Het voorbije joodse dordrecht

Zeventig jaar later: de zoektocht naar
een onbekende joodse onderduikbaby
* Ineke verbleef ook nog in Winsum-Obergum

Deze foto toont mevrouw Johanna van der Wagt met de vrolijk kijkende baby Ineke

Deze foto toont mevrouw Johanna van der Wagt
met de vrolijk kijkende baby Ineke.
Foto Familiebezit

Hier zit baby Ineke op schoot bij Ans, de dochter van Cees en Johanna van der Wagt

Hier zit baby Ineke op schoot bij Ans,
de dochter van Cees en Johanna van der Wagt.
Foto Familiebezit

Eén dag. Meer respijt kreeg de baby beslist niet. Eén dag mocht de joodse baby van tien maanden van de SD-agenten nog bij zijn Dordtse pleegouders blijven. Daarna zou het kindje onherroepelijk alsnog worden opgehaald - om zonder twijfel te eindigen in Auschwitz, de moordfabriek.
        De baby heeft het gered. Voordat die volgende dag aanbrak, sloegen Cees en Johanna van der Wagt in allerijl met hun vier eigen kinderen op de vlucht en doken zelf onder. Zo hebben zij zichzelf én de baby uit handen van de Duitsers weten te houden, tot aan de bevrijding.
        Na de oorlog kregen deze koene Dordtenaren een ingelijste oorkonde met de afbeelding van een boom. Deze symboliseert de palmboom die voor hen is geplant in Palestina, “ter herinnering aan de hulp, verleend in de donkere jaren der Duitse bezetting, 1940-1945”.
        Maar hoe heette nu die baby? En van wie was dit jonge kind? In het politiedossier over de inval bij de Van der Wagts staat geen naam, en evenmin of het een jongen of meisje is. Laat staan dat hieruit is af te leiden of de baby nog leeft.
        Samen met Jet Kunkeler, een in Dordrecht geboren, inmiddels gepensioneerde journaliste van Trouw, onderneemt de redactie van deze website een speurtocht naar de identiteit van de mistige baby. Die lijkt aanvankelijk compleet te stranden. Maar dan krijgt hij ineens een verbazingwekkende wending. Eentje om vrolijk van te worden.

Operatie
In het Nationaal Archief in Den Haag bevindt zich een zogenoemd CABR-dossier (invoeringsnummer 331), waarin mevrouw Van der Wagt herinneringen ophaalt aan die nare nacht in oktober 1943. Zij doet dat als ‘getuige 10’, in een verhoor dat haar eind 1945 wordt afgenomen door Albert Volders, lid van de Politieke Opsporingsdienst Afdeling Recherche, District Dordrecht. Deze stelt een onderzoek in naar de arrestatie van zo’n twintig personen in Dordrecht, op 25 en 26 oktober 1943, door leden van de Sicherheitsdienst (SD) in Den Haag en vier fiere jodenjagers van de Dordtse politie. De rapportages van Volders worden gebruikt in strafzaken tegen hen.
        De serie invallen van de jodenjagers vormt een van de grootste operaties in Dordrecht, ook summier beschreven in Vogelvrij, het boek van Sytze van der Zee over de klopjachten op joodse onderduikers, en in Jodenjacht, een al even onthutsend boek dat Ad van Liempt en Jan H. Kompagnie schreven over de rol van de Nederlandse politie. Voor dit verhaal is het proces-verbaal geraadpleegd dat Volders opstelde, om zo gedetailleerder aan de weet te komen wat zich bij de Van der Wagts heeft afgespeeld.
        Johanna Geertruida Schuurman (Aarlanderveen, 18 februari 1896) woonde toentertijd samen met haar man Jan Cornelis van der Wagt (Alphen, 22 juli 1893; roepnaam Cees) en hun kinderen in een bovenwoning aan het begin van de Voorstraat, op nummer 400 rood, nu 454. Dit zijn: Johanna (‘Annie’, Muiden, 23.6.1921), Jan Cornelis (Muiden, 30.3.1923), Hendrika Cornelia (‘Henny’, Hoek van Holland, 4.7.1927) en Antje (‘Ans’, Dordrecht, 30.6.1937).
        In diezelfde hoekwoning hadden zich twee joden verstopt, de 24-jarige Andries Lezer en “een jodenkindje uit Amsterdam”, ongeveer tien maanden oud.

