Het voorbije joodse dordrecht

Dordtse zoon van Duits-joodse winkelier
Falkenstein emigreerde op tijd naar de VS

Voorstraat periode 1898-1902

Zoals er geen foto is van het gezin Falkenstein, is er evenmin een foto van de winkel van Leopold Falkenstein. Deze foto uit de beeldbank van het Dordtse archief laat het aanzien van de Voorstraat zien vanaf de Visbrug, in de periode 1898-1902. Dit is om en nabij de tijd dat de Falkensteins op de Voorstraat woonden, aan de rechterkant, een paar panden achter de winkel ‘De Zon’.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD, nr. 555_12656)

Albert Falkenstein is zo’n zeldzame gelukkige: de Holocaust is hem bespaard gebleven.
        Albert, overleden in maart 1968, was joods, net als zijn vrouw Martha. Hij woonde in de jaren dertig in Keulen, in het land waar Hitler al vanaf 1933 aan het bewind was. De nazi’s waren volop doende anti-semitische decreten uit te vaardigen. Albert’s woonland, Duitsland, ontaardde in een afschuwelijke plek.
        Net op tijd, in december 1939, zagen Albert en Martha kans te emigreren naar de Verenigde Staten, via het Caribisch gebied. Duitsland was enkele maanden eerder, in september, Polen al binnengevallen, Frankrijk en Engeland hadden de nazi’s al de oorlog verklaard. Een halfjaar nadat Albert en Martha waren vertrokken, begon de Duitse aanval op Nederland.
        Waarom het zoeklicht in dit artikel is gericht op Albert Falkenstein? Omdat hij een geboortige Dordtenaar is. Albert kwam ter wereld, volgens de geboorteakte, “op de vierden Augustus 1896 voormiddags te negen uren”, in het winkelpand van zijn Duitse ouders Leopold en Catharina, aan de Voorstraat, op nummer 238, thans 270.
        Hij was trouwens niet het enige kind dat het echtpaar in Dordrecht kreeg. Aan Albert ging op 22 augustus 1894 Carl Oscar vooraf. Maar Carl Oscar is spoorloos. Tientallen afgezochte websites hebben geen enkele snipper opgeleverd over hoe zijn leven zich heeft ontwikkeld. Veelzeggend is in ieder geval dat hij niet voorkomt in het even uitputtende als grondige Gedenkbuch van het Bundesarchiv, waarin alle Opfer der Verfolgung der Juden unter der nationalsozialistischen Gewaltherrschaft in Deutschland 1933 – 1945 staan geregistreerd.
        Hem is de jodenvervolging klaarblijkelijk eveneens bespaard gebleven. Maar verder is zijn lot onzeker. Was hij voordien al overleden? Heeft hij Duitsland ook tijdig kunnen verlaten? Kon hij zijn leven zorgeloos voortzetten in een ver buitenland? Al die vragen moeten onbeantwoord blijven, en speculeren is zinloos.
        Maar zijn broer Albert heeft zich dus weten te redden, samen met Martha én het kind dat Martha al met haar eerste man Albert Strauss had gekregen: Fritz. Fritz kwam door tegenslag later in de VS aan dan de bedoeling was, via een kindertransport dat hem op 21 juni 1941 in New York deed aankomen. In zijn nieuwe vaderland ging Fritz zich Fred noemen.
        In dit verhaal: het rondtrekken van en andere wetenswaardigheden over de voormalige Dordts-joodse familie Falkenstein.

