Het voorbije joodse dordrecht

Na Mina dreef Dina Dordrechts
enige winkel in rituele waren

Huisjes aan de Lingedijk bij Rumpt

Huisjes aan de Lingedijk bij Rumpt, het dorp waar de drie families Van Straten
voor de oorlog “een heel klein joods gemeenschapje” vormden.
De foto is van na de oorlog, gemaakt op 20 mei 1952.
Foto Gelders Archief/Collectie Gelderse Komgrondencommissie (nr. 2045 – 334)

Rumpt is een klein, langgerekt Gelders dorp aan de Linge, een spikkeltje op de kaart.
        Zo’n negenhonderd inwoners telt het, voor de oorlog waren het er honderd minder. Nog vroeger was het een van de armste plaatsjes van Nederland. Drie joodse gezinnen woonden er, en die waren onderling verbonden: ze waren gesticht door de drie broers Van Straten. De ene was Henri, die Harry werd genoemd, Harry de jood. Hij handelde in textiel. De tweede broer was Hartog, een kosjere slager. De derde was Louis, ook een slager, en veehandelaar.
        Op later leeftijd is manufacturier Benjamin (15.8.1912 – 8.9.2000), de zoon van Harry, in zijn nieuwe woonplaats Duivendrecht geïnterviewd door Tamarah Benima Amsterdam, 1950), een voormalig journaliste van het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW). Zij sprak in de loop der jaren met een groot aantal oudere joodse Nederlanders, in een poging via hun herinneringen “een beeld te krijgen van het joodse leven in Nederland”, in de eerste decennia van de vorige eeuw – een wereld die niet meer bestaat. Benjamin van Straten was één van hen. Hij vertelde honderduit over “het heel kleine joodse gemeenschapje” van Rumpt.
        In 1983 werden de interviews van Benima, die tegenwoordig rabbijn is, gebundeld in het boek Kippesoep was ondenkbaar zonder saffraan, dat als ondertitel had ‘Joods leven in Nederland vóór 1940’. En daarin staat die uitspraak van Benjamin van Straten, luidende: “We hadden een kosjere huishouding – we hadden immers altijd koosjer vlees – en met Pesach kwamen de artikelen uit Dordrecht, van de comestibles-winkel Lievendag.
        Rumpt ligt niet bepaald naast Dordrecht, eerder nogal een eind weg, in de buurt van Leerdam en Geldermalsen. Met de auto is het al gauw drie kwartier rijden. Dat artikelen uit een Dordtse winkel jaarlijks helemaal naar het landelijke Rumpt werden verzonden, wekte dus de nieuwsgierigheid: waarom betrokken de Van Stratens hun waren niet uit Culemborg, Tiel, Zaltbommel of Gorinchem − gemeenten die iets nabijer lagen en volgens Benjamin “behoorlijke killes” (joodse gemeenten) waren indertijd? En Lievendag, wat was dat dan wel voor winkel?
        In dit artikel wordt dat allemaal uiteengezet. De comestibles-winkel van Lievendag had een speciale status: zij stond onder rabbinaal toezicht. Twee eigenaressen heeft deze winkel in rituele waren gekend. Het was louter toeval, maar hun voornamen verschilden maar één letter: Mina en Dina. Beiden zijn industrieel vermoord in Auschwitz.

Benjamin van Straten met zijn ouders voor het ouderlijk huis in Rumpt

Benjamin van Straten met zijn ouders voor het ouderlijk huis in Rumpt.
Benjamin is een zoon van Henri, die weer een broer is van (de Dordtse) Mina Lievendag-van Straten.
Benjamin is degene die werd geïnterviewd door Tamarah Benima.
Foto uit het boek ‘Kippesoep was ondenkbaar zonder saffraan’


Samuel van Straten stierf op 12 augustus 1920

Samuel van Straten, de vader van Mina Lievendag, stierf op 12 augustus 1920. De overlijdensadvertentie stond in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) van 20 augustus.
Foto Delpher

