoegen met de uitkomst van het Dordtse onderzoek. Het constateert dat “lang niet alle onderzoeken” überhaupt “goed genoeg waren om de feiten boven water te halen”, schreef Naftaniel in zijn account op Facebook en Twitter.

CJO-voorzitter Ronnyt Naftaniel

CJO-voorzitter Ronnyt Naftaniel:
niet breder gekeken.
Foto Privébezit

Gemakkelijk
Hij licht toe waar het aan schort in het Dordtse onderzoek: “Hier zie je dat ze alleen hebben gekeken naar de woningen uit de Verkaufsbücher en niet breder hebben gekeken naar de woningen die niet zijn doorverkocht. Daarnaast is het ook te gemakkelijk om te zeggen: ‘We hebben geen administratie en geen belastingadministratie meer gevonden. En daardoor kunnen we daar niks over zeggen. We kunnen niet met zekerheid zeggen of er naheffingen of geen naheffing zijn verricht’.”
        De gemeente laat via Pointer weten dat verder onderzoek niet tot andere conclusies zal leiden. “Er is geen aanleiding voor compensatie. Wel zal er aandacht aan gegeven worden bij herdenkingen. Ook zal dit thema betrokken worden bij het herplaatsen van een gevonden steen op de oude joodse begraafplaats.”
        Desgevraagd deelt Naftaniel de Dordtse redactie van de Stolpersteine-website nog mee: “Een aanvullend argument waarom ik het onderzoek in Dordrecht niet goed vind, is dat het achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden. Het is niet van te voren aangekondigd, waardoor joodse Dordtenaren of hun nabestaanden de gelegenheid niet hebben gekregen om eigen materiaal uit die tijd in te brengen. Evenmin is met de joodse gemeenschap overlegd over waar speciaal naar moet worden gekeken.”

Onderzoek
Pointer doet al twee jaar onderzoek naar de roofhandel in joods vastgoed in de Tweede Wereldoorlog, nauwkeurig vastgelegd in de Verkaufsbücher. In deze administratie staan ruim 7.000 transacties van percelen die van oorsprong van joodse bewoners waren, maar tijdens hun onderduik of deportatie zijn geroofd en vervolgens doorverkocht aan anderen.
        “En kwamen”, vervolgt Pointer op zijn site, “de joodse burgers al terug uit onderduik of vernietigingskamp, dan duurde het vaak jaren voordat ze weer intrek konden nemen in hun oorspronkelijke woning. In sommige gemeenten werd zelfs na de bevrijding achterstallige belasting gevraagd. Ook zijn gevallen bekend waarin gemeenten het rechtsherstel hebben gefrustreerd, of weinig coulance hebben geboden aan hun joodse inwoners.”