Het voorbije joodse dordrecht

‘Dordtse’ overlevenden,
deel 2: Johanna Michell
* Stolperstein voor Joachim leidt tot internationale rel
* De tweeduidige positie van Joachim Elte

geboortehuis van Johanna Michell aan de St. Jorisweg 18

Dit is het geboortehuis van Johanna Michell
aan de St. Jorisweg 18 rood (nu: 24). 
Foto Redactie Website

Johanna Michell, geboren in Dordrecht in 1896, was niet joods, maar kreeg alleszins te maken met de industriële vernietiging die de Duitsers voor joden organiseerden: via haar man Joachim Elte. Hij werd vermoord in Bergen-Belsen, hetzelfde Noord-Duitse concentratiekámp als waar Anne Frank en 70.000 anderen eindigden.
        Hoe verging het Johanna voor én na de Tweede Wereldoorlog?

Ambachtsschool
Haar vader was een leraar. Zo kwam het dat Gerardus Casper Michell, geboren in Amsterdam op 20 maart 1871, in Dordrecht belandde. Hij werd er tijdelijk onderwijzer in het rechtlijnig tekenen aan de Burgeravond- en Ambachtsschool (BAS). Op 29 april 1896 was Gerardus naar Dordrecht verhuisd vanuit Haarlem, de stad waarin hij een jaar eerder was getrouwd met Alida Maria Gütschmidt, in Haarlem geboren op 12 juli 1868. Zij was 26, hij 24.

In 1902 werd Gerardus eervol ontslagen

In 1902 werd Johanna’s vader Gerardus, een onderwijzer, eervol ontslagen (‘Dordrechtsche Courant’, 22.1.1902). Het gezin verhuisde naar Veendam.
Foto RAD

        Het echtpaar betrok een huis aan de St. Jorisweg, op nummer 18 rood (tegenwoordig: 24). En op dat adres was het ook dat hun eerste ter wereld kwam, een meisje, voluit geheten Johanna Helena Elisabeth Michell, op 20 oktober 1896, volgens de geboorteakte om 02 uur ’s nachts. Geen van de drie gezinsleden waren joods. In het Dordtse bevolkingsregister staat genoteerd dat zij E.L. zijn, Evangelisch Luthers.
        Het gezin verhuisde na de geboorte van Johanna, roepnaam ‘Annie’, naar Singel 56 rood (nu: 72), maar het bleef daar niet lang. Op 12 maart 1902 verliet het Dordrecht en werd Veendam de nieuwe standplaats. Kennelijk kon Gerardus als leraar steeds op een andere school terecht, en vertrok hij na bijna zes jaar uit Dordrecht. In de raadsvergadering van 21 januari 1902 werd besloten hem op eigen verzoek “tegen Maart eervol ontslag” te verlenen, meldde de Dordrechtsche Courant de volgende dag.

In 1902 werd Gerardus eervol ontslagen

        In Veendam beviel moeder Alida op 25 juli 1903 van een tweede dochter, die naar haar werd vernoemd: Alida Maria.

geboorteakte van Johanna Helena Elisabeth Michell

De geboorteakte van Johanna Helena Elisabeth Michell, dochter van Gerardus Casper Michell en Maria Güthschmidt.
Zij kwam ter wereld in de bovenwoning van de St. Jorisweg 18, op 20 oktober 1896, om twee uur ’s nachts.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD).