Familieband
Dat de Van Stratens uit Rumpt zo trouw hun boodschappen bestelden in Dordrecht, heeft een voor de hand liggende reden, zo kwam naar voren uit research: Mina Lievendag was familie. Zij was een zus van de drie broers. En bij je zus spullen bestellen, ligt nogal voor de hand.
        De familieband kwam niet meteen aan het licht. Weliswaar heet Mina van zichzelf Van Straten, maar op de herdenkingswebsite ‘Joods Monument’ wordt Deil als haar geboorteplaats genoemd. En weliswaar ligt Deil niet ver van Rumpt vandaan, maar Van Straten is een vrij algemene naam, en verder repte Benjamin tegenover Tamara Benima niet over ene tante Mina.
        Duikend in de genealogie van Mina van Straten blijkt evenwel dat zij in werkelijkheid is geboren in Rumpt, Deil is slechts de ‘akteplaats’. Zij kwam op 26 oktober 1869 ter wereld als dochter van Samuel van Straten en Maria Adriana van Straten. Stamboomdocumenten in het Gelders Archief laten bovendien zien dat er sprake is van veel meer gezinsleden dan de drie broers die Benjamin noemde. Misschien wist hij het niet, misschien vroeg Benima hier niet op door.
        Samuel en Maria, die trouwden op 16 november 1864, hebben in totaal elf kinderen gekregen. Dit waren ze, in chronologische volgorde: Jonas (18.10.1865), Salomon (4.5.1867), N.N. (naamloze boreling; 10.12.1868), Mina (26.10.1869), Betje (7.8.1871), Mozes (1.8.1873), Leentje (27.1.1875), Hartog (14.10.1876), de tweeling Johanna en Henri (5.3.1879), en ten slotte Louis (27.1.1881). Moeder Maria, afkomstig uit Beesd en van wie alleen de doopdatum en -plaats bekend is (Beesd, 17.11.1838), overleed op 6 januari 1902, ongeveer 76 jaar oud.
        Haar echtgenoot Samuel stierf achttien jaar later, op 12 augustus 1920, 83 jaar oud. Hij was toen dan al voor de tweede keer weduwnaar geworden. Op 2 maart 1905, drie jaar na het verscheiden van Maria, was hij in Amsterdam hertrouwd met de Rotterdamse Sophia Frenk, hij 67 jaar oud, zij 56. Sophia overleed op 29 december 1916.
        Tot zover de familiaire ontwikkelingen in het gindse Rumpt.

Korte Breestraat tussen 1900 en 1921

Deze foto toont de Korte Breestraat tussen 1900 en 1921, aldus het Regionaal Archief Dordrecht.
Rechts vooraan, in het derde pand, was de winkel van Lievendag gevestigd.
Foto RAD (nr. 556_1483)

een klein stukje van Lievendags nering

Op deze foto is nog net een klein stukje van Lievendags nering te zien, rechts naast de slagerij van P. den Otter.
Foto RAD (nr. 552_3237357)


ritueele zeep verkrijgbaar in de winkel van Meier Lievendag

Een bericht in de Dordrechtsche Courant van 11 april 1919. Voor ‘Israëlitische ingezetenen’ is op vertoon van bonnen ‘ritueele zeep’ verkrijgbaar in de winkel van Meier Lievendag.
Foto Krantenbank RAD

