Het voorbije joodse dordrecht

Bewaarde archieffoto’s geven Rebekka de
Roode en haar vermoorde zoon een gezicht

Rebekka de Roode

Vijf foto’s blijken zich in de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) te bevinden van Rebekka en haar zoontje Saul (‘Sam’), vier gemaakt door de fotograaf H.G. Beerman, een vijfde, uit de jaren dertig, door Fotostudio Hameter. Deze twee foto’s zijn de vroegste. Saul werd volgens Beermans administratie geportretteerd op 18.5.1924; zijn moeder in datzelfde jaar op 22 november. Moeder en zoon woonden in die tijd in de Vriesestraat.
Foto’s RAD (nrs. 309_1872 en 309_2701)

Saul

Toen Rebekka de Roode ongeschonden uit de oorlog kwam, bleek zij nog maar één familielid te hebben, een nicht van moederszijde.
        Haar zoon, haar broer, haar schoonzus, haar voormalige echtgenoot en allerlei familieleden van hem die zij in Dordrecht had leren kennen tijdens haar huwelijk – allemaal waren ze dood, afgedankt door de nazi’s.
        Niet dat zij hun wrede lot meteen wist. Op 1 november 1946, toch al anderhalf jaar na de bevrijding, plaatste ze even vertwijfeld als verwachtingsvol een oproep in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW).
        “Wie kan mij”, wendde ze zich tot de lezers, “inlichtingen geven omtrent mijn Zoon, genaamd Sam Tonninge, mijn broer Sam de Roode en mijn schoonzuster Bets de Roode-de Vries. Mijn zoon is gedeporteerd naar Arbeitslager Birkenau bij Neu Benin, mijn broer naar Auschwitz, mijn schoonzuster onbekend Aug. ’42 gedeporteerd.”
        Misschien had ze al wel een vermoeden wat ze was overkomen, Birkenau en Auschwitz waren vreeswekkende oorden. Maar ze wilde zo graag iets meer over hen weten. Wat is er ginds gebeurd? Waren er mensen die hen hadden meegemaakt? Waar zijn ze gebleven? Vandaar de oproep. “Kosten worden gaarne vergoed”, verzekerde Rebekka de Roode.
        Of ze brieven heeft gekregen, is niet bekend. Maar de drie dierbaren die ze zocht, zijn definitief niet meer teruggekeerd. Haar zoon, broer en schoonzus bleken alle drie vergast in Auschwitz, al in 1942. Rebekka bleef in Dordrecht als enige over; ze was op zichzelf teruggeworpen. Alleen in Amsterdam leefde nog een nicht, mevrouw R. Bol-Drielsma.
        Toch is Rebekka de Roode niet in de vergetelheid geraakt. Ze heeft sporen achtergelaten, haars ondanks. Ze was een (communistisch) raadslid, en dan sta je nog wel eens in de krant. En kranten zijn tegenwoordig eenvoudig doorzoekbaar.
        Daarnaast zijn in de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) foto’s van haarzelf en haar zoontje Sam bewaard gebleven. Zonder die foto’s zouden ze gezichtsloos zijn gebleven. Nu kunnen Rebekka en Sam tenminste weer worden aanschouwd; ze zijn teruggehaald uit de mist van de geschiedenis.
        In dit verhaal: hoe een betrokken politica door de Duitsers uit de gemeenteraad werd gezet, en, erger, haar haar familie ontnamen.

oproep die Rebekka, misschien wel in wanhoop, plaatste

De oproep die Rebekka, misschien wel in wanhoop, plaatste in het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ (NIW) van 1 november 1946: wie weet meer over mijn zoon, mijn broer en mijn schoonzus?
Foto Delpher

