Het voorbije joodse dordrecht

Op vrijdag 9 juli 1943 werden in het verre
Sobibor 28 Dordtenaren tegelijk vergast
* Elisabeth Breemer overleefde als enige van haar familie

Sobibor, het eindstation voor 28 Dordtenaren

Sobibor, het eindstation voor 28 Dordtenaren.
Foto: Nederlands Auschwitz Comité

Niemand zal er waarschijnlijk tot nog toe bij hebben stilgestaan, maar het is een onwankelbaar feit: 9 juli 1943 is voor Dordrecht een noodlottige dag geworden. Op die vrijdag zijn, ver weg in Oost-Polen, in het vernietigingskamp Sobibor, 28 geboren Dordtenaren tegelijk door gas verstikt. Naar Dordtse verhoudingen is dit een slachting zonder weerga.
        Niet eerder was bekend dat er op één en dezelfde dag zoveel joodse Dordtenaren ter dood zijn gebracht in één en hetzelfde kamp. Het vergelijken van overlijdensdata is ook pas mogelijk sinds de website Joods Monument on line kwam, zo rond 2006. En dan nog moet een bepaalde datum in het oog springen, om er op door te kunnen zoeken. Grote hoeveelheden gegevens over Dordtse holocaust-slachtoffers moeten worden doorgenomen, om tot een overzicht te kunnen komen.
        9 Juli 1943 was zo’n datum die opviel door z’n veelvuldigheid, en daarop begon de redactie van deze Dordtse website dan ook te focussen. Het resultaat was afschuwwekkend: achtentwintig Dordtenaren, onder wie complete gezinnen, bleken op hetzelfde ogenblik te zijn omgebracht.
         Of de Dordtenaren, van wie sommigen al getrouwd waren en in andere gemeenten woonden, elkaar hebben gekend, is zeer wel mogelijk: de joodse gemeenschap van Dordrecht was niet zo groot, en men ontmoette elkaar doorgaans in de synagoge. Of ze elkaar ook hebben gezien, daar in Sobibor, valt te betwijfelen: de totale groep van mensen die op 9 juli 1943 werd vergast, was vele malen omvangrijker.
        9 juli 1943 is namelijk een veelzeggende datum voor de Stichting Sobibor. Op die vrijdag, stelde de stichting vast, kwam in Sobibor de zeventiende trein aan. In totaal zijn vanuit Westerbork, in welgeteld negentien transporten, 34.000 mannen, vrouwen en kinderen naar het onbekende oord Sobibor vervoerd.
        Transport 17 was op dinsdag 6 juli uit Nederland vertrokken en in de volgestouwde wagons bevonden zich 2417 joden. Na vier dagen ‘reizen’ kwamen ze aan, deze joden die de Duitsers verdelgd wilden hebben. Ze zullen uitgeput zijn geweest, en misschien wel verstijfd van angst: ‘Wat staat ons te gebeuren?’ Even later waren ze dood, want zo was Sobibor: je werd er direct na aankomst vergast.
        In die grote groep nu zaten de 28 Dordtenaren. Wie waren zij, waar verbleven zij op het moment van hun arrestatie, hoe staken hun families in elkaar? Dit is de kroniek van hun aangekondigde dood.

De jodenjagers Evers (links) en Den Breejen

De jodenjagers Evers (links) en Den Breejen.
De foto's stonden bij verslagen in De Dordtenaar over de rechtszaken die tegen hen zijn gevoerd,
in respectievelijk 1956 en 1949.
Foto: Collectie-Stichting Max van Pelt, Dordrecht

Triomf
Zaterdag 12 juni 1943, in alle vroegte om 03 uur, leveren de jodenjagers van de Dordtse politie, Arie den Breejen en Harry Evers, op het hoofdbureau hun nieuwste buit af: vijf leden van de uitgebreide familie Breemer. Ze hadden d’r weer een stel gevonden. En dit keer zelfs de man, de smiecht, die deze joden verborgen had gehouden in zijn woning: Cornelis de Reus (1908) uit de Potgieterstraat 17. Triomfantelijk laten Den Breejen en Evers hun arrestanten opsluiten. Op naar de volgende.

Familie Breemer

Van de grote familie Breemer zijn vrijwel alle leden omgebracht. In het Dordtse archief bleken van deze vooraanstaande middenstandsfamilie verschillende foto's voorhanden. Hieronder zijn er enkele te zien. Deze eerste foto toont het echtpaar Levie Nathan Breemer en Bertha Breemer-Cohen, op hun trouwdag (17-08-1921). Zij worden gesecondeerd door twee bruidsmeisjes van wie de identiteit niet bekend is. Het echtpaar wordt samen met de twee kinderen, Rozette en Henriette, in Sobibor vermoord.
Foto RAD (nr. 552_305153)

        Het Dordtse geslacht Breemer is nogal wijdvertakt en heeft een goede reputatie in de stad. Meerdere leden hebben zich bekwaamd in het kleermakersvak, op de Voorstraat 32 drijven zij een voornaam kledingmagazijn.
        De oervader van deze joodse familie is Hendrik Breemer (1868), die samen met Rozette Hartog (1868) uit Strijen het gezin stichtte dat aan de basis stond van de winkel in herenconfectie. Hester (1891) was hun eerstgeborene. Daarna kwamen Kaatje (1892), Eva (1894), Levie Nathan (1896) en Elisabeth (1902).
        Toen de oorlog uitbrak, waren deze kinderen al volwassenen die zelf alweer kinderen hadden voortgebracht. Bijna al die gezinnen werden stuk voor stuk getroffen door de jodenvervolging. Zoals hierna zal blijken, kreeg het geslacht Breemer een genadeklap.

Levie Nathan, Bertha Breemer met de twee dochters Rozette (rechts)en Henriette

Nogmaals Levie Nathan en Bertha Breemer, nu in 1934,
en met de twee dochters Rozette (rechts)en Henriette.
Foto RAD (nr. 309_23056)

        Levie Nathan was zijn vader Hendrik al opgevolgd in de zaak. Hij had Bertha Cohen (Dordrecht, 1899) als echtgenote gekozen, en er waren al twee kinderen: Rozette (1922) en Henriëtte Louise (1926). En het waren deze vier Breemers die nu in bewaring zaten in het hoofdbureau van politie, dankzij Den Breejen en Evers.
        De vijfde Breemer in de cel was modiste Hester Breemer. Zij is de oudste zus van Levie en de enige die ongetrouwd was gebleven. (Alle andere broers en zusters hadden eigen gezinnen.) Hester woonde in bij haar broer Levie, op de Singel 229 (nu: 351). Op dit adres verbleef tot zijn dood – op 16 september 1941– òòk stamvader Hendrik. Hij was weduwnaar, zijn Rozette was al gestorven in 1926.

Links Hester Breemer in 1927 en rechts Hannelore Thal

Dit is Hester in 1927, de ongetrouwd gebleven
oudste dochter van Hendrik Breemer.
Zij eindigde in Sobibor.
Foto RAD (nr. 309-8538)

Voor Hannelore Thal, een Duits vluchtelingenkind
dat in Dordrecht zat ondergedoken,
was Sobibor ook het eindstation.
Foto Collectie-Groenberg


Bruidsfoto van Philip Jacob Braadbaart en Kaatje Braadbaart-Bremer

Nog een bruidsfoto, dit keer van
Philip Jacob Braadbaart en zijn
echtgenote Kaatje Braadbaart-Bremer.
De foto is gemaakt in 1915.
Het echtpaar wordt samen met de dochters
Betje Son en Rozetta in Sobibor vermoord.
Foto RAD (nr. 552_305170)

Dagtaak
Nog diezelfde twaalfde juni wisten Evers en Den Breejen nog een jood op te sporen: Hannelore Thal, een Duits vluchtelingenkind van nog geen vijftien. Ze vonden het meisje, afkomstig uit Dortmund, in de Adriaan van Bleijenburgstraat 40 (nu: 50). En in de daaropvolgende week spoorden zij nog meer voortvluchtige joden op. Ze hadden er een dagtaak, aan die ze met toewijding en grote gretigheid uitvoerden.
        Woensdag 16 juni, zo valt op te maken uit de gedigitaliseerde politiedagrapporten, ook weer midden in de nacht (00.05 uur) werd bijvoorbeeld het gezin Braadbaart afgeleverd: Philip Jacob (1887), zijn vrouw Kaatje en hun dochter Rozetta (1922). Kaatje is de tweede dochter van Hendrik Breemer. Het gezin, dat normaal woonde aan de Voorstraat 213, was al maanden spoorloos en werd aangetroffen aan de Dwarsgang 1 rood, in de binnenstad van Dordrecht.
        Donderdagochtend 17 juni, een dag later, om 01.30 uur deden Evers en Den Breejen nieuwe vangsten. Op een adres dat niet is vermeld in het politiedagrapport, troffen ze kleermaker Mozes Tonninge (Dordrecht, 1900) aan. Misschien was het wel zijn eigen woonhuis, aan de St. Jorisweg 33. Een dik uur later, om 02.45 uur, arriveren op het bureau nog meer joodse arrestanten.
        Het zijn Benjamin den Hartog (Heerjansdam, 1869) en zijn vrouw Carolina den Hartog-Braadbaart (Dordrecht, 1876). Hun huis stond aan de Bankastraat 9, maar zij hielden zich “reeds vele maanden” verborgen in het pand Breitnerstraat 57. Tegen vier uur die dag werden al deze onderduikers overgebracht naar de SS in Rotterdam. Philip Nathan den Hartog, de zoon van Benjamin en Carolina, was al in 1942 opgepakt en op 13 augustus 1942 opgesloten in het Huis van Bewaring in Rotterdam. Op 2 september werd Philip, vertegenwoordiger van beroep, overgebracht naar kamp Westerbork. Hij werd ergens in Midden–Europa om het leven gebracht, op 31 maart 1944.
        Zaterdag 19 juni, twee dagen later. Opnieuw is een gezin opgepakt, dat om 04.00 zolang wordt opgesloten. Nu zijn de slachtoffers Ruben Salomon Kleinkramer (’s-Gravendeel, 1893) en zijn echtgenote Eva. Eva is ook een dochter van Hendrik Breemer. Hun kinderen zijn bij hen: Hendrik (1925) en Simon (1928). Hun onderduikadres wordt evenmin genoemd. Normaal woonden zij op de Voorstraat, nummer 281.
        De opsomming laat zien dat nu al vier van de vijf kinderen Breemer in handen van de Duitsers zijn gevallen. De enige die zich aan hen weet te ontsnappen, is Elisabeth, de jongste. Over haar later meer.

Sientje Cohen trouwde tijdens de oorlog met Elias van Beugen

Sientje Cohen trouwde tijdens de oorlog met Elias van Beugen. Zij werden beiden in Sobibor vergast.
Foto Privébezit

Trein
Zelf weten deze onfortuinlijken het uiteraard niet, maar al deze bijeengedreven Dordtse joden zullen nog geen maand later, op 9 juli 1943, de dood vinden in Sobibor.
        In Westerbork, waarvandaan zij op transport 17 gingen, worden nog meer Dordtenaren bij hen gevoegd. Wie zijn zij?
        Al driekwart jaar eerder, op maandag 9 november 1942, wordt een groep van tien joden ingerekend. Onder hen bevinden zich drie mensen die onderling verbonden zijn: Roosje van Beugen-Monasch (Gouda, 1870), Elias van Beugen (Onstwedde, 1915) en Sientje van Beugen-Cohen (Dordrecht, 1921). Voor een beter begrip: Sientje is een dochter van Hartog Cohen (Dordrecht, 1888) en Marianne Cohen-Cohen de Heer (Dordrecht, 1886). Sientje trouwde tijdens de oorlog met Elias, die op zijn beurt een zoon is van Hartog en Roosje van Beugen.
        Wie ook in trein 17 terecht zullen komen, zijn Julie Zadoks-de Vries (Leeuwarden, 1883), de Dordtse echtgenote van handelsagent Joseph Zadoks. Zij woonden aan de Reeweg 10 rood. En leraar Juda Joseph Vleeschhouwer (Breda, 1903) en diens vrouw Sophia Vleeschhouwer-de Jong (Amsterdam, 1903), van de Singel 19 rood. Wanneer zij werden gearresteerd, is uit de politiejournaals niet op te maken.
        In andere streken in Nederland is de jodenjacht al even hevig. Bij tal van razzia’s worden Dordtenaren ontdekt, die door huwelijk of werk elders waren gaan wonen. Zes van hen hebben op sinistere wijze iets gemeenschappelijks gekregen naast hun Dordtenaarschap: hun gezamenlijke dood op 9 juli 1943.

Pand Singel 351, waar tot in de oorlog Hendrik Breemer inwoonde bij zijn dochter Hester

Het pand aan de Singel 351, waar tot in de oorlog stamvader Hendrik Breemer inwoonde bij zijn
dochter Hester. Hendrik stierf een natuurlijke dood,
in september 1941.
In de krant werd een bericht aan hem gewijd.
Foto Redactie Website

        In Alkmaar wordt Elias den Hartog (1907) aangetroffen. Zijn complete gezin – bestaande uit echtgenote Rebecca Annegien den Hartog-Lerner (Rotterdam, 1910) en alle in Rotterdam geboren kinderen Cornelia (1930), Engeltje (1932), Jacob Aron (1935) en Avron (1938) – wordt in één klap opgepakt, afgevoerd en op die 9de juli ter dood gebracht.
        Vier leden van de Dordtse familie Tonninge treft hetzelfde noodlot. Abraham Tonninge (Dordrecht, 1921), zoon van weduwe Aaltje Tonninge-Wolff (Den Haag, 1893), wordt samen zijn moeder en de tweeling Dora en Helena (1925) in Den Haag gearresteerd, en hij en Helena zullen ook in trein 17 belanden.
        In Amsterdam lukt het Louis Tonninge (Dordrecht, 1904) niet om aan de nazi’s te ontsnappen, net zomin als Simon Tonninge (Dordrecht, 1905) en Veronika Tonninge (Dordrecht, 1908). In welk opzicht zij aan elkaar verwant zijn, is niet te traceren; hun overeenkomst is de naam en de overlijdensdatum. Veronika wordt overigens samen met haar jonge kinderen Ronny (1940) en dochter (1943) vastgegrepen, en gedrieën zullen ze uiteindelijk sterven op die 9de juli. Haar man wordt nergens genoemd.
        De laatste van de 28 Dordtenaren die op die fatale dag omkomen, is Jenny Dasberg-Zadoks (Dordrecht, 1917). Zij, de echtgenote van kantoorbediende Maurits Dasberg (Rotterdam, 1913) en moeder van Henri Samuel (1941), wordt met haar gezinsleden in woonplaats Rotterdam gearresteerd. De piepjonge zoon overlijdt in Vught, op 21 mei 1943, zij en haar man in dat verre Sobibor.

Veewagons
In Sobibor zijn in totaal ongeveer 170.000 joden uit heel Europa omgebracht, zo heeft de stichting Sobibor achterhaald. Van hen kwamen er 34.313 uit Nederland. In negentien transporten werden zij erheen gebracht, in nog geen vijf maanden tijd, en steevast in goederen- of veewagons.
        Slechts achttien mensen, vijftien vrouwen en drie mannen, wisten te overleven. De meesten van hen door tijdens een opstand die op 14 oktober 1943 uitbrak, te ontsnappen. Op de website Sobiborinterviews.nl vertellen dertien van die overlevenden over hun verstoorde leven, “soms emotioneel, soms afstandelijk”, maar hoe dan ook aangrijpend.
        Dordtenaren zitten er niet tussen. Niet een van hen heeft kans gezien Sobibor levend te verlaten.
        De 9de juli was voor de Duitse vernietigingsindustrie een doodgewone dag, een uit vele. Maar voor Dordrecht is het een dag geworden die je, met zoveel lokale doden op één moment, de enormiteit van de oorlog doet beseffen.

Zeven Dordt-joodse echtparen op het strand van Scheveningen in 1930

Zeven Dordt-joodse echtparen op het strand van Scheveningen in 1930.
Links zit Julie Zadoks-de Vries, die in Sobibor eindigde, met voor haar echtgenoot Joseph, die in Auschwitz stierf.
De andere echtparen zijn Van den Bergh-Goldschmidt, Fonteijn-Duits, Zadoks-Emanuel,
Duits-Fonteijn, Van den Bergh-Beerenborg en De Jong-Mecklenburg.
Foto RAD (nr. 552_30634


Elisabeth (Bep) Eijl-Breemer

Dit is Elisabeth (Bep) Eijl-Breemer, de oma van Benno de Paauw. Mevrouw Breemer is het enige lid van de familie Breemer dat de oorlog overleefde.
Zij is overleden in 