Het voorbije joodse dordrecht

Geboren Dordtenaar Hendrik Tonninge
veroorzaakte mede de Februaristaking
* Handtekening Hendrik Tonningete zien in Stadsarchief Amsterdam

Hendrik Tonninge is een opmerkelijk oorlogsslachtoffer − zijns ondanks overigens.
        Meer dan tweehonderd in Dordrecht geboren of in Dordrecht woonachtige joden zijn tijdens de oorlog vermoord. Hendrik Tonninge is één van hen. Maar wie de lange lijst van deze oorlogsdoden bestudeert, valt het pas achteraf op: dat Hendrik Tonninge de enige joodse Dordtenaar is die in Mauthausen is gestorven, dat gruwelijke concentratiekamp in Oostenrijk.
        Rondom Hendrik Tonninge is echter nóg iets gebeurd, dat hem in geschiedkundig opzicht doet opvallen: Tonninge werd gearresteerd tijdens de eerste, grote en openlijke razzia’s die plaatshadden in Nederland, op 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam. De Duitsers ranselden die dagen met grof geweld 427 joodse mannen tussen de 18 en 35 naar het Jonas Daniël Meijerplein, en voerden ze vandaar als gijzelaars af naar Kamp Schoorl.
        Deze ongekende Jodenpogrom werd de directe aanleiding tot de Februaristaking, het eerste en meteen het laatste massale protest in Nederland, zelfs in Europa, tegen de jodenvervolging.
        Hendrik Tonninge woonde indertijd in de Kleine Wittenburgerstraat op nummer 3 I, in een Amsterdamse buurt, waar naar verhouding veel joden woonden. Hij was één van die 427 mannen. Zijn arrestatie was er met andere woorden mede de oorzaak van dat duizenden geschokte Amsterdammers op 25 februari het werk neerlegden, een werkstaking die zich een dag later uitbreidde naar andere regio’s
        Van al deze feiten is Hendrik Tonninge zich niet bewust geweest en ze maken zijn vroege dood op 34-jarige leeftijd ook niet minder pijnlijk. Maar de gebeurtenissen van februari 1941 geven deze geboren joodse Dordtenaar wel een zekere historische uniciteit, reden om hem er in dit artikel uit te lichten.

standbeeld De Dokwerker

Het standbeeld De Dokwerker op het Jonas Daniël Meijerplein. De beeldhouwer Mari Andriessen maakte het in opdracht van het Amsterdamse gemeentebestuur ter nagedachtenis aan de Februaristaking.
Foto Redactie Website.

Veertien
Hendrik Tonninge kwam ter wereld op 8 augustus 1907, als zoon van Abraham Tonninge en Duifje Broekewasscher. Hij was het een na laatste van de veertien kinderen die dit echtpaar kreeg, tussen 1886 en 1908. Op deze website, in verhaal nummer 121, is al uitgebreid beschreven hoe het al deze gezinsleden nadien is vergaan. Vandaar dat hier wordt volstaan met summiere informatie, toegespitst op Hendrik, slager van beroep.
        In de jaren twintig verspreiden de telgen van de familie Tonninge zich over Nederland. Kleermaker Mozes bijvoorbeeld verhuist op 8 februari 1921 naar Amsterdam. Hendrik, die al in Weesp heeft gewoond, vestigt zich op 4 september 1926 in Den Haag. Zijn broer Simon trekt ook naar Amsterdam, op 5 oktober 1926.
        Twee jaar later, op 15 augustus 1928, verkast Hendrik naar Amsterdam, naar de Cronjéstraat. Op nummer 7 trekt hij in bij familie: zijn moeder Duifje, zijn broers Nathan en Louis en Henriëtte, een kind van Duifje’s dochter Anna, blijken er al vanaf 15 februari 1928 te wonen. Als in juli 1933 ten slotte Hendrik’s broer Izaak ook nog opduikt in Amsterdam, hebben alle nog levende Tonninges Dordrecht verlaten – op Mozes na, die juist is teruggekeerd.
        Op 1 mei 1939, zo toont de persoonskaart in het Amsterdamse Stadsarchief aan, heeft Hendrik Tonninge de Cronjéstraat al lang achter zich gelaten. Na op “div. adressen” te hebben gewoond, settelt hij zich in de Kleine Wittenburgerstraat, op het eiland Wittenburg, vlakbij de IJ-haven. Deze straat ligt niet exact in de klassieke jodenbuurt van Amsterdam, maar wel in een deel van Amsterdam waar een hoog percentage van de inwoners joods was.
        En daar treft, twee jaar later, het noodlot hem, de eerste grote razzia’s van de bezettingstijd.

