Het voorbije joodse dordrecht

Drie generaties op een balkon in Dordrecht:
het trieste verhaal achter een ordinair familiekiekje
* Foto in Dordts archief ontdekt van joodse vluchtelinge Friederike Weil

Drie generaties Weil

Drie generaties op een Dordts balkon.
Links moeder Hedwig Weil, achter haar schoonmoeder Friederike Weil en tussen hen in peuter Freddie.
Foto Familiebezit

Het is zo’n alledaagse, traditionele foto zoals die door zoveel families met trots wordt gemaakt, overal in de wereld: de generaties op een rij.
         Deze foto kwam tot stand op het balkon van de bovenwoning aan de Krispijnseweg 47 rood (nu: 5) in Dordrecht. Het huis bestaat nog steeds, het ligt op de hoek van deze straat, aan de overkant is het Weizigtpark. Rechts zit, zijn moeders hand vasthoudend, Alfred Abraham (Freddie), een peuter van twee jaar. Links staat zijn moeder Hedwig (Hede) Weil-Mayer. En achter hen, de armen gevouwen, Hede’s schoonmoeder, Friederike (Rika) Weil-Stein, de ene oma.
         Alle drie kijken ze een beetje met toegeknepen ogen tegen de zon in, naar de camera, die hoogstwaarschijnlijk wordt gehanteerd door Hugo Emanuel Weil, Alfred’s vader. Drie generaties op een rij, bijeen in 1938.
         Zo schijnbaar zorgeloos als deze drie mensen in de lens turen, zo onheilspellend is het verhaal erachter. De familie Weil is joods en afkomstig uit Duitsland. Zij waren in 1937 uit hun eigen land gevlucht en in Dordrecht neergestreken, omdat de nazi’s hun haatcampagnes tegen joden begonnen te verhevigen. Duitsland was niet veilig meer, Nederland nog wel.

Freddie Weil Freddie Weil Freddie Weil met moeder

Ook deze foto werd op het balkon gemaakt: Freddie met grimas en driewieler, en achter hem zijn moeder.
Foto Familiebezit

Bij Foto H. Beerman in Dordrecht liet
de familie in 1938 een officiële kinderfoto
van Freddie maken.
Foto RAD (nummer 309_28779)

Een alweer wat oudere Freddie
met zijn moeder in tijdens een
winter tussen 1937 en 1940,
datum onbekend. Zij bevinden zich in wat sinds 1948 het Weizigtpark is. Voordien was het een weiland met onbestraat paadje en aan weerszijden bomen: het bomenlaantje.
 Op de achtergrond is
de Krispijnseweg te zien.
Foto Familiebezit

         Twee jaar na hun aankomst kwamen nog meer familieleden naar Dordrecht: Hede’s ouders Oskar en Rosette Mayer en haar broer Hans. Ze konden niet anders: in hun woonplaats Kusel was, tijdens de beruchte Kristallnacht (9 op 10 november 1938), hun kledingwinkel moedwillig en grondig vernield en geplunderd, zoals overal in Duitsland agressieve aanvallen waren uitgevoerd op synagogen, ziekenhuizen, woningen, winkels, scholen en begraafplaatsen. Alles wat joods was, moest het ontgelden tijdens deze Nacht van het Gebroken Glas, zo ook de Mayers.
         Gebroken en ontredderd arriveerden zij twee maanden later in Dordrecht. Ze dachten waarschijnlijk dat ze hier beschut en onbedreigd konden voortleven, dat ze buiten het bereik van de demonen waren gekomen. Maar enkele jaren later was iedereen dood, vergast in Sobibor of Auschwitz.
         De drie generaties op dat familiekiekje, de Weils, de Mayers, ja ook die schattige peuter – allemaal zijn ze systematisch vermoord. Behalve de man die de foto maakte: Hugo. Hij wist ternauwernood en met een flinke dosis geluk te overleven.

