Het voorbije joodse dordrecht

Archiefkaart haalt Saartje de Kriek
uit Dordrecht uit de vergetelheid

kaart van Saartje de Winter-de Kriek het Holocaust-archief in Bad Arolson

De kaart van Saartje de Winter-de Kriek, die vorig jaar is vrijgegeven door het Holocaust-archief in Bad Arolson. Van Saartje is in beeldbanken geen enkele persoonsfoto gevonden.
Foto Arolson Archives

Het is in al zijn bureaucratische zakelijkheid een wreed document – de persoonskaart van Saartje de Winter-de Kriek, die vorig jaar tevoorschijn kwam uit het Holocaust-archief in het Duitse Bad Arolson.
        De kaart, op zijn beurt afkomstig uit het archief van de voormalige Joodsche Raad in Amsterdam, vermeldt haar geboortedatum, haar meest recente woonadres en de dag waarop zij in kamp Westerbork terechtkwam. Verder wordt er ene Izak genoemd plus diens geboortedatum (30.9.84) en dan staat er, dwars over de kaart geschreven in grotere letters: “tr 20-4-43”.
        Die kille cijfers betekenen dat zij op 20 april 1943 op transport is gegaan naar een vernietigingskamp en inmiddels weten wat Saartje’s lot was: ze is vier dagen later vermoord in Sobibor, op 24 april.
        Saartje de Kriek, een geboren Dordtse, komt uiteraard voor op een van de twee lijsten van Dordtse Holocaustslachtoffers die elders op deze website staan. Er staat bij dat zij de weduwe was van Benjamin Simon de Winter, die eerder getrouwd was met Sientje de Koster. Meer niet. Saartje is zo’n slachtoffer over wie nauwelijks gegevens voorhanden waren. Ze was zomaar een slachtoffer, zowat verdwenen in de maalstroom van de geschiedenis.
        Vorig jaar mei openbaarde The International Trading Service (ITS; de internationale opsporingsdienst van het Rode Kruis) in Bad Arolson meer dan dertien miljoen documenten over 2.2 miljoen nazi-slachtoffers. Dit gebeurde na lange jaren van touwtrekken door wetenschappers. Zij mochten steeds maar niet naar binnen in Bad Arolson; het Holocaust-archief was alleen toegankelijk voor nabestaanden van slachtoffers. Dat is nu veranderd. In de toekomst zullen steeds nieuwe collecties worden ‘geupload’.
        Tussen de eerste vrijgegeven documenten zit de persoonskaart van Saartje. Daardoor is er nu iets meer bekend over hoe haar aankomende dood zich heeft voltrokken. Op 10 april sloten de Duitsers haar op in barak 57 van Westerbork, op 20 april volgde het transport naar Oost-Polen, op 23 april sloten zij achter haar de deuren van de gaskamer.
        De kaart is voor de Dordtse werkgroep Stolpersteine aanleiding geweest om uit te zoeken wie Saartje eigenlijk was. Zou het mogelijk zijn om haar een gezicht te geven? Haar identiteit, haar leven moet toch meer behelzen dan een notitie op een kaart?
        Het resultaat was om van te huiveren: Saartje verloor al in haar jeugd al haar broertjes en zusjes. Zij trouwde op late leeftijd (47) met Benjamin Simon de Winter, een huwelijk dat kinderloos bleef. De twaalf kinderen uit Benjamin’s eerste huwelijk stierven allen in de Tweede Wereldoorlog, twee in Nederland, tien in concentratiekampen, precies zoals hun onopvallende, al bejaarde stiefmoeder Saartje.
        Van haar eigen directe familieleden leefde na de oorlog niemand meer. Van tientallen andere, verre verwanten − de stiefkinderen, hún partner en hún nageslacht − is slechts een enkeling in leven gebleven. Misschien kenden zij Saartje al niet eens. Niemand kon zich nog om haar nalatenschap bekommeren. Er was een levensverzekering, volgens de Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa, “die mogelijk uitkeerbaar is”. Maar 75 jaar na de bevrijding is deze nog altijd niet opgevraagd.
        Zo is Saartje de Kriek onverdiend een onzichtbaar slachtoffer geworden, een niemand − ook letterlijk: in openbare beeldbanken is geen enkele foto van haar te vinden.
        Maar ze was er ooit wel, en dit verhaal probeert haar een beetje terug te brengen in de herinnering.

geboorteakte van Saartje

De geboorteakte van Saartje. Zij kwam ter wereld in het niet meer bestaande pand C 509 aan de Doelestraat
(= Doelstraat).
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD)

kaart van het eerste gezin dat Benjamin Simon de Winter vormde met Sientje de Koster

