Het voorbije joodse dordrecht

Fotografe Anna Pool confronteerde
Dordrecht al vroeg met Auschwitz

Auschwitz-overlevende Sigmund Sobolewski

Auschwitz-overlevende Sigmund Sobolewski, door Anna Pool zelf gefotografeerd toen zij hem in Polen ontmoette.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD)/Collectie A. Pool 


Sigmund Sobolewski in juni 1940

Sigmund Sobolewski zoals hij is gefotografeerd toen hij in juni 1940 in Auschwitz aankwam, als vervanger van zijn doodzieke vader.
Foto Archief Auschwitz

Het was een rare gewaarwording.
        Begin mei 1994 liep er in de binnenstad van Dordrecht ineens een oudere man in blauwwit-gestreepte gevangeniskleding. Of althans, daar leek het voor niet-wetende buitenstaanders op – op een boevenpak.
        Wie was hij? Waarom had hij zich zo uitgedost?
        Zijn kleding was zonder meer confronterend. Je had de neiging weg te kijken. Zo openlijk, in deze tooi, op straat lopen, was een gênante vertoning, een beetje aanstellerig zelfs. Welke gevangene liep nu graag rond in zijn gevangeniskledij? Brr.
        De man in kwestie was Sigmond Sobolewski, toentertijd 71 jaar oud. Wie de moeite nam in te zoomen op hem, zag rechts op zijn borst een logo: een rode driehoek met de letter ‘P’, het getal 88 en het woord ‘Auschwitz’ – een plaatsnaam die je de adem benam, ook van schaamte. Deze heer was geen gewone oud-gevangene, dit was een overlevende van Auschwitz, het vernietigingskamp van de nazi’s.
        Sigmond Sobolewski, zo bleek al snel uit lokale krantenberichten, liep niet door Dordrecht als een ongegeneerde uitslover, maar als een wandelende aanklacht, als een herinnering aan de onmetelijke gruwelijkheden van het Derde Rijk.
        Maar wat deed hij dan hier, in Dordrecht? Wat wilde hij de voorbijgangers die zo verbaasd op hem reageerden, zo ostentatief laten weten? Sobolewski doorkruiste de binnenstad om de aandacht te vestigen op de tentoonstelling ’t Is een vreemdeling zeker of toch een van ons?, die op 1 mei in het gebouw van het Teekengenootschap Pictura van start was gegaan, en tot 28 mei zou duren.
        Hij was naar Dordrecht gekomen op uitnodiging van de Dordtse fotografe Anna Pool, die Sobolewski twee jaar eerder, in september 1992, had ontmoet toen zij door Polen reisde en vastlegde wat er nog zichtbaar was van de concentratiekampen Auschwitz, Birkenau en Majdanek. In Pictura vertelde Sobolewski over de vier jaren die hij als jongen had doorgebracht in Auschwitz, als gevangene nummer 88.
        Met zijn aanwezigheid en zeker ook door zijn gestreepte celjasje bracht hij teweeg wat hij als activist beoogde: mensen bewust maken van Auschwitz, waarschuwen voor discriminatie en haat. Sobolewski was in zijn huidige vaderland Canada lid van de Auschwitz Awareness Society, een vereniging die zich erop toelegde telkens weer te getuigen van de verschrikkingen van Auschwitz, om een herhaling van de Holocaust te voorkomen.
        Zo’n missie had Anna Pool ook. Uit de ontregelende, aangrijpende ervaringen die zij opdeed tijdens die reis door Polen, ontstond thuis het idee voor een expositie die breder werd opgezet, voorbij de jodenvervolging. Namelijk tot een anti-racismemanifestatie, die gedurende een hele maand, op verschillende locaties, getuigde van (háár onrust over) de groeiende onverdraagzaamheid jegens vreemdelingen.
        Anna Pool is in 2001 overleden, nog pas 57 jaar oud. In retrospectief was zij de derde Dordtenaar die in de jaren negentig het joodse oorlogsleed nadrukkelijk onder de aandacht bracht. De eerste was in 1985 poppenspeler Ger Boonstra. Hij organiseerde in ‘De Keet’, een buurthuis in Sterrenburg, een expositie over het verdwenen joodse leven in Dordrecht. Het was een onderwerp dat bijna was verdwenen uit het collectieve historische geheugen van de stad. De jodenvervolging was nog allerminst het allesoverheersende thema dat het in de 21ste eeuw is geworden. Nú pas is het ’t grote oorlogsverhaal.
        Over Boonstra, de aanjager, volgt op deze website later nog een verhaal.
        De tweede Dordtenaar die de Dordts-joodse gemeenschap een plek teruggaf in de geschiedenis, was archiefmedewerkster Mieke Jansen. Zij publiceerde in een extra uitgave van het historische tijdschrift Kwartaal & Teken in 1988 een beschouwing over ‘Drie eeuwen joods leven in Dordrecht’, die zij daarna uitwerkte tot het boek De verdwenen Mediene Dordrecht (1995), lokaal een klassieker. Mieke Jansen wordt her en der genoemd op deze website.
        Na haar was het Anna Pool, die zich in Dordrecht het lot van uitgemoorde joden aantrok. Negentien jaar na haar dood heeft het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) in het voorjaar van 2020 een selectie uit het omvangrijke oeuvre van Anna Pool gedigitaliseerd, en openbaar gemaakt via zijn beeldbank, via deze link: beeldbank.regionaalarchiefdordrecht.nl Die selectie omvat 336 opnamen, en haar Poolse foto’s zitten daartussen.
        Voor de redactie van deze Stolpersteinewebsite was het beschikbaar komen van deze beelden niet alleen aanleiding om er enkele te tonen, maar ook om haar met deze biografische schets enigszins terug te halen in de herinnering − als een Dordtenaar die vroegtijdig het belang ervan inzag het oorlogsleed door te geven, als les voor de toekomst.