Hedwig en Hugo Weil

De trouwfoto van Hedwig en Hugo Weil, 1934, Kusel.
Foto Familiebezit

Puzzelstukjes
Hugo E. Weil, geboren op 31 juli 1907 in Meisenheim, is ondertussen overleden, op 14 maart 1979 in Amsterdam. Maar zijn familiegeschiedenis kan hier worden naverteld doordat hij na de oorlog hertrouwde – op 20 april 1948, met Ruth Reich. Ruth had zelf ook al groot leed moeten doorstaan: háar echtgenoot Jules Loschinski (Amsterdam 19 september 1909) vond zijn einde in Bergen-Belsen (op 3 december 1944). Ruth en Jules, die in augustus 1937 trouwden in Berlijn, waren kinderloos gebleven en woonden in Amsterdam, aan de Slaakstraat 8II, totdat de Duitsers hen vonden. Ruth redde het, Jules niet.
         Met zijn tweede vrouw, de weduwe Ruth, kreeg Hugo Weil een zoon, Jack, op 1 augustus 1949. Deze drs. Jack M. Weil stuitte als zestiger, zijn familiegeschiedenis uitpluizend, in juni 2014 op de beeldbank van het Dordtse stadsarchief bij toeval op een foto die hem iets zei – van een peuter, guitig zittend op een kussen en bladerend in een tijdschrift. Jack was verrast, verbaasd, hij herkende dit kind: ‘Dit jochie is Freddie, mijn halfbroer!’
         De foto bleek gemaakt op 12 juni 1938, door de Dordtse fotofirma H. Beerman op het Vrieseplein. Zo vervuld waren Hede en Hugo Weil met hun eerstgeborene, dat zij daar een officieel kinderportret van Freddie lieten maken. Samen met duizenden andere foto’s is deze na het overlijden van Beerman in het stadsarchief terechtgekomen, waar het gros van de collectie-Beerman vervolgens werd gedigitaliseerd en in de beeldbank geplaatst. En zo vond Jack Weil zijn halfbroertje.
         Doordat hij op de beeldbank een mededeling over zichzelf had achtergelaten, kon Jack Weil vlot worden opgespoord. Het archief legde contact met hem, en Weil weer met de redactie van deze website. Hij toonde zich alleszins bereid om nadere informatie te verschaffen over de Dordtse periode van de ontheemde familie Weil. “Wij troffen het”, liet hij de redactie weten, “net de laatste tijd ben ik een stuk verder gekomen de puzzelstukjes van mijn familiegeschiedenis enigszins te ordenen.”
         Een poging tot reconstructie.

Hedwig en Hugo Weil

Een latere foto van Hedwig met haar man Hugo. Zij passeren een Etam-winkel, vermoedelijk in Utrecht.
Foto Familiebezit

Diervoeders
Hugo Weil was de zoon van Jakob Weil (Waldgrehweiler, 12 oktober 1863) en Friederike Weil-Stein (Hürben, 8 februari 1875). Jakob was eerder getrouwd geweest, met Theresa Schwartz, die al in 1901 was overleden. Met haar had hij Otto (Kirn, 15 juli 1894) gekregen, die dus de halfbroer werd van Hugo. Vader Jakob stierf al voor de oorlog, op 31 mei 1937.
         Hugo, koopman van beroep, trouwde op 10 oktober 1934 in Kusel met Hedwig Mayer (Kusel, 1 april 1911). Hedwig op haar beurt was een dochter van Oskar Mayer (Kusel, 14 november 1883) en Rosettte Mayer-Kann (Rheinböllen, 9 december 1880). Zij had nog een jongere broer, Hans (Kusel, 26 januari 1913).