Dordrecht
Mina van Straten raakte in Dordrecht verzeild kort nadat zij in het huwelijk was getreden met Meier Lievendag, geboren in het Overijsselse Borne, op 15 januari 1867. De bruiloft had plaats in Deil, op 5 juni 1895. Tien maanden later, op 14 maart 1896, werd hun eerste kind geboren: Rozetta. Dat gebeurde in Dordrecht; blijkbaar woonde ze er al. Twee jaar later kregen zij een tweede en laatste kind, Samuel, op 16 juni 1898.
        Meier Lievendag was van oorsprong godsdienstonderwijzer. Maar in Dordrecht begon hij een winkel in “boter en kaas”, zoals de gezinskaart in het Dordtse archief vermeldt, aan de Korte Breestraat 15. In dit pand, later hernummerd tot 21, vestigde hij de lokaal fameuze comestibleswinkel Lievendag. Van de woning is niets meer over. Een hele rij panden in de Korte Breestraat is eind vorige eeuw gesloopt om plaats te maken voor een parkeergarage.
        Meier was mankerende. De gezinskaart toont aan dat hij in de jaren twintig en dertig op en af Dordrecht voor langere tijd verliet, om verpleegd te worden in ‘Het Apeldoornsche Bosch’, een joodse psychiatrische inrichting in Apeldoorn. Op 5 juli 1921 ging hij voor het eerst naar dit krankzinnigengesticht. Op 25 april 1922 keerde hij terug in Dordrecht, om op 3 april 1930 weer te worden opgenomen. Op 16 juli 1930, ruim drie maanden later, werd hij er ontslagen, maar er vanaf 5 februari 1931 weer behandeld.
        En zo ging het door: op 4 augustus 1932 van Apeldoorn naar Dordt, op 1 februari 1933 terug naar Apeldoorn. Meier Lievendag zou er toen niet meer vertrekken; hij stierf in de inrichting op 26 april 1935, op 68-jarige leeftijd.
        Zijn dochter Rozetta (‘Roosje’) verging het geenszins beter. Ook zij was kennelijk geestesziek. Rozetta werd op 4 november 1932 opgenomen in ‘Het Apeldoornsche Bos’ en mocht het op 26 november 1936 verlaten. Zij ging weer bij haar moeder wonen, die nu weduwe was. Op 30 augustus 1938 verhuisde Rozetta samen met haar moeder naar Den Haag, naar het adres Repelaerstraat 54 I. Hier woonde haar broer Samuel, die inmiddels advocaat en procureur was geworden.
        Maar Rozetta is er niet gebleven. Zij is uiteindelijk overleden in het gesticht, op 5 juni 1941, 45 jaar oud. Zij heeft niet die dramatische nacht hoeven meemaken van 21 op 22 januari 1943, toen meer bijna negenhonderd patiënten en meer dan vijftig personeelsleden uit deze instelling werden gesleurd en rechtstreeks naar Auschwitz werden gedeporteerd.

gezinskaart van het echtpaar Lievendag

De gezinskaart van het echtpaar Lievendag, voor- en achterzijde. Duidelijk is te zien dat Meier regelmatig afwezig was, omdat hij verpleegd moest worden in ‘Het Apeldoornsche Bosch’. Ook dochter Rozetta is er opgenomen geweest.
Foto’s RAD


Meier Lievendag protesteert ook bij B&W tegen de nieuwe Winkelsluitingswet

Volgens een verslag in het NIW van 19.2.1932 protesteert ook Meier Lievendag bij B&W tegen de nieuwe Winkelsluitingswet, die joodse winkeliers nogal dreigt te duperen.
foto Krantenbank RAD

