Het voorbije joodse dordrecht

Singel 229 was geheime schuilplek
voor liefst acht joodse Dordtenaren
* Duidelijkheid over Singel 229
* Hester Breemer kreeg brief op straffe toon van nazibank

Singel 229

Dit is het pand aan de Singel (met de groene deur), waarin acht Dordtse joden
zich verstopt hielden. Het is het voormalige woonhuis van de familie Breemer.
Foto Redactie Website

Eén voor één kwamen ze naar buiten, zonder twijfel met bedrukte, angstige gezichten, het hoofd gelaten gebogen.
        Het was dinsdag 10 november 1942, voor de Duitsers een grote opruimdag. Dwars door heel Dordrecht waren razzia’s gaande, overal werden joden uit hun huizen en schuilplaatsen verdreven. Die dinsdag zou puik uitpakken: in totaal werden er 39 joden opgepakt, voor Dordrecht een record.
        Op de voorname Singel, in een fors pand op nummer 229, vonden de Duitsers, vergezeld van Dordtse dienstkloppers, liefst vijf volwassen joden tegelijk. Of ze daar op gerekend hadden, is niet meer na te gaan. Maar het zal ze ook niet uitgemaakt hebben: dit was een goede vangst.
        Opgejaagd door gewapende, gehaaste, norse Duitsers verlieten de vijf mensen het pand; ze zullen voorvoeld hebben dat dit het begin van hun einde was. Eén voor één stapten ze de klaarstaande vrachtwagen in – zo ging dat in die voor joden bange dagen.
        Wie waren die vijf personen? En waarom zaten ze met zovelen uitgerekend in een woning die bekend stond als een van de Dordtse “panden bewoond door J.” - zoals de lijst heette die de gemeente bereidwillig had afgestaan aan de Duitsers. Was het een wanhoopsdaad om in dit joodse huis onder te duiken? Of hoopten ze dat de jodenjagers voorbij zouden gaan aan een pand dat toch al leeg stond?
        Het zijn gissingen, en zonder feiten is gissen zinloos. Vaststaat alleen dat er op die tiende november vijf mensen uit dat ‘besmette’ huis kwamen, hun dood tegemoet.
        Nader onderzoek wees uit dat er oorspronkelijk zelfs acht personen ondergedoken hebben gezeten, een aantal dat Singel 229 tot een wonderbaarlijke onderduikplek bestempelt.

politiedagjournaal van dinsdag 10 november 1942

Een pagina uit het politiedagjournaal van dinsdag 10 november 1942,
de dag waarop de Duitsers samen met Dordtse agenten in het pand Singel 229 vijf joden arresteerden,
en elders in Dordrecht nog eens 34.
Foto Erica van Dooremaalen


Werkgroeplid Harriët Hartog spreekt op 26 januari 2016 ter nagedachtenis van de zussen Anja en Betrina den Hartog

Werkgroeplid Harriët Hartog spreekt op 26 januari 2016 ter nagedachtenis van de zussen Anna en Betrina den Hartog, pal voor de deur van het huis waarin zij woonden, aan de Corn. van Beverenstraat. Werkgroepvoorzitter Arij Boogerman houdt de steentjes in de hand die straks in de stoep zullen worden aangebracht.
Foto Redactie Website