panden 1 tot 3 aan de Kleine Wittenburgerstraat

Deze foto toont de panden met de huisnummers 1 tot 3 aan de Kleine Wittenburgerstraat, in april 1969.
Op nummer 3 woonde in de oorlog Hendrik Tonninge.
Foto Collectie Stadsarchief Amsterdam

Vechtpartijen
Wat ging er aan die pogroms vooraf?
        Anti-joodse maatregelen werden eind 1940, begin 1941 steeds harder en grimmiger. Niet alleen de Duitse bezetter perkte de vrijheid van de joden in, ook de NSB en de Weer Afdeling (WA), de geüniformeerde troepen van de NSB, deden er gretig aan mee. De website ‘Historiek’: “Ze provoceerden de joodse buurten, gooiden ramen in en dwongen café-eigenaren plakkaten op te hangen met de tekst ‘Joden niet gewenscht’.”
        Vrijwel iedere dag werd er wel gevochten. Groepen WA’ers, meldt het Comité Herdenking Februaristaking 1941 op zijn website, vernielden marktkramen, gooiden ruiten in, mishandelden joden. Op 9 februari braken er op het Rembrandtplein, niet ver van de joodse wijk, wederom grote, hevige vechtpartijen uit. Het Comité: “Joodse jongens, onder wie vele sporters van sportscholen als Olympia en Maccabi, verzetten zich en raakten slaags met WA’ers.”
        Op straat was de spanning te snijden. Op 11 februari 1941, tijdens een ware veldslag op het Waterlooplein, viel er een slachtoffer, de Amsterdamse WA-man Hendrik Koot. Hij raakte zwaar gewoond en overleed enkele dagen later. In zijn boek De Oorlog (uitgeverij Balans, 2009) schrijft Ad van Liempt:
        “Koot was losgeraakt van zijn troep en daarna door een tegenstander hevig toegetakeld. In zijn rapport aan de rijkscommissaris maakte de Beauftragte Hans Böhmcker (Seyss-Inquarts vertegenwoordiger in Amsterdam) het allemaal nog veel spectaculairder: ‘Een jood lag op Koot, hij had zich volkomen in het gezicht van Koot vastgebeten en gedroeg zich als een wild dier.’ De patholoog-anatoom die het lijk van Koot had onderzocht, had geen verwondingen in het gezicht gevonden.”

archiefkaarten in het Amsterdamse Stadsarchief

Volgens archiefkaarten in het Amsterdamse Stadsarchief kwam Hendrik op 1 mei 1939 aan de Wittenburgerstraat te wonen, op 1 hoog. Daarvoor woonde hij op diverse adressen in de stad, onder andere in de Grote Wittenburgstraat, op nummer 171 III.
Foto’s Stadsarchief Amsterdam