Zondag
Gelet op zijn ziektegeschiedenis zal Meier Lievendag weinig bemoeienis hebben gehad met zijn fijne- etenswarenzaak. Toch wordt hij in een bericht in het NIW van 19 februari 1932 opgevoerd als eigenaar. Er was een nieuwe Winkelsluitingswet van kracht geworden, die “bijzonder schadelijke bepalingen” bevatte voor joodse winkeliers. Deze wet, in 1930 ontstaan na jaren van overleg sinds 1904, regelde de winkeltijden. Openstelling was toegestaan op werkdagen van 05.00 tot 20.00 uur en op zaterdag tot 22.00 uur. Op zondag hoorden de winkels gesloten te zijn.
        Alom was er protest in het land, bovenal onder joodse ondernemers. Zij wilden, als “Sabbathhoudende winkeliers”, de zondag als verkoopdag behouden. In Dordrecht, meldde het NIW, hebben “de heeren L. Braadbaart, E. Hartog en M. Lievendag” zich met een verzoek daartoe gericht tot B. en W. Braadbaart had een bakkerszaak aan de Groenmarkt, Hartog een zuivelwinkel aan het Steegoversloot, Lievendag de kruidenierszaak aan de Korte Breestraat.
        Het college van B. en W. voelde er evenwel niets voor. Als een beperkt aantal winkels open is op zondag, redeneerde het, hebben zij daar “een grooter economisch voordeel” van dan wanneer zij open zijn op vrijdag of zaterdag. B. en W. wilden met andere woorden de joodse winkels niet bevoordelen en willigden het verzoek daarom niet in. Het NIW noemde dit “Holland op z’n smalst” en vreesde dat het winkeltijdenbesluit vooral joodse winkeliers in de kleine plaatsen ging duperen.
        Enkele jaren later bond de rijksoverheid overigens in. In 1934 werd de verplichte zondagssluiting gedeeltelijk tenietgedaan; er kwam een mogelijkheid tot zondagsopening.

Weduwe Mina hield het nog drie jaar vol

Weduwe Mina hield het nog drie jaar vol met de winkel in rituele waren, zoals dit adresboek uit 1938 laat zien. Op 30 augustus 1938 vertrok ze samen met haar dochter Rozetta naar Den Haag, naar het huis van haar zoon Samuel, die in 1920 was gepromoveerd tot doctor in de rechtswetenschap (Algemeen Handelsblad, 3.12.1920).
Foto’s RAD en Delpher 


Meier en Mina Lievendag vierden op zaterdag 5 juni 1920 hun 25-jarig huwelijksfeest

Meier en Mina Lievendag vierden op zaterdag 5 juni 1920 hun 25-jarig huwelijksfeest. Hun kinderen Roosje en Samuel feliciteerden hun ouders alvast op de 28ste mei, in het NIW.
Foto Delpher

Klandizie
Voor de oorlog telde Dordrecht meerdere joodse winkels en bedrijven, die “bepaald niet alleen draaien op klandizie van geloofsgenoten”, schrijft Mieke Jansen in het boek De Verdwenen Mediene Dordrecht, dat in 1995 verscheen. Oudere Dordtenaren en oud-Dordtenaren herinneren zich “tot op de dag van vandaag” de joodse ondernemers en middenstanders, en ze noemt er vervolgens 22 met name. Lievendag ontbreekt in de opsomming, maar daar besteedt ze enkele pagina’s verderop kort aandacht aan, als de winkel wordt geliquideerd. Daarover straks meer.
        Over de dagelijkse gang van zaken in de joodse winkels is weinig materiaal voorhanden, wat ook wel enigszins logisch is: wat is er zo interessant aan een gewone winkeldag? Niettemin is er iets bewaard gebleven over de zaak van Mina Lievendag. In het NIW van 31 december 1971 schreef Max van Huiden (1912), zoon van Isidor en Cornelia van Huiden, die op de Voorstraat het Kledingmagazijn van Huiden runden, een terugblik, getiteld ‘Zo was Dordrecht 40 jaar geleden’.
        Van Huiden haalt op dat niet alleen Mina Lievendag speciale Pesach-artikelen verkocht. Voorafgaand aan dit joodse paasfeest van 31 maart tot en met 7 april, waarmee de uittocht uit Egypte wordt herdacht, verscherpte in Dordrecht de concurrentie zich, in de persoon van Fietje Meijer, “een ongetrouwde juffrouw van vrij hoge leeftijd”.
        “Fietje was een fel type en probeerde zoveel mogelijk orders te vergaren die eigenlijk onder het assortiment van de firma Lievendag behoorden. Elk jaar opnieuw was die strijd ongemeen fel. Fietje hield er een boekhouding van bij, waarbij het om elke kilo matzes ging. Bestelde je iets minder dan het vorig jaar bij Fietje, dan wist ze dit heel duidelijk en weinig pedagogisch aan het verstand van de consument te brengen”, aldus Max van Huiden.
        [Het is niet gelukt uit te dokteren met wie Fietje wordt bedoeld.]