De kaart van het eerste gezin dat Benjamin Simon de Winter vormde met Sientje de Koster. Zij kregen twaalf kinderen.
Foto’s Stadsarchief Rotterdam


Gesloopt
Het speuren naar levenstekens van Saartje de Kriek begint al met een tegenvaller. Zij is volgens de geboorteakte ter wereld gekomen in 1867 op 25 april “des voormiddags ten vier uren”, in huis “getekend Letter C no. 509 aan de Doelestraat”. Dordrecht is een stad die nog tal van middeleeuwse panden bevat, maar haar geboortehuis bestaat niet meer. Het is gesloopt. De woning stond daar waar later de Wijngaardstraat is gekomen, in de binnenstadsbuurt Bleijenhoek.
        De moeder van Saartje is Johanna van de Graaf, ook een geboren Dordtse; haar vader is de vleeshouwer Jacob de Kriek. Hij was veertig toen Saartje verscheen, zij 36. Voor haar was ’t het eerste huwelijk, voor hem het tweede. Jacob de Kriek had al vijf kinderen gekregen met Sara van Brakel, die was gestorven in februari 1861, op 36-jarige leeftijd. Van hun kroost werd er slechts één volwassen: Kella (zie het uitgebreide familieoverzicht).
        Johanna, de tweede echtgenote van Jacob, baarde zeven kinderen, onder wie de hoofdpersoon van dit artikel, Saartje. Zij was nummer 3. Op Saartje na is geen van deze kinderen een langdurig, gelukkig leven gegund geweest. De meesten overleden binnen enkele maanden tot anderhalf jaar, uitgezonderd Izaak (1870), die negen werd. Maar na hem bleef alleen Saartje in leven, als enige, eenzame nakomeling. Haar vader Jacob verloor zij in 1899, zij was toen 32. Haar moeder Johanna ging heen in 1915, toen was Saartje 47.

Benjamin Simon trouwde met Saartje uit Dordrecht

Ruim een jaar na het overlijden van Sientje hertrouwde de 57-jarige Benjamin Simon met de al 47-jarige Saartje uit Dordrecht, op 16 december 1914. Dit zijn de voor- en achterzijde van de zogenoemde gezinskaart, al stichtten Benjamin en Simon niet feitelijk een gezin.


Sientje de Koster overleed op 10 oktober 1913, zij werd begraven op de joodse begraafplaats aan het Toepad in Rotterdam kaart van Izaak Benjamin de Winter stierf op 23 augustus 1934, ook hij werd begraven aan het Toepad

Ook een kaart van Izaak, Saartjes stiefkind, kwam tevoorschijn toen een eerste deel van het Holocaust-archief in Bad Arolson werd geopenbaard. Izaak blijkt een jaar eerder dan Saartje al op transport te zijn gesteld, op 14 augustus 1942. Hij werd vermoord in Auschwitz op 30 september 1942.
Foto Arolson Archives

Sientje de Koster overleed op 10 oktober 1913, zij werd begraven op de joodse begraafplaats aan het Toepad in Rotterdam.
Foto Website ‘Het Stenen Archief’

Benjamin de Winter stierf op 23 augustus 1934, ook hij werd begraven aan het Toepad.
Foto Website ‘Het Stenen Archief’


Kinderloos
Triestheid kenmerkt ook haar huwelijkstijd. Eén jaar voor het overlijden van haar moeder trouwde Saartje op 16 december 1914 met weduwnaar Benjamin Simon de Winter, die op 2 mei 1857 was geboren in Middelharnis, op het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee. Zij was 47, hij 57. Kinderen kwamen niet meer voort uit deze echtverbintenis.
        Maar dat hoefde ook niet. Benjamin had al een gezin gesticht met zijn eerste vrouw, Sientje de Koster, een Rotterdamse die was geboren op 29 oktober 1859 en overleden op 10 oktober 1913. Zij liet Benjamin liefst twaalf kinderen na, die in feite stiefkinderen werden van Saartje. In tegenstelling tot haar eigen broers en zussen, bleven deze stiefkinderen allen in leven – totdat de nazi’s Nederland bezetten en joden gingen vervolgen. Geen van al deze afstammelingen van Benjamin zou aan de Holocaust ontsnappen, net zomin als Saartje.
        Haar man Benjamin de Winter heeft de Tweede Wereldoorlog niet hoeven meemaken. Hij stierf in 1934, op 23 augustus, 77 jaar oud, in zijn woonplaats Rotterdam. Drie jaar later verhuisde Saartje, de weduwe, van de Almondestraat 37b naar het verderop gelegen nummer 29b. Het oorlogsgeweld manifesteerde zich zes jaar later meteen aan het begin van de oorlog, bijna pal voor haar deur: bij het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 raakten huizen aan de Almondestraat en de nabijgelegen Schoterbos- en Boekhorststraat zwaar beschadigd. Een foto in het Rotterdamse Stadsarchief, gemaakt door een anonieme fotograaf, toont de puinresten.
        Kennelijk is het huis van Saartje niet geraakt, ze is immers blijven leven. Maar achteraf gezien zat ze toen feitelijk al in de verlenging.