Anna Pool

Drie zelfportretten van Anna Pool (1, 2 en 4), op verschillende leeftijd.
De foto linksonder is gemaakt door fotograaf Ad Molendijk, in 1985.
Foto’s RAD/Collectie A. Pool

Oorlogskind
Antje Nellie Pool is geboren op 17 november 1943, in Rotterdam. Haar moeder is Reinouwtje (‘Reinie’) Hofland (Schagen, 6 april 1911), haar vader Hendrinus Godefriedus Leonardus (‘Hein’) Pool (Schagen, 5 januari 1908). Het echtpaar, in Schagen getrouwd op 30 augustus 1934, woonde aan de Korenaarstraat 24a in Rotterdam, de stad waar vader Hein zich al op 21 oktober 1932 vestigde, komend uit Hilversum, en moeder Reinie op 27 augustus 1934, komend uit Schagen. Anna’s vader was politieagent en ongelovig, haar moeder Nederlands Hervormd.
        Anna Pool is met andere woorden een oorlogskind. In een interview met Daphne Doove voor het allereerste nummer van het Picturablad, in april 1994, vertelde zij dat het “voor een kind van één, twee jaar oud een zeer onrustige tijd” was. “Telkens wanneer er weer een luchtalarm was, werd ik de wieg uitgesleept en in veiligheid gebracht. Mijn vader was naar Duitsland getransporteerd, waardoor mijn moeder er helemaal alleen voor kwam te staan. Dat kon zij niet aan, waardoor ik, zo klein als ik was, het heft in eigen handen moest nemen. Nadat mijn moeder jaren later gestorven was, heb ik brieven van haar uit de oorlogstijd gelezen waaruit bleek dat ik als kind van één jaar bange mensen opvrolijkte, terwijl dat toch andersom had moeten zijn.”
        Na de oorlog gaat Anna Pool naar de mulo, vervolgens naar de mms. Zij trouwde in 1964 en ging naar de kunstacademie, op 21 jarige leeftijd. Maar dat liep uit op “een grote teleurstelling”, vertelde ze Daphne Doove.
        “Het was er afschuwelijk. Het ging er heel erg amateuristisch aan toe en mijn medestudenten waren allemaal jonger dan ik. Het was een grote vergissing. Ik ben er dan ook na een jaar weggegaan.” Vlak daarna beviel ze van een zoon: Jules. “Dat was de beste beslissing en een van de leukste dingen van mijn leven. Ik heb meer van hem geleerd dan hij van mij. Hij heeft een erg laconiek en mild karakter, terwijl ik meer opvliegend van aard ben.”
        Drie jaar na de geboorte van Jules scheidde Anna van haar man. Om geld voor zichzelf en haar kind te verdienen, nam ze verschillende baantjes aan. Ze werkte in supermarkten, ze maakte pagina’s op voor De Havenloods, een lokaal weekblad. Toen ze met één van de “kinderkiekjes” die ze van Jules maakte, een tweede prijs won bij het damesblad Eva, 750 gulden nog wel, is ze van dat geld drie maanden in haar eentje naar Tunesië gaan. “En daar ben ik voor het eerst echt gaan fotograferen, omdat ik voelde: dit is het!” Ze stopte met het tekenen en schilderen dat ze intussen gewoon was blijven doen, en concentreerde zich op de fotografie. Als een autodidact leerde ze het zichzelf. “Ik heb het mij allemaal zelf eigen gemaakt.”