Dordtse Bevolkingsregister Leopold en Catharina Falkenstein

Op 28 februari 1893 werd in het Dordtse bevolkingsregister de aankomst genoteerd van Leopold en Catharina Falkenstein, samen met de eveneens joodse Amalia Jonas uit Obernau (kennelijk een winkeljuffrouw). Zij gingen wonen op de Voorstraat 238. Amalia vertrok alweer naar Rotterdam op 27 oktober 1893, Leopold en Catharina op 4 januari 1901 naar Steele in Duitsland. Inmiddels had het echtpaar in Dordrecht twee kinderen gekregen.
Als vijfde in het register wordt op 5 februari 1894 Louisa Helena Klein geregistreerd. Zij ging als dienstbode werken bij de winkel van Falkenstein, zie op deze website verhaal 253.
Foto RAD

geboorteakte Carl Oscar

De geboorteakten van de twee kinderen Falkenstein. Carl Oscar kwam ter wereld op 22 augustus 1894.
Foto’s RAD

geboorteakte Albert

De geboorteakten van de twee kinderen Falkenstein. Albert kwam ter wereld op 4 augustus 1896.
Foto’s RAD


opheffing van Maison de Bonneterie 1901

Een jaar voordat het gezin Falkenstein werkelijk vertrok naar Steele, op 4 januari 1901, liet Leopold in de ‘Dordrechtsche Courant’ een advertentie plaatsen waarin hij de opheffing van zijn ‘Maison de Bonneterie’ aankondigde, zijn winkel in mode-artikelen.
Foto Krantenbank RAD

geboorte van eersteling Carl Oscar

De geboorte van eersteling Carl Oscar kwam, zoals destijds gewoonlijk, in de krant te staan, in de ‘Dordrechtsche Courant’ van 24 augustus 1894.
Foto Krantenbank RAD

Maison
Duitsland was zijn Heimat, maar uiteindelijk zou Leopold Falkenstein overlijden – op betrekkelijk jonge leeftijd – in Nederland, het land waar naartoe hij tweemaal verhuisde, om er de kost te gaan verdienen.
        Leopold Falkenstein is geboren in het Oostenrijkse Sachsenburg, op 15 maart 1861, zijn echtgenote Catharina Adler in Freilingen, een plaats in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, op 1 december 1860. Op 17 maart 1893 streken zij, volgens het Dordtse bevolkingsregister, neer in Dordrecht, komend uit Paderborn, in dezelfde deelstaat gelegen.
        Ze waren inmiddels beiden 32 jaar oud, en vestigden zich halverwege de Voorstraat, op toenmalig nummer 238, tussen de Vriesestraat en de Tolbrugstraat Landzijde. In dit pand begon Leopold, manufacturier van beroep, zijn winkel, voornaam Maison de Bonneterie geheten.

        Een jaar na hun komst beviel Catharina van hun eerste kind Carl Oscar, op 22 augustus 1894, om drie uur ’s nachts. Twee jaar later volgde de tweede zoon, Albert. Bij deze twee telgen zou het blijven.
        Acht jaar is het echtpaar Falkenstein in Dordrecht blijven wonen, tot begin 1901. Een jaar eerder, op 22 januari 1900, plaatste Leopold in de Dordrechtsche Courant een dringende advertentie. Met uitroeptekens kondigde hij de opheffing van zijn winkel aan. De reden? “Wegens andere ondernemingen in Duitschland begin ik aanstaande DINSDAG met den volledigen uitverkoop van mijnen geheelen Winkelvoorraad”, vermeldde de advertentie. Om de opruiming zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen, ging hij de goederen tegen “enorm lage prijzen” verkopen. En zijn woning? Die werd bij dezen “te huur aangeboden”.
        Volgens de bevolkingsadministratie is het gezin Falkenstein pas een jaar later vertrokken, officieel per 4 januari 1901, en wel naar Steele, een gemeente, ook behorend tot Noordrijn-Westfalen, die tegenwoordig een buitenwijk is van Essen.