Toeval
Dat zich op de Singel, op nummer 229, überhaupt vijf joodse Dordtenaren verstopt hielden, is pas kortgeleden aan het licht gekomen, door louter toeval. Het was niet eerder geconstateerd, en het was ook niet zo vanzelfsprekend: het betrokken pand was eigendom van de familie Breemer, van wie dochter Hester nog leefde. Dat in ‘haar’ huis, uit het zicht van de buitenwereld, vijf stadgenoten zaten ondergedoken, was onbekend.
        Hoe het dan begin 2016 uitkwam? De werkgroep Stolpersteine had op 26 januari in de Cornelis van Beverenstraat twee steentjes laten plaatsen in de stoep bij nummer 27 (indertijd 19 rood). Dit gebeurde ter nagedachtenis van Anna Spanjer-den Hartog (Heerjansdam, 10.10.1875) en haar zus Betrina den Hartog (Heerjansdam, 2.1.1871). Beiden vrouwen, dochters van Simon en Stijntje den Hartog, waren op een en dezelfde dag in Auschwitz van hun leven beroofd, op 19 november 1942.
        Een van de werkgroepleden, Harriët Hartog, had bij die gelegenheid, als bewoonster van de Van Beverenstraat, een korte speech gehouden. Ze wees op de andere joodse families die in de straat hebben gewoond, Meijer en Fonteijn bijvoorbeeld. Zijdelings wees ze er ook dat de familiegeschiedenis van háár vader ook “gevuld is met vermoorde mensen”.
        Over Anna en Betrina den Hartog zei Hartog: “Zij liepen hier in deze straat, deden er hun boodschappen, maakten een praatje met de buren. Mensen zoals u en ik. Joodse Dordtenaren. Beiden geboren in het dorp Heerjansdam, dat ik goed ken uit mijn jeugd.” Dat de zussen nu met steentjes worden herdacht, verheugt Hartog. “Ik ben blij dat men zal struikelen over hun namen, en dat de plek waar zij woonden, een markering is geworden.”
        Onderzoek plegend voor een volgende ronde van nieuwe Stolpersteine, werd die ontdekking gedaan: dat Anna en Betrina den Hartog niet op hun woonadres aan de Van Beverenstraat zijn opgepakt, maar op een heel ander adres, honderden meters verderop. Dat bleek toen de gedigitaliseerde politiedagrapporten uit de oorlogsjaren weer eens werden geraadpleegd. Daarin stond dat de zussen in het pand op de Singel verbleven, op nummer 229.
        Toen op dat adres werd verder gezocht, viel het patroon op: nòg drie mensen ‘woonden’ daar, in totaal vijf, en het betrof allemaal volwassen, autochtone Dordtenaren.
        Wat speelde zich af in dat pand? En waar waren dan de oorspronkelijke bewoners gebleven?

Florence, de oudste dochter, verlooft zich in de oorlog met Jaap Levie

Een pagina uit het gemeentelijk woonregister:
Anja en Betrina den Hartog blijken al vroeg in de oorlog de Van Beverenstraat verlaten te hebben.


aanwezigen bij de steenlegging, en ook het pand waarin de zussen Den Hartog verbleven

Deze foto toont de aanwezigen bij de steenlegging, en ook het pand waarin de zussen Den Hartog verbleven, totdat ze onderdoken op de Singel.
Foto Perry Bos

Kledingmagazijn
De eigenaar van Singel 229 is zonder meer Hendrik Breemer (Dordrecht, 13.1.1868). In verhaal 68 op deze website staat al enigszins geschetst hoe de familie Breemer in elkaar stak. In het kort: Hendrik en zijn echtgenote Rozetta Hartog (Mijnsheerenland, 1868) kregen vijf kinderen: Hester (1891), Kaatje (1892), Eva (1894), Levie Nathan (1896) en Elisabeth (1902). Op de Voorstraat 32 begon Hendrik een kledingmagazijn, dat lokaal grote faam verwierf.
        Toen de Duitsers Nederland inlijfden, hadden de kinderen al eigen gezinnen gesticht, op modiste Hester na. Zij bleef ongetrouwd. Moeder Rozetta overleed op 21 februari 1941, 72 jaar oud. In hetzelfde jaar stierf ook haar vader Hendrik, op 16 september, 73 jaar oud. Bij beiden betrof het een natuurlijke dood. Hester, de oudste, bleef nu alleen achter in haar geboortehuis aan de Singel.
        Op de lijst van “panden bewoond door J.”, die het de Duitsers makkelijk maakte om Dordrecht te ontjoodsen, stond nu alleen Hester nog als bewoonster genoteerd. Maar woonde ze er ook werkelijk?
        De Duitsers voerden intussen het tempo van de jodenvervolging straf op. Vanaf zondag 3 mei werd het dragen van de jodenster verplicht. Het isoleren, het beroven en bijeenvegen van joden, en het bevorderen van hun woningen en bezittingen, kreeg massale omvang.
        De netten sloten zich. Onderduiken werd lijfsbehoud, een levensvoorwaarde.