hoekhuis aan het begin van de Voorstraat

Het hoekhuis aan het begin van de Voorstraat.
In de bovenwoning woonde tijdens de oorlog het
gezin Van der Wagt met de twee joodse onderduikers,
Andries Lezer en de baby.
Foto Redactie Website

Bruut
“Op een nacht”, vertelde Johanna van der Wagt-Schuurman, “werd er gebeld.” Twee onbekende personen drongen zich naar binnen, die zich bekend maakten “als zijnde van de SD”. Zij vroegen haar en haar man waar zij joden verborgen hielden. Zij ontkenden dat te doen, maar tijdens de huiszoeking die volgde, vonden de SD-agenten op het balkonnetje achter de keuken Andries Lezer, een kantooremployé uit Assen (geboren 3 april 1919). Elders in het huis troffen ze nog meer buit: een baby.
        Lezer werd gearresteerd. Ook het kleine kind wilden de agenten meenemen naar het Hoofdbureau van Politie, om de eenvoudige reden dat het “een uitgesproken joods type was”. Mevrouw Van der Wagt protesteerde. Uit alle macht probeerde ze de agenten te overreden. “Ik bleef volhouden dat het niet van joodse afkomst was”, getuigde ze tegen Volders, “maar van een vriendin uit Amsterdam. Toen mocht ik het kind houden, onder de mededeling dat het de volgende dag wel gehaald zal worden.”
        Haar man, de beroepsmilitair Cees, werd samen met Andries Lezer overgebracht naar het politiebureau. Lezer was nu kansloos. De arrestatie was de inleiding tot zijn dood. In een apart, hiernavolgend verhaal wordt zijn korte leven beschreven.
         Cees van der Wagt kwam “gelukkig spoedig weer thuis”, vervolgde Johanna. Volgens Sytze van der Zee kwam hij voorlopig vrij en gebeurde dit op voorwaarde dat hij “zijn ondergedoken zoon zou melden”. Het echtpaar besloot om de terugkeer van de SD-agenten niet af te wachten, maar terstond met het hele gezin onder te duiken. Dat lukte, en de Van der Wagts slaagden er vervolgens in om zich tot het einde van de oorlog verstopt te houden. “Zodoende hebben wij het kind kunnen redden en verdere narigheden kunnen voorkomen”, kon Johanna aan Volders vertellen. Ze voegde nog toe dat ze het optreden van de SD-rechercheurs in haar huis “zeer bruut” had gevonden.

Nog drie foto’s van Ineke uit het familiealbum van de Van der Wagts. De zwarte haren zouden haar erg op Cees van der Wagt doen lijken, vonden mensen die de baby zagen

Nog drie foto’s van Ineke (zo’n vijf maanden oud) uit het familiealbum van de Van der Wagts. De zwarte haren zouden haar erg op Cees van der Wagt doen lijken, vonden mensen die de baby zagen.
Foto’s Familiebezit

Zoektocht
Zeventig jaar later leest een redactielid van deze website de rapportage van Volders. Meteen is er nieuwsgierigheid: maar wie was die baby eigenlijk, en is het kind nog altijd in leven? Een zoektocht begon.
        Er ontstaat samenwerking met Jet Kunkeler (1936). Dit vergt uitleg: Henny van der Wagt, het oudste kind van Cees en Johanna, trouwde met Joseph Kunkeler (Dordrecht, 14 mei 1918). En deze Joop was een broer van Jet’s vader Henk. Joop en Henny, oom en tante van Jet dus, kregen vijf kinderen, drie dochters en twee zoons.
        Jet Kunkeler werd het trait d’union tussen de familie Van der Wagt en de redactie van deze website. Overleg tussen verwanten is nu eenmaal vertrouwenwekkender dan met een vreemde. Met name de drie dochters van Joop en Henny hielpen Kunkeler op weg: Joke (later Jacky genoemd, geboren 1950), Tilly (1951) en Karen (1960) – nichtjes van Jet Kunkeler dus. Maar bovenal ook Ans, de enig overgeblevene van de oorspronkelijke familie Van der Wagt. Zij leeft in Hulst – als moeder van vijf kinderen uit twee huwelijken, met wijlen Simon Suurhoff en wijlen Nicolaas A. Vooges.