Rozetta stierf in Den Haag, op 5 juni 1941

Rozetta stierf in Den Haag, op 5 juni 1941. De overlijdensadvertentie stond in Het Joodsche Weekblad van 13 juni 1941, de overlijdensakte is gedateerd op de 14de juni.
Foto’s Delpher en Stadsarchief Den Haag


Meier Lievendag overleed in de inrichting

Meier Lievendag overleed in de inrichting, “na een langdurig lijden”, op 26 april 1935, 68 jaar oud. Op 3 mei stond de overlijdensadvertentie in het NIW. Meier is begraven op de joodse begraafplaats in Dordrecht.
Foto’s Delpher en website ‘Het Stenen Archief’

Weduwe
Mina Lievendag heeft haar winkel tot 30 augustus 1938 volgehouden. Ze was toen 68, een leeftijd om ermee op te houden. Ze vertrok op die dag in gezelschap van Rozetta naar Den Haag, naar het gezin van haar zoon. Haar zaak werd overgenomen door de aanmerkelijk jongere Dina van Beugen, een dochter van Hartog van Beugen en Roosje Monasch, geboren in Wildervank op 3 maart 1900. Haar vader was de rechterhand van de rabbijn van Dordrecht, Barend Katan (zie verhaal 112).
        Dina was net als haar voorgangster Mina een weduwe. Zij was op 17 februari 1932 in Dordrecht in het huwelijk getreden met handelsreiziger André Moritz Mesritz (Rotterdam, 4.8.1902). Hij woonde al vanaf maart 1927 weer in Rotterdam, in de Teilingerstraat, op nummer 67b: na de huwelijksplechtigheid voegde zij zich bij hem. Nadat André Mesritz op 6 mei 1938 in zijn woonplaats was overleden, verhuisde Dina naar Dordrecht, de stad van haar ouders, waar zij op 1 september 1938 de comestibleswinkel aan de Korte Breestraat voortzette.
        Dina Mesritz heeft de zaak noodgedwongen moeten opgeven. Op 19 januari 1942 liet Der Reichskommissar für die bezetzten Niederländischen Gebiete, aan de burgemeester en de Polizeiverwaltung van Dordrecht weten: ‘Ich habe die Liquidation des Unternehemens Dina Mesritz van Beugen, Korte Breestraat 15 angeordnet.’ De brief was i.o. (in opdracht) ondertekend door dr. Protzmann. De Reichskommissar wilde met spoed weten of het bedrijf metterdaad gesloten is en of er nog voorraden voorhanden zijn. De commissaris van politie, B.G. Meijer, deelde op 29 januari mee dat de winkel inderdaad dicht is en dat de eigenaresse geen voorraad van waren of bedrijfsvoorwerpen meer heeft.
        Dina woonde er toen al niet meer. Waar ze zich bevond, is niet bekend. Maar volgens gedigitaliseerde Dordtse woningkaarten is zij op 2 maart 1942 ingeschreven in het huis van de joodse huisarts Emiel Schlicher, aan de Singel op nummer 277 rood (nu: 415), maar misschien zat ze er al eerder. Ze is er maar kort gebleven, tot 16 maart. Vermoedelijk is zij hierna ondergedoken. Op 25 oktober 1943 is zij in Dordrecht opgepakt, na verraad op haar onderduikadres, samen met dertig andere joodse stadgenoten, tijdens een klopjacht van acht jodenjagers. Zij woonde volgens ‘Joods Monument’ op het laatst in de Merwedestraat, op nummer 6 (nu: 6-8). Dit was het woonhuis van Cornelis Groenewegen (Schiedam, 1904), zijn vrouw Anna Maria van der Meer (Schiedam, 1902) en hun kinderen Lena Maria (Schiedam, 1930), Jozef Pius (Schiedam, 1931) en Cornelis (Dordrecht, 1936). Het gezin is in juni 1965 verhuisd naar Vlaardingen.
        Enkele weken later is ze vergast, in Auschwitz, op 19 november 1943, 43 jaar oud.