Hans Mayer, de broer van Hedwig

Hans Mayer, de broer van Hedwig, in november 1928,
op een officieel studioportret.
Foto Familiebezit


         Op 17 augustus 1937, zo heeft Jack Weil achterhaald, schreef Hugo zich in in Dordrecht, samen met zijn vrouw, zijn schoonmoeder Friederike en de baby die er inmiddels was: Alfred, geboren in Meisenheim in het jaar ervoor, op 22 mei 1936. Oma Friederike kwam wat later, op 22 januari 1938, mee naar Dordrecht, waarschijnlijk omdat net eerder haar echtgenoot was overleden.
         Zij kwamen naar Nederland, omdat Duitsland voor joden een luguber land was geworden. Ze waren op de vlucht geslagen. Jack: “Anti-joodse maatregelen maakten het Hugo onmogelijk het familiebedrijf in Meisenheim voort te zetten, een firma in diervoeders die leverde aan boeren in de regio. Maar zijn linkse sympathieën zullen ook meegespeeld hebben; in 1933 zat Hugo al eens in de bak als rooie rakker.”
         Hugo emigreerde met zijn gezin, maar waarom werd de bestemming Dordrecht? Jack Weil weet dat niet, zegt hij. Hij weet alleen dat de Weils naar Nederland gingen “omdat dat, naar ik aanneem, de enige mogelijkheid was”. Een poging om naar de Verenigde Staten te emigreren, zoals Duitse joden massaal probeerden, strandde immers “bij gebrek aan een borg aldaar”.
         Dat hij vervolgens in Nederland een nieuwe werkkring zocht, is enigszins te verklaren. Hugo’s halfbroer Otto werkte voor zijn vlucht naar Nederland in Keulen, als advocaat. “Maar toen dit verboden werd, is hij in dienst getreden bij de lokale Lissauergroep, een handelsbedrijf in bulkgoederen: metalen en ertsen. Hij werd daar wat men heden ten dage company secretary noemt, een directiesecretaris.”

Kusel, 10 november 1938, 's ochtends: nieuwsgierigen bekijken de ravage die 's nachts, tijdens de Kristallnacht, is aangebracht  door jodenhatende stadgenoten.

Kusel, 10 november 1938, 's ochtends:
nieuwsgierigen bekijken de ravage die 's nachts, tijdens de Kristallnacht, is aangebracht
door jodenhatende stadgenoten.
Foto Heimatmuseum

Antwerpen
De Lissauergroep, die joodse eigenaren had, week noodgedwongen uit naar Nederland, naar Amsterdam. Otto verhuisde mee. “En volgens mij”, zegt Jack, “heeft Otto ervoor gezorgd dat Hugo daar een baan kreeg, bij een filiaal in Antwerpen, deels een dochter van de Lissauergroep, onder de naam Prominex NV. Dit bedrijf hield zich bezig met de logistiek van ertsen en metalen. Volgens mij reed hij dagelijks op en neer tussen Dordrecht en Antwerpen.”
         In 1938, een jaar na aankomst, fotografeerde Beerman de behoorlijk gegroeide peuter Alfred. In hetzelfde jaar maakte Hugo die opname van drie generaties op een balkon – vreugdevolle tijden heersten er nog.
         In Duitsland leden de joden een steeds verder ingekapseld bestaan. Ze werden bespot, dwarsgezeten, achtervolgd, vertrapt. Toen kwam die afgrijselijke Kristallnacht, die ook de ouders van Hugo’s vrouw Hede en haar broer hard trof. Hun kledingwinkel in Kusel werd leeggeroofd en zwaar beschadigd. Er bestaan volgens Jack trieste beelden van. “Een melktransporteur reed nog even met zijn tractor naar binnen, om terloops een leren jas voor zichzelf mee te kunnen nemen.”
         Vader Oskar en zoon Hans werden gearresteerd en opgesloten in het concentratiekamp Dachau. In het Duitse Bundesarchiv staat geregistreerd dat zij er vastzaten van 12 november tot 15 december. Moeder Rosa werd op 10 november samen met andere vrouwen en kinderen ergens bij de grens gedropt, min of meer als ongewenst afval. Oskar en Hans zijn toch weer in vrijheid gesteld, en moeder Rosa heeft hen kennelijk hervonden. Want op 25 januari 1939 meldt de hele familie Mayer zich af in Kusel en vertrekt naar Dordrecht, naar de bovenwoning. Zes mensen verblijven er nu.