toegangshek van het vernietigingskamp Auschwitz

Het even beroemde als beruchte toegangshek van het vernietigingskamp Auschwitz, met de woorden ‘Arbeit macht Frei’.
Foto RAD/Collectie A. Pool

Polen
Op 31 mei 1974 – 30 was ze ondertussen – vestigde Anna Pool zich met haar nieuwe partner, de beeldend kunstenaar Arthur van der Hoek, en Jules in Dordrecht, op het adres Lijnbaan 36-38. Zeven jaar later vertrekt ze naar de Riedijk, op nummer 102, later 100, waar ze tot haar overlijden zal blijven wonen. Binnen, aan de muur, hangt een levensgrote foto van Anne Frank. Anna bouwt lokaal faam op als fotografe, particulieren kopen haar werk. Ze wordt medewerkster van het archief, ze sluit zich aan bij Pictura, ze ontwikkelt zich, in de woorden van Daphne Doove, tot “een kritische, feministische vakvrouw”. Ze laat zich kennen als vriendelijk, maar gedecideerd, ze is wars van gewichtigheid en inderdaad: ze kan gauw boos worden. Maar dat komt vooral doordat ze geëngageerd is.
        In september 1992 vat Anna het plan op om naar Polen te gaan. In een interview met Conny Taheij voor De Dordtenaar van 15 april 1994 zegt Anna dat haar “eerste doel” was om daar kerkinterieurs te fotograferen. Daar heeft ze er ook enkele van gemaakt, zoals in de collectie van het RAD is te zien. Maar deze foto’s vormen een onbeduidende minderheid in haar Poolse oeuvre, het overgrote deel weerspiegelt het oorlogsverleden van Polen. Dat ontplofte bij wijze van spreken in Anna’s gezicht toen zij er was. Ze werd er volledig door gegrepen, ook al omdat de Tweede Wereldoorlog in Polen niet te ontwijken viel. “Op elke plek word je ermee geconfronteerd, in elk gesprek komt de oorlog ter sprake.”
        Wat haar vooral opviel, was de ontkenning van het joodse leed. Dat maakte Anna, allerminst joods, woedend, zei ze tegen Daphne Doove. “Ik was dus in Polen en daar bleek tot mijn verbijstering dat er geen enkel gedenkteken was voor al die joden die in de oorlog zijn omgekomen. Ik vind het zo’n ongehoorde misdadigheid om dergelijke dingen te vergeten, dat toen het idee voor de manifestatie is geboren. Uit woede over het ‘vergeten’ van de uitroeiing van joden, maar ook met een heel persoonlijke bedoeling, namelijk: om mensen erop te wijzen dat dit nooit meer mag gebeuren.”
        De Tweede Wereldoorlog fascineerde Anna. Wat de nazi’s hebben aangericht, ontstelde haar. Ze kon niet begrijpen hoe zo’n hoogontwikkeld volk zo barbaars kon zijn. “Ik heb Duits gestudeerd”, licht ze toe in het Picturablad, “en ben altijd heel erg bezig geweest met de Tweede Wereldoorlog. Misschien ook wel omdat ik in die periode ben geboren. Het heeft mij altijd gefascineerd hoe het in een hoog beschaafd land als Duitsland mogelijk is geweest dat het fascisme daar zo welig heeft kunnen tieren. Als dat in zo’n beschaafd land kan, dan kan namelijk alles.”