Reichskommissar deelt de burgemeester van Dordrecht op 19 januari 1942 mee dat hij de liquidatie van Dina’s winkel heeft bevolen

De Reichskommissar deelt de burgemeester van Dordrecht op 19 januari 1942 mee dat hij de liquidatie van Dina’s winkel heeft bevolen. Is dit gebeurd, zijn er nog voorraden? wil hij weten. Op de 29ste laat de commissaris van politie aan de burgemeeester weten dat de winkel is gesloten en dat er geen waren of bedrijfsvoorwerpen meer zijn. Dina wordt in november 1943 vergast in Auschwitz, haar voorgangster Mina is daar in februari van dat jaar al vermoord.
Foto’s Redactie Website

winkel van Mina werd overgenomen door Dina Mesritz-van Beugen

De winkel van Mina werd overgenomen door Dina Mesritz-van Beugen, ook een weduwe. Op deze bruiloftsfoto staat zij met haar man André Moritz Mesritz, het huwelijk was op 17 februari 1932, André overleed op 6 mei 1938.
Foto Website ‘Joods Monument’

Foto’s
Ook het leven van Mina Lievendag eindigde onvrijwillig in dit vernietigingskamp. Zij is eerder in 1943 al ter dood gebracht, op 26 februari.
        Nog eerder, al in 1942, is het gezin van haar zoon mr. Samuel uitgeroeid. Samuel was getrouwd met Hester Gabriëlla Wijzenbeek (Gorinchem, 16.8.1899) en had met haar in Den Haag twee kinderen gekregen: Mina Rozette (20.3.1924) en Siegfried (29.7.1928). Moeder Hester en haar twee kinderen zijn op dezelfde dag in Auschwitz vergast, op 3 september 1942. Vader Samuel is ergens in Midden-Europa vermoord, op 31 maart 1944.
        Met al deze doden waren de oorspronkelijke gezinnen van beide eigenaressen van de comestibleswinkel opgeheven, in stof opgelost. Niets herinnerde nu nog aan deze kosjere zaak, alleen de herinneringen zelf zijn er nog.
        Om de herinneringen aan in elk geval het Haagse gezin Lievendag levend te houden, heeft ene Michael Abspoel op ‘Joods Monument’ enkele foto’s geplaatst – van Siegfried, van zijn zus Mina (‘Minnie’) en van Samuel en Hester. Abspoel is de zoon van Louise Ruys, die “een bekende was van het gezin Lievendag”, zoals hij verduidelijkt. Zijn moeder was “zeer goed bevriend met Minnie, de dochter des huizes”. Zij was zelfs aanwezig toen het gezin werd opgepakt tijdens een razzia, in augustus 1942.
        Abspoel heeft nog altijd briefjes uit Westerbork en foto’s van het gezin. Hij is ervan op de hoogte dat de grootvader van Minnie, en vader van Hester, kaashandelaar Salomon Andries Wijzenbeek, de oorlog heeft weten te overleven, in tegenstelling tot zijn vrouw Rozette Kalker (Geertruidenberg, 14.8.1867), die op 1 oktober 1942 in Auschwitz werd omgebracht, op 75-jarige leeftijd. Haar man overleed in Den Haag op 21 april 1948, 77 jaar oud. Abspoel: “Hij kon zich schuilhouden bij zijn huishoudster bij het Vennemeer. Ik zou nog graag willen weten wie dat is geweest, en of er nog familie van is, maar tot op heden is dat niet gelukt.”
        Over de andere familieleden, zoals Mina en Rozetta, heeft Abspoel verder “helaas” geen informatie.