IJssalon
Maar door de dood van de WA-man kwam de spanning in Amsterdam “tot een kookpunt”, vervolgt Van Liempt, die zijn boek baseert op nieuw onderzoek en die het liet vergezellen van een negendelige, gelijknamige tv-serie. Enkele dagen later, op de 19de, volgde een nieuwe vechtpartij, bij de ijssalon Koco in de Van Woustraat, die volgens het Comité werd gedreven door de Duitse vluchtelingen Ernst Cahn en Alfred Kohn.
        Manschappen van de Grüne Polizei drongen al schietend binnen. Volgens het Comité schoten Cahn en Kohn hen “ammoniak uit een fles in het gezicht”. ‘Historiek’ heeft een andere versie: een agent kreeg ammoniak in het gezicht uit een fles die een van de eigenaren had opengezet voordat hij het pand verliet.
        Hans Rauter, de Duitse chef van de SS, rapporteerde dit voorval en de dood van Koot aan SS-leider Heinrich Himmler, en “dikte de feiten behoorlijk aan”. Over Koot beweerde hij dat een jood “van achteren op hem was gesprongen, hem de slagaders had doorgebeten en zijn bloed uitgezogen”. Bij de ijssalon werd de beambten, zodra zij binnentraden, “meteen ammoniak in het gezicht gegooid en werden ze beschoten”.
        Voor de Duitsers was de maat vol, ze besloten tot “een keiharde aanpak”, aldus ‘Historiek’: razzia’s, de allereerste in Nederland. Van Liempt: “Politiechef Rauter stuurde na overleg met Himmler en Seyss-Inquart Haagse eenheden van de Ordnungspolizei naar Amsterdam. Daar voerden ze samen met manschappen van Bataljon 254 twee razzia’s in de Jodenhoek uit”, op 22 en 23 februari. Volgens het Comité trapten de troepen deuren van huizen in, en lieten ze bloedhonden los op de bewoners.
        In totaal 427 jonge joodse mannen, in de leeftijd van 18 tot 35 jaar, werden er opgepakt, onder wie oud-Dordtenaar Hendrik Tonninge.
        Van Liempt: “De mannen werden afgevoerd naar een kamp in Schoorl, en vervolgens, met uitzondering van een aantal zieken, per trein overgebracht naar het concentratiekamp Buchenwald, vlak bij Weimar. Vandaar kwamen ze in Mauthausen terecht, in Oostenrijk, een gruwelijk kamp waar bijna niemand levend uitkwam – de meeste gevangenen daar stierven aan uitputting.
        “Ook de Joodse Nederlanders die bij de razzia waren meegenomen, belandden in dit kamp: talloze overlijdensadvertenties verschenen er in het Joods Weekblad waarin Mauthausen als plaats van overlijden werden genoemd. Dat vestigde de overtuiging bij de Joodse gemeenschap in Amsterdam: zorg dat je wegblijft uit Mauthausen, dat is een oord des doods.”

razzia’s op 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam

De razzia’s op 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam, de eerste grote razzia’s in Nederland, schokten de Amsterdammers, en hadden de Februaristaking tot gevolg. Deze foto van Paul Krüger is, voor zover bekend, de enige die van deze legendarische staking is gemaakt, op 25 februari. Zij toont stakende conducteurs en trambestuurders in de Sarphatistraat.
Foto © Paul Krüger – Collectie Verzetsmuseum Amsterdam

Staking
De drijfjacht op joden schokte de Amsterdamse bevolking, en leidde rechtstreeks tot de Februaristaking.
        De razzia’s, aldus Van Liempt, “boden de CPN de aanleiding om de algemene staking uit te roepen, die de partij al eerder – en zeker na het succes van 17 februari – voor ogen stond. Verontwaardiging over en protest tegen het Duitse optreden tegen de Joden konden nu hand in hand gaan met de sociale strijd.” [Op 17 februari waren al ongeveer 220 werfarbeiders in staking gegaan uit protest tegen de verplichte afvoer van werklozen naar Duitsland.]
        Op dinsdag 24 februari brak de Februaristaking uit. ‘Historiek’: “Stakers slaagden erin trams te blokkeren die de remise uit wilden rijden. Door de afwezigheid van de trams merkte iedereen dat er werd gestaakt en sloten steeds meer mensen zich aan bij wat één van de grootste verzetsdaden tegen nazi-Duitsland zou worden. Bedrijven sloten hun deuren, scholieren verlieten hun klaslokalen.”
        De staking verspreidde zich als een vlek, volgens het Comité “nog die dag en de dag erna tot de Zaanstreek, Kennemerland (Haarlem en Velsen), Hilversum, Utrecht en Weesp”.
        Van Liempt: “De staking ging met zulk een elementaire kracht gepaard en kwam zo onverwacht opzetten dat sommigen werden meegezogen, zonder te weten waar de staking nu precies over ging.”
        De bezetter was door de staking aanvankelijk “totaal verrast”. “Seyss-Inquart was niet in het land. Rauter nam de leiding en dirigeerde troepen naar Amsterdam. Eerst marechaussee, daarna een regiment SS-Totenkopf-infanterie en later ook nog een Polizeibatallion uit Assen. Ze kregen volmacht om alle vormen van geweld te gebruiken om de staking te breken.”
        ‘Historiek’: “De Duitsers grepen hard in om de staking te beëindigen. Er vielen negen doden, 24 zwaargewonden en talloze stakers werden gevangen genomen.”