Stolpersteine voor de zussen Den Hartog

Dit zijn de Stolpersteine voor de zussen Den Hartog,
die overigens in de Corn. van Beverenstraat niet de enige joodse bewoners waren.
Foto Redactie Website

Hoogbejaard
Anna en Betrina den Hartog waren al vertrokken uit de Van Beverenstraat. In het gemeentelijk woonregister staat de notitie dat zij, op 5 juni 1940 al, naar de Cronjéstraat 1 rood waren verhuisd, zij het niet voor lang: op 26 augustus trokken ze in bij vader en dochter Breemer, op de Singel 229. Betrina was ongetrouwd, haar zus Anna een weduwe. Haar man, Louis Spanjer (Gendringen, 27.6.1905) was heengegaan op 21 oktober 1925, in Apeldoorn.
        Gaandeweg meldden zich nog meer joodse stadgenoten op de Singel. Uit de politiejournalen valt in ieder geval af te leiden dát zij zich er op het moment van arrestatie bevonden.
        De hoogbejaarde Adolf Goldschmidt bijvoorbeeld vond er een schuilplek. Goldschmidt (Lemfönde, Duitsland, 29.9.1851) had eerst nog kunnen inwonen bij zijn dochter Margaretha Goldschmidt (Dortmund, 8.9.1882), die met haar echtgenoot, de oliehandelaar Joseph van den Bergh (Dordrecht, 23.5.1880) en hun twee kinderen ook op de Singel woonde, op nummer 135 (nu: 201 – zie ook verhaal 39).
        Kennelijk was het er niet veilig meer voor Adolf; hij verstopte zich daarom verderop, op nummer 229. Het woonhuis van zijn dochter werd gevorderd.
        Ook als onderduiker meldde zich Sophia Meijer (Dordrecht, 22.6.1885). Zij kwam uit de Mariënbornstraat, waar zij al decennia samen met haar vader, de kleermaker Noach Meijer (Dordrecht, 3.2.1853) op nummer 8 woonde, en als alleenstaande nadat hij op 18.11.1925 was overleden.
        De vijfde onderduiker was Fijtje Frenkel (Rotterdam, 6.9.1907), een van de drie kinderen van de Dordtse fruithandelaar Abraham Frenkel (Leeuwarden, 3.4.1885) en Mina Frenkel-van Wien (Amsterdam, 1883; zie ook verhaal 40). Het gezin woonde in de Wijnstraat, op nummer 11 rood (nu: 17). Fijtje was op 5 augustus 1931 gehuwd met kantoorbediende Levie Mozes de Haan (Rotterdam 2.11.1906). Op 27 april 1938 keerde ze terug naar haar ouders in Dordrecht, om onbekende reden. Maar lang heeft ze zich er niet beschut kunnen voelen; ergens in de oorlog vluchtte ze naar de Singel 229.

gezin Kesner

Hendrik Breemer was de eigenaar van het pand aan de Singel 229. Hij overleed in de oorlog, op 19 september 1941.
Beide berichten komen uit het Joodsche Weekblad.
Foto’s Delpher


advertenties uit het Nieuw Israëlitisch Weekblad

Anna den Hartog was weduwe. In deze advertenties uit het Nieuw Israëlitisch Weekblad wordt het overlijden van haar man Louis Spanjer op 21 november 1925 meegedeeld, en dankt Anna de betrokkenen voor hun “blijken van deelneming”.
Foto’s Delpher