Samuel Lievendag, zijn vrouw Hester Wijzenbeek, moeder Hester met dochter Mina Rozette Lievendag, Siegfried, moeder Hester met Siegfried en Minnie en een oma, Siegfriedmet zijn vader, Meier Lievendag

Deze foto’s zijn afkomstig uit het bezit van Michael Abspoel, wiens moeder Louise Ruys een bekende was van het gezin Lievendag, dat compleet is uitgemoord.
De eerste foto toont Samuel Lievendag, de zoon van Mina, en zijn vrouw Hester Wijzenbeek op het strand.
Moeder Hester die dochter Mina Rozette (‘Minnie’) Lievendag op de arm draagt.
Siegfried, de zoon van Samuel en Hester, op jonge leeftijd op een fietsje en op latere leeftijd samen met zijn vader Samuel.
Moeder Hester met Siegfried en Minnie en een oma. Maar welke oma van welke zijde is niet bekend.
Siegfried in 1934 met zijn vader, Meier Lievendag.
Foto’s Privébezit

Horreur
En al die broers en zussen van Mina ten slotte, in het dorp Rumpt? Hoe is het hen vergaan?
        Van de elf kinderen was de ene baby N.N. al bij de geboorte overleden, drie andere kinderen stierven voor de oorlog. Dit waren: Hartog (Deil, 15.8.1933, 56 jaar), Mozes (Deil, 1.7.1938, 54 jaar) en Betje (Den Bosch, 19.8.1933, 62 jaar).
        Maar de overigen hebben de horreur van de Holocaust persoonlijk ondervonden. Net als zus Mina zijn zij allen, inclusief hun partners en hun kinderen, als gevolg van de jodenvervolging om het leven gekomen, de meesten routinematig in de doodskampen, een enkeling al in Nederland.
        Het waren, opnieuw in chronologie van geboorte:
        1. Johanna (laatste woonplaats: Rotterdam). Zij is vermoord in Auschwitz, op 19.10.1942, 63 jaar oud, haar man Abraham Lourier (Oost en West Souburg, 25.11.1891) in Blechhammer, op 21.1.1945, 53 jaar oud. Twee doden.
        2. Louis (Deil). Hij is vermoord in Auschwitz op 19.11.1943, samen met zijn vrouw Catharina Andriesse (Veghel, 11.2.1886), respectievelijk 62 en 57 jaar oud. Louis was eerder getrouwd met Minna Hes, die overleed op 25 januari 1933 in Deil. Drie kinderen kregen zij: Samuel (‘Semmie’, Rumpt, 10.5.1909), Sophia (Rumpt, 22.2.1911) en Lina (Deil, 10.3.1916). Lina is vermoord in Bergen-Belsen, op 19.11.1944, 28 jaar oud. Samuel en Sophia overleefden de oorlog. Hij overleed op 11.9.1991 in Amsterdam (82); zij op 10.1.1980 in Bussum (68). Drie doden, twee overlevenden.
        3. Leentje (Amsterdam). Zij was sinds 1928 de weduwe van Samuel Kloet (Amsterdam, 3.5.1862 – Amsterdam, 19.6.1928). Het echtpaar had één kind, ook Salomon (1910) geheten, dat de oorlog heeft overleefd. Leentje stierf in Auschwitz, op 19.11.1942, 67 jaar oud. Eén dode, één overlevende.
        4. Mina (Den Haag). Haar lot is al beschreven. Eén dode.
        5. Jonas (Den Haag). Hij verbleef in het Israëlitisch Oude Mannen- en Vrouwenhuis Newee Sjalom in Den Haag, toen hij werd opgepakt. Jonas is vergast in Sobibor, op 9.4.1943, 77 jaar oud. Hij was weduwnaar, getrouwd als hij was op 12.6.1895 met zijn volle nicht Willemina Wijzenbeek (Herwijnen, 15.5.1866 – Den Haag, 25.4.1931). Eén dode.
        6. Salomon (Amsterdam). Hij trouwde op 15 juni 1892 in Leerdam met Annaatje van Gelder, en kreeg met haar acht kinderen. Annaatje overleed op 23.1.1934. Op 30 december 1936 hertrouwde Salomon met Pietje Mendels (Lemsterland, 13.9.1874). Salomon stierf in Apeldoorn, op 8 juni 1942, en wordt door ‘Joods Monument’ als Holocaust-slachtoffer aangemerkt. Pietje is vermoord in Auschwitz, op 14.1.1943. Van de acht kinderen zijn er drie (mét hun gezinnen) omgebracht in de vernietigingskampen. Vijf doden.
        7. Van Hartog is hierboven vermeld dat hij voor de oorlog is overleden, in 1933. Maar in zijn gezin eiste de Holocaust ook twee levens, namelijk dat van zijn vrouw, Elizabeth van Boele en hun zoon Simon. Hartog trouwde met Elizabeth (Oisterwijk, 7.8.1870) in Woensel, op 3 februari 1909. Volgens het Gelders Archief kreeg het echtpaar twee kinderen: dochter Maria Adriana (‘Marjan’), die op 2.11.1915 al op vijfjarige leeftijd overleed, en Simon (Deil, 8.9.1911). Elizabeth stierf volgens Joods Monument als Holocaustslachtoffer op 17.5.1944, in Bakel en Milheeze, 73 jaar oud. Simon werd vermoord in Auschwitz, op 31.1.1944, 32 jaar oud. Twee doden.