In Kusel zijn zogenoemde Stolpersteine, herderkingssteenjes, aangebracht voor de familie Mayer, v.l.n.r. vader Oskar, dochter Hedwig, zoon Hans en moeder Rosa.Foto Jack Weil

In Kusel zijn zogenoemde Stolpersteine, herderkingssteenjes, aangebracht voor de familie Mayer, v.l.n.r. vader Oskar, dochter Hedwig, zoon Hans en moeder Rosa.Foto Jack Weil
Foto Familiebezit

Uitgeroeid
Ruim anderhalf jaar later verlaten de Weils en Mayers Dordrecht, om een reden die Jack niet kent. Maar oud-buurman Jan Saarloos uit Maarssen, die destijds met zijn ouders om de hoek aan de Van Baerlestraat 2 woonde, denkt die reden te weten. "In mijn herinnering was dat op bevel van de Duitse Wehrmacht. Mevrouw Weil kwam dit ons huilend vertellen. Zulke dingen blijven je bij", aldus Saarloos.
Het gezin gaat naar Utrecht, waar zij op 30 oktober 1940 worden ingeschreven. Het nieuwe woonadres wordt de Van Speijkstraat 11. Jan Saarloos is daar met zijn ouders nog een keer op bezoek geweest.
         De blaffende nazi’s beheersten nu ook Nederland. Het was zo ver.
         Drie, vier jaar later is de complete familie uitgeroeid, op Hugo na. Het jongetje Alfred wordt op 4 oktober 1944 in Auschwitz vermoord, twee dagen vòòr zijn moeder Hede. Oma Friederike stierf een jaar eerder al, in Sobibor, op 7 mei 1943. Oskar: Sobibor, 9 april 1943. Rosette: idem. Hans: Sobibor, 28 mei 1943. Otto: Bergen-Belsen, 31 juli 1944.
         In welke omstandigheden zij zijn opgepakt, en waar, heeft Jack Weil niet kunnen vaststellen. Alleen van Friederike, de oma, is bekend geworden wat haar is overgekomen. De website Joods Monument vermeldt dat Friederike is gearresteerd in Amsterdam. Zij verbleef daar in de woning van de schoonouders van haar stiefzoon Otto, op de Van Tuyll van Serooskerkenweg 45, eerste verdieping.
         Ter achtergrond: deze schoonouders, ook van oorsprong Duitsers, afkomstig uit Pohl en Beurig, heetten Isidor en Sophia Meier-Meyer. Hun dochter Edith was getrouwd met de bedrijfsjurist Otto. Friederike, Isidor en Sophia zijn gedrieën, met hetzelfde transport, van het doorvoerkamp Westerbork naar Sobibor gestuurd, en op een en dezelfde dag vergast, op 7 mei 1943.

In dit pand op de hoek van de Krispijnseweg woonde destijds <br />
          de familie Weil

In dit pand op de hoek van de Krispijnseweg woonde destijds
de familie Weil, links bovenin, op nummer 47 rood (tegenwoordig: 5). Zichtbaar is het balkon waar de drie-generatiesfoto werd gemaakt.
Foto Redactie Website

Iglo
Hugo haalde de bevrijding, met bovenmenselijke moeite. Volgens Jack Weil, zijn latere zoon, is ook Hugo gearresteerd en naar Westerbork vervoerd, waar hij werkte in de metaalafdeling van het kamp. Hij splitste er batterijen. Vandaar kwam hij via Theresienstadt in Auschwitz terecht, feitelijk om te worden omgebracht. Maar hij had veel geluk; hij wist letterlijk zijn noodlot te ontlopen.

         Auschwitz werd ontruimd, de gevangenen moesten inderhaast verdwijnen. De Russen rukten al sterk op vanuit de Sovjet-Unie, de geallieerden vanuit het westen. De Duitsers wilden de sporen van concentratiekampen, elk bewijs van de Holocaust, uitwissen en dwongen de nog levende gevangenen tot zogeheten dodenmarsen, tussen de herfst van 1944 en april 1945. Een kwart miljoen mensen, veelal joden, kwamen om tijdens deze tochten.  