Verraad
Ans van der Wagt voorzag Jet Kunkeler van allerlei ontbrekende, belangwekkende gegevens. Zoals dat de nachtelijke inval bij hen thuis het gevolg was van verraad. En dat Andries nog had geprobeerd via dat balkon en over het dak van de naastgelegen leeszaal te ontsnappen, maar dat dit mislukte. Na de inval, waarvan Ans uiteraard “erg geschrokken was”, vluchtte zij met haar moeder naar Amsterdam. Zij kregen er onderdak bij een joodse tante, die getrouwd was met een niet-joodse man en daardoor de oorlog heeft overleefd.
        Haar vader en de andere kinderen zaten op andere locaties ondergedoken, bij familie of mensen van het verzet. Jan, de zoon, was al eerder ondergedoken, om te ontkomen aan de arbeidsinzet.
        Tegen het einde van de oorlog keerden de Van der Wagts allen ongedeerd terug naar Dordrecht. Dankzij iemand uit het verzet die bij de gemeente werkte, kreeg het gezin een huis. Toen ze bij kennissen in de Wijnstraat de spullen wilden terughalen die ze daar bij hun vlucht in bewaring hadden gegeven, bleken die verdwenen. “Ja, ach”, zei Ans daarover berustend, “er werd misbruik van gemaakt. Die mensen dachten waarschijnlijk dat we niet meer terug zouden komen.”

Sprekend
De baby. Het is Ans van der Wagt die haar naam weet en openbaart: Ineke Koekoek. Ze kan zich nog herinneren, vertelde ze, dat Ineke in een kinderwagen bij haar pleeggezin werd gebracht. Jet Kunkeler heeft Ans gevraagd of zij destijds wist dat Ineke een joods kindje was. Dat was niet zo, zei ze. Haar moeder zei alleen maar dat het een pleegkindje was dat bij hen kwam wonen. Tegen andere mensen zei moeder dat Ineke en zij zusjes waren en dat het donkere haar van Ans’ vader Cees kwam. Sommige mensen vonden dat uit zichzelf al. Na een blik op baby Ineke, zeiden ze tegen mevrouw Van der Wagt: “Wat lijkt ze sprekend op uw man.”
        Ans wist verder alleen nog dat Ineke een broer had die Hans heette. Of Ineke nog leeft, was haar onbekend, ook aan wie het kind nu eigenlijk toebehoorde. De nichtjes van Jet Kunkeler konden haar in dat opzicht evenmin verder helpen.
        Willekeurig rondzoekend op internet wordt ene dr. Menno Tov (eens: Koekoek) aangetroffen, een vooraanstaand bijbelgeleerde en Dode-Zeerollenexpert. Hij is als hoogleraar verbonden aan de Israel Academy of Sciences and Humanities in Jeruzalem. In een uitgebreid interview met hem in 2013 in Benjamin, het gratis kwartaalblad van de stichting Joods Maatschappelijk Werk (JMW) voor iedereen met een joodse achtergrond, staat in het onderschrift bij een foto de naam Ineke Esveld-Koekoek.
        Zou dat haar zijn? Is dit de bedoelde baby?
        Op goed geluk wordt Menno Koekoek per e-mail benaderd. Of hij misschien in relatie staat tot een Ineke Koekoek die als baby in Dordrecht ondergedoken heeft gezeten? “Inderdaad”, reageert hij, op dat moment reizend door de VS, via zijn mobiel. Hij verstrekt haar e-mailadres.

Juda en Toos Toff

Op de website van Yad Vashem, het Holocaust-onderzoekscentrum in Israël,
staan deze wat vage foto’s van Juda en Toos Toff, de ouders die zoon Emanuel nooit heeft leren kennen,
doordat hij baby was toen zij werden vermoord.
Foto’s Yad Vashem