Samuel van Straten

Hartog van Straten, een broer van Mina, blijkt samen met zijn vrouw Elizabeth Boele nog een derde kind te hebben gekregen, dat niet voorkomt in het Gelders Archief: Samuel (‘Sally’). Maar de overlijdensakte bewijst dat Samuel een kind is van Hartog en Elizabeth. Deze Samuel is een van de weinige overlevenden van de familie Van Straten uit Rumpt. Samuel overleed in op 26 januari 2000.
Foto Familiebezit

Nog een kind
Máár: op ‘Joods Monument’ vult ene Sylvia van Straten-Jacobs aan dat Elizabeth en Hartog nog een derde kind hadden: Samuel (‘Sally’), ook geboren in Deil op 20 augustus 1913. Desgevraagd legt de echtgenoot van Sylvia, Simon van Straten uit Amsterdam, uit dat hij de zoon is van Samuel, geboren 17.9.1951 in Zwolle, en ten bewijze voegt hij een uittreksel van de overlijdensakte van zijn moeder bij, “zodat u kunt zien dat mijn vader echt heeft bestaan”. Bij het Gelders Archief is Samuel klaarblijkelijk ‘zoekgeraakt’.
        Simon vertelt dat het gezin van Samuel en Elizabeth destijds woonde op de Dorpsdijk in Rumpt, op nummer 40. “Marjan is voor de oorlog gestorven aan een longontsteking, Simon is door de Duitsers opgepakt en vermoord.” Zijn vader heeft de oorlog overleefd. Op 16 januari 1947 trouwde hij in Breda met Henriëtte (‘Jet’) Wijnbergen (Eindhoven, 1.2.1913). Hij is op 26 januari 2000 in Amstelveen overleden, Henriëtte op 11 juni 2015 in Amsterdam. Twee overlevenden.
        Van de elf oorspronkelijke kinderen uit Rumpt is er in de oorlog slechts één aan de dood ontkomen. Dat was Henri, de ene helft van de tweeling, de laatstgeborenen. Hij heeft zijn leven kunnen hernemen, tot 30 oktober 1958. Toen was het voor hem, wonend in Culemborg, ook voorbij.
        Het “hele kleine joodse gemeenschapje” van ooit in Rumpt – daar is nu helemaal niets meer van over. Naar dat verleden kun je er niet meer reiken.

Hartog en Elizabeth van Straten

Om weer af te sluiten met Rumpt: dit zijn Hartog en Elizabeth van Straten, de ouders van Samuel,
de grootouders van Simon. Zij woonden op de Dorpsdijk, op nummer 40.
Foto Privébezit


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'