Het voorbije joodse dordrecht

Benjamin Flesschedrager had vier
namen en twee Dordtse pleegouders

Benjamin Flesschadrager in 1944

Dit is Benjamin Flesschadrager in 1944, een jaar na zijn geboorte.
De foto, afgestaan door Benjamin zelf, staat in het boek ‘Dag pap, tot morgen’ van Alex Bakker, dat gaat over joodse kinderen die zijn gered uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam.
Foto Collectie Benjamin Flesschadrager

Het duizelt misschien even.
        Benjamin was in de oorlog de zoon van Antonius Pieter Bongers en Beatrix Schut, terwijl hij niet hun kind was. Benjamin heette in die jaren Hans Bongers.
        Na de oorlog werd Hans Bongers de zoon van Isaac Coezijn en Teuntje van ’t Hof, hoewel hij niet hun kind was. Hans heette nu Bennie Coezijn.
        Op zijn tiende kreeg Bennie te horen dat zijn werkelijke achternaam nog weer een andere is: Flesschedrager. Hij blijft zich niettemin Bennie Coezijn noemen – tot op latere leeftijd. Dan verandert hij van achternaam en heet voortaan Flesschedrager – totdat hij emigreert naar Israël, en daar kiest voor een vierde naam: Benjamin Peleg.
        Achter al deze verwarrende naamsveranderingen gaat een bemoedigend verhaal schuil: de baby Benjamin Flesschedrager, kind van vergaste ouders, heeft het gered. Dat is met name te danken aan de twee gezinnen die hem met veel toewijding, als een eigen kind, beschermend hebben opgevoed en door de kinderjaren geholpen, de families Bongers en Coezijn.
        Het is puur toeval, maar in beide families was één van de ouders een geboren Dordtenaar: Antonie Bongers en Teuntje van ’t Hof. Ze zijn geen familie van elkaar, verschillen in religieus opzicht van elkaar (de een gereformeerd, de ander hervormd) en leerden elkaar pas kennen in Amsterdam, toen zij Benjamin onder hun hoede namen.
        Hun enige overeenkomst is dat zij een joodse baby een leven hebben gegeven.
        In dit verhaal worden de huiveringwekkende gebeurtenissen geschetst die zich rond Benjamin Flesschedrager afspeelden. Ook wordt ingegaan op de achtergrond van de Dordtenaren die hem zo aandachtig verzorgden.

Philip Flesschedrager en Elisabeth Appelboom zijn midden in de oorlog getrouwd, in april 1942

Benjamin’s ouders, Philip Flesschedrager en Elisabeth Appelboom, zijn midden in de oorlog getrouwd, in april 1942. Deze foto toont het bruidspaar in de Uilenburgersjoel in Amsterdam, omringd door vrolijke bruiloftsgasten.
Foto Collectie Joods Historisch Museum Amsterdam

Philip Flesschedrager en Elisabeth Appelboom

Het bruidspaar, nu dichterbij gefotografeerd, waarschijnlijk in een fotostudio. De foto is ook afkomstig uit het boek van Alex Bakker.
Foto Collectie Benjamin Flesschadrager