Joachim Elte
1 juli 1927 in Amsterdam werd Alida Maria geboren

Accountant
Bijna dertig was Johanna Michell toen zij op 17 november 1925 in het huwelijk trad met de drie jaar oudere, joodse Joachim Elte (10 december 1893), die afkomstig was uit Den Helder. Hij was werkzaam als accountant. Het echtpaar koos niet voor Leeuwarden, maar voor Amsterdam. Nog op diezelfde 17de november werd het in die stad ingeschreven, als wonende aan het Sarphatipark, op nummer 127 boven. Dit bleef voor langere duur hun vaste stek. Pas in augustus 1938, bijna dertien jaar later, werd er verhuisd, naar Nic. Maesstraat 3 huis.
        In het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 3 april 1936 plaatste Johanna als ‘Henriëtte Elte’ een advertentie, waarin zij zich op dit adres als piano-lerares presenteerde. Lessen bij haar, bedoeld om het einddiploma van het conservatorium te kunnen halen, kostten vijf gulden per maand.
        In de tussentijd kregen Joachim (‘Joch’) en Johanna drie kinderen. De eerste was Anna Maria (’Lyda’), op 1 juli 1927. Daarna volgden twee jongens, Heijman Joachim (‘Chaim’) op 12 januari 1935 en Gerardus Casper op 21 juli 1937.
        Johanna en Joachim waren zogenoemde ‘gemengd-gehuwden’. Dat zij in de oorlog met rust werden gelaten, is een “wijd verbreid” misverstand. De journaliste Loucky Content, die er onderzoek naar deed, schrijft op de website ‘Psychotraumanet’, dat gemengd-gehuwden “in doodsangst leefden”, want “uitstel van deportatie was bis auf weiteres”. “Bijna alle anti-joodse maatregelen die aan de deportaties vooraf zijn gegaan”, zo bleek haar, “hadden ook op deze categorie vervolgingsslachtoffers betrekking. Ze werden even erg gediscrimineerd. Ze verloren bijna altijd hun werk. Hun bezit werd afgepakt. Ze raakten in financiële moeilijkheden. Vaak moesten ze ook verhuizen. Ze moesten ook een ster dragen. Velen kwamen tijdelijk in Westerbork terecht.”

Amsterdamse kaart

Op 17 november 1925 trouwde Johanna met Joachim Elte, in Leeuwarden. Nog diezelfde dag werden zij ingeschreven in Amsterdam, op het adres Sarphatipark 127 boven, zoals de archiefkaart laat zien.
Foto Stadsarchief Amsterdam.


Nic. Maesstraat 3

Op 12 augustus 1938 verhuisde het gezin naar de Nic. Maesstraat 3 huis. Na een verblijf in Heemstede, in februari 1941, keerde Johanna in maart 1944 terug naar het woonhuis aan de Nic. Maesstraat, en daar zou ze, met uitzondering van twee weken in oktober 1991, blijven wonen tot aan haar overlijden.
Foto Google Streetview

Overleefd
Johanna heeft samen met haar drie kinderen, zogeheten vaderjoden, de oorlog overleefd. Tijdens de oorlog scheidde zij van Joachim, volgens de Amsterdamse archiefkaart op 7 februari 1941. Twee weken na de echtscheiding ging Johanna naar Heemstede, om daar te gaan wonen in de Lanckhorstlaan, op nummer 11. Maar in maart 1944 keerde ze terug naar de Nic. Maesstraat, naar hetzelfde nummer. Ze bleef daar 47 jaar, tot 11 oktober 1991. Op 11 oktober 1991 verhuisde ze om gezondheidsredenen naar het verpleeghuis Beth Shalom, een zorgcentrum met joodse identeit aan de Kastelenstraat 80 in Amsterdam. Om thuis te kunnen sterven, ging ze binnen twee weken terug naar haar oude huis aan de Nicolaas Maesstraat, aldus Herman Elte, een neef van Johanna. Op dit adres overleed Johanna twee maanden later, op 31 december 1991. Zij is 95 jaar oud geworden. De geneeskundige die haar overlijdensakte tekende, was een direct familielid van haar, neef Pieter Maurits Elte, zoon van haar jongste zwager Salomo.
        Joachim Elte is op 30 april 1944 ingeschreven in kamp Westerbork en werd tien maanden later omgebracht in Bergen-Belsen, op 28 februari 1945, op 51-jarige leeftijd. Ook zijn zussen werden vermoord: Fijtje Oudkerk-Elte (Den Helder, 23 juni 1885) in Tröbitz, op 9 mei 1945 (59 jaar) en Lea Levie-Elte (Den Helder, 12 juni 1892), eveneens in Tröbitz, op 14 mei 1945 (52 jaar).
        De zussen hebben beiden ook in Bergen-Belsen gezeten. Of zij daar Joachim hebben gezien, is niet vast te stellen. De herdenkingswebsite ‘Joods Monument’ vertelt dat gevangenen uit Bergen-Belsen begin april 1945 werden overgebracht naar het concentratiekamp Theresienstadt. “Een van de drie daarvoor gebruikte treinen is bij het dorp Tröbitz door het Russische leger bevrijd. Vele inzittenden kwamen in de trein om, en vooral door de heersende vlektyfus zijn velen in Tröbitz gestorven.” Fijtje en Lea waren twee van hen.