Vier foto’s van Anna Pool die een idee geven van Auschwitz

Vier foto’s van Anna Pool die een idee geven van Auschwitz. De foto’s ontberen met opzet elke dramatiek. Pool vond dat mensen er zélf iets bij moeten voelen. De eerste foto toont gebouw nummer 21, het ziekenhuis dat ‘Holandia’ heette. Anna Pool joeg hier vertoornd proestende Poolse meisjes weg.
Foto’s RAD/Collectie A. Pool


In Auschwitz, maar ook in Majdanek, liggen ze nog: de achtergebleven schoenen, petten, tassen, koffers, maar ook kunstgebitten en haren van de vermoorde joden

In Auschwitz, maar ook in Majdanek, liggen ze nog: de achtergebleven schoenen, petten, tassen, koffers, maar ook kunstgebitten en haren van de vermoorde joden. Anna Pool fotografeerde stapels schoenen en petten. Toen zij in Majdanek, een andere concentratiekamp, in de hoek van een barak kinderschoenen zag liggen, wist ze: “Hierna zal ik niet meer dezelfde zijn.”
Foto’s RAD/Collectie A. Pool 

Sproeikoppen
Tientallen foto’s maakte Anna, die voor het grootste deel rechtstreeks herinnerden aan het vervolgen en vernietigen van joden. In Lublin bezocht ze het voormalige getto, in Krakau liep ze rond over de joodse begraafplaats. Ze fotografeerde in Birkenau en in Auschwitz, de concentratiekampen die meestal in één adem worden genoemd: Auschwitz-Birkenau. Alles wat daar nog over was van de nazi-praktijken registreerde ze: de barakken, stapels gedragen schoenen en petten, het ‘befaamde’ toegangshek met de tekst ‘Arbeit macht Frei’ van Auschwitz, het gebouw ‘Hollandia’, ook in Auschwitz, met een chirurgische afdeling.
        In Majdanek richtte ze de camera op de sproeikoppen van de gaskamer.
        Verreweg de meeste foto’s zijn kale, bijna klinische registraties, zonder enige dramatische lading, een afwijkende kadrering of een bepaalde, emoties opwekkende belichting. Precies zo rechttoe rechtaan heeft ze dat ook gewild, lichtte ze toe in het Picturablad. “Ik heb in Polen heel sec de barakken uit de concentratiekampen gefotografeerd. In de meeste foto’s is geen dramatiek.” Dat neutrale, dat ontbreken van fotografische ‘opsmuk’ verklaart ze aldus: “In foto’s van nu is niet echt te tonen wat er toen gebeurd is.”
        Maar de zakelijke manier waarop Anna de kampen had vastgelegd, hinderde haar bij thuiskomst behoorlijk, signaleerde De Dordtenaar. “Galerie na galerie vond haar werk niet artistiek genoeg.” En daar werd Anna Pool weer ontzettend kwaad over, uitleggend waarom zij tewerk was gegaan zoals ze is gegaan. “Mijn kritiek op veel foto’s van de concentratiekampen is dat ze een oneigenlijke dramatiek proberen weer te geven. Ik wil zelf geen dramatiek in mijn foto’s brengen, omdat je in de verste verte niet kan benaderen wat daar gebeurd is. Het terrein ligt er doods bij. De mensen die naar mijn foto’s kijken, moeten er zelf iets bij voelen.”
        Alle Poolse foto’s zijn in kleur, om exact dezelfde reden: om het drama dat al gauw sluipt in zwart-witfotografie, afzijdig te houden. Kijkers moeten Anna’s beelden zelf invullen met emoties.