Hendrik Tonnige belandde in het huiveringwekkende Oostenrijkse kamp Mauthausen

Hendrik Tonnige belandde in het huiveringwekkende Oostenrijkse kamp Mauthausen.
Hij stierf er op 26 augustus 1941, enkele maanden na zijn arrestatie, 34 jaar oud.
Foto’s Wikipedia (Cpl. Donald R. Ornitz, US Army)

Hoge boetes
In Amsterdam was de staking op de tweede dag “minder massaal dan op de eerste”, vervolgt Van Liempt. “Dat kwam doordat er minder trampersoneel staakte. De top van het vervoerbedrijf had onder hevige Duitse druk de mannen opgeroepen weer aan het werk te gaan. Het geweld van de Duitse troepen, aangevuurd door Rauter zelf, deed de rest. De staking verliep en was op woensdagavond voorbij.”
        ‘Historiek’: “De deelnemende steden kregen hoge boetes opgelegd van de Duitsers. Amsterdam moest 15 miljoen betalen. Ook werd na de staking de jacht geopend op leden van de CPN.”
        De Februaristaking wordt elk jaar herdacht, bij het monument ‘De Dokwerker’ op het Jonas Daniël Meijerplein. Zij is de geschiedenis ingegaan als het eerste en enige massale, openbare protest tegen de jodenvervolging, in heel Europa. “In geen ander land heeft een dergelijk publiek protest plaatsgevonden”, schrijft ‘Historiek’. “Het was meteen ook de laatste openbare uiting van onvrede. De bezetter had de staking zo hard de kop ingedrukt, dat de meeste Nederlanders daarna kozen voor passiviteit, terwijl een kleine groep ondergronds probeerde hun Joodse medemens te beschermen tegen het vervolgingsbeleid van de bezetter.”
        Over de werkelijke betekenis van de unieke Februaristaking is het debat nog altijd niet afgelopen, signaleert Van Liempt afsluitend. “De CPN heeft de staking altijd gecultiveerd als het massale protest van de arbeidersmassa tegen het onrecht dat de Joodse Amsterdammers was aangedaan. Het is duidelijk dat de staking in eerste instantie door de CPN als een werkstaking was opgezet, maar is juist door de verbinding met de verontwaardiging over de razzia’s, veel massaler geworden dan de CPN ooit had kunnen bevroeden.
        “En zo zijn deze twee bijzondere dagen in de Amsterdamse geschiedenis al met al toch vooral van symbolische betekenis geweest: een indrukwekkend protest van de Amsterdamse bevolking tegen de eerste grote Jodenpogrom in Nederland. Het was voor velen ook een teken dat de Duitsers meedogenloos konden toeslaan tegen Nederlands verzet.”

Mauthausen werd bevrijd op 5 mei 1945

Mauthausen werd bevrijd op 5 mei 1945. De foto is vlak daarna gemaakt door een Amerikaanse soldaat. Op de foto verwelkomen de gevangenen, die soms uitgemergeld waren, hun bevrijders, de soldaten van de 11th Armored Division. Op het spandoek staat in drie talen: ‘De Spaanse antifascisten begroeten de bevrijders’.
Foto United States Holocaust Memorial Museum (nr. 74453; Col. P. Richard Seibel, US Army)

Mauthausen
Sinds de Februaristaking wordt Mauthausen er dikwijls mee geassocieerd, en zodoende Hendrik Tonninge ook. Hij liet het leven daar op 26 augustus 1941. Hij is de enige Dordtse jood die in Mauthausen eindigde.
        Máár: is hij ook één van de 427 jonge joodse mannen die bij de razzia’s van 22 en 23 februari zijn opgepakt? Speelde hij wel een rol bij de Februaristaking?
        Uit de namenlijst op de website van de Stichting Vriendenkring ‘Mauthausen’ in Amsterdam is dat niet af te leiden. De lijst laat geen verband zien. Maar vice-voorzitter Bert Oude Engberink verschaft desgevraagd duidelijkheid. Ja, deelt hij mee, Hendrik Tonninge blijkt zeker te behoren tot de grote groep die via Schoorl in Oostenrijk belandde.
        Verwijzend naar het boek Mauthausen – een gedenkboek meldt Oude Engberink dat Tonninge voorkomt op de lijst van gearresteerden op 22 en 23 februari. “Zijn adres in Amsterdam bevindt zich in de joodse buurt, dus de kans is groot dat hij tijdens die razzia voor of in zijn eigen huis is weggeplukt.”
        Oud-Dordtenaar Hendrik Tonninge, zo staat aldus vast, heeft historisch gezien een belangwekkende kleine rol gespeeld: zijn arrestatie was mede aanleiding tot de Februaristaking. Dit maakt hem tot een ongewoner oorlogsslachtoffer, al blijft iedere slachtoffersdood even pijnlijk.

