Het voorbije joodse dordrecht

Overzicht Holocaustdoden in de families Monasch

In de oorlog woonden op verschillende adressen Dordtenaren met de achternaam Monasch, op de Voorstraat, op de Singel en in de Javastraat.
         Ver voor de oorlog bevolkten nog veel meer Monaschen Dordrecht. Door huwelijk en werkkring raakten ze daarna verspreid over Nederland. Al deze Monaschen waren onderling verbonden. Ze behoorden tot dezelfde familie, het waren onweerlegbaar loten van één stam. Tussen hen is nog een overeenkomst: zij ontkwamen niet aan de vernielzucht van de Duitsers.
         In dit overzicht wordt de samenhang geschetst tussen al die oorspronkelijke leden van de familie Monasch uit Dordrecht. Deze dynastie ontkiemde in Gouda, maar één tak groeide tot grote omvang uit in Dordrecht. Talrijke Monaschen wortelden er.
         Welke kinderen zijn van welke ouders, en wat overkwam hen, zowel voor als tijdens de oorlog? Het overzicht is onthutsend: na de oorlog bleek nog welgeteld één Monasch in leven. En die was, én bleef, ongetrouwd.

Familie 1: de Monaschen van de Voorstraat
‘Joods Monument’, de website die alle Nederlandse slachtoffers van de Holocaust herdenkt, noemt op het adres Voorstraat 115 drie Monaschen: Gabriel, Betsij en Catharina. Wie waren zij? Genealogische naspeuringen, in het Dordtse stadsarchief en op joods-genealogische websites, wijzen uit dat dit drie van de negen kinderen zijn, die Mozes Monasch en Sara Zwart kregen.
        Vader Mozes Monasch, zelf een zoon van Isaak (ook wel: Izak) Monasch en Betje Hartog, is geboren in Dordrecht, op 1 september 1856. Hij trouwde op 21-jarige leeftijd in Dordrecht, op 19.6.1878, met de even oude Sara Zwart, geboren in Alblasserdam op 27 augustus 1856. Sara is een dochter van Jacob Zwart en Helena van der Sluis.
        Tien kinderen kwamen voort uit deze echtverbintenis (van wie enkelen maar kort leefden).
Achtereenvolgens waren dit:
1. Jacob Mozes (24.6.1879). Zie verderop.
2. Izaak (18.7.1880). Trouwde op 14.11.1917 in Amsterdam met Elisabeth Duits (Amsterdam, 21.5.1896) en kreeg in Amsterdam met haar drie kinderen: Max (20.10.1918), Henny (23.11.1923) en Sonja (15.11.1935). Het complete gezin is in Sobibor vernietigd: Izaak en Sonja op 26.3.1943, Elisabeth en Max op 18.9.1943, Henny op 9.7.1943. Vijf doden.
3. Betje (14.11.1881 – 16.1.1882, 63 dagen oud)
4. Gabriël nummer 1 (9.12.1882 – 25.4.1883, 137 dagen oud)
5. Leentje (8.3.1884 – Zwijndrecht, 28.5.1912, 28 jaar). Leentje was de echtgenote van Abraham den Hartog (Zwijndrecht, 4.3.1879). Hij hertrouwde met Rachel den Hartog (Barendrecht, 27.11.1879) en kreeg met haar dochter Esther in Zwijndrecht, op 24.1.1920. Abraham is tegelijk met Rachel en Esther vermoord in Auschwitz op 19.11.1942. Drie doden.
6. Louis (15.11.1885 – Auschwitz, 8.10.1944, 58 jaar oud). Trouwde op 30.11.1917 in Keulen met Golda Löwenstein (Stolzenau, 8.11.1882), en kreeg met haar zoon Herbert, in Keulen, op 24.12.1920. Golda overleed in Scheveningen op 15.7.1938. Haar man werd vermoord in Auschwitz, op 8.10.1944, Herbert in Dachau, op 4.1.1945. Twee doden.
7. Rosetta (6.6.1887 - Dordrecht, 19.7.1957, 70 jaar oud). Eén overlevende.
8. Betsij (23.12.1888 – Sobibor, 23.7.1943, 54 jaar oud). Eén dode.
9. Catharina (18.4.1890 – Sobibor, 23.7.1943, 53 jaar oud). Eén dode.
10. Gabriël nummer 2 (11.10.1891, Sobibor, 20.3.1943, 51 jaar oud). Eén dode.

Moeder Sara overleed in Dordrecht op 9.6.1911, 54 jaar oud. Haar man werd ouder, 75. Hij stierf, ook in Dordrecht op 9.1.1932. Beiden zijn begraven op de joodse begraafplaats in Dordrecht.