Teksten
Tijdens de rondtocht door Polen had Anna drie ontmoetingen die zij twee jaar later beschreef in acht gedrukte en genummerde teksten die bij de tentoongestelde foto’s kwamen te hangen. Ook die teksten heeft het RAD gedigitaliseerd, en zijn moeiteloos op te roepen − zij het dat er één ontbreekt, nummer 3.
        Op het station van Krakau spreekt ze een Engelse jongen, John, die ook op weg is naar Auschwitz. “De verdere dag zullen we samen blijven en elkaar een beetje steunen.” Ze gaat met hem vanuit het stationsgebouw van Auschwitz eerst met de taxi naar Birkenau, er rijdt geen bus. Later nemen ze nog een taxi, naar Auschwitz, ook hier is geen bus beschikbaar voor de drie kilometer die overbrugd moeten worden. Aan het einde van de dag neemt Anna op het station afscheid van John, die naar Praag gaat. “We wisselen geen adressen uit.”
        In Auschwitz is het vrij stil. Het ‘seizoen’ is voorbij. Anna gaat naar Block 21, “waar Hollanders zaten”. Er is een educatieve tentoonstelling te bezichtigen over joods leven in Nederland vóór de oorlog. “Het is”, schrijft ze, “een van de weinige herinneringen hier aan de joodse slachtoffers, maar de foto’s zijn vergeeld en vuil. Het geheel ziet er verwaarloosd uit.” Als er op dat moment drie Poolse meisjes binnenkomen die lachen en proesten, stuurt Anna ze woedend weg. “Geschrokken en stil blijven ze. Gelukkig luisteren ze niet naar bevelen.”
        Later, in Majdanek, het grootste concentratiekamp na Auschwitz, ergert het haar opnieuw: dat negeren van het joodse leed. Ze schrijft dat ze vanuit Lublin met de bus in de regen aankomt en gaat lopen over het grote terrein. “In de buurt van de crematoria zingt een koor bij een monstrueus betonnen monument voor de slachtoffers van de nazi’s. Ook hier weer, net als in Auschwitz, algemene aanduidingen. De joden worden niet apart genoemd, terwijl de meesten van de 360.000 mensen die hier stierven, joods waren. De christelijke muziek staat me tegen, evenals de koorleden die ik al had zien arriveren bij het kamp, goedgekleed, goedgevoed en giechelend.”
        In een van de overblijfselen van barakken, beleeft ze een levensbepalend moment. Het is “de barak met de schoenen”, schoenen die allemaal dezelfde kleur hebben gekregen, alleen hier en daar is nog wat rood te zien. Dan ziet ze in de hoek, bij de ingang, kinderschoenen. “Ondanks mijn diepe treurigheid voel ik dat dit een plechtig moment in mijn leven is. Hierna zal ik niet meer dezelfde zijn.” “Vol eerbied” maakt ze een serie foto’s. Als ze terug in Nederland verscheidene mensen vertelt over Majdanek, “hebben de meesten er nog nooit van gehoord”.