Opgewekt
Joden werden door de Duitsers maatschappelijk al volop ingesnoerd, maar winkelbediende Philip Flessschedrager zette door. Midden in de oorlog, op 8 april 1942, trouwde hij, zoon van Benjamin Flesschedrager en Sara Coezijn, met naaister Elisabeth Appelboom. Zij, dochter van David Appelboom en Mirjam Schaap, was iets jonger dan Philip. Hij is geboren op 8 juli 1920, en zij, ook in Amsterdam, op 2 februari 1921.
        In de collectie van het Joods Historisch Museum bevindt zich een foto van het opgewekt kijkende bruidspaar, gemaakt in de Uilenburgersjoel, omringd door feestelijk geklede, trotse familieleden. De meesten van hen zouden later vergast worden.
        Philip en Elisabeth gaan na de huwelijksplechtigheid bij zijn ouders inwonen, aan de Weesperstraat 103 huis. Elisabeth “raakt al snel zwanger”, valt te lezen op de website ‘Joods Amsterdam’, die ook in de familie Flesschedrager is gedoken, en die voor dit verhaal deels als bron is gebruikt. Andere bronnen zijn de websites van Benjamin Peleg en die van het Israëlische Holocaust-herinnerings- en -onderzoekscentrum Yad Vashem, de website ‘B’nai B’rith’, de gemeentelijke archieven van Amsterdam en Dordrecht en de website ‘Joods Monument’.
          ‘Joods Amsterdam’, of althans de historicus Rob Snijders achter deze website, deelde de redactie van de Dordtse Stolpersteine-website mee, dat hij zich daarbij baseerde op drie interviews die hij heeft gehad met Benjamin, met wie hij bevriend was: een in Israël bij Benjamin thuis en twee in Amsterdam. Snijders meldde verder dat het boek van Alex Bakker, Dag pap, tot morgen, joodse kinderen gered uit de crèche, voor hem aanvullend was, “een extra bron”. Dit boek is in 2005 verschenen bij uitgeverij Verloren in Hilversum. Het is uitgebracht ter gelegenheid van een gelijknamige expositie in het Verzetsmuseum van Amsterdam.
        Op 10 juni 1943 wordt Benjamin geboren, vernoemd naar zijn opa. Waar de geboorte plaatshad, is niet helder. Bronnen spreken elkaar tegen.Volgens de ene zou hij nog in Amsterdam zijn geboren, een andere houdt het op: tijdens de onderduik.
        Volgens ‘Joods Amsterdam’ besloten Philip en Elisabeth onder te duiken, toen zij “de oproep voor Westerbork” kregen, het Drentse kamp vanwaar joden werden afgevoerd naar de vernietigingskampen. Die onderduik was volgens Benjamin zelf, op zijn Israëlische website, in een dorp. Hij schrijft daar:“My parents were hiding together with me in a small Dutch village.” In werkelijkheid was het de stad Deventer, zo blijk uit het boek Vogelvrij, de jacht op de joodse onderduiker, van Sytze van der Zee (uitgeverij De Bezige Bij, 2010).

een foto met bruiloftsgasten, links staat bruidegom Philip

Nog een foto met bruiloftsgasten, links staat bruidegom Philip.
Foto Joods Monument


oma Bongers en Benjamin

In september 1943, nadat hij als onderduikbaby van hand tot hand was gegaan in wel vier verschillende gezinnen, kwam Benjamin definitief terecht bij Antonie Bongers en zijn vrouw Beatrix Schut in Amsterdam.
Antonie, Dordtenaar van geboorte, en Beatrix noemden zich ‘opa en oma’, de baby was zogenaamd een onwettig kind van hun dochter Rie. Op de foto zijn oma Bongers en Benjamin te zien.
Foto Collectie Benjamin Flesschedrager

Verraad
Vijf onderduikers verstopten zich op een adres in Deventer bij een familie die van hen afwilde. Op 15 augustus kwamen vier rechercheurs de vijf op het bewuste adres arresteren. Volgens de naspeuringen van Van der Zee was het een zekere Evertje van Raai die het adres verraadde aan een van de rechercheurs, Van den Berg. Na de oorlog getuigde Van den Berg dat Van Raai vaker tips over joodse onderduikers had gegeven, in ruil voor geld.
        Van der Zee noemt de namen van de vijf onderduikers: Isidore Lievendag, Elisabeth Henriëtte Levison-Levison, Philip, Elisabeth, en ten slotte de zwangere Marie Lievendag-van Aalst. Hij slaat Benjamin over, terwijl deze inmiddels ruim een maand oude baby er als zesde onderduiker toch echt bij was.
        Samen met zijn ouders werd Benjamin overgebracht naar de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Daar verzamelden de Duitsers uit heel Nederland joden, die vervolgens werden doorgestuurd naar kamp Westerbork. Benjamin werd volgens ‘Joods Amsterdam’ zolang naar de crèche aan de overkant van de schouwburg gebracht.
        Op een dag kregen Philip en Elisabeth, wachtend op transport, te horen dat Benjamin op bevel van de Duitsers ook meemoest naar Westerbork. Toen heeft zich een wonderlijke redding voltrokken, die aldus wordt toegelicht door ‘Joods Amsterdam’:
        “Hester van Lennep, een van de verzetsmensen die baby’s uit de crèche smokkelden, vroeg een vriendin van haar, Enny Lim, een studente medicijnen, om te helpen. Enny stond met Benjamin in de armen toen de Duitsers de baby’s kwamen halen. Ze zocht een plek om Benjamin te verstoppen en zag een lege vuilnisbak. Daar legde zij hem in en smokkelde Benjamin naar de kweekschool naast de crèche, en vandaar de straat op. Hester maakte van wat dekens een pop en stuurde dat naar de schouwburg. Toen de Duitsers dit in de gaten kregen, zat Benjamin al in de vuilnisbak en was onderweg naar de onderduik.”