De naam van Hendrik Tonninge staat uiteraard op de namenlijst

De naam van Hendrik Tonninge staat uiteraard op de namenlijst van alle (1658) Nederlanders die zijn omgekomen in Mauthausen of in een van de nevenkampen. Deze lijst is te vinden op de website van de Stichting Vriendenkring Mauthausen. Ook in Mauthausen zelf wordt Tonninge genoemd, in de ‘Raum der Namen die Toten des KZ Mauthausen’, en op de website van deze ‘Gedenkstätte’.
Foto’s Websites SVM en Mauthausen


namenlijst geheim agenten

Monument voor geheim agenten.
Foto Oorlogsgravenstichting

Monument
De naam van Hendrik Tonninge is in het voormalige concentratiekamp terug te vinden: op het Nederlandse monument daar, tussen de namen van de overige slachtoffers. Bij de onthulling in 1986 van dit monument waren dat er 1648. Sindsdien is het door nieuwe gegevens die aan het licht kwamen, gegroeid tot 1658.
        Het monument, overigens een van de vele tientallen nationale monumenten die op het terrein staan, is een ontwerp van de kunstenaar Appie Drielsma. Op haar website meldt de Stichting Vriendenkring ‘Mauthausen’ dat het “de onderbroken levenslijn” van de slachtoffers symboliseert. Bezoekers kunnen het “binnentreden als ware het een tempel”. Jaarlijks houdt de stichting, meestal op 4 mei, een herdenking bij het monument.
        Van de namen van de uit Nederland weggevoerden kan de bezoeker kennis nemen in de open ruimte van het monument. Behalve Hendrik Tonninge worden daar nóg vier geboren Dordtenaren genoemd: de journalist Adriaan Cornelis van Epenhuijsen, de kok Cornelis van den Herik, sergeant Hendrik Sebes en koopman Willem Semler.
        Hoewel deze Dordtse website zich focust op het leed van joden in en uit Dordrecht, worden van deze niet-joodse mannen hier bij uitzondering toch kort beschreven om welke reden zij in Mauthausen terechtkwamen, en omkwamen. Hun leed is er immers niet minder om geweest.

herdenking in 2017

Ieder jaar organiseert het Comité Herdenking Februaristaking rond 27 februari een officiële herdenking bij de Dokwerker. Dit is een foto van de herdenking in 2017, die plaats had op de 25ste.
Foto Hans Mooren


De niet-joodse Dordtenaar Hendrik Sebes is in Mauthausen gefusilleerd

De niet-joodse Dordtenaar Hendrik Sebes is in Mauthausen gefusilleerd, op 6 september 1944. De familie kon de advertentie pas na de oorlog plaatsen, op 24 juli 1945 in ‘Het Vrije Volk’. Sebes, die woonde in Londen, ligt in Mauthausen begraven in een verzamelgraf voor geheim agenten.
Foto Oorlogsgravenstichting