In Krakow bezocht ze de joodse begraafplaats
In Krakow bezocht ze een synagoge

Anna Pool legde niet alleen de concentratiekampen vast. In Krakow bezocht ze de joodse begraafplaats,
elders een synagoge.
Foto’s RAD/Collectie A. Pool 


Rosa is de kleine vrouw in winters tweedmantelpak

Rosa is de “kleine vrouw in winters tweedmantelpak” die Anna tegenkwam in Warschau. Rosa staat bij een overblijfsel van de muur van het getto. Over haar ervaringen in dat getto zei Rosa slechts: “Ik overleefde het.”
Foto RAD/Collectie A. Pool 

Sigmund
De tweede ontmoeting is in een joods theater in Warschau, tijdens een getto-liederenavond. Ze raakt aan de praat
        met Rosa, “een kleine vrouw in een winters tweedmantelpak met bontkraag”. Zodra Rosa hoort dat Anna fotografe is, vraagt ze haar om de volgende dag naar een cultureel centrum te komen, waar een prijsuitreiking zal zijn voor diaseries. Dat doet Anna.
        Rosa vertelt over haar ervaringen in het getto slechts dit: “I survived”. Ze overleefde, meer niet. Ook haar moeder heeft het overleefd, maar ze is altijd ziekelijk gebleven. Zodat Rosa, tolk-vertaler in tien talen, haar tot haar dood, ongeveer een jaar geleden (1991), verzorgd heeft. Anna sluit haar anekdote over Rosa hartverscheurend af: “Rosa heeft een pakje met kosjer brood bij zich. Zonder dat durft ze niet de deur uit. Vijftig jaar geleden is ze van honger bijna gestorven, verontschuldigt ze zich.”
        En ten slotte is er Sigmund Sobolewski, de man die zonder schaamte in (een replica van zijn) Auschwitz-kledij door de Dordtse binnenstad gaat wandelen. Anna ontmoet hem en rabbi Roy D. Tanenbaum op het station van Lublin. “Hij is de eerste mens”, benadrukt ze, “die ik ontmoet die een concentratiekamp heeft overleefd.” De rabbi is bezig met een boek over het leven van Auschwitz-overlevende Sobolewski, gepubliceerd in december 1998: Prisoner 88: The Man in Stripes. Ze komen beiden uit Canada, ze zijn beiden lid van de Auschwitz Awareness Society.
        In de trein op weg naar Warschau interviewt Tanenbaum de 70-jarige Sobolewski. Anna wil de twee mannen in de trein fotograferen. Sigmund toont zich al bereid zijn gestreepte jasje aan te trekken. Maar de camera weigert, noodgedwongen moet Anna ervan af zien. Op aanraden van Sigmund gaat zij mee naar Warschau, om daar een reparateur te zoeken. Ze had eigenlijk naar Suwalki willen gaan, maar Sigmund raadt het haar af om als vrouw alleen ’s nachts te reizen.
        Gedrieën gaan ze naar hotel Polonia, waar voor Anna nog een kamer vrij is. Daar hangt een schilderij dat ze maar al te goed kent – van het betraande straatschoffie. Een “toppunt van kitsch”, maar ze is er blij mee: ze kan nu even geen kunst velen. Tot diep in de nacht is ze bezig met haar camera. Ze heeft op de kamer een foto van zichzelf gemaakt, met flitslicht. Ze heeft hem dus zelf kunnen repareren; misschien die nacht nog wel. De foto komt bij het interview in het Picturablad te staan, maar ontbreekt in de selectie van het RAD.

Sigmund Sobolewski (rechts) samen met een kameraad van hem

Nogmaals Sigmund Sobolewski (rechts), nu samen met een kameraad van hem, die in Auschwitz ook medewerker was van de brandweer van het kamp. Anna Pool fotografeerde de beide mannen in hotel Polonia in Warschau. 