Tante
Menno licht intussen in een vervolg-email behulpzaam toe dat hij enig kind is van Juda (‘Jo’) Arnold Toff (Amsterdam, 31 mei 1914) en Cato (‘Toos’) Toff-Neeter (Amsterdam, 14 oktober 1915). Geboren in 1941 werd Menno Toff in 1942 als een-jarige baby ondergebracht bij een niet-joodse, kinderloze familie in Amsterdam, Bram van Rooij en zijn vrouw Hendrika van Rooij-de Jong, ‘tante Rie’. Zijn eigen ouders hielden zich schuil in Oosterbeek. Zijn schuilnaam was ‘Bennie’.
        Menno Toff heeft zijn ouders nooit meer leren kennen. Ze werden vermoord, Juda op 16 maart in het extern kommando Ebensee, Cato op 29 oktober 1944 in Auschwitz. Na de oorlog, in 1946, werd hij, zoals ook de ‘Benjamin’ beschrijft, opgenomen in de familie Koekoek. Dat lag nogal voor de hand: de moeder van het gezin, Elizabeth (‘Lies’) Koekoek-Toff, was een zus van Juda. Zij en haar man, ook Juda geheten werden de nieuwe moeder en vader voor Menno, die nu Koekoek ging heten.
        Samen met hen en hun drie kinderen groeide Menno op. Dat waren Ineke (1942), Arjo (1944) en Loes (1949). “Zij werden mijn broer en zussen en dat blijven ze altijd”, laat Menno weten. Van een Hans Koekoek is geen sprake.
        Op zijn elfde neemt zijn pleegvader Juda Menno op zijn knieën, bij de haard in de huiskamer. Hij vertelt Menno van wie hij afstamt en dat zijn ware naam Toff is, geen Koekoek. “Hoe ik mij voelde? In de war. Daarna was het een geheimpje dat ik met mij meedroeg. Weinig mensen wisten ervan”, zegt hij in de ‘Benjamin’.
        In 1961 verhuisde Menno naar Israel om er professor te worden. Daar heet hij nu Emanuel Tov: vier identiteiten heeft hij nu, verenigd in één persoon. Hij trouwt met Lika Tov-Aa. Anno 2015 heeft het echtpaar drie kinderen en vier kleinkinderen.

Van boven naar beneden: Emanuel, Ineke Esveld-Koekoek, Arjo Koekoek en Loes Zwaaf-Koekoek

Via een fotobijschrift bij een interview met Emanuel Tov in het tijdschrift ‘Benjamin’ kon de baby Ineke
uiteindelijk worden opgespoord in Australie. De fotostrooks toont Emanuel Tof (eens: Toff en Koekoek)
met zijn broer en zussen, op jonge en latere leeftijd.
Van boven naar beneden: Emanuel, Ineke Esveld-Koekoek, Arjo Koekoek en Loes Zwaaf-Koekoek.
Foto’s Familiebezit

Ontkennend
Ineke Koekoek, Menno’s zus, blijkt in Australië te wonen. De redactie vraagt haar hoopvol of zij de ‘Dordtse’ baby is. De hoop wordt direct de grond ingeboord. Ineke Esveld-Koekoek reageert afstandelijk en ontkennend op de informerende e-mail. “Ik moet u wel meteen vertellen dat ik nooit in Dordrecht heb gewoond en u dus niet kan helpen. Ik heb de naam Van der Wagt wel eerder gehoord, maar waar dat was, weet ik niet. Mijn moeder heeft me als drie maanden oude baby met de kinderwagen ergens naar toe gebracht en me zo afgeleverd. Wat er daarna gebeurd is, weet ik niet. Ik heb de oorlogsjaren in Renkum en Oosterbeek doorgebracht.”
        Dit is behoorlijk teleurstellend. De speurtocht stokt. Klaarblijkelijk is deze Ineke de verkeerde Ineke.
        Intussen krijgt Jet Kunkeler van haar nicht Jacky Kunkeler digitaal foto’s aangereikt van de baby die de familie Van der Wagt verzorgde. Ze zijn afkomstig uit oude albums van Cees en Johanna, haar grootouders van moeders zijde. Die foto’s worden naar Ineke Koekoek doorgestuurd, met het verzoek of ze ze wil bekijken. De baby staat erop, mevrouw Van der Wagt en Ans, de dochter.
        Herkent ze misschien iets of iemand? Is dat niet zo, “dan laten we het hierbij”, mailt de redactie. Dan moet hernieuwd geprobeerd worden de juiste Ineke te vinden.
        De ontknoping is weergaloos leuk. Ineke Koekoek laat nu per ommegaande opgewonden weten dat zij zich op de toegezonden foto’s herkent.
        “Oh my God, dat ben ik. Ik heb al die foto’s hier ook. Ik heb zelfs één van die foto’s hier voor mijn neus staan. Daar heb ik dat witte jasje met ‘bontmuts’ ook op. Die heb ik hier al jaren.”
        De redactie is vanzelfsprekend aangenaam verrast. Zo ook Jet Kunkeler, die alle familieleden die ze raadpleegde op de hoogte brengt van het heuglijke nieuws. “De baby is terecht, ze is het toch!”
        Ineke Koekoek zelf is ronduit verbouwereerd, stupéfait. “Nooit geweten dat ik ooit in Dordrecht was. Ongelooflijk, mijn hele verleden is hierdoor veranderd.” Het verwart haar, om op 73-jarige leeftijd ineens iets te vernemen over haar leven dat ze he-le-maal niet weet. “Ik voel me een beetje vreemd eigenlijk. Ik weet niet wat ik met deze informatie moet doen.”