Englandspiel
Over de journalist Van Epenhuijsen (20.5.1898 – 15.4.1945) kan Oude Engberink geen details vinden die iets verduidelijken over de reden van zijn gevangenschap. Alleen de overlijdensdatum is opvallend, en dat geldt ook voor die van Van den Herik en Semler, zegt hij.
        “De overlijdensdata doen vermoeden dat dit slachtoffers zijn die eerst in een ander kamp hebben vastgezeten. In de nadagen van de Duitse terreur zijn zij naar Mauthausen afgemarcheerd, om te voorkomen dat ze door de Russen ergens anders zouden worden bevrijd. Zoals bekend werden er aan het eind van de oorlogstijd vele gevangenen door heel Oost-Europa afgemarcheerd tijdens dodenmarsen. Vaak kwamen ze ten slotte in Mauthausen aan, waar de nog levende slachtoffers door de Amerikanen zijn bevrijd, op 5 mei 1945.”
        Cornelis van den Herik (25.3.1912 – 4.5.1945) woonde in Dordrecht in de Kleine Spuistraat, op nummer 2. Het blad Mededelingen van de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers meldt op 3 augustus 1945 over hem: “Was werkzaam bij de fa. Julius Bucholz, Alt Stralau 44-45, Berlijn O 17 Treptouerpark (sic). Is vermoedelijk overgebracht naar Staatsgevangenis, Alexanderplatz 1 Berlijn Centrum. Adres: München 68 – Arbeitslager- Block 2a.”
        Van den Herik is, veronderstelt Oude Engberink, “blijkbaar via de Arbeitseinsatz in Berlijn terechtgekomen, of hij is als kampgevangene tewerkgesteld bij de firma Bucholz. Uiteindelijk is hij via München (wordt hier de stad bedoeld of is het een Berlijns adres?) in Mauthausen beland.”
        Hendrik Sebes (23.7.1919 – 6.9.1944) is een slachtoffer van het Englandspiel. Hij ligt in Mauthausen in een verzamelgraf voor Geheim Agenten. Sebes is onderscheiden met het Bronzen Kruis, zijn onderdeel was in Londen gevestigd. In Het Vrije Volk van 24.7.1945 is een overlijdensadvertentie geplaatst voor Hendrik Sebes, door zijn familie in Dordrecht (adres: Dwarsgang 19 rood) en familie in Engeland, waarschijnlijk zijn vrouw en zoon (Mrs. Sebes en Jerry, 108 Brookstreet, Macclesfield, Chester).
        Zij schrijven dat Hendrik, 2de luitenant, “in de leeftijd van 25 jaar bij het vervullen van een bijzondere opdracht door de Duitsers gevangen is genomen en op 6 september 1944 in het kamp Mauthausen is gefusilleerd”. “Zij die hem gekend hebben, beseffen ons groot verlies.”
        Willem Semler (10.9.1910 – 28.4.1945) woonde in Utrecht en was getrouwd met Anke Schild. Over hem is niets naders te vinden.

voorbeelden van affiches herdenking

Twee voorbeelden van affiches, waarmee het comité steeds de herdenking aankondigt, van de jaren 2000 en 2003
Foto’s Hans Mooren

 

Handtekening Hendrik Tonninge
te zien in Stadsarchief Amsterdam

In de hal van het Stadsarchief van Amsterdam is opnieuw, en aangevuld met nieuwe informatie en foto’s, de tentoonstelling De razzia’s van 22 en 23 februari 1941 te zien – dit keer tot en met 8 mei 2022. In het voorjaar van 2021 was de expositie al te bekijken, maar als gevolg van de lockdown slechts twee weken. Eén van de circa 400 joodse mannen die bij de razzia’s zijn opgepakt en vervolgens gedeporteerd, was Dordtenaar Hendrik Tonninge.

foto van razzia’s in Amsterdam op 22 februari 1941

Een bekend beeld van de razzia’s in Amsterdam: de wegvluchtende man. De foto, in het bezit van het NIOD, is onderdeel van een serie van 21 opnamen, op 22 februari 1941 gemaakt door een onbekende Duitse soldaat op het Jonas Daniel Meijerplein. Daar werden in totaal 427 “jonge joodse mannen op meedogenloze wijze bijeen gedreven”. Via kamp Schoorl werden ze naar Buchenwald en Mauthausen overgebracht. Het NIOD over de fotograaf: “Hij liet ze afdrukken bij fotowinkel Capi op het Roelof Hart-plein. De heer H.C. Damen die daar werkte, maakte samen met zijn broer een extra set afdrukken. Ze waren voor het eerst te zien op de tentoonstelling ‘Weerbare Democratie’, na de bevrijding in Amsterdam.”
Foto NIOD (nr. 97178)

Banieren
Het meest zichtbare deel van de tentoonstelling zijn de tientallen banieren in de hal, waarop foto’s, archiefdocumenten en biografische gegevens van de 389 slachtoffers zijn aangebracht. Het banier over Hendrik Tonninge toont geen persoonsfoto van hem, maar als bijzonderheid wel zijn handtekening. Bij aankomst in Buchenwald werd genoteerd wat de gevangenen hadden moeten inleveren. Dat formulier moest door hen worden ondertekend. Zo kreeg het Stadsarchief de beschikking over ieders handtekening, “het laatste teken van leven”.
        De razzia’s in het weekeinde van 22 en 23 februari 1941 leidden destijds, zo meldt het Stadsarchief in tentoonstellingsmateriaal, “tot een golf van ontzetting”. Ze waren de directe aanleiding tot de Februaristaking, “een moedig protest tegen de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog”. Bijna 400 mannen werden bij de razzia’s opgepakt en naar Kamp Schoorl, Buchenwald en Mauthausen gestuurd. “Bijna allemaal werden ze in Duitsland vermoord, slechts enkelen hebben het overleefd.”
        Wie de opgepakten waren en wie de naziterreur hebben overleefd, bleef lang schimmig. “Over de meesten was niets bekend”, aldus het Stadsarchief. “Er bestond zelfs niet eens een volledige namenlijst.”