Westerbork
Op dinsdag 10 november 1942 vielen de Duitsers het pand binnen en vonden daar vijf joden tegelijk. Ze zullen ze triomfantelijk ingerekend en het pand uitgejaagd hebben: joden waren on-mensen.
        Nog dezelfde dag werden de vijf, plus de 32 andere opgepakte joden, naar Amsterdam gestuurd, naar de Hollandsche Schouwburg. En vandaar volgde het transport naar kamp Westerbork, om ten slotte onontkoombaar, ergens in een vernietigingskamp, de dood ingejaagd te worden.
        Geen illusie: niemand van de vijf gearresteerden bracht het er levend vanaf.
        Voor de stokoude Adolf Goldschmidt eindigde het leven al in Westerbork. Hij stierf er op 6 december 1942, 91 jaar oud, en is begraven op de joodse begraafplaats in Assen.
        De zussen Anna en Betrina: ze zijn vergast op 19 november 1942 in Auschwitz, negen dagen na de razzia.
        Sophia Meijer: ook vermoord in Auschwitz, enkele maanden later, op 26 februari 1943.
        Fijtje Frenkel: heeft Anna en Betrina, de mede-onderduikster, tot in Auschwitz ‘meegemaakt’, ook zij is er omgebracht op 19 november 1942.

In de Wijnstraat zijn op 22 februari 2016 zes steentjes gelegd voor de familie Frenkel, onder wie Fijtje

In de Wijnstraat zijn op 22 februari 2016 zes steentjes gelegd voor de familie Frenkel, onder wie Fijtje, de vrouw die ook naar de Singel 229 was gevlucht. Achter de microfoon staat Cor Frenkel, de zoon van Fijtje’s broer Wolf.
Foto Perry Bos

Nog meer
Er is nog een ontdekking gegaan, toen voor dit verhaal ook nog de woonkaart van de Singel 229 werd opgevraagd in het gemeentearchief. Er hebben nòg drie Dordtse joden op dit adres ‘vertoefd’, in totaal acht dus.
        De woonkaart (zie ook de foto) verschaft verhelderende details over wanneer de al genoemde vijf Dordtenaren er binnentraden: Anna en Betrina den Hartog, Sophia Meijer en Fijtje de Haan-Frenkel op 26 augustus 1942. Deze vier vrouwen arriveerden er gezamenlijk. Adolf Goldschmidt kwam een week later, op 1 september 1942.
        Daarnaast laat de kaart zien wie er verder nog waren. Henrietta E. Aandagt-Gazan bijvoorbeeld. Zij kwam er op 20 mei 1942. Zij was weduwe. Haar man, Levie Aandagt (Rotterdam, 27.6.1902), was een halfjaar terug, op 24 december 194 in Dordrecht overleden, 39 jaar oud. Levie Aandagt had een winkel in huishoudelijke artikelen op de Voorstraat 110.
        Op de woonkaart wordt ook genoemd de ook al hoogbejaarde Roosje den Hartog-Zwart (Alblasserdam, 22.8.1852), eveneens een weduwe. Zij meldde zich op 28 augustus 1942 aan de deur, komend van de Varkenmarkt 9 beneden. Haar man was David den Hartog, die is overleden op 21 november 1918. En ten slotte bevond zich er, vanaf 2 september 1942, Benjamin den Hartog (Heerjansdam, 26.3.1869), afkomstig uit de Bankastraat 9. Deze Benjamin was een broer van Anna en Betrina, die nu in hetzelfde huis zaten.
        Enige tijd hebben de acht onderduikers met elkaar in het huis samengewoond. Maar ze zijn er niet allen even lang gebleven, anders zouden ze wel opgepakt zijn bij de inval op 10 november 1942. Drie van de acht waren voor die tijd blijkbaar verder getrokken, naar andere adressen.
        De weduwe Aandagt-Gazan is er zelfs in geslaagd de oorlog te overleven, even als haar dochters Sophie en Elizabeth. Zij is in Den Haag gaan wonen. (zie verhaal 62)
        Benjamin den Hartog is op 17 juni 1943 gearresteerd, samen met zijn vrouw Carolina den Hartog-Braadbaart (Dordrecht, 12.3.1876). Ze waren “reeds vele maanden spoorloos”, noteerde de politie in het dagrapport, maar werden nu aangetroffen op het adres Breitnerstraat 57. Benjamin en Carolina zijn kort nadien, op 9 juli 1943 vermoord in Sobibor. In dit moordcomplex eindigde ook Roosje den Hartog-Zwart, 90 jaar oud, op 5 maart 1943.