Cees en Johanna van der Wagt

Cees en Johanna van der Wagt, die beiden niet gelovig waren,
liggen begraven op de Algemene Begraafplaats Essenhof in Dordrecht.
Foto Website Online-Familieberichten

Ondergronds
Nu onmiskenbaar vaststaat dat zij de ‘Dordtse’ Ineke is, is ze wat toeschietelijker met gegevens over haarzelf. Ze schrijft dat ze geboren is op 16 december 1942 en dat haar moeder, Elizabeth, haar uit voorzorg met kinderwagen en al aan een mevrouw heeft gegeven. “Ze kende die dame niet, maar dat was waarschijnlijk iemand van de ondergrondse beweging.”
        Ineke belandde onwetend in Dordrecht, drie maanden oud. “Ik weet zelf niets van die tijd, maar de foto’s bewijzen dat ik inderdaad in Dordrecht ben geweest. Hoe lang ik daar was, weet ik niet.”
        Ze heeft eens vernomen dat iemand, wellicht was het mevrouw Van der Wagt, haar heeft doorgegeven aan de familie Scharrewachter in Oosterbeek, mensen die daar woonden aan de Utrechtseweg, meent ze. Mevrouw Scharrewachter is voor haar ‘tante Marie’ geworden, én gebleven. “Ik heb haar over de jaren menige malen ontmoet.”
         Vandaar ging Ineke naar de familie Materman in Renkum, wonend op de Reimerswijkseweg 16 en bestaande uit moeke Elisabeth (‘Bets’), pa Marten en vier “hele blonde” kinderen: Jan, Grietje, Jansje en Fred. Ze is er de rest van de oorlog gebleven. Volgens de verhalen moet ze in die tijd haar ouders wel eens ontmoet hebben. Deze zogeheten tante Lies en oom Rinus zaten verstopt in Heelsum.
        “Toen de oorlog voorbij was, hebben Pa en Moeke mij uiteraard aan mijn ouders teruggegeven. Ik ben daarna elke schoolvakantie bij Pa en Moeke gaan logeren.” Die mensen zijn later naar Nieuw-Zeeland verhuisd, eind jaren vijftig. Met brieven heeft Ineke contact gehouden. Inmiddels zijn ze “helaas al lange tijd overleden”.
        Ineke Koekoek is na haar schooltijd in de verpleging gegaan. In 1961 kreeg ze verkering met de niet-joodse Richard Esveld, met wie ze in januari 1965 trouwde en twee kinderen kreeg: Phaedra (1965) en Michael (1967) In juni 1969 emigreerden zij naar Australië, naar Sydney. In 1988 werden zij genaturaliseerd tot Austërs. “We wonen hier nu al 46 jaar”, meldt Ineke, “en hebben het zeer naar onze zin.”
        Zij en haar man zijn nu gepensioneerd, en reizen veel. Hun twee kinderen hebben allebei drie kinderen, dus er zijn zes kleinkinderen, in leeftijd variërend van twaalf tot 21 jaar.