Onopgehelderd
Haar leven begon in Rotterdam, maar zette zich voort in Dordrecht, waar het ook eindigde. Zoveel is allemaal terug te vinden in burgerlijke-standsgegevens en via woonkaarten. Het enige dat een raadsel blijft, zijn de jaren van onderduik. Op welke locatie Rebekka de Roode die huiveringwekkende periode heeft doorgebracht – was het in Dordt zelf of daarbuiten? −, is onopgehelderd gebleven.
        Rebekka, in de omgang ‘Bets’ genoemd, is geboren in Rotterdam op 11 december 1891. Dat was anderhalve maand nadat haar ouders in het huwelijk waren getreden, ook in Rotterdam, op 28 oktober 1891. Haar vader heet Saul de Roode, zelf in Rotterdam geboren op 8 augustus 1867. Haar moeder Mietje Drielsma is eveneens Rotterdamse, geboren op 25 maart 1869. Vier jaar na Rebekka kwam er nog een kind, zoon Samuel, op 25 december 1895.
        Hun ouders hebben maar korte levens geleid. Saul werd slechts 33, hij overleed op 11 april 1901. Mietje stierf in 1905, op 23 juni, ook nog pas 36 jaar oud. De kinderen waren bij haar dood respectievelijk dertien en negen, te jong om al zelfstandig te zijn. Ze werden opgevangen door familieleden, zussen van hun moeder.
        Rebekka belandt op 22 augustus 1917 in Dordrecht. Ze was 25 nu, en getrouwd: op dezelfde dag dat zij in Rotterdam huwde met de even oude Salomon Tonninge, vertrekt ze met hem naar Dordrecht, om met hem even, tot 27.12.1917, in te wonen bij Salomon’s vader Mozes, in de Heer Heijmanssuijsstraat, op nummer 8. Voor Rebekka, winkeljuffrouw van beroep, is Dordrecht de vierde grotere stad die zij leert kennen. Van Rotterdam verhuisde zij in 1911 naar Amsterdam, en vanaf 16.11.1912 verbleef ze jaren in Antwerpen, om in juli 1917 weer op te duiken in Rotterdam, bij een tante van haar, Reintje Kok-Drielsma.
        Getrouwd met Salomon behoort ze tot een uitgebreide Dordtse familie, de Tonninges, aan wie elders op deze website al eens een verhaal is gewijd, verhaal 121.
        Eén kind komt er voort uit het huwelijk met Salomon: Saul (roepnaam: Sam), op 11 april 1921. Het echtpaar woont dan voor de tweede keer in de Vriesestraat, nu op nummer 43. Al eerder, kort na hun huwelijk, waren ze in deze straat neergestreken, toen op nummer 73. Daarna trokken ze op 21.11.1918 verder naar de Doelstraat 16 rood, op 9.11.1923 werd het de Vriesestraat 43. Dit rondtrekken door Dordrecht blijft zich herhalen, de gezinskaart en Salomon en Rebekka samen, en die van hen beiden zelfstandig, staat vol doorhalingen van adressen.
        Dat de echtelieden ieder een eigen kaart ‘kregen’, had een treurige reden: ze echtscheidden. Op 4 juni 1924, dus drie jaar na de geboorte van zoon Saul, werden zij van tafel en bed gescheiden. Pas vijf jaar later, op 29 november 1929, zou de echtscheiding officieel worden en in de Nederlandsche Staatscourant worden gepubliceerd. Maar dit wachtten Salomon en Rebekka niet af, ze gingen al in 1924 ieder hun eigen weg.
        In datzelfde jaar ging haar broer Samuel juist een echtverbintenis aan. Hij was in juli 1920 in Amsterdam terechtgekomen en had in ene Betsie de Vries, geboren in Schagen op 24 september 1901, zijn geliefde gevonden. Op 24 september 1924 trouwde hij met haar in Alkmaar, waarna zij zich bij hem in Amsterdam voegde. Betsie en Samuel, opzichter bij een speelgoedfabriek, zouden kinderloos blijven.

Rebekka trouwde op 22.8.1917 in Rotterdam met Dordtenaar Salomon Tonninge

Rebekka trouwde op 22.8.1917 in Rotterdam met Dordtenaar Salomon Tonninge.
De gezinskaart, voor- en achterzijde, toont een groot aantal adreswijzigingen.
Foto Collectie RAD


Het echtpaar scheidde in 1929

Het echtpaar scheidde volgens een mededeling in de ‘Nederlandsche Staatscourant’ van 9.11.1929 officieel per 4 november 1929, maar gingen in juni 1924 al ieder hun eigen weg.
Foto Delpher

Salomon hertrouwde met Johanna Völkers

Een maand nadat het vonnis in de ‘Staatscourant’ had gestaan, hertrouwde Salomon met Johanna Völkers, aldus een bericht in de ‘Voorwaarts’ van 19.12.1929. 
Foto Delpher

Ouvreuse
Ondertussen in Dordrecht werkte Rebekka de Roode in de lokale bioscoop. De Dordrechtsche Courant meldde althans op 22 juni 1939, terugkijkend op haar vroege Dordtse jaren, dat Rebekka “in 1918 in Dordrecht kwam, toen het Astoria Theater geopend werd en sleet haar dagen daar als ouvreuse”. Volgens de krant werd zij “later gepromoveerd tot cassière, welk ambt zij 8 jaren heeft bekleed”.
       De verhuizingen hielden aan. Rebekka ging na de scheiding van tafel en bed iets verderop in de Vriesestraat wonen, op nummer 18 boven, per 19.8.1924. Op 21.1.1928 veranderde ze weer van adres, nu werd het Spuiweg 14, op 9.9.1929 Steegoversloot 11 en op 16.1.1930 Voorstraat 173 rood. In 1933, op 14 december, gaat ze naar Stek 23 rood (nu: 29). Daar vindt ze blijkbaar letterlijk een vaste stek, want ze zal er, fungerend als pensionhoudster, tot in de oorlog met haar zoon blijven wonen.
       Saul nadert in de jaren dertig de puberteit. Hij zal niet meer ogen als het kind met de krullenbol dat de Dordtse fotograaf H.G. Beerman tweemaal voor de lens kreeg: op 18 mei 1924 en op 9 januari 1929. Zelf heeft Rebekka ook tweemaal voor Beerman geposeerd − de ene keer dromerig langs hem heen starend op 22.11.1924, de andere keer als Chinese dame op 18.9.1925. Dat deze foto’s werkelijk Rebekka en Saul tonen, blijkt uit de straatnamen die Beerman noteerde: deze corresponderen met de tijdstippen dat Rebekka in die straten woonde. Daarmee zijn de foto’s ‘thuisgebracht’.
       Haar ex-man hertrouwt enkele weken nadat de echtscheiding in de Staatscourant heeft gestaan, op 25.12.1929, in Rotterdam met de rooms-katholieke Johanna Theresia Völkers (Stad Delden, 22.7.1901).

Rebekka gekleed als een Chinese vrouw en Sam

Nog twee hervonden archieffoto’s van Rebekka en Saul. Op de ene is Rebekka gekleed als een Chinese vrouw;
de foto is door Beerman gemaakt op 18.9.1925. Rebekka woonde toen al zelfstandig in de Vriesestraat op nummer 18 boven (nu: verdwenen). De foto van Saul is gemaakt op 9 januari 1929.
Foto’s RAD (nrs. 309_4329 en 309_12048)

mejuffrouw De Roode

Foto Hameter maakt een portretfoto van mejuffrouw De Roode, die de ‘Dordrechtsche Courant’ op 22.6.1939 afdrukt op een pagina met ‘geschreven portretten’ van de nieuw aangetreden raadsleden.
In het stukje over haar staat dat zij “niet op haar mondje is gevallen”.
Foto RAD (nr. 552_310276)


Rebekka is raadslid geworden

De ‘Dordrechtsche Courant’ van 22.6.1939: Rebekka is raadslid geworden, haar partij, de RSAP, heeft twee zetels veroverd.
Foto Krantenbank RAD

Raadslid
In 1935 fuseren de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP) en de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP) tot een nieuwe partij: de Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij (RSAP), op Wikipedia omschreven als “een anti-stalinistische communistische partij”. Rebekka, volgens de Dordrechtsche Courant al “veel aan jeugdwerk doend”, voelt zich ertoe aangetrokken. Zij wordt voorzitster van de Vrouwenbond van de RSAP. En bij de gemeenteraadsverkiezingen van juni 1939 stelt ze zich kandidaat.
        De RSAP blijkt in Dordrecht een behoorlijke aanhang te hebben. De partij verovert drie van de 31 raadszetels. Rebekka wordt raadslid, samen met de fractieleden W. Smid en P.A.G. van Beek. Rebekka is als vrouw opvallend. In de nieuwe raad, die aantreedt op 1 september, zit slechts één andere vrouw, Jo M. Smit-Pieters van de SDAP (die tien zetels heeft veroverd; de OSP is een afsplitsing van de SDAP).
        De Dordrechtsche Courant verwelkomt “mej. De Roode, de jongste aanwinst van de R.S.A.P.”, enigszins handwrijvend, op een pagina met “Geschreven portretten van raadsleden”: “Tijdens de jongste verkiezingscampagne is gebleken, dat zij niet op haar mondje is gevallen, zoodat wij nog interessante duels in den raad van haar zijde kunnen verwachten.” Bij het artikel staat een foto van haar, een soort staatsieportret, die ook in de beeldbank van het RAD nog te vinden is; glimlachend kijkt ze de fotograaf aan.
        Rebekka heeft de raadsperiode van vier jaar niet mogen voltooien. Zij was jodin, en vanaf mei 1940 daarom in de ogen van de Duitsers een ongewenst persoon. Joden steeds verder in een isolement duwend, buiten de maatschappelijke omgang plaatsend, kondigde de bezetter steeds meer beperkende maatregelen af. Personen “van Joodschen bloede” mochten bijvoorbeeld niet meer in dienst blijven van gemeentelijke of privaatrechtelijke instellingen, of van de gemeenteraad.
        In Dordrecht trof dit verbod Rebekka de Roode, en voormalig wethouder Isidor van Huiden. Op 9 oktober 1941 schreef de burgemeester van Dordrecht, Bleeker, een brief aan de Commissaris der provincie Zuid-Holland, dat deze twee, plus nog zeven personen waren ontheven van hun functies.
        Het net sloot zich. Sluipenderwijs verdreven de Duitsers de joden uit het dagelijks leven.

Rebekka de Roode is ontheven van het raadslidmaatschap

In oktober 1941 deelt de burgemeester van Dordrecht aan de commissaris van Zuid-Holland mee dat onder anderen Rebekka de Roode is ontheven van het raadslidmaatschap. Het verdrijven van joden uit openbare functies is begonnen.
Foto Collectie RAD

het Stek nummer 23 rood en Cornelis van Beverenstraat nummer 10 rood

In 1933 komt Rebekka, voor een reeks van jaren, te wonen op het Stek, op nummer 23 rood (nu: 29). Op deze foto is het woonhuis te zien, links van de auto, direct naast de toenmalige mulo. Rebekka is pensionhoudster.
Foto RAD (nr. 554_33281)

Dit is de nog altijd bestaande woning aan de Cornelis van Beverenstraat, waar Rebekka vanaf 7.11.1945 kwam te wonen, op nummer 10 rood (nu: 20), en zou overlijden.
Foto Redactie Website


Oproepen
In haar woning aan het Stek was op 16 maart 1943 geen Rebekka of Saul meer te vinden. Die datum is van geen enkele betekenis: álle Dordtse joden die spoorloos waren, zijn per die datum tot VOW verklaard, Vertrokken Onbekend Waarheen. Rebekka en haar zoontje kunnen lang voor die tijd al zijn ondergedoken, of opgepakt. Het is volslagen duister wat hen is overkomen, alleen de afloop: winkelbediende Saul viel in handen van de Duitsers en eindigde, 22 jaar oud, in Auschwitz, op 2 mei 1943.
        Zijn moeder heeft kans gezien zich met succes te verstoppen. Of ze heeft in kampen gezeten en is bevrijd – dat is allemaal onzeker. Vaststaat alleen dat zij levend uit de oorlog tevoorschijn kwam, en zich volgens de gemeentelijke administratie op 14 juni 1945 weer in het openbaar vertoonde. Ze betrok toen haar oude woning aan het Stek weer, zij het slechts voor vier maanden. Op 15 oktober dat jaar sloot ze de deur achter zich, om op 7 november te worden ingeschreven als bewoonster van de Cornelis van Beverenstraat, op nummer 10 rood (nu: 20).
        Vanaf dit adres was het dat Rebekka die wanhopige oproep op 1 november 1946 in het NIW liet zetten. Waar zijn toch mijn zoon, broer en schoonzus? Ruim een jaar eerder al, op 11 augustus 1945, had zij een soortgelijke oproep om inlichtingen geplaatst in Het Vrije Volk, toen vroeg ze alleen nog maar om informatie over haar zoon, Saul, door haar ‘Sam’ genoemd. Ze kreeg kennelijk geen bruikbare reacties, en herhaalde haar smeekbede daarom in het NIW, nu uitgebreid met broer en schoonzus.

Sam, zoals Rebekka Saul noemde, is overleden in Auschwitz, al op 2 mei 1943

Op 31 januari 1952 komt van het ministerie van Justitie het bericht dat Sam, zoals Rebekka Saul noemde, is overleden in Auschwitz, al op 2 mei 1943. Of Rebekka al voor 1952 wist van Sam’s onvrijwillige dood, is niet bekend.
Foto Collectie RAD

ex-echtgenoot Salomon Tonninge is overleden
Rebekka plaatst een eerste oproep in ‘Het Vrije Volk’ van 11.8.1945

Het ‘Dagblad van het Zuiden voor Eindhoven’ meldt op 3 maart 1942, dat Rebekka’s ex-echtgenoot Salomon Tonninge is overleden.
Foto Delpher.

Rebekka plaatst een eerste oproep in ‘Het Vrije Volk’ van 11.8.1945, waarin zij om inlichtingen vraagt over haar zoon Sam. Zijn laatste adres was Arbeitslager Birkenau bei Neu Benen. Fopto Delpher

        Saul’s droeve lot is gemeld: vermoord in Auschwitz op 2 mei 1943. Haar Amsterdamse broer en schoonzus, Samuel en Betsie, op het laatst wonend aan de Scheldestraat 72 driehoog, bleken beiden op 10 augustus te zijn vergast, allebei in Auschwitz, hij 46 jaar oud, zij 40.

Mozes Tonninge en Rijntje Merts liggen begraven op de joodse begraafplaats in Dordrecht

Mozes Tonninge en Rijntje Merts, de (voormalige) schoonvader en schoonmoeder van Rebekka, overleden respectievelijk op 3 mei 1925 en 25 januari 1929. Zij liggen begraven op de joodse begraafplaats in Dordrecht.
Foto’s Website ‘Het Stenen Graf’

        In de familie Tonninge, de familie van haar ex-man Salomon, was de ravage nog groter.
        Salomon zelf stierf in Eindhoven op 27.2.1942, 49 jaar oud, maar staat niet op de herdenkingswebsite Joods Monument. Zijn dood geldt kennelijk als een ‘gewone’.
        Van de (ooit: tien) broers en zussen van Salomon, aangetrouwden die Rebekka heeft gekend, waren er voor de oorlog nog vier in leven, na de oorlog niemand meer. De betrokken Tonninges, allen kinderen van Mozes Tonninge en Rijntje Metz, waren:
        Sander (Dordrecht, 19.6.1884 – Auschwitz, 23.11.1942, 58 jaar). Woonde aan het Groothoofd op nummer 3 boven, met Aaltje Franken (Haaksbergen, 4.5.1870 – Auschwitz, 23.11.1942).
        Duifje (Dordrecht, 19.11.1888 – Auschwitz, 13.11.1942, 53 jaar). Woonde in Amsterdam, aan de Nieuwe Amstelstraat 33 II, met Abraham Vet (Amsterdam, 27.5.1891 – Auschwitz, 13.11.1942, 51 jaar).
        Anna (Dordrecht, 24.3.1887 – Auschwitz, 31.1.1943, 55 jaar). Woonde in Amsterdam, aan de Maritzstraat 21 huis, met Eduard Groenstat (Amsterdam, 31.1.1943 – Auschwitz, 31.1.1943, 51 jaar) en zoon Mozes (Amsterdam, 12.1927 – Auschwitz, 31.1.1943, 15 jaar).
        Gerard Joachim de Jong (Dordrecht, 8.6.1879 – Auschwitz, 26.10.1942, 63 jaar). Is de weduwnaar van Grietje Tonninge (Dordrecht, 27.12.1885 – Dordrecht, 3.4.1931, 45 jaar), en vader van Leendert (Dordrecht, 1.7.1921 – Auschwitz, 30.9.1942, 21 jaar), Meijer (Dordrecht, 3.12.1923 – Sobibor, 16.4.1943, 19 jaar) en Lena (Dordrecht, 26.7.1925 – Auschwitz, 26.10.1942, 17 jaar).
        Leentje (Dordrecht, 2.8.1890 – Auschwitz,17.9.1943, 53 jaar). Woonde in Amsterdam, aan de Insulindeweg 89 II, met Isaac Witsenhuijsen (Amsterdam, 3.9.1891 – Amsterdam, 31.8.1942, 50 jaar, wordt vermeld op Joods Monument).
        Rebekka zal, zodra zij wist van hun weerzinwekkende dood, een groot gevoel van verlatenheid hebben gevoeld. In Dordrecht was er nu geen familielid meer op wie zij kon terugvallen.

***

Hoe gedeformeerd zij ook uit de oorlog is gekomen, twaalf jaar heeft Rebekka de Roode het leven nog weten vol te houden. Op 30 oktober 1957 hield het op, na 65 jaar. Ze woonde nog steeds in de Cornelis van Beverenstraat, op dat huidige nummer 20. Vereenzaamd was ze niet, blijkt uit de overlijdensadvertentie. Er staan diverse namen onder, van mensen die haar kennen als “onze lieve nicht, huisgenote en vriendin”.
        Ze is gecremeerd in Velsen, op maandag 4 november, nadat de trein met haar stoffelijk overschot uit Dordrecht om 13.04 uur was aangekomen op de halte Driehuis Westerveld.
        Rebekka de Roode heeft haar leven in ieder geval kunnen voltooien; dat van haar (ex-)familieleden is onafgemaakt gebleven.

Rebekka (‘Bets’) overlijdt op 30 oktober 1957

Rebekka (‘Bets’) overlijdt op 30 oktober 1957, 65 jaar oud, volgens de overlijdensakte om 8.30 uur.
De overlijdensadvertentie in ‘De Dordtenaar’ van 31 oktober is ondertekend door een nicht van haar, mevrouw Bol-Drielsma, ook een zeldzame overlevende, en door huisgenoten, vriendinnen en kennissen.
Foto’s Collectie RAD en Delpher

 

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'