gezin Kesner

De woning waarin Hester Breemer samen met het gezin van haar broer Levie zat ondergedoken, in de Potgieterstraat 17, bestaat niet meer. Deze foto dateeert van april 2009, toen de al grotendeels dichtgetimmerde woningen nog net niet gesloopt waren. Nummer 17 is het huis links van de koelkast. Inmiddels is alle woningbouw in de Potgieterstraat vervangen door nieuwbouw.
Foto Google Street View


op 22 februari 2016 zijn er in de Bankastraat steentjes gelegd

Ook op 22 februari 2016 zijn er in de Bankastraat steentjes gelegd voor Benjamin den Hartog, zijn vrouw Carolina en hun zoon Philip Nathan. Benjamin heeft ook een poos op het adres Singel 229 verbleven.
Foto Perry Bos

Krispijn
Maar hoe verging het nu Hester, de laatste bewoonster van Singel 229?
        Dankzij diezelfde politierapporten, die ijzingwekkende administratie van joods leed in Dordrecht, kan dit deels worden gereconstrueerd.
        Rapport 163 van zaterdag 12 juni 1943 bericht dat brigadier A. den Breejen en agent Evers, twee van Dordrechts hartstochtelijkste jodenjagers, ’s nachts om 03.00 uur Hester Breemer in bewaring hebben gesteld op het hoofdbureau aan de Groenmarkt. Zij was niet alleen. Tegelijk met haar is het volledige gezin van haar broer Levi Nathan Breemer opgepakt, bestaande uit Levi (Dordrecht, 29.7.1896), moeder Bertha Breemer-Cohen (Dordrecht, 18.8.1899) en hun dochters Rozette (Dordrecht, 23.5.1922) en Henriette Louise (Dordrecht, 9.2.1926).
        Het politiejournaal noemt het adres waar al deze Breemers werden gevonden: in de Potgieterstraat 17 in Krispijn, bij ene Cornelis de Reus, “geboren te Dordrecht 20 juli 1908”. Hij had “in zijn woning bovenbedoelde Joden verborgen gehouden”, staat onder de opsomming van de zes Breemers. Hiermee toont het dagrapport aan dat Hester zelf ook was ondergedoken - in elk geval in 1943, maar misschien zelfs al in 1942. Want toen de Duitsers haar woning aan de Singel 229 binnenvielen, werd zij er immers niet aangetroffen. Op de woonkaart staat ook niet per wanneer zij de Singel heeft verlaten.
        Maar dit is dus zo eigenaardig en intrigerend: waarom zaten er liefst acht onderduikers op dat adres? Viel dat niet te veel op? Was het niet te gevaarlijk? Had Hester het aan hen beschikbaar gesteld, omdat het toch leeg stond? Was het daardoor een veilig adres, a safe house, zoals zulks ook wel wordt genoemd?
        Het zal nooit meer aan het licht komen. Hester Breemer is vergast in Sobibor, op 9 juli 1943 (zie verhaal 68).

