Het voorbije joodse dordrecht

Onderduiken in Dordrecht: hoe
Els van As haar huis opofferde

Els van As

Trouwkoetsjes in 1939 voor het huis van Mimi Gobits aan de Vlietweg. Het tweede huis van rechts is het huis van Els van As, die meerdere onderduikers opving.
Foto: Collectie Marianne Gossije

Sommige Dordtenaren peinsden er niet over om joden te helpen onderduiken, anderen probeerden er, zo goed en kwaad als het ging, zoveel mogelijk tegemoet te komen.

         Een voorbeeld van onbekrompen opvang is Els van As, toentertijd bewoonster van het pand Vlietweg 27. Zij heeft ruimhartig, en wellicht haar angst voor ontdekking en verraad doelbewust trotserend, een grote groep onderduikers geherbergd – en ook nog eens zonder er een cent voor te verlangen. Want sommige onderduikgevers lieten zich gewoon betalen voor hun bijstand.
         Jodenjagers hebben de onderduikers bij Els naderhand overigens feilloos weten te vinden, door verraad.

Correspondentie
Dat Els van As zoveel onderduikers opving, kan achteraf gereconstrueerd worden dankzij Mimi Gobits, een vrouw, in 1990 in Israël overleden, die de vrijwel volledige correspondentie heeft bewaard tussen haar en haar man, Abraham (Bob) Wijnberg: meer dan 300 brieven. In 1992 kregen haar in Nederland wonende dochter Chawwa Wijnberg en haar partner Marianne Gossije deze documentatie, als ‘erfenis’.
         De beide vrouwen hebben de brieven geordend, gelezen, geannoteerd, gedigitaliseerd en er vervolgens een boek van 444 pagina’s van gemaakt. ‘Voedt mijn kind niet op met haat’, is de titel ervan, en het is simpel te downloaden via deze link: http://www.chawwawijnberg.nl/bob-en-mimi.html. Het boek is onder anderen opgedragen aan Els van As, als één van de drie vrouwen aan wie het te danken is dat sommige personen de oorlog hebben overleefd.
         Elders op deze website valt meer te lezen over de familieleden van Chawwa Wijnberg in Dordrecht; hier wordt gefocust op de onderduik bij Els van As. Voor lezers is het handig het volgende verbazingwekkende feit in het hoofd te houden: toen Samuel (Sal) en Rebecca (Bep) Gobits zich bij haar verstopten, was dat naast het huis van hun dochter Mimi – die zelf vanaf 24 juli 1942 ook noodgedwongen was ondergedoken met haar baby-dochter Chawwa, eerst op verschillende adressen in Den Haag, later in Ilpendam.

Els van As

Els van As (tante Elsje) met haar drie kleine kinderen,
waarschijnlijk tijdens de Kerst van 1939.
Foto: Collectie Marianne Gossije

Schuifdeuren
Els van As betrok haar huis aan Vlietweg 27 (nu: 11) op 1 december 1939, samen met haar drie kinderen. Mimi Gobits kwam er op 27 december naast wonen, op nummer 26, met haar echtgenoot Bob. De huizen bestonden indertijd uit een kamer en suite (voor- en achterkamer met schuifdeuren ertussen), een keukentje, verder een voor- en achterslaapkamer en een kleine babykamer boven, en dan was er nog een kleine zolder.
         In het boek worden met vrij precieze data de mensen vermeld die er allemaal zouden wonen, al dan niet ondergedoken. Bernardus Schotel, de verloofde van een verwant van Els, verbleef er van mei 1940 tot oktober 1942. Begin september 1941 meldde zich ook kraamverpleegster Cornelia Lozier, bijgenaamd tante Corrie. Op 30 september 1942 tot in de herfst van 1944 werden belastingambtenaar Robert Warmenhoven, zijn vrouw Anna Korfker en hun baby Leo er “van overheidswege” gestationeerd [vanwege de woningnood waarschijnlijk]. Half augustus 1942 stonden Sal en Bep Gobits voor de deur.
         Er bevonden zich nu al zeven volwassenen en vier kinderen in het kleine rijtjeshuis. In 1943 kwam ook Greta (Gré) Gobits naar de Vlietweg, bij haar ouders, en bij de inval van jodenjagers op 25 oktober 1943 bleek ook nog de kleine Bennie Cohen bij Els van As ondergedoken.
         Hoe ze werden ingedeeld? De Warmenhovens beneden aan de tuinkant in de achterkamer. Sal en Bep eerst beneden in de voorkamer, met een gordijn voor de schuifdeuren. Later verhuisden ze naar de slaapkamer aan de voorkant. Els en Corrie deelden de slaapkamer aan de achterkant. Bernard “zal de slaapkamer aan de voorkant hebben gehad”, wordt verondersteld in het boek, en de kinderen sliepen samen op zolder. Later veranderde de indeling met de komst van de onderduikers.