grafsteen Joachim Elte, adv voor Alida Maria Gütschmidt, grafsteen Gerardus

Joachim Elte kwam op 30 april im kamp Westerbork terecht en werd vandaar naar het concentratiekamp in Bergen-Belsen vervoerd. Daar is hij vermoord op 28 februari 1945. Ter ere van hem heeft Johanna een grafsteen voor hem laten maken, en laten plaatsen op de begraafplaats Westerveld Duin, aan de Kruidbergerweg 2-6 in Driehuis.
Foto Website ‘Online Begraafplaatsen’

Alida Maria Gütschmidt, de moeder van Johanna, overleed op 7 november 1958 in Leeuwarden, 90 jaar oud (‘Algemeen Handelsblad’, 11.11.1958). Haar man Gerardus was al in 1949 gestorven, op 4 februari, 77 jaar oud, ook in Leeuwarden. Ook hij is begraven op de begraafplaats Westerveld Duin. Foto’s Delpher en de website ‘Online Begraafplaatsen’.


grafstenen Lyda Elte, haar eerste man Bob Wallagh en haar tweede man André Kloosterman

Lyda Elte, de dochter van Johanna en Joachim, is overleden op 14 mei 2011, haar eerste man Bob Wallagh op 14 augustus 1967, haar tweede man André Kloosterman op 2 augustus 2007. Zij zijn eveneens begraven op de begraafplaats in Driehuis.
Foto’s Online Begraafplaatsen

Leeuwarden
Joachim en zijn zussen Fijtje en Lea zijn drie van de acht kinderen die het gezin Elte omvatte. De andere vijf (Debora, Willem, Levie, Jacob en Salomo) overleefden de oorlog. ‘Joods Monument’ noemt Johanna nog altijd ‘echtgenote’ en ‘partner’. Mogelijk zijn Joachim en Johanna dus uit elkaar gegaan om tactische reden.
        De ouders van Johanna, Gerardus en Alida, zijn altijd blijven wonen in de laatste standplaats, Leeuwarden. Gerardus stierf er op 4 februari 1949, 77 jaar oud; Alida negen jaar later, op 7 november 1958, 90 jaar oud.
        Hoe het de kinderen van Johanna en Joachim verder verging? Anna Maria (‘Lyda’) trouwde met Bob Wallagh (31.7.1907 – 14.8.1967, 59) en kreeg met hem één kind, Linda. Deze trouwde met André Kloosterman, die op 2 augustus 2007 is overleden in Bergen op Zoom. Anna Maria is nooit hertrouwd. Zij overleed op 14 mei 2011, 83 jaar oud. Heijman Joachim trouwde met Gudula en kreeg met haar Tanja. Het gezin ging in het Zwitserse Wollerau wonen, Heijman ging zich Chaim noemen. Gerardus Casper trouwde met Ineke Grothoff en kreeg met haar in Amsterdam Joachim en Ira. Hij is overleden op 17 september 1997, op 60-jarige leeftijd.
        Alida Maria ten slotte, de in Veendam geboren dochter van Gerardus en Alida Michell en tante van Johanna, is blijkbaar ongetrouwd gebleven. Toen zij op 10 juli 1981 in Leeuwarden overleed, 77 jaar oud, werd zij in de twee advertenties in de Leeuwarder Courant van de elfde juli alleen zus, tante en vriendin genoemd − niet als echtgenote van.

Alida overleed op 10 juli 1981, Johanna stierf op 31 december 1990

Stolperstein voor Joachim
leidt tot internationale rel

Op 15 april 2014 is voor het gezinshuis van Joachim en Johanna Elte aan de Nicolaas Maesstraat 3, een Stolperstein aangebracht. Dit gebeurde in stilte. Drie jaar later brak over dit struikelsteentje een rel uit, die wereldwijd (media)aandacht kreeg. Op slag werd het het beroemdste steentje van Nederland.