Ontdekt bij nader onderzoek in het Dordtse archief

Ontdekt bij nader onderzoek in het Dordtse archief: op het adres Singel 229 blijken, los van de vijf gearresteerden, nóg drie joodse Dordtenaren gewoond te hebben in de jaren ’42-’43, namelijk de weduwe Aandagt-Gazan, de weduwe Roosje den Hartog-Zwart en Benjamin den Hartog.
Foto Redactie Website


Spoorweg
Cornelis de Reus werd die 12de juni zelf ook opgesloten, maar is na enige tijd weer vrijgelaten. Dat valt op te maken uit diezelfde politierapporten. Op 18 december 1944 bijvoorbeeld wordt hij, heier van beroep, weer in bewaring gesteld, nu omdat hij wordt verdacht van “overtreding van prijsvoorschriften”. Eerder in de oorlog, op 18 november 1942, was al hij eens bekeurd “terzake van loopen over een spoorweg”.
        De Reus was getrouwd, op 3 mei 1930, met Wilhelmina Maria Streefkerk (’s-Gravendeel, 1912). Voordat het echtpaar ging wonen in de Potgieterstraat, van 19.9.1938 tot 2.10.1945, had het een woning in de Heysterbachtstraat, op nummer 20. Na de oorlog volgden er diverse verhuizingen, naar de J.J.A. Gouverneurstraat (46 zwart), naar de Adriaan van Nassaustraat (26) en ten slotte naar de Thorbeckeweg 85, in augustus 1960.
        Veel meer is er over Cornelis de Reus, de man die de Breemers een onderduikplek bood, niet te vinden, netzomin als over zijn echtgenote. De Potgieterstraat is volledig gesloopt en vervangen door nieuwbouw.

de familie Breemer

Een foto uit de zorgeloze jaren van de familie Breemer. Op dit groepsportret uit de jaren dertig zit en staat een gezelschap om een gedekte tafel, in de woning aan de Singel 229 van Hendrik Breemer, de directeur van de confectiezaak Breemer aan de Voorstraat. Rechts aan de wand een verlicht bord met het getal 25: mogelijk betreft het hier de viering van het 25-jarig bestaan van de winkel. De menukaarten hebben de vorm van een jas.
Hendrik Breemer, die in de oorlog alleen nog met zijn dochter Hester in het huis zou achterblijven,
is de tweede van rechts staand.
Hester zal ongetwijfeld ook op de foto voorkomen, maar is nog niet geïdentificeerd. Sommige andere leden wel,
zoals (zittend 2de van links): Henriëtte Breemer en (staand 3de van rechts) haar vader Levie Nathan Breemer.
Zijn vrouw Bertha Cohen staat als 5de van links, met muts.
Foto Regionaal Archief Dordrecht

****

In januari 2016 zijn er steentjes gelegd voor Anna en Betrina den Hartog in de Van Beverenstraat. In februari kreeg ook Fijtje Frenkel een Stolperstein – in de Wijnstraat, in de Bankastraat kwamen steentjes voor Benjamin den Hartog, zijn vrouw Carolina en hun zoon Philip Nathan.
        Liggen die steentjes nu op de verkeerde locatie? Nee, geenszins.
        Stolpersteine worden in de regel geplaatst bij het laatst bekende woonadres, te vinden op de website Joods Monument. Op dat adres immers hebben de Holocaust-slachtoffers meestal het langst gewoond. Bovendien zijn onderduikadressen doorgaans onbekend – wat ook precies de bedoeling was.

Duidelijkheid over Singel 229

Hoe kwam het toch dat zich uitgerekend in het pand Singel 229 zoveel joden tegelijk bevonden, vijf liefst op een bepaald moment, en in totaal en verspreid over de tijd zelfs acht? Dit is de hamvraag die in het verhaal hierboven werd gesteld, en waarop het antwoord schuldig moest blijven. Wat bewoog deze stadsgenoten om zich in één pand te verschuilen? Was dat niet te gevaarlijk? Het viel niet uit te leggen.
        Drs. Kees Weltevrede, historicus en lid van de Dordtse werkgroep Stolpersteine, heeft het antwoord bij toeval gevonden, drie jaar nadat het artikel was geplaatst. Voor zijn proefschrift doet hij onderzoek naar de joodse gemeenschap van Dordrecht en zo stootte hij in mei 2020 in het politiearchief op een gegeven dat het kleine mysterie oplost. In doos 46 trof hij document 1186 aan. Met daarin terloops de vermelding dat het pand Singel 229 een joods bejaardentehuis was, onder supervisie van de Joodsche Raad. Dat verklaart veel, zo niet alles.
        Dit staat er:

“420905 
joden 
tehuis voor ouderen 
Benjamin den Hartog, geb 26/03/1869 
Carolina Braatbaart, geb. 12/03/1876, Bankastraat 9 
Politie 
Ze zijn vastgenomen in hun woning, waar tevens een huiszoeking plaats vond. Men vond er ƒ 24,95 aan geld, een nikkelen zakhorloge met ketting, een halsketting en een broche. De vrouw lag op bed en had hartklachten. Volgens de politie-arts Gilhuijs zijn ze niet in staat om zelfstandig te reizen. Ze zijn gebracht naar het huis Singel 229, waar een tehuis voor ouden van dagen voor joden wordt ingericht. Ze zijn onder verantwoording van de Joodse Raad ondergebracht. Het huis is verzegeld.”


Hester Breemer kreeg brief
op straffe toon van nazibank

In de collectie van het Joods Historisch Museum (tegenwoordig Joods Cultureel Kwartier geheten) is een brief aangetroffen die Hester Breemer op 18 juli 1942 heeft ontvangen van Lippmann, Rosenthal & Co. uit Amsterdam – die in de volksmond de “Duitse roofbank” en ook wel “nazibank” werd genoemd. In de brief wordt mejuffrouw Breemer dringend verzocht om “stipt op tijd” gegevens te verstrekken over vermogen, inkomsten en spaartegoeden. Een jaar later is zij vermoord.

barse brief van Lippmann, Rosenthal & Co

De barse brief van Lippmann, Rosenthal & Co.
Het is zichtbaar een gestencilde standaardbrief, alleen het adres en de eerste zin zijn getypt.
Foto Collectie Joods Museum

Documenten
Van de familie Breemer bevindt zich in de collectie van het JCK een bescheiden aantal documenten, in totaal 14, waaronder de brief van de bank. Waarschijnlijk zijn zij aan het JCK verstrekt door een familielid dat de Holocaust heeft overleefd. Dit zou dan alleen Elisabeth Eijl-Breemer kunnen zijn geweest – een van de vijf kinderen Breemer, Van hen was Hester de oudste, geboren als zij is in Dordrecht op 23 april 1891.
        Desgevraagd laat het JCK weten dat het Elisabeth in ieder geval niet was. Wie de schenker dan wel was, zegt het JCK niet. “Het is ons beleid dat wij geen mededelingen doen over de identiteit van schenkers”, mailde senior medewerker Anton Kras.
        Uit de brief van Lippmann, Rosenthal & Co., indertijd gevestigd aan de Sarphatistraat, blijkt dat Hester de bank zelf had geschreven op 14 juli. Die brief is niet meer te vinden. Maar refererend aan haar brief gebiedt de afdeling Inspectie 9 mejuffrouw Hester Breemer op straffe toon om “binnen een week” een “vragenlijst met eenige aanhangsels” terug te zenden, met daarbij “Uwer laatstontvangen aanslagbiljetten in de inkomsten- en in de vermogensbelasting”. De bank vraagt dit “in verband met de ons door den Heer Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandsche gebieden opgedragen taak”.
        Er wordt haar nog meer gevraagd, ook op gebiedende wijs: als Hester in gezinsverband leeft, dan dient zij “ons opgave te verstrekken van het maandelijksche inkomen der joodsche gezinsleden en van hun namen”. En als zich bij “Uw vermogen nog waarden bevinden“, die volgens de verordeningen 148/41 en 58/42 ingeleverd moeten worden en nog niet ingeleverd zijn, dan moet Hester die “alsnog onmiddellijk bij ons” deponeren – “tegoeden bij spaarbanken, post- en gemeentegiro niet te vergeten”.
        Verwijzend naar de verordeningen én naar de strafbepalingen, wordt Hester tot slot aangeraden “de verlangde gegevens stipt op tijd te verstrekken”.