Per 11 mei 1904 vestigde Leopold zich in Rotterdam

Na drie jaar waren de Falkensteins alweer terug in Nederland. Per 11 mei 1904 vestigde Leopold zich in Rotterdam, zijn gezinsleden per 19 augustus 1904, allen komend uit Keulen.
Foto’s Stadsarchief Rotterdam

Schietbaanlaan Rotterdam 1910 en 1920
Het gezin ging wonen aan de Schietbaanlaan, op nummer 4b.
Deze foto uit de beeldbank van het Stadsarchief toont deze straat, tussen 1910 en 1920.
Foto Stadsarchief Rotterdam (nr. 4117_2008-5241-01)

warenhuis Cohn-Donay aan de Korte Hoogstraat in Rotterdam

Leopold Falkenstein ging in Rotterdam als chef werken in het warenhuis Cohn-Donay aan de Korte Hoogstraat. Deze foto is uit de periode 1906-1910.
Foto Stadsarchief Rotterdam (nr. 4202_XIV-449-01-01)

Terug
Drie jaar later waren Leopold’s Duitse ondernemingskwesties blijkbaar afgewikkeld, want op 11 mei 1904 duikt hij op in Rotterdam, nu overigens komend uit Keulen. Hij betrekt een woning aan de Schietbaanlaan 4b. Drie maanden later komt de rest van het gezin ook over naar dit adres, per 19 augustus. Op de Rotterdamse gezinskaart wordt het nieuwe beroep van Leopold genoteerd: hij is nu chef van het warenhuis Cohn-Donnay, gesitueerd op de Korte Hoogstraat 1.
        Het warenhuis bestond nog maar net, het was geopend aan het begin van de 20ste eeuw. Volgens de website ‘Joods Erfgoed Rotterdam’ was Cohn-Donnay “een keten, waarvan het hoofdkantoor” zich bevond in België. In verschillende steden waren soortgelijke warenhuizen opgericht. “Cohn-Donnay verkocht een assortiment dat vergelijkbaar was met dat van de Hema.” Het Rotterdamse pand, “zeer opvallend van architectuur, werd later voorzien van een nieuwe voorgevel en overgenomen door, inderdaad, de Hema”.
        Lang heeft Leopold Falkenstein er niet kunnen werken, zo’n vijf jaar slechts. Op 3 november 1909 stierf hij, nog pas 48 jaar oud, in Oegstgeest. Waarschijnlijk tijdens een uitje of een bezoek, want het gezin woonde nog altijd in Rotterdam. Niet achterhaald is kunnen worden waar hij is begraven. Op de joodse begraafplaatsen-website ‘Het Stenen Archief” komt zijn naam niet voor.
        Enige tijd later gaan de overige Falkensteins terug naar Duitsland, naar Keulen. Carl Oscar vertrekt al op 1 augustus 1910 (en is sindsdien in openbare archieven niet meer vindbaar). Zijn moeder, de weduwe Catharina, en zijn broer Albert verhuizen samen op 18 juli 1912 ook naar Keulen. En daarmee eindigt het Hollandse deel van de familiegeschiedenis.

Op 3 november 1909 overleed Leopold, 48 jaar oud, in Oegstgeest

Op 3 november 1909 overleed Leopold, 48 jaar oud, in Oegstgeest. Misschien was hij daar bij iemand op bezoek of wandelde hij er, het is onbekend. Hij woonde in elk geval nog altijd in Rotterdam. Zijn overlijden stond in het ‘Algemeen Handelsblad’ van de vijfde november, maar bijvoorbeeld ook op de zevende in ‘Het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië’. Zijn gezinsleden gingen terug naar Keulen, Carl Oscar eerder zijn dan moeder en broer Albert.
Foto Delpher