Amsterdamse gezinskaart van de familie Bongers

De Amsterdamse gezinskaart van de familie Bongers. In de oorlog woonde zij op de Overtoom, op nummer 254 huis.
Foto Stadsarchief Amsterdam


Abortus
Benjamin Flesschedrager was in veiligheid. Maar zijn ouders niet. Philip en Elisabeth zouden hun baby ook niet meer zien. Ze ondergingen hetzelfde lot als hún ouders en tal van andere familieleden: de gasdood. Het overzicht van al deze betrokkenen is ontluisterend.
        Philip is vermoord in Auschwitz, op 26 december 1943, zijn echtgenote Elisabeth eveneens, maar op 18 januari 1945.
        De vader van Philip, Benjamin (Amsterdam, 8.9.1895), is vermoord in Sobibor, op 9 juli 1943, tegelijk met zijn vrouw Sara Coezijn (Amsterdam, 7.8.1895).
        De vader van Elisabeth, David Appelboom (Amsterdam, 15.5.1895), is ook vergast in Sobibor, op 4 juni 1943, tegelijk met zijn dochter Mathilde (Amsterdam, 29.12.1918). Zijn andere dochter Eva (Amsterdam, 4.8.1923) stierf in Amsterdam op 8 juni 1940, zijn zoon Joseph (Amsterdam, 18.4.1926) in Auschwitz, op 30 september 1942. David’s vrouw Mirjam Schaap (Amsterdam, 21.9.1894) was al op 30.10.1927 van hem gescheiden.
        Van de vijf onderduikers in Deventer heeft alleen Marie Lievendag de oorlog overleefd, hoewel ze al in Auschwitz was aangekomen. SS-artsen dwongen Marie in Auschwitz om een abortus te ondergaan, zodat zij haar “vervolgens aan een reeks van medische experimenten” konden onderwerpen, meldt Van der Zee. Isidore Lievendag (Borne, 9.2.1906) is vermoord in Auschwitz op 9.1.1944, Elisabeth Levison (Eindhoven, 27.91874) eveneens, op 27.8.1943.

Dordtse gezinskaart Teuntje

Na de oorlog, in december 1945, werd Benjamin door de familie Bongers overgedragen aan Isaac Coezijn en zijn uit Dordrecht afkomstige vrouw Teuntje van ’t Hof, zoals nog in de oorlog was geregeld door zijn ouders. Benjamin heette niet langer Hans Bongers, maar voortaan Ben(nie) Coezijn. Teuntje woonde als kind in de Schuitemakersstraat in Dordrecht, op nummer 22 (nu 28), zoals blijkt uit deze Dordtse gezinskaart.


Schuitemakersstraat

Dit is de Schuitemakersstraat, een smalle steeg. Rechts bevond zich nummer 28.
Foto Redactie Website

Grotekerksbuurt

Voordat fabrieksarbeidster Teuntje in juni 1925 naar Amsterdam vertrok, woonde zij nog zelfstandig in de Grotekerksbuurt (vlakbij het ouderlijk huis), op nummer 42 rood (nu: 60), boven in het hoge pand.
Redactie Website

Oom en tante
Al tijdens haar zwangerschap had Benjamin’s moeder Elisabeth geregeld dat haar kind naar een oom en tante zouden gaan, Isaac Coezijn en Teuntje (‘Tonnie”) van ’t Hof, in het geval er iets met haar en Philip zou gebeuren. Dat is er ook van gekomen, maar pas na de oorlog.
        Een plek voor Benjamin vinden, was “niet heel makkelijk”, weet ‘Joods Amsterdam’. De baby schijnt van hand tot hand te zijn gegaan bij zeker “vier verschillende families” (Yad Vashem), Benjamin Peleg houdt het zelf op “at least six or seven addresses”. Nergens kon hij blijven, “a sick and thin baby was too dangerous”. Uiteindelijk kreeg hij, op 10 september 1943, drie maanden oud, een definitieve plek bij Antonie Pieter Bongers en Beatrix Schut en hun ongetrouwde dochter Rie. Het gezin, volgens ‘Joods Amsterdam’ streng gereformeerd van geloof, woonde aan de Overtoom 254, 1 hoog.
        Antonie Pieter Bongers is geboren in Dordrecht, op 12 juli 1888. Hij trouwde op 14 april 1915 in Gouda met Beatrix Schut, geboren in Amsterdam op 5 november 1888. Vijf kinderen kregen zij, vier in Amsterdam en één in Arnhem, van wie Maria Anthonia (‘Rie, geboren in Amsterdam op 4 juli 1916) in de oorlog nog bij haar ouders woonde. Vader Bongers was journalist.
        Met z’n drieën waren de Bongers’ actief in het verzet. Ze verspreidden boodschappen en ondergrondse nieuwsbrieven. Nu gingen ze ook nog voor Benjamin zorgen. Ze gaven hem een andere naam, Hans Bongers.
        Hans was “een huilbaby”, volgens ‘Joods Amsterdam’. De buurvrouw, een NSB’er, hoorde dat. Antonie en Beatrix legden haar uit dat het kind de onwettige zoon is van hun ongetrouwde dochter, “een schande in die tijd en zeker in gereformeerde kringen”. Vandaar ook dat zij zich ‘opa en oma’ noemden. De buurvrouw kreeg medelijden en bracht vanaf dat moment elke week een paar flessen melk.
        Yad Vashem voegt toe dat ondanks alle voorzorgsmaatregelen op een dag niettemin de Sicherheitsdienst voor de deur stond. Beatrix ontkende dat er iemand werd verborgen in haar huis en hielp de SD’ers tijdens hun zoektocht door met een zaklamp de kasten bij te lichten. Die behulpzaamheid overtuigde hen van haar eerlijkheid; ze zagen er vanaf om iedere kamer te doorzoeken. En zo bleef Benjamin onontdekt.
        Tot december 1945 zou Benjamin alias Hans bij de Bongers’ blijven. Toen duidelijk was dat zijn ouders de oorlog niet hadden overleefd, werd hij overhandigd aan de familie Coezijn, zoals was afgesproken.
Opnieuw ging Benjamin anders heten, voortaan was hij Bennie Coezijn.