Geld
Gré Gobits zat aanvankelijk op een andere plek in Dordrecht ondergedoken, boven een muziekwinkel op de Voorstraat 328. Na enkele maanden verhuisde ze (in december 1942) naar de familie Retel, aan de Hooge Nieuwstraat 22. Deze bestond uit Egidius Retel, zijn vrouw Johanna Barth en de kinderen Anton (16) en Toosje (12).
         Jo Barth, die later hertrouwde met meneer Lagerweij, was werkster bij het gezin Gobits. Het pakhuisgedeelte van de woning aan de Hooge Nieuwstraat was de reparatiewerkplaats van de heer Lagerweij. Behalve Gré nam Jo Barth, aan wie het boek ook is opgedragen, haar broer Nol Gobits in huis.
         “Onderduiken was duur”, meldt het boek, en de Retels wilden dan ook betaald worden. Daarnaast moest er geld op tafel komen voor de extra voedselbonnen die, vaak illegaal verkregen, voor de onderduikers moesten worden geregeld. Els van As hoefde geen geld. De voedsel- en kledingbonnen voor de onderduikers bij haar konden “onder meer betaald worden met de inhoud van de linnenkast”. [Soms werd kostbaar linnengoed verpatst.]
         Bovendien had Sal Gobits “een aanzienlijk bedrag in baar geld” weten mee te nemen: meer dan 60.000 gulden, in die tijd een fortuin. Daarmee werd de onderduik van Nol en Greta betaald.

Operatie
Dat geld werd ijskoud ingepikt door een SD’er op 25 oktober 1943, de dag dat jodenjagers in Dordrecht, geleid door Arie den Breejen van de Politieke Politie, de ene na de andere arrestatie verrichtten. De grote operatie wordt beschreven in het boek Vogelvrij, van Sytze van der Zee (2010). Een citaat: “In de woning van de familie Van As aan de Vlietweg vinden ze [de jodenjagers] een radiotoestel en een geldtrommel met erin twintigduizend gulden. Een van de SD-mannen grist een bundeltje bankbiljetten uit de trommel en steekt dat in zijn zak. Het geld stamt van het joodse echtpaar Gobits, dat op zolder verborgen heeft gezeten.”
        Op zolder vinden ze Bennie.

Vrijgelaten
De volgende dag werden van de in totaal 31 opgepakte mensen, onder wie achttien joden, acht niet-joodse arrestanten vrijgelaten, twaalf dagen later nog een. Onder de vrijgelatenen bevond zich ook Els van As, volgens Mimi Gobits, na de oorlog, “omdat de gevangenissen al overvol waren”.
        Tweeëntwintig mensen gingen op transport naar Westerbork. Sal en Bep en hun dochter Gré zijn allen in Auschwitz vermoord, op 19 november 1943. Ook de zes-jarige Bennie Arie Cohen werd daar vergast, op 11 februari 1944. Els van As (geboren in 1900) overleed in Dordrecht, in 1958. Van haar drie kinderen leeft alleen Janneke nog.


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'