Mist
Wat hierna is gebeurd met en rondom het gezin Falkenstein, is gehuld in mist en zal vermoedelijk ook niet meer helder te krijgen zijn. Een verzoek om aanvullende informatie bij de gemeente Keulen werd doorgeleid naar Birte Klarzyk, een onderzoekster joodse geschiedenis van het lokale documentatiecentrum over nationaal-socialisme.
        Zij moest de redactie van deze Dordtse website tot haar spijt laten weten dat zij in het archief “niets” heeft kunnen vinden over Catharina en haar zonen. Ze lichtte toe dat onderzoek naar de bevolking van Keulen vóór 1945 nogal ingewikkeld is, omdat het grootste deel van de gemeentelijke bevolkingsadministratie in de oorlogstijd “vernietigd is”. “Tenzij we andere informatiebronnen ontdekken, is het vaak moeilijk om uit te zoeken wanneer mensen naar Keulen zijn gekomen of weer zijn vertrokken”, schreef Birte, hieraan toevoegend: “Ondanks decennia van research naar de joodse bewoners van Keulen in de jaren dertig en veertig, zijn er nog steeds burgers van wie we weinig of niets weten.”
        Ze vond wel gegevens over Falkensteins met gelijkluidende, net anders geschreven voornamen, zoals Karl en Oskar en een Katharine. Maar omdat exacte feiten over hen ontbreken, zoals geboortedata, durft Birte Klarzyk niet te stellen dat het ‘Dordtse’ Falkensteins betreft. Het kunnen netzogoed andere personen zijn.
        Vanaf 1912 gaapt zodoende in de familiegeschiedenis een onoverbrugbaar gat van ruim twintig jaar. Wanneer Catharina is overleden, blijft onbekend. Hoe het Carl Oscar is vergaan, idem dito.

Albert Falkenstein trouwde eind jaren dertig met Martha Strauss-Strauss

Albert Falkenstein trouwde decennia later, eind jaren dertig, met Martha Strauss-Strauss, een weduwe. Haar eerste man, ook Albert geheten, was kort na de geboorte van hun zoon Fritz Strauss overleden, in 1926. Met haar tweede man emigreerde Martha in december 1939 naar de Verenigde Staten. Op 16 april 1940 woonden zij in Easton (Pennsylvania), zoals blijkt uit dit document van een volkstelling.
Foto Website ‘My Heritage’

Albert en Catharina betrokken in Easton een woning aan 665 Ferry Street

Albert en Catharina betrokken in Easton een woning aan 665 Ferry Street. In gemeentelijke documenten werd genoteerd dat Albert een bril droeg en blauwe ogen en grijs haar had.
foto Website ‘My Heritage’

Kaarthouder
Pas in 1939 komt Albert, de oud-Dordtenaar, weer in zicht – puur door toeval.
        De correspondentie met Birte Klarzyk speelde zich af in april 2018. Omdat zij de redactie niet verder kon helpen, werd het dossier-Falkenstein onafgerond terzijde gelegd. Drie jaar verder stiet de redactie, op de steekwoorden ‘Albert Falkenstein’ neuzend op de website van het United States Holocaust Memorial Museum (USHMM) in Washington, ineens op een foto van een persoonskaarthouder (identification case). Een voorwerp dat een Duitse, joodse jongen bij zich had tijdens een vluchtelingen-transport van Lissabon naar New York, in juni 1941.
        Die knul heette Fritz Elyahu Strauss. En aan de foto was een verhaal gekoppeld dat vrij gedetailleerd vertelt wie deze Fritz was, hoe hij in de VS terecht is gekomen en wat hij daar vervolgens is gaan doen. En bij dat verhaal horen weer andere foto’s, van hem en van uiteenlopende documenten die waren afgestaan aan het USHMM. Alles kon ingezien worden en gedownload.
        Dit was een geweldige vondst, die het alleszins de moeite waard maakte om het stilgevallen dossier-Falkenstein te heropenen.
        Maar wie was Fritz? En wat heeft hij dan wel te maken met de Dordtse Albert?

Fritz Strauss, de stiefzoon van Albert en zoon van Catharina Certificat Medical van Fritz Strauss
 
Reisbewijs van Fritz Strauss Kinderausweis van Fritz Strauss
 
Ausreise van Fritz Strauss Visum van Fritz Strauss
 
Vaarkaart van Fritz Strauss Affidavit / Passport van Fritz Strauss
Fritz Strauss, de stiefzoon van Albert en zoon van Catharina, kon pas later naar de VS komen. Hij is met een kindertransport via Parijs en Marseille uiteindelijk in Lissabon beland, en daar op 10 juni 1941 aan boord gegaan van het stoomschip Mouzinho. Op 21 juni 1941 kon hij in New York zijn moeder en stiefvader begroeten. Op de website van het United States Holocaust Museum in Washington zijn allerlei documenten gevonden die te maken hebben met het kindertransport, zoals een medisch attest en identiteitsbewijzen. Zij worden hier getoond in chronologische volgorde.
Foto’s USHMM

houder identiteitskaarten van Fritz

Zelfs de houder van de identiteitskaarten die Fritz onderweg bij zich had te houden, is in het museum terechtgekomen.
Foto USHMM