Razernij
Het was niet het steentje zelf dat “tallozen tot razernij” bracht, zoals columnist Auke Kok de ophef in de NRC van 6 april 2017 beschreef. Het was het echtpaar dat op dit adres in “de deftige Amsterdamse Concertgebouwbuurt” (de Volkskrant) woonde, dat een storm van verontwaardiging ontketende.
        Deze twee niet bij naam genoemde bewoners protesteerden tegen de beladen steen voor hun deur en begonnen een juridische procedure om het gedenksteentje verwijderd te krijgen. Toen de rechtszaak in de publiciteit kwam, “werden de darmen van Twitter en Facebook tot in Israël boven de hoofden van het echtpaar geleegd”, constateerde Kok. “De locatie, een dure straat in Zuid, deed de zaak ook al geen goed.”
        Wat stoorde het echtpaar zo aan het steentje? ‘De Volkskrant’ rapporteerde het gedetailleerdst over de kwestie, in de editie van 3 april. Enkele verhelderende citaten: “Uit het vonnis van de bestuursrechter – die de zaak doorverwees naar de civiele rechtbank – bleek dat zij de confrontatie met de steen een te grote ‘emotionele belasting’ vinden voor hun gezin. Verder voerden zij aan dat hun privacy wordt aangetast door voorbijgangers die op de steen stuiten en ‘indringend’ naar hun woning kijken.”

internationale reactie van de website 24/6mag

Twee van de internationale reacties, van de website ‘24/6mag’ en
Facebookaccount van het Anne Frank Center for Mutual Respect.
Foto’s Internet

Neo-nazi’s
De website ‘24/6.mag’, die bericht over ‘Israel, The Middle East and Beyond’, pikte het nieuws op. “Amsterdam residents upset at plaque that says Nazi victim Joachim Elte used to live there”, luidde de kop boven het artikel van Eldad Tzioni. The Amerikaanse website ‘Anne Frank Center for Mutual Respect’ deed het voorkomen alsof het steentje al was weggehaald.
        “We remember Joachim Elte, and no one can stop all of us”, liet het centrum via Facebook weten, strijdbaar deze uitleg gevend: “A judge in Amsterdam has removed Joachim Elte’s plaque in front of a home because residents there didn’t want to be reminded of the Holocaust. Therefore, we at the Anne Frank Center for Mutual Respect in the United States, (…) shall now remind the world.
        Op sociale media gingen de sluizen van boosheid en haat wijd open, het echtpaar “werd zelfs voor neo-nazi’s uitgemaakt”, signaleerde de Volkskrant. Met andere woorden: de wereld was te klein.
        “Aangedaan door de scheldpartijen” (Kok) staakte het echtpaar het proces. Het slikte zijn bezwaren in. En het stuurde ‘de Volkskrant’ een verklaring, waarin het meer inzicht gaf in de emoties die het steentje voor deze twee bewoners zo beladen maakte: een overleden kind bleek de voornaamste reden.
        De verklaring: “Wij stoppen met de rechtszaak omdat we geschrokken zijn van de manier waarop dit in de publiciteit is gekomen en de misverstanden die hierdoor nu ontstaan. Door het overlijden van ons kind maakt een Stolperstein, duidend op ons huis, te veel los. Sinds wij hier wonen, bewaren we een document met de handgeschreven naam van de gedeporteerde bewoner [Joachim Elte] op een prominente plaats in ons huis ter nagedachtenis. Wij vinden de herdenking van alle slachtoffers van de Holocaust zeer belangrijk en doen dit ook blijvend en respectvol. Wij willen niemand kwetsen en vinden het zeer spijtig als dit gebeurd is.”
        De storm ging liggen, rond het steentje werd het weer stil.

internationale reactie van het Anne Frank Center for Mutual Respect

De tweeduidige positie van Joachim Elte

Historisch onderzoekster drs. M.M.R. (Myriam) Daru-Schoemann uit Amsterdam heeft de redactie van de Stolpersteine-site er in oktober 2020 op gewezen dat er nog wel wat “meer te vertellen is” over Joachim Elte − de man van de in Dordt geboren Johanna Michell. De lotgevallen van Joachim, die in Bergen-Belsen om het leven is gebracht, en Johanna, die de oorlog heeft overleefd, zijn in bovenstaand verhaal beschreven.