Kameraad
Na het ontbijt maakt Anna de volgende dag foto’s van Sigmund in zijn “Auschwitz-jasje” en met zijn pet op. Er komt een kameraad van de brandweer van Auschwitz langs, Sigmund was er tijdens zijn 4,5-jarige verblijf medewerker van. De man geeft Anna een handkus, en samen poseren de twee voormalige brandweerlieden voor de camera, met de armen over elkaar.
        ’s Avonds dineert Anna Pool met Sigmund en twee jonge Engelsen in een van de duurste hotels van Warschau, hotel Forum. De rabbi is naar Israël vertrokken, om daar zijn dochter te bezoeken. Sigmund vertelt de Engelsen, “een sympathiek stel uit Londen’, over zijn leven in Auschwitz − “soms op een manier alsof hij er niet echt zelf bij was”.
        Ter verduidelijking: Sigmund is niet joods, maar katholiek en geboren in Torun, op 11 mei 1923. Als gevangene nummer 88 is hij op 4 juni 1940, tijdens het eerste transport, naar Auschwitz vervoerd. Zeventien was hij, en hij nam de plaats in van zijn vader. Die was een hoge officier in het Poolse leger, en stervende. Als gevolg van diens anti-nazi-activiteiten, werd zijn zoon Sigmund opgepakt en afgevoerd.
        Wikipedia, de digitale encyclopedie, heeft een pagina aan hem gewijd, die vertelt dat Sigmund de enige overlevende getuige is van de opstand van 7 oktober 1944 in Auschwitz. Kampgevangenen van het Sonderkommando, veelal joden, probeerden crematorium nr. 4 op te blazen en te ontsnappen. Dit is mislukt. Sobolewski werd als lid van de brandweer opgedragen om het vuur te blussen. Hij heeft daarna moeten toezien hoe 450 joodse leden van het Sonderkommando uit wraak werden geëxecuteerd.
        Na de oorlog diende hij bij de Poolse marine, wat hem over de halve wereld bracht. In 1949 streek hij neer in Canada, met zijn vrouw Ramona en hun drie zonen. Hij ging er Sigmund Sherwood heten. In 1967 ontpopte hij zich als activist, meldt Wikipedia. Hij wilde het neo-nazisme bestrijden, het antisemitisme en zeker ook de ontkenners van de Holocaust. Hij maakte er zijn levenswerk van. Hij stond in Toronto tussen de zesduizend mensen die het oprukkende neonazisme in Duitsland aanklaagden. Hij reisde zevenduizend miles door Europa om actie te voeren voor compensatiegelden voor leden van de Former Prisoners Association.
        In 1983, terwijl hij hoteleigenaar was in Fort Macleod, Alberta en daarnaast monteur, bood hij Jim Keegstra, een fanatieke Holocaustontkenner en aanhanger van complottheorieën over wereldwijde, joodse dominantie, aan om eens een trip naar Auschwitz te maken. Keegstra wees het af, aldus Wikipedia. En in 1989 organiseerde Sobolewski in zijn nieuwe woonplaats Fort Assiniboine, Alberta, de eerste herdenkingsdienst in Edmontons Holy Rosary Polish Catholic Church, een bijeenkomst die werd bijgewoond door representanten van de plaatselijke, joodse gemeenschap.
        Hij vertelde een verslaggever na afloop dat het “erg was om een katholiek in Auschwitz” te zijn, maar “voor een jood was het er hopeloos”. En dat hij zich zorgen maakte – dat “de misdaden tegen de mensheid van de nazi’s werden vergeten en onder het tapijt geveegd”.