Slager
Enige uitleg, ontleend aan de USHMM: Fritz, geboren op 14 september 1926 in Miehlen, is het enig kind dat Albert Strauss kreeg met Martha Strauss-Strauss. Vader Albert stierf kort na de geboorte van de baby. Martha ging daarop inwonen, in hetzelfde dorp, bij haar ouders, de koosjere slager Jakob en Trauchen Strauss-Nathan. Miehlen telde zo’n 1800 inwoners, onder wie een dozijn joodse families, die er beschikten over een synagoge. Een of twee keer per week kwam een Hebreeuwse leraar naar het dorp, om er Frits en twee andere joodse kinderen les te geven.
        Nadat Hitler de macht had veroverd, ontstond er een kwaadaardig anti-joods klimaat. Joden kregen er de schuld van dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog had verloren. Ook Miehlen kreeg uiteraard met de haat van de nazi’s te maken. De slagerswinkel van Jakob werd gesloten, de school van Fritz werd voor joden onhoudbaar. Zijn moeder stuurde hem in 1936 naar een joods weeshuis in Frankfurt, de Waisenanstalt. Daar werden meer kinderen opgevangen die geen wees waren, maar niet konden blijven op de scholen in hun eigen dorpen.
        In 1938 bereikte het anti-semitisme het weeshuis: tijdens de Kristallnacht werden alle onderwijzers gearresteerd.
        Fritz werd op 8 maart 1939 samen met nog negen kinderen vanuit het weeshuis op kindertransport gestuurd naar Frankrijk. De kinderen, die koosjer aten, verbleven gedurende enkele weken in het Rothschild Ziekenhuis, waar koosjere maaltijden werden opgediend. Daarna begon het grote rondzwerven. Eerst werden de jongens gescheiden van de meisjes, en werden de jongens voor de duur van een maand ondergebracht in École Maïmonide. Daarna gingen ze naar Chateau Maubuisson in Oise, naar een huis in Montmorencu en toen weer naar een huis in Eaubonne, waar bij elkaar al zestig orthodox-joodse kinderen de school bezochten.

Fritz heeft op twee notitievelletjes bijgehouden hoe de route van zijn kindertransport was

Zelf heeft Fritz ook bijgehouden, op twee notitievelletjes, hoe de route van zijn kindertransport was, op welke dagen hij in welke stad was.
Foto Collectie-USHMM

Hertrouwd
Zijn moeder was intussen hertrouwd – met ex-Dordtenaar Albert Falkenstein. In december 1939 vluchtte zij met hem, Polen was al ingenomen, naar Amerika. Zij streken neer in Easton, Pennsylvania, waar Martha werk vond als sewing machine operator. Zij bediende een elektronische naaimachine. Per 16 april 1941 werden zij geregistreerd in de gemeentelijke administratie. Op een ander document van Easton, het zogenoemde Registrar’s Report, werd op 27 april 1942 genoteerd dat Albert blauwe ogen heeft, grijs haar, een bril draagt en woont aan 665 Ferry Street.
        Het was de bedoeling dat Fritz zou nakomen. Maar dat zat tegen. Hij zou de benodigde immigratiepapieren ophalen op het Amerikaanse consulaat in Parijs, maar dat verhuisde naar Bordeaux om de oprukkende Duitse troepen te ontwijken. Kort daarna raakte Bordeaux toch onder Duitse controle; Fritz kon de papieren niet verzamelen. Net voordat Parijs in juni 1940 in handen van de bezetter viel, verlieten Fritz en zijn huisgenoten uit verschillende tehuizen van de organiserende joodse hulporganisatie Oeuvre de Secours aux Enfant (OSE, Child Rescue Work) de regio Parijs. Het kindertransport, dat aangroeide tot ongeveer 150 kinderen, voerde naar Limoges, naar Chateau Montintin.
        In mei 1941 werden de groep in drie transporten overgebracht naar het Amerikaanse consulaat in Marseille. In juni vertrokken honderd van de kinderen naar Lissabon, waar zij op de tiende aan boord stapten van het SS Mouzinho. Daarmee werd koers gezet naar New York, waar de passagiers arriveerden op 21 juni, elf dagen later. Fritz kon worden herenigd met zijn moeder en stiefvader. In Easton bezocht hij de school, en leerde er Engels.