Jack Weil, de zoon van Hugo Weil

Jack Weil, de zoon van Hugo Weil uit diens tweede huwelijk. Jack is een halfbroer van Freddie, die hij nooit heeft gekend.
Foto Redactie Website

        Hugo ontsnapte tijdens zo’n voetmars westwaarts, door uit de rij te vluchten, met twee companen. Jack: “Dagenlang heeft hij met hen in de Poolse bossen geschuild, in een iglo van sneeuw en takken. Zij sloten zich daarna aan bij de Partizanen. Weer later stapte mijn vader over naar het oprukkende Rode Leger, en trok westwaarts.”

         Hugo belandde uiteindelijk in Maastricht, waar hij werd opgevangen in de St. Servaeskerk. Daar ontmoette hij Ruth Reich, die samen met het zesjarige weeskind (en de latere auteur van Kinderjaren, 1978) Jona Oberski vanuit het bevrijde concentratiekamp Bergen-Belsen was gerepatrieerd. In juni 1945 reisde Hugo met Ruth en Jona op een open vrachtwagen naar Amsterdam. Jack: “Ik bezit een Praemienschein uit Auschwitz, waarop mijn vader met potlood iets heeft geschreven in de trant van: ‘Voor Ruth, als herinnering aan Maastricht’.”
         Hugo Weil was weer vrij, maar rondom hem heerste een oceanische leegte: zijn hele familie was in het niets opgelost. Alleen Edith, de halfschoonzus, bleek nog in leven.
         Hij trouwde in 1948 met Ruth, die eveneens als enige van haar directe familie was overgebleven en samen stichtten ze manmoedig een nieuw gezin.

Foto in Dordts archief ontdekt van
joodse vluchtelinge Friederike Weil

Drie generaties Weil

Dit is de foto die Friederike Weil-Stein bij Foto Beerman liet maken, op 5 augustus 1940.
Zij woonde toen aan de Reeweg Oost, op nummer 72.
Foto RAD (nr. 309_30923)

Jack Weil vond deze foto van zijn halfbroer Alfred

Jack Weil vond deze foto van zijn halfbroer Alfred zelf in de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht (RAD), in 2014. In een toelichting bij de foto schreef hij indertijd dat zijn vader Hugo in 1938 met zijn gezin naar Dordrecht verhuisde. Dat was toen nog met zijn eerste vrouw, Hedwig Mayer. Alfred is vermoord in Auschwitz, op 4 oktober 1944. De foto is gemaakt op 12 juli 1938.
Foto RAD (nr. 309_28779)

Jack Michael, zoon van Hugo Weil en zijn tweede echtgenote Ruth Reich, is na de oorlog in Amsterdam geboren, op 1 augustus 1949

Jack Michael, zoon van Hugo Weil en zijn tweede echtgenote Ruth Reich, is na de oorlog in Amsterdam geboren, op 1 augustus 1949. Het geboortebericht stond in het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ van 5.8.1949.
Foto Delpher

“Wow. Hier ben ik heel blij mee.”
        Zo reageerde Jack M. Weil in augustus 2023 toen de redactie van deze Stolpersteinewebsite hem attendeerde op een foto van zijn oma. De afbeelding was door de Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen aangetroffen in de zogeheten Collectie Beerman, die duizenden foto’s en dia’s van vader en zoon Beerman omvat. Dit waren Dordtse fotografen die een studio hadden op het Vrieseplein.
        Eerder had Jack Weil in deze collectie zelf al eens een foto van zijn halfbroer Alfred ontdekt, nu betrof het er een van Friederike (‘Rika’) Weil-Stein, zijn grootmoeder. Weer was hij verrast: deze foto kende hij nog niet.