>In de hal van het Stadsarchief in Amsterdam hangen tientallen banieren

In de hal van het Stadsarchief hangen tientallen banieren, met daarop gegevens, foto’s en documenten van de joden die zijn opgepakt bij de razzia’s van 22 en 23 februari 1941.
Foto Redactie Website

Speurwerk
De historica Wally de Lange heeft “door grondig speurwerk” van alle slachtoffers “althans iets van hun geschiedenis kunnen achterhalen”. Na jaren onderzoek heeft zij “de levens van bijna al deze mannen en hun familie kunnen reconstrueren”. De tentoonstelling in het Stadsarchief is gebaseerd op haar onderzoek, waarover gastconservator De Lange op 3 april, ’s middags om drie uur, in het Stadsarchief een lezing geeft die gratis is bij te wonen.
        Toen de tentoonstelling begin 2021 voor het eerst en slechts kort te bekijken viel, ontving De Lange “verschillende reacties van nabestaanden, die ook nieuw bronnenmateriaal aandroegen”: foto’s, brieven en verhalen. Na de publiciteit over de kortlopende expositie doken er bovendien twintig portretfoto’s op. Dit alles leidde ertoe dat de huidige expositie kon worden uitgebreid.
        De eerste expositie repte over 389 opgepakte mannen. Maar sindsdien is er een nieuw slachtoffer geïdentificeerd: Heinrich Schulmann. Daarnaast is bekend geworden dat twaalf à dertien mannen nog in Kamp Schoorl zijn vrijgekomen en voortijdig konden terugkeren naar Amsterdam. Met hen erbij is er nu dus sprake van iets meer dan vierhonderd personen.

handtekening van geboren Dordtenaar Hendrik Tonninge

De handtekening van geboren Dordtenaar Hendrik Tonninge, door hem gezet toen hij in de Effektenkammer in Buchenwald een formulier moest ondertekenen. Dat was nadat hij al zijn kleding en eigendommen had moeten inleveren en gevangeniskledij toegestopt had gekregen. Buchenwald was een nazi-kamp in de buurt van de stad Weimar. Desgevraagd lichtte de historica Wally de Lange toe dat de handtekening voelt als “de ondertekening van je eigen doodsvonnis, hoewel de razziamannen nog geen idee hadden van wat hen te wachten stond”. Tonninge, slager van beroep, is overigens toch niet in Buchenwald gedood, maar in het Oostenrijkse kamp Mauthausen, op 26 augustus 1941, 34 jaar oud.
  Foto Stadsarchief Amsterdam

Boek
Behalve de vernieuwde tentoonstelling, die een “namenmonument” wordt genoemd, is er veel meer te raadplegen over slachtoffers van de razzia’s. Wally de Lange heeft, in januari 2021 al, bij uitgeverij Atlas Contact een boek gepubliceerd over haar research, getiteld De razzia’s van 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam, en ondertiteld als ‘Het lot van 389 Joodse mannen’. Prijs: 24,99 euro.
        In de korte tijd dat de tentoonstelling in 2021 voor kleine groepjes bezoekers toegankelijk was, hebben De Lange en radiodocumentairemaakster Sandra Rottenberg daar nabestaanden ontvangen, “om hun persoonlijke verhaal op te nemen”. Deze nagekomen verhalen zijn als audiotour te beluisteren in de tentoonstelling, maar daarnaast sinds 9 februari 2022 als podcast, via deze link: nporadio1.nl/podcasts/docs/65723/58-nagekomen-verhalen-de-razzias-van-22-en-23-februari-1941
        Op de website van het Stadsarchief staan korte biografieën van alle opgepakte mannen, zie: amsterdam.nl/stadsarchief/themasites/razzia/. In samenwerking met studenten van de lerarenopleiding Geschiedenis van de Hogeschool Amsterdam zijn de razzia’s als nieuw thema gepresenteerd op www.geschiedenislokaalamsterdam.nl, de bronnenwebsite van het Stadsarchief voor het voortgezet onderwijs, zie: geschiedenislokaalamsterdam.nl/thema/eerste-razzias-en-februaristaking-1941. In een korte film tonen de studenten de originele bronnen en brengen zij de plaatsen in beeld waar de gebeurtenissen zich in 1941 afspeelden.