Isaac Coezijn en Teuntje van ’t Hof zijn getrouwd

Een bericht in ‘De Tijd’ van 9.6.1933:
Isaac Coezijn en Teuntje van ’t Hof zijn getrouwd.
Foto Delpher

Broer
Benjamin zal het indertijd niet hebben geweten, maar zijn nieuwe vader Isaac Coezijn was familie van hem: Isaac is een broer van Benjamin’s moeder Sara.
        Isaac en Sara zijn twee van de elf kinderen die Philip Coezijn (Amsterdam, 11.5.1862) en Vrouwtje Poppegaai (Amsteerdam, 16.9.1867) kregen nadat zij op 9 juni 1891 in Weesp met elkaar waren getrouwd. Isaac was kind nummer 7, geboren op 27 april 1903; Sara kind nummer 3, geboren 7 augustus 1895. De volledige samenstelling van dit gezin is via deze link te vinden. Dit overzicht toont ook de tientallen Coezijnen die werden uitgemoord door de nazi’s.
        Isaac was op 7 juni 1933 getrouwd met Teuntje van ’t Hof, die is geboren in Dordrecht, op 5 februari 1903. De familie Van ’t Hof woonde in de Schuitemakersstraat, aanvankelijk op nummer 18 rood, later op 22 rood (nu: 28). Haar vader is de koopman Leendert van ’t Hof (Numansdorp, 6.9.1870), haar moeder Johanna Maria Hoogendoorn (Dordrecht, 16.7.1872). Van de vijf kinderen die zij kregen, is Teuntje de laatste. Op 9 juni 1925 vertrok zij als fabrieksarbeidster naar Amsterdam, en ontmoette daar kennelijk Isaac.
        Teuntje is Nederlands Hervormd, Isaac joods. Maar volgens ‘Joods Amsterdam’ vormden zij desondanks een joods huishouden. “De joodse feestdagen werden gevierd, de sjabbat, en Benjamin werd lid van joodse jeugdverenigingen.” Het gemengde huwelijk redde Isaac het leven. Hij bevond zich op 30 december 1942, volgens de gezinskaart, al in Westerbork, maar werd vrijgelaten, zij het niet direct: pas op 10 augustus 1943 stond hij weer ingeschreven op Amstel 97 I. ‘Joods Amsterdam’ wijst er op dat Isaac zich in opdracht van de bezetter moest laten steriliseren, “om te voorkomen dat er kinderen zouden komen”. Hij en Teuntje hebben ook geen kinderen gekregen.
        Op zijn tiende, in 1953 dus, kreeg Benjamin alias Bennie “vrij abrupt” (Joods Amsterdam) te horen dat zijn eigenlijke achternaam Flesschedrager luidt – “en dat zijn ouders en het grootste deel van zijn familie is vermoord”. “Dat was heel schokkend voor hem”, opeens was hij net zo’n ouderloos kind, zo’n wees, als de andere kinderen op de jeugdvereniging. “Het zorgde er ook voor dat Benjamin met een grotere diepgang besefte wat het is om joods te zijn.” En zijn joodse identiteit maakte dat hij in 1962 naar Israël emigreerde, waar hij voor de naam Benjamin Peleg koos.