Val
De foto van de joodse Friederike, geboren op 8 februari 1875 in het Duitse Hürben (Kreis Krumbach), is in Dordrecht gemaakt op 5 augustus 1940, kort na het begin van de Tweede Wereldoorlog dus. Al veel eerder was zij naar Dordrecht gereisd, op 22 januari 1938, komend uit het Duitse Meisenheim. Haar echtgenoot Jakob Weil (Waldgrehweiler, 12 oktober 1863) was daar op 31 mei 1937 overleden, 73 jaar oud, volgens Jack door “een val van de trap”. Door dit noodlottig voorval is hem “veel bespaard gebleven”, zegt Jack, doelend op de jodenvervolging die toen al hevig gaande was in Hitlers Duitsland.
        In Dordrecht trok de weduwe in op het adres Reeweg Oost 72 (nu: 130-132). Daar woonden haar zoon Hugo Weil en haar schoondochter Hedwig (‘Hede’) Mayer (Kusel, 1 april 1911) met hun eerste kind Alfred, dat op 22 mei 1936 was geboren in Meisenheim. Zoals in het hoofdverhaal hierboven staat, heeft het gezin Weil, op de vlucht geslagen voor de nazi’s, zich op 17 augustus 1937 in Dordrecht gevestigd. Een halfjaar later kwam ook Friederike daarnaartoe. Enkele maanden later laat zij zich volgens de Dordrechtsche Courant van 20 juli 1938 aansluiten op het telefoonnet. Zij krijgt nummer 3968.

Barst
Kort nadat zij zich bij Foto Beerman had laten portretteren, heeft Friederike Dordrecht moeten verlaten, ze ging naar Utrecht. Volgens haar latere, Amsterdamse persoonskaart was dat op 30 oktober 1940. Jack: “Ze moesten weg uit Dordrecht. Er waren daar ook wat oorlogshandelingen. Mijn vaders kast met glas had een barst van een granaatscherf opgelopen. Die kast heb ik in 2000 verkocht.”
        Ter toelichting: met “ze” bedoelt Jack Weil zowel zijn oma als het gezin van Hugo. Deze Hugo zou als enige de Holocaust overleven. En uit zijn huwelijk na de oorlog met de weduwe Ruth Beatrice Brandel Reich (Berlijn 28.8.1916) is op 1 augustus 1949 Jack Michaël Weil geboren.
        Ook het gezin Weil gaat naar Utrecht, waar het op 30 oktober 1940 wordt ingeschreven. Het nieuwe woonadres wordt Van Speijkstraat 11. Maar uiteindelijk vertrekken Hugo en de zijnen, en ook zijn moeder Friederike, naar Amsterdam. Per 17 september 1942 betrekken zij daar een woning op de eerste verdieping van nummer 45 van de Tuyll van Serooskerkenweg. Ook de schoonouders van Hugo Weil, de Mayers uit Kusel, komen er inwonen.
        Allen worden nadien vermoord, op Hugo na: hij heeft de oorlog weten te overleven.

Joodsche-Raadkaart van Friederike

nog een Joodsche-Raadkaart van Friederike

achterzijde Joodsche-Raadkaart van Friederike

Twee Joodsche-Raadkaarten van Friederike,
de moeder van Hugo Weil en grootmoeder van Jack.
Op beide kaarten staat dat zij op 4 mei 1943 op transport is gezet, vanuit Kamp Westerbork waar ze in Barak 60 was opgesloten. Van de tweede kaart, waarop diverse notities met datum staan, is ook de achterkant te zien.
Foto Arolsen Archives