Tweeduidig
Myriam Daru, in Frankrijk geboren, van Duits-joodse afkomst en inmiddels gepensioneerd, benadrukt in haar aanvulling dat Joachim “noodgedwongen een tweeduidige positie” heeft gehad in de oorlogsjaren. Zij geeft er twee voorbeelden van.
        “Tijdens de oorlog, voordat hij werd opgepakt”, licht zij toe, “was Joachim Elte niet zo maar een accountant. Hij was accountant bij het bedrijf Union. Union was in dienst van het Vierjahresplan van [nazileider Hermann] Göring en werd gebruikt om goederen op de zwarte markt in Nederland op te kopen. Uiteraard werd de opdrachtgever van Union [Göring] geheim gehouden. Toch moest Joachim Elte als accountant behoorlijk goed op de hoogte zijn geweest van wat er met de goederen gebeurde. Zijn positie verschafte hem ook een Sperre, een vrijstelling van deportatie. Het illustreert hoe Joodse mensen gemanipuleerd konden worden in een situatie, waarin zij bijdroegen tot de oorlogseconomie van het Derde Rijk.”
        Het tweede voorbeeld betreft de zogeheten Goudstikker-zaak. Jacques Goudstikker was een joods-Amsterdamse kunsthandelaar, wiens kunstverzameling in handen viel van nazi-Duitsland. Na de oorlog kwam een groot deel van de collectie in handen van de Nederlandse staat. Erven van Goudstikker onderhandelden vervolgens jarenlang over teruggave van de collectie.

Bewijsstuk
Volgens Myriam Daru is Joachim Elte in de oorlog bij deze zaak betrokken geweest. “Hij vervaardigde voor Alois Miedl [een Duitse kunsthandelaar en vriend van Göring] in juni 1942 een accountantsrapport over de kunsthandel van Goudstikker. Zijn rapport is een belangrijk bewijsstuk geweest bij het onderzoek van de Restitutie-commissie in de slepende zaak van de Goudstikker-collectie. Zoals inmiddels goed bekend, heeft Miedl een groot aantal kunstwerken aan Göring verkocht.” Er is overigens dit jaar een biografie van Miedl verschenen, geschreven door Nils Fiebig en getiteld: Alois Miedl. Der Bankier und die Raubkunst. Geschäfte im Schatten der Macht.
        Ten slotte gaat ze nog in op de (ook hierboven beschreven) rel rond de Stolpersteine voor Joachim en Johanna, in april 2014 gelegd voor hun huis aan de Nicolaas Maesstraat 3 in Amsterdam.
        “Bij die hele Stolpersteinrel”, schrijft Daru, “is met geen woord gerept over de tweeduidige positie waarin Joachim Elte zich noodgedwongen bevond, een positie die ertoe heeft geleid dat hij pas relatief laat is opgepakt. Voor reflectie leek bij de reacties geen ruimte te bestaan. Met een beetje geluk, had hij Bergen-Belsen overleefd, zoals het met mijn moeders nicht Edith Weil-Meier en haar twee zoons is gebeurd. En dan was er waarschijnlijk geen Stolperstein voor Joachim Elte nodig geweest.”
        “Opvallend is overigens”, sluit zij af, “dat Joachim Elte bij Union bij lange na niet de enige was die met een niet-joodse vrouw was getrouwd. Zijn opdrachtgever Miedl was dat wel, trouwens. Zoiets draagt vanzelf bij tot morele dilemma’s in tijden van nazi-dictatuur. Toen de Stolpersteinrel speelde, heb ik uitgezocht hoe het met Joachim Elte zat. Ik vond toen bijvoorbeeld de melding over zijn echtscheiding op de persoonskaart [op 7.2.1941 in Leeuwarden; zie bovenstaand verhaal]. Die scheiding was er voordat Joachim Elte in dienst trad bij Union. Op papier was hij dus niet meer gemengd-getrouwd; en daardoor was zijn leven een stuk precairder geworden. En hij moest toch voor zijn kinderen blijven zorgen. Wat had ik gedaan als ik in zijn schoenen had gestaan? Ik weet het echt niet.”

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'