Pleegvader Isaac Coezijn overleed op 31 juli 1971

Pleegvader Isaac Coezijn overleed op 31 juli 1971, 68 jaar oud (NIW 6.8.1971). Hij werd begraven op de joodse begraafplaats in Muiderberg. Van zijn echtgenote Teuntje is vooralsnog geen overlijdensdatum gevonden.
Foto Delpher en de website ‘Het Stenen Archief’

bar mitswa van Benjamin
Benjamin verloofde zich met Ina Brandon

Teuntje en Isaac voedden Bennie op als een eigen kind. Op 19 mei 1956 vond zijn bar mitswa oplaats, in de sjoel aan de Gerard Doustraat, volgens het bericht in het Nieuw Israelitisch Weekblad van 11.5.1956. Op zijn twaalfde kreeg Ben te horen dat hij eigenlijk Benjamin Flesschedrager heet.

Benjamin verloofde zich volgens het NIW van 1.12.1961 aanvankelijk met Ina Brandon


Benjamin Flesschedrager emigreerde naar Israël

Benjamin Flesschedrager emigreerde naar Israël, en ging zich Benjamin Peleg noemen, zijn vierde naam. Hij werkt er nu als beeldend kunstenaar, na lang werkzaam te zijn geweest bij de oudheidkundige dienst. Hij trouwde er met Rachel Cohen, met wie hij twee kinderen kreeg. Deze foto van hem staat op de website ‘Flickr’, bij beelden van zijn werk.
Foto Website “Flickr’

Eigen kind
Isaac bleek na de oorlog de enige van het gezin Coezijn die in leven was gebleven. Samen met Teuntje voedde hij Benjamin op alsof het een eigen kind was, in hun woning aan Amstel 97 I. Een bewijs daarvoor is het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) van 11 mei 1956. Daarin wordt de aanstaande bar mitswah aangekondigd, op 19 mei 1956 in de sjoel aan de Gerard Doustraat, “van onze zoon Ben”, getekend: I. Coezijn en T. Coezijn-van ’t Hof. En Ben Coezijn heet hij vier jaar later nog steeds, in het NIW van 10 april 1959. Daarin is sprake van een bijeenkomst ten huize van Ben Coezijn.
        Hoe verging het zijn onderduikgrootouders en -ouders, nadat Benjamin als 19-jarige naar Israël was vertrokken?
        Tussen de familie Bongers en de familie Coezijn is er volgens ‘Joods Amsterdam’ “altijd goed contact gebleven”. Antonie en Beatrix zijn op 16 november 1989 erkend en onderscheiden als redders van joden, als zogenoemde Rechtvaardigen onder de Volkeren. Dat gebeurde postuum. Beatrix is op 9 augustus 1962 overleden; haar echtgenoot op 7 januari 1968.
        Isaac Coezijn stierf op 31 juli 1971, 68 jaar oud, in Amsterdam. Van zijn Teuntje is vooralsnog geen overlijdensdatum gevonden. Voor de Coezijns is bij Yad Vashem geen eretitel aangevraagd.
Benjamin Flesschedrager heeft zich op 10 december 1961 verloofd met Ina Brandon, het stond aangekondigd in het NIW van 1 december. Maar tot een huwelijk is het niet gekomen. ‘Joods Amsterdam’ bericht dat Benjamin in Israël trouwde met Rachel Cohen, die “vanuit Tunesië naar Israël was geëmigreerd”. Zij kregen twee kinderen, en hebben inmiddels zeven kleinkinderen. Na lang voor de oudheidkundige dienst te hebben gewerkt, is Benjamin Peleg nu beeldend kunstenaar. Van zijn werk zijn 45 foto’s te zien op de website Flickr, zie: flickr.com/photos/zeevveez/sets/72157606720060091/

        Peleg studeerde samen met de kunstenaars Mosje Agmon en Shoshana Aufrecht. In 1983 werd hij lid van een schilders- en beeldhouwersvereniging. Wonend en werkend in Rechovot, nam hij deel aan tal van exposities, in Israël en daarbuiten. Zoals in 2010, in het Joods Historisch Museum in Amsterdam. Daar was een grote overzichtstentoonstelling te zien, over joods Nederland ná de Tweede Wereldoorlog, onder de titel Wie niet weg is, is gezien.
        Een titel die perfect op Benjamin Flesschedrager slaat.

(Benjamin Flesschedrager is overleden op 15 mei 2021, op 77-jarige leeftijd. Zie: https://www.joodsamsterdam.nl/benjamin-flesschedrager-1943/)

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'