Barak 60
Friederike, de vrouw van wie nu, 78 jaar na de oorlog, een foto is ontdekt, is omgebracht in Sobibor, op 7 mei 1943, in de leeftijd van 68 jaar. In het nazi-archief in Bad Arolsen, tegenwoordig digitaal doorzoekbaar, is moeiteloos haar Joodse-Raadkaart te vinden. Daarop wordt zij Friederika Sara genoemd. Het blijkt dat deze “Rieka” op 15 april 1943 in Kamp Westerbork is opgesloten, in Barak 60, om op 4 mei op transport te worden gezet.
        Op de kaart staan ook nog notities, gedateerd 15, 16, 17 en 23 april 1943, over een zogenoemd “Deviezen Emigratie-verzoek”. De correspondentie daarover loopt via Hugo Weil, die dan inmiddels woont in de Vechtstraat in Amsterdam, op nummer 117. Wat de uitkomst van deze kwestie was, is onbekend.
        Zelf is Hugo enkele maanden later, op 15 december 1943, naar Kamp Westerbork overgebracht, waar hij tewerk werd gesteld op de metaalafdeling. Vervolgens ging hij op 4 september 1944 naar het “buitenland”, zo vermeldt zijn Amsterdamse archiefkaart. Dit was eerst Theresienstadt, later Auschwitz, naar het bijkamp Gleiwitz. Maar hij wist dit vernietigingskamp te overleven, zij het ternauwernood.
        “De situatie was”, weet Jack hierover te vertellen, “dat de nazi’s vanwege het oprukkende Russische leger het kamp zo snel mogelijk wilden ontruimen. Zij organiseerden de zogenoemde dodenmarsen, van waaruit mijn vader ontsnapte. Met twee anderen verschool hij zich in de Poolse bossen, overnachtte in een zelfgemaakte iglo en sloot zich aan bij de Partisanen. Later sloot hij zich aan bij het reguliere Russische leger en toog verder westwaarts.”

Vrachtwagen
Behalve Hugo werd ook Ruth Reich gerepatrieerd. Zij was de weduwe van Jules Israël Loszynski (Amsterdam, 19.9.1909), die op 3 december 1944 in Bergen-Belsen om het leven was gebracht. Ook Ruth heeft zich in dat kamp bevonden, maar heeft het overleefd en strandde vanuit Bergen-Belsen met de fameuze laatste dodentrein in het Duitse dorp Tröbitz.
        Ze vonden elkaar in Maastricht, beter gezegd: ze vonden elkaar terug. Want volgens Jack Weil kenden Hugo en Ruth elkaar “waarschijnlijk al” uit Amsterdam, maar anders zeker uit Westerbork, waar ook Ruth heeft gewerkt op de metaalafdeling.
        Van Maastricht werden Hugo en Ruth in een open vrachtwagen naar Amsterdam vervoerd. Daar trouwden zij op 24 maart 1948.
        Volgens Jack Weil was in Amsterdam hun eerste opvang in het zogeheten Nispenhuis op de Stadhouderskade. Vandaar gingen zij naar een woning aan de Amstelveenseweg, de Rooseveltlaan en ten slotte de Stalinlaan (in de jaren vijftig omgedoopt in Vrijheidslaan).
        Hugo Weil is in Amsterdam overleden op 14 maart 1979, 71 jaar oud. Ruth Weil-Reich stierf in 2011, op 15 maart, 94 jaar oud.

persoonskaart van Friederieke uit het Amsterdamse Stadsarchief

Friederieke is uiteindelijk vermoord in Sobibor, op 7 mei 1943,
zoals blijkt uit deze persoonskaart van haar uit het Amsterdamse Stadsarchief.
Foto Stadsarchief Amsterdam

lijst van omgebrachten in concentratiekampen uit ook het Duitse Arolsen-archief

Hedwig Weil-Maijer, de eerste echtgenote van Hugo, is omgebracht in Auschwitz, op 6 oktober 1944, vermeldt deze lijst van omgebrachten in concentratiekampen uit ook het Duitse Arolsen-archief. Over haar noodlot staat erbij: “Officieel niets bekend.” Wat deze opmerking, gemaakt op 11 mei 1959, betekent, is niet bekend. Misschien stond de datum niet vast. Inmiddels hanteert ook de website ‘Joods Monument’ de datum van 6.10.1944 als Hedwigs overlijdensdatum. De schoonmoeder van Hedwig, Friederike Weil-Stein, staat iets verderop.
Foto Arolsen Archives





< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'