Familie 2: de Monaschen van de Singel
Op het adres Singel 106a rood (nu: 160) waren volgens ‘Joods Monument’ ook drie Monaschen gehuisvest: Jacob Mozes, Roosje en Helena. Wie zij waren, is duidelijk uit de voorgaande lijst: Jacob Mozes was de eerstgeborene van Mozes en Sara.
         Hij trouwde op 6.9.1917 in Sneek met Roosje Pino, een dochter van Jonathan Pino en Megchelina de Wit. Hij was indertijd 38, zij 33. Zij kregen in Boxmeer, op 8.9.1919, één kind, dat is vernoemd naar Roosje’s moeder: Helena Mechgelina.
         Jacob en zijn dochter zijn tegelijk vergast in Auschwitz, op 18 november 1942, 63 en 23 jaar oud, moeder Roosje in hetzelfde oord, een dag later, 58 jaar oud. Drie doden.

         In totaal zestien doden, één overlevende.

De Monasch van de Javastraat
Op nummer 21 zwart (nu: 31) verbleef slechts één Monasch: de ongehuwde verpleegster Rosetta, dochter van Mozes Monasch en Sara Zwart. Op 13 augustus 1935 zou Rosetta de woning betrekken, en er blijven tot in 1942, tot de dag dat zij werd opgepakt. Rosetta is de hoofdpersoon geworden van het verhaal over de familie Monasch, om een trieststemmende reden: zij is de enig overgeblevene van het Dordtse geslacht Monasch. In dat artikel valt te lezen hoe haar leven zich voor en na de oorlog ontwikkelde.

Nog meer Monaschen
Dordrecht heeft ook nog een Sara Monasch gekend, daar geboren op 1 februari 1880. En een Roosje Monasch, geboren op 5 december 1867. Op het oog lijken deze vrouwen deel uit te maken van een andere familie Monasch. Sara is bijvoorbeeld een dochter van Louis Monasch en Rosette Bremer. En Roosje is weer een dochter van Isaac Monasch en Betje Hartog.
         Maar er is een verhelderend verband: Louis is een zoon van Isaac en Betje. Sara is dus een kleinkind van hen.
         En er is nog een groter verband: Louis is een broer van Mozes Monasch, de man aan het begin van dit overzicht. Met andere woorden: alle Monaschen die in Dordrecht hebben geleefd, zijn onderling met elkaar verbonden, zoals blijkt uit onderstaande stamboom:
         Isaac Monasch, geboren in Gouda op 3.9.1828, trouwde op 26.8.1852 in Dordrecht met Betje Hartog, geboren in het Duitse Kleef, op 12.10.1827, hij 23 jaar oud, zij 24. Acht kinderen ontstonden door dit huwelijk, van wie er vier na korte tijd overleden. Meerdere familieleden ondervonden de verschrikkingen van de oorlog, zo blijkt. De acht kinderen (en hun nakomelingen) zijn:

1. Louis (14.11.1853 – 18.3.1904). Louis trouwde met Rosette Bremer en kreeg met haar drie kinderen:
         1. Anna, 12.4.1878. Zij trouwde op 25.8.1904 in Dordrecht met Isadore Lion (Steenbergen, 1879). Zij overleed in Brussel, 8.12.1917, 39 jaar oud.
         2. Sara, op 1 februari 1880. Sara huwde in Dordrecht op 18.12.1907 Selomo Hartog (’s-Gravendeel, 30.1.1869), zij 27 jaar oud, hij 38. Zij woonden in Rotterdam, aan de Schieweg 226b. Samen met hem werd zij omgebracht in Auschwitz, op 15 oktober 1942. Vier kinderen had het echtpaar:
                  1. Bertha (Dordrecht, 25.5.1912), getrouwd met vertegenwoordiger Salomon Cohen (Neiheim, 29.5.1913), ook wonend aan de Schieweg, op nummer 85b. Zij zijn beiden vermoord in Sobibor, op 23.4.1943, hij 29 jaar oud, zij 30.
                  2. Louis (Dordrecht, 25.5.1912). Boekhouder Louis eindigde eveneens in Sobibor, op 20.4.1943, 30 jaar oud.
                  3. Herman Louis (Dordrecht, 18.10.1920). Koopman Louis was getrouwd met Ilse Bollegraaf (Bunde, 7.8.1912) en had twee kinderen: Selomo Simon (Kampen, 27.10.1937) en Bertha Gudula (Amersfoort, 23.12.1938). Het gezin woonde in Amersfoort aan de Hoogeweg 35. Moeder Ilse en haar kinderen werden op dezelfde dag vergast in Sobibor, op 11 juni 1943, vader Herman Louis eerder, op 20 maart 1943.
                  4. Gudula Rozette (Dordrecht, 2.4.1908). Zij trouwde op 5.8.1942 in Sittard met bediende Louis Hertz (Neuss, 14.3.1906). Samen met hem werd Gudula omgebracht in Sobibor, op 28 mei 1943, respectievelijk 35 en 37 jaar oud. Zij woonden in bij Louis’ vader Salli (Beek, 27.3.1873), aan de Putstraat 90 in Sittard. Salli, zijn vrouw Bertha Hertz-Seligmann (Mönchengladbach, 3.7.1877), en de zonen Siegfried (Sittard, 30.1.1915) en Jacob (Sittard, 21.2.1919) zijn ook allen gedood, Salli en Bertha in Sobibor, op 2 juli 1943, 70 en 65 jaar oud, kleermaker Siegfried in Auschwitz, op 18 augustus 1942, 27 jaar oud, en Jacob, eveneens in Auschwitz, op 31 mei 1942, 25 jaar oud. Vijftien doden.
         3. Betje (11.11.1882). Betje trouwde in kamp Westerbork met de weduwnaar van haar zus Anna, de beambte Isadore Lion, op 28.12.1942. “Op de trouwakte”, meldt Joods Monument, staat de aantekening: “De bruid verklaarde haar handteekening niet te kunnen stellen wegens blindheid.” Het echtpaar werd tegelijk vergast in Auschwitz, op 14 januari 1943. Twee doden.
2. Esther ( 30.12.1854 – 12.6.1930) Esther trouwde op 23 juni 1880 met Dordtenaar en winkelier Izaak Braadbaart (14.3.1860). Zij krijgen acht kinderen, van wie de gegevens zijn weergegeven in het overzicht van de uitgebreide familie Braadbaart, te lezen via deze link: het voorbije joodse dordrecht familie braadbaart familieoverzicht.html
3. Mozes ( 1.9.1856 – 9.1.1932) Zie hierboven.
4. Grietje (5.3.1858 – 9.9.1859)
5. Godschalk (10.6.1860 – 26.5.1862)
6. Antje (18.5.1863 – 18.2.1868)
7. Jozef Izaak (29.10.1865 – 10.9.1867)
8. Roosje (5.12.1867 – Sobibor, 20.3.1943). Roosje was getrouwd met Salomon Tukkie (Amsterdam, 7.1.1866). De echtelieden werden tegelijk vermoord in Sobibor, op 20 maart 1943). Eerder was zij de echtgenote, vanaf 19.10.1893 – het huwelijk werd voltrokken in Dordrecht − van Alexander van Duuren (Utrecht, 27.6.1867).

Hun vader, koopman Isaac Monasch overleed op 1 oktober 1889, hun moeder Betje een dag later, op 2.10.1889.

Ten slotte: de Monasch van de Varkenmarkt.
         Op de Varkenmarkt, op nummer 7 rood, vlakbij de synagoge, bevond zich nóg een Monasch: Roosje, de echtgenote van Hartog van Beugen. Roosje is tot nog toe onvermeld gebleven. Zij is namelijk geen directe verwant van de voorgaande Monaschen.
         Weliswaar komt zij uit Gouda, waar ze is geboren op 15 januari 1870, als dochter van horlogemaker Levie Monasch (Gouda, 30.10.1845 – Rotterdam, 19.10.1907, 62 jaar) en Betje Cats (Gouda, 17.3.1846 – Rotterdam, 19.9.1886, 40 jaar). En weliswaar is Gouda de stad waar ook Isaac Monasch vandaan komt. Maar (en hoe) Isaac in verband staat tot Levie, is niet eenvoudig uit te zoeken. Vandaar dat Roosje hier afzonderlijk wordt genoemd.
         Roosje trouwde op 20 april 1898 in Rotterdam met Hartog van Beugen (Den Haag, 21.8.1874), een godsdienstonderwijzer, voorzanger en hulp van de Dordtse rabbijn Samuel Dasberg en diens opvolger Barend Josua Katan.
         Op maandagmiddag 9 november 1942 werden Roosje, Hartog en hun zoon Elias gevangen genomen, in gezelschap van nog zeven joden. Ook zij werden nog diezelfde dag naar Amsterdam vervoerd.
         Hartog overleed in die stad, op 13 juni 1943, 68 jaar oud. Zijn vrouw Roosje werd vermoord in Sobibor, op 9 juli 1943, 73 jaar oud, net als haar zoon Elias (Ontwedde, 1.5.1915), 28 jaar oud. Hartog en Roosje hadden nog zes andere kinderen: Betje, Dina, Louis, Leonard, Alida en Henriëtte Francina. Dezen woonden al niet meer thuis.
         Alida van Beugen heeft met haar man en twee zonen kunnen onderduiken en zij hebben de oorlog overleefd. Hun gegevens staan elders op deze site, zie: het voorbije joodse dordrecht hartog van beugen.html.




< Terug naar ‘Duitsers haalden een streep door de Monaschen van Dordrecht’