Ineke Esveld anno nu, met haar dochter Phaedra en zoon Michael

Ineke Esveld anno nu, met haar dochter Phaedra en zoon Michael.
Foto Familiebezit

Eer
Cees en Johanna van der Wagt, de redders van Ineke, leven geen van beiden meer. Hij stierf op 13 augustus 1982 in het bejaardencentrum ‘Dubbelmonde’ in de wijk Dubbeldam. Zij overleed zes jaar later, ook in dit tehuis, op 20 maart 1988.
        Van hun vier kinderen zijn er drie overleden: Henny Kunkeler-van der Wagt op 73-jarige leeftijd op 24 november 2000, Johanna (‘Annie’) van Buul-van der Wagt op 8 mei 2010 en Jan op 20 juli 1968. Joop Kunkeler, de echtgenoot van Henny, ging heen op 16 december 1994, 76 jaar oud. Het rad van de tijd draait maar door.
        Ze hebben eer toegezwaaid gekregen voor hun heldhaftige optreden, Cees en Johanna. Bij Karen Lapré-Kunkeler, hun kleindochter, hangt thuis het bewijs ervan, een ingelijste oorkonde, overgebleven uit de nalatenschap. In Israel, in het Westerweelwoud in Ramat Menashe, is voor hen een palmboom geplant, “die zal wassen als een cederboom op Libanon (Psalm 92, vers 13)”. Hiermee drukken de schenkers van de boom hun grote erkentelijkheid uit voor de hulp die Cees en Johanna in de nazitijd hebben verleend.
        Alleen: wie de boomgevers waren, is niet meer te achterhalen. Hun namen staan achterop, maar zijn maar moeilijk te lezen.
        Alles van waarde verweert.

* Ineke verbleef ook nog in Winsum-Obergum

Vier jaar nadat bovenstaand verhaal werd gepubliceerd, reageerde mevrouw Leentje Datema-Brugma uit Tinallinge in Groningen erop. Zij schreef in maart 2019 in een e-mail dat zij de herinneringen van Ineke Esveld-Koekoek kan aanvullen.
        Als baby verbleef Ineke eerst een tijdje in Dordrecht. Daarna werd ze doorgegeven aan de familie Scharrewachter in Oosterbeek, ten slotte ging ze naar de familie Materman in Renkum. “Daar is ze de rest van de oorlog gebleven”, staat hierboven.
        Dit laatste klopt niet, meldt Leentje Datema. Na de Slag om Arnhem, die zich afspeelde tussen 17 en 25 september 1944, “moesten ook de Renkumers weg”. Ineke weet dit waarschijnlijk niet (meer), veronderstelt Leentje, maar de baby, geboren in december 1942, belandde eind september dat jaar in Winsum-Obergum. Daar werd ze opgenomen in het huis van Leentjes grootvader, Jakob Siegers, die woonde aan de Onderdendamsterweg.
        “Opa was sinds 1937 weduwnaar, maar had intussen een huishoudster in huis, tante Siet, en nog drie minderjarige zoons.” En in dat huis is Ineke tot na de oorlog gebleven, samen met de familie die haar in Renkum had opgevangen: vader Marten Materman, moeder Elizabeth (‘Bets’) en hun vier eigen blonde kinderen. Daarna kon men terugkeren naar Renkum.

Zus
Hoe de Matermans in Winsum-Obergum terechtkwamen? Leentje: “De moeder van Marten Materman was een zus van opa Siegers, en mijn moeder was een dochter van opa Siegers.” Nog meer ‘familienieuws’: in het ouderlijk huis van Leentje, aan de Trekweg in Winsum-Obergum, kwam na de Slag om Arnhem overigens een broer van Marten Materman zo lang inwonen, Gerrit, samen met zijn vrouw Annie en dochter Irene. Dit gezin woonde in Arnhem zelf en moest ook evacueren. “Ik denk dat Ineke deze mensen wel kent.” Leentje, als dochter van H.F. Brugman en Aaltje Siegers geboren op 10 mei 1944, woont sinds 1958 aan de Rooin Grasweg 1 in Tinallinge, dat op zo’n vijf kilometer afstand van Winsum ligt, aan de Roordaweg 1.
        Sietse Siegers, één van de drie minderjarige zoons van opa Siegers, nu een oudere man, leeft nog. Leentje vertelt dat haar oom “erg blij” was toen hij via bovenstaand artikel hoorde dat het goed ging met Ineke Koekoek. “Ik zie haar nog rennen om opa te op halen als hij thuis kwam van het land”, zei hij.

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'