woonhuis van Hendrik Tonninge

Deze foto toont volgens het Stadsachief het woonhuis van Hendrik Tonninge, op nummer 3-4 van de Kleine Wittenburgerstraat. Hij woonde er met zijn verloofde Cornelia Loef. Het gaat om het pand naast de Nederlands-Hervormde Oosterkerk, bij het derde en vierde raampje op de eerste etage.
Foto Stadsarchief/J.M. Arsaath Ro’is (datering: 9.4.1969, nr. 10122)

Nieuw
Hendrik Tonninge heeft vanzelfsprekend ook een eigen banier gekregen, zie foto hieronder. Daarop, en op de website van het Stadsarchief, staat informatie die grotendeels overeenkomt met het artikel dat jaren terug op de Dordtse Stolpersteine-website aan hem is gewijd, verhaal 189. Maar er zijn ook enkele nieuwe details, vooral in de biografie van hem. Daarom volgt hieronder de volledige tekst ervan.

banier over Hendrik Tonninge in het stadsarchief van Amsterdam

De banier over Hendrik Tonninge. Noch het Stadsarchief noch de Dordtse werkgroep Stolpersteine heeft een portretfoto van hem weten te vinden.
Foto Redactie Website

“Hendrik Tonninge
Dordrecht 08.08.1907 - Mauthausen 26.08.1941.
Kleine Wittenburgerstraat 3-I
Slager


Hendrik Tonninge is geboren en getogen in de Mariënbornstraat in Dordrecht. Zijn niet-Joods klinkende achternaam verwijst naar het Duitse Tübingen, waar de familie ooit vandaan kwam. Hendrik was het dertiende kind in het grote gezin van Abraham Tonninge en Duifje Broekewasscher, dat uiteindelijk veertien kinderen zou tellen. Tijdens Hendriks kinderjaren overleden zijn oudste zus Grietje (26 jaar) en een van zijn broers, Gerrit (17 jaar). Hij groeide derhalve op met zeven broers en vier zussen.
        Toen Hendrik geboren werd, was zijn vader al 56 jaar. Zijn moeder Duifje was een stuk jonger, 39 jaar. Vader Abraham was koopman, maar wat hij verkocht en of hij daarmee zijn grote gezin kon onderhouden is niet bekend. Een vetpot zal het niet geweest zijn. In april 1918 overleed hij na een kort ziekbed. Moeder Duifje bleef achter met tien nog thuiswonenden kinderen. Aannemelijk is dat de oudere kinderen een bijdrage hebben moeten leveren aan de zorg voor de jongsten en aan het gezinsinkomen. Hendrik was pas 10 jaar en zat nog op de lagere school.’
        In september 1926, Hendrik was net 19 jaar geworden, vertrok hij naar Den Haag om daar als slagersleerling te gaan werken. Twee jaar later, in augustus 1928, verhuisde hij naar Amsterdam. Hij trok in bij zijn moeder Duifje, broers Nathan en Louis en een onwettig nichtje, Anna, die inmiddels ook in de hoofdstad woonden ‒ in de Cronjéstraat in de Transvaalbuurt in Amsterdam-Oost. Later volgden nog meer broers en zussen.
        Over Hendriks leven in Amsterdam is niet meer te achterhalen dan dat hij in de loop der jaren verschillende malen verhuisde. In mei 1939 woonde hij samen met zijn verloofde Cornelia Loef op Wittenburg, in de Kleine Wittenburgerstraat 3-I, een paar honderd meter verwijderd van de oude Jodenbuurt.
        Op zaterdag 22 februari 1941 bevond Hendrik zich in het door de gewapende Duitse politie afgezette gebied, niet ver van zijn huis. Hij werd opgepakt en samen met honderden andere Joodse jonge mannen weggevoerd, eerst naar kamp Schoorl, daarna naar Buchenwald en op 22 mei naar Mauthausen. In dat laatste kamp kwam hij, 34 jaar oud, op 26 augustus 1941 om het leven. Hij werd 'auf der Flucht erschossen'.
        Van het grote gezin van Abraham en Duifje Tonninge heeft niemand de oorlog overleefd. In totaal zijn 29 directe en aanverwante familieleden omgekomen. De enige met een graf is moeder Duifje: zij overleed in Amsterdam op 25 juli 1942, tien dagen na aanvang van deportaties uit de hoofdstad.


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'