Deportatie
In Duitsland was zijn grootvader Jakob overleden; de USHMM meldt niet de datum. Trautchen (Zorn, 24.10.1867), de grootmoeder, bleek op 18 augustus 1942 vanuit Frankfurt am Main naar het Tsjechische getto in Theresienstadt te zijn gedeporteerd, waar zij omkwam op 27 augustus 1943, op 75-jarige leeftijd. Martha, zijn moeder, raakte Fritz al vrij snel kwijt in Amerika: zij stierf op 6 januari 1943, als gevolg van complicaties tijdens een operatie.
        Fritz verliet school en ging werken in een bedrijf dat zeefdrukken produceerde. Om “frictie met zijn vader te vermijden” (aldus het USHMM), verhuisde hij naar New York, naar de wijk Washington Heights, om er bij een oom en tante te gaan wonen. Hij vond er een baan in een handschoenenfabriek. ’s Nachts ging hij naar school. In mei 1944 sloot Fritz zich aan bij het Amerikaanse leger. Hij kreeg zijn training in Fort Knox, Kentucky.
        Als buitenlander mocht hij echter niet in de tanks die onderdeel waren van de training. Dat veranderde toen hij enkele maanden later met nog een groep non-citizens, in de rechtbank van Louisville, werd ingezworen als Amerikaans burger. Hij diende vervolgens in de Filippijnen en in Korea, in 1946 werd uit het leger ontslagen. Fritz, inmiddels Fred hetend, trok van Californië naar New York, bezocht er de handelsschool en bekwaamde zich in het ontwerpen en fabriceren van jurkpatronen.
        In september 1948 trouwde hij met Sigrid Ansbacher (1928), een mede-vluchtelinge. Zij was ook afgevoerd geweest, eerst naar Theresienstadt en daarna naar Bergen-Belsen. In dit laatste concentratiekamp werd ze op 15 april 1945 bevrijd door de Britse troepen. Fred en Sigrid Jean, die elkaar hadden ontmoet op het strand van Brooklyn, kregen twee kinderen, Larry en Marsha. Larry huwde Laurie Herskowitz; Marsha werd de echtgenote van Steven Alter.
        Fred Strauss is op 2 juni 2013, 86 jaar oud, overleden in Bergenfield, New Jersey.

***

Er zijn herhaalde pogingen gedaan om nadere familiegegevens en liefst ook enkele familiefoto’s te vinden. Larry en Marsha Strauss werden benaderd via de genealogische website ‘Geni’, en via andere digitale omwegen. Maar dit bleef zonder succes, misschien waren hun contactgegevens verouderd. Noodgedwongen moest dit verhaal met het overlijden van Fred alias Fritz Strauss, de stiefzoon van oud-Dordtenaar Alfred, worden afgesloten.

familiefoto ouders van Martha, Trautchen en Jakob Strauss

Op deze familiefoto, gevonden op de genealogische website ‘Geni’, staan de ouders van Martha, Trautchen en Jakob Strauss. Martha zelf komt volgens het bijschrift ook voor op de foto, maar er staat niet bij wie wie is.
Foto Website ‘Geni’.







< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'