Het exterieur van de nazibank Lippmann, Rosenthal & Co

Het exterieur van de “nazibank” Lippmann, Rosenthal & Co. aan de Sarphatistraat 47-55, in maart 1944. Voordien was dit een bijkantoor van de Amsterdamsche Bank.
Foto Wikimedia Commons

Familieverband
Of Hester is actie is gekomen na deze strenge brief, is niet meer te achterhalen.
        Maar wat vaststaat is dat zij een jaar later, op 9 juli 1943, is vermoord in Sobibor, 52 jaar oud. Ook twee van haar drie zussen en haar enige broer zijn daar vermoord; haar ouders stierven in oorlogstijd in Dordrecht. In verhaal 234 en verhaal 105 is al uitgebreid verslag gedaan van het (nood)lot van de gezinsleden Breemer, hier worden in het kort de voornaamste feiten nog eens weergegeven.
        De moeder van Hester, Rozette Hartog (Mijnsheerenland, 21.9.1869) is nog in Dordrecht overleden, op 21 februari 1941, als 71-jarige. Hester woonde daarna nog alleen met haar vader, de weduwnaar Hendrik (Dordrecht, 13.1.1868), in het pand aan de Singel, totdat hij korte tijd na haar moeder overleed op 16 september 1941 (73). Haar broer en zussen verbleven toentertijd al in eigen woningen of waren ondergedoken.
        Dit waren, in volgorde van geboorte: Kaatje Braadbaart-Breemer (Dordrecht, 23.9.1892 – Sobibor, 9.7.1943: 50), Eva Kleinkramer-Breemer (Dordrecht, 8.11.1894 – Sobibor, 9.7.1943: 48), Levie Nathan (Dordrecht, 29.7.1896 – Sobibor, 9.7.1943: 46) en Elisabeth Eijl-Breemer (Dordrecht, 24.4.1902 – Den Haag, 8.7.1993: 91).

persoonskaart van Hester Breemer

De persoonskaart van Hester Breemer
uit het archief van de Joodsche Raad.
Op 1 juli 1943 belandde zij in
Kamp Westerbork,
op 6 juli ging zij op transport naar Sobibor
Foto Arolsen Archives

Politierapport
Hester, ongetrouwd gebleven, had zich op enig moment zelf ook verstopt. Dat blijkt uit een politierapport van zaterdag 12 juni 1943, waarin staat dat brigadier A. den Breejen en agent H. Evers – beiden beruchte jodenjagers – die ochtend om 03.00 uur op het Hoofdbureau van Politie de vier joden hadden afgeleverd die zij hadden gevonden en die zich verborgen hadden gehouden bij Cornelis de Reus, wonen in de Potgieterstraat, op nummer 17 in Krispijn.
        Behalve Hester waren dat haar broer Levie Nathan, diens echtgenote Bertha Breeemer-Cohen (Dordrecht, 18.8.1899) en diens dochters Rozette Breemer (Dordrecht, 23.5.1922) en Henriette Louise Breemer (Dordrecht, 9.2.1926). Het gezin van deze Levie woonde ook op de Singel, op nummer 86 a-rood. Niemand van hen is in leven gebleven, de vier gezinsleden zijn allen op een en dezelfde dag, de 9de juli 1943, vergast in Sobibor, respectievelijk 46, 43, 21 en 17 jaar oud.
        De bank Lippmann, Rosenthal & Co., kortweg Liro, werd “tijdens de Duitse bezetting opgericht om joods bezit (geld, waardepapieren en waardevolle bezittingen) te registreren en vervolgens te roven”, aldus Wikipedia. “Via deze bank plukten de nazi’s Nederlandse joden systematisch kaal alvorens ze te deporteren. (…) Voor de buitenwereld leek het een gewone bank, die joden aanmoedigde er hun geld en bezittingen, zoals sieraden en schilderijen, te deponeren.”






< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'