Dordrecht
Twee jaar na Polen zien Sigmund en Anne elkaar weer, in Dordrecht. De verontwaardiging en de pijn van wat zij in Polen meemaakte, zijn bij Pool uitgemond in een bezield initiatief: een grootse manifestatie tegen alle vormen van rassenhaat. In Pictura vallen de Poolse foto’s te bezichtigen, maar die niet alleen. Anja de Jong, ook fotografe, stelt er foto’s tentoon van persoonlijke attributen van vluchtelingen in het opvangcentrum in ’s-Gravendeel.
        Beeldend kunstenaar Frans van Lent heeft in Pictura een soort kamer ingericht, met dia’s en muziek. “Wie een blik in de kamer werpt, is een indringer, de muziek stopt”, rapporteerde De Dordtenaar. Van Lent zelf, in 2020 in een toelichting: “Ik had in de foyer een doorzichtscherm opgehangen dat van grond tot plafond door de hele ruimte liep. Uit de foyer was op de gang muziek (feestelijk, maar ik weet niet meer wat) en heel veel geanimeerd geklets te horen. De deur stond op een kier. Als je de deur open deed, verstomde het geluid en werd je op het doorzichtscherm levensgroot aangegaapt door een groep mensen die zich (middels een dia-projectie) in de foyer bevonden. Je kon niet naar binnen, je kon alleen weer weggaan.”
        Er is meer, veel meer. In het Stadskantoor is een tentoonstelling over de ‘Kristallnacht’ die in Dordrechts partnerstad Recklinghausen plaatsvond. In de bibliotheek is de expositie ‘Europa zonder grenzen, racisme met grenzen’ te zien, het Centrum Beeldende Kunst presenteert de tentoonstelling ‘Discriminatie is dichtbij’. In schouwburg Kunstmin wordt de jeugdmusical ‘Alle vogels vliegen’ opgevoerd en de bioscoop Cinode vertoont twee films met als thema ‘vreemdeling/vluchteling’.

De Dordtenaar artikel over de anti-racismemanifestatie die Anna Pool in 1994 organiseerde

Eén van de artikelen die het lokale dagblad ‘De Dordtenaar’ wijdde aan de anti-racismemanifestatie die Anna Pool in 1994 organiseerde. Uit het interview dat Conny Taheij voorafgaand had met Anna Pool, op 15 april, is in het bovenstaande artikel geciteerd.
Foto Krantenbank RAD


De kinderen die zij op een spoorlijn zag lopen, fotografeerde zij in Majdanek

Anna Pool legde niet alleen de concentratiekampen vast.
De kinderen die zij op een spoorlijn zag lopen, fotografeerde zij in Majdanek.
Foto’s RAD/Collectie A. Pool

Cuba
Op de openingsavond in Pictura, op 1 mei 1994, sprak Sigmund Sobolewski. De man die Dordtenaren bevreemd had doen opkijken in zijn uitdossing, vertelde over zijn tijd in Auschwitz. Het was de zoveelste van een lange reeks lezingen die hij wereldwijd al tientallen jaren gaf, ouder geworden, maar nog ongebroken. Totdat het niet meer kon, omdat hij Alzheimer kreeg, de ziekte die doet vergeten. Sobolewski kreeg hier bovenop nog eens een longontsteking en stierf, op 7 augustus 2017. Hij woonde al niet meer in Canada, maar in Bayamo op Cuba. Hij is 94 jaar oud geworden.
        Anna Pool, de vrouw die Sigmund naar Dordrecht haalde, heeft dit niet meer geweten. Ongeneeslijk ziek doofde haar leven al op 2 juni 2001. Maar foto’s, de stille getuigen van haar woede, zijn nu toegankelijk gemaakt voor belangstellenden. Haar complete verzameling foto’s en dia’s ligt in het Regionaal Archief Dordrecht (RAD). In 2019 is de volledige collectie geïnventariseerd door Arthur van der Hoek en mr. Jules de Vries – die tegenwoordig manager juridische zaken bij het ministerie van Binnenlandse Zaken is.
        Daaruit hebben zij een selectie gemaakt, die wordt gedigitaliseerd door het RAD. Een gedeelte daarvan is inmiddels zichtbaar op de website van het archief, waaronder 56 foto’s van Anna’s reis naar Polen. Daarmee worden haar foto’s een onvervreemdbaar onderdeel van het geheugen van Dordrecht. Het ‘Polen’ van Anna Pool is onvergetelijk geworden.

 



< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'