Almondestraat en omliggende straten werden hevig beschadigd tijdens het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940

De Almondestraat en omliggende straten werden hevig beschadigd tijdens het bombardement
op Rotterdam op 14 mei 1940. De foto laat de puinresten zien.
Foto Stadsarchief Rotterdam

Weduwe Saartje verhuisde op 11 augustus 1937, van de Almondestraat 37b naar nummer 29b

Weduwe Saartje verhuisde drie jaar later, op 11 augustus 1937, van de Almondestraat 37b naar nummer 29b, samen met de ongehuwd gebleven stiefzoon Izaak, een van de twaalf kinderen van haar man uit diens eerste huwelijk.
Foto’s Stadsarchief Rotterdam


Stiefzoon
Op Saartje’s gezinskaart stond aanvankelijk ook Izaak de Winter ingeschreven. Deze koopman in tweedehands meubelen is een stiefzoon van Saartje, geboren op 30 september 1884. Hij woonde bij haar in. Zijn naam is doorgestreept op de Joodsche-Raadkaart van stiefmoeder Saartje. Maar de woorden “met Izaak” zouden er op kunnen duiden dat hij weer bij haar was gaan wonen. Of er gewoon was gebleven. Wat daar voor pleit, is de kaart over Izaak zelf, ook te vinden in het Holocaust-archief van Bad Arolson. Daar wordt als woonadres de Almondestraat 29 b vermeldt, plus dat Izaak ongehuwd was.
        Izaak en Saartje zijn niet tegelijk afgevoerd naar een vernietigingskamp. Izaak blijkt volgens de kaart op 14 augustus 1942 op transport te zijn gesteld – naar Auschwitz, waar hij op 30 september 1942 de dood vond, 58 jaar oud. Zijn stiefmoeder is pas een jaar later ingerekend, vervolgens overgebracht naar Westerbork, om daarvandaan op 20 april 1943 te worden afgevoerd.
        Op die 20ste april, zoals gewoonlijk een dinsdag, zijn in totaal 1166 personen in veewagons gepropt. Het was een van de negentien treinen die in 1943 naar de gaskamers van Sobibor zijn vertrokken. Het transport op die twintigste april kwam aan op de 23 april; niemand heeft dit vernietigingskamp overleefd. Saartje de Winter-de Kriek was 75 toen haar leven in Sobibor eindigde. In de ogen van de nazi’s was ze afgewikkeld.
        Aan het begin van de oorlog omringden de twaalf stiefkinderen Saartje nog. Na de oorlog waren ook zij er niet meer, geen van allen. Levie Israël, de eerstgeborene (1880), stierf in zijn woonplaats Rotterdam op 5 februari 1944, op 64-jarige leeftijd. Expeditiebaas Israël, nummer 4, overkwam drie jaar hetzelfde: hij is in Rotterdam overleden, op 17 maart 1942, 55 jaar oud. Van hem is via een advertentie in Het Joodsche Weekblad bekend geworden dat aan zijn dood “langdurig lijden” vooraf is gegaan. Beiden zijn begraven op de joodse begraafplaats aan het Toepad in Rotterdam.
        De andere tien gezinsleden werden regelrecht vermoord, in Sobibor of Auschwitz, meestal samen met de gezinnen die ze zelf hadden gevormd, zie het familieoverzicht.

***

Wat het afgebroken leven van Saartje de Kriek des te triester maakt, is dat er schijnbaar geen enkele foto van haar bewaard is gebleven. Het doorzoeken van beeldbanken leverde niets op. Al wat er van haar leven is overgebleven, is een enkel strikt feitelijk, emotieloos archiefdocument, zoals de ongeïnd gebleven levensverzekering en die kaart uit Bad Arolson.
        Anno 2020, 75 jaar na de bevrijding, is elke herinnering aan haar vervluchtigd. Saartje de Kriek is niet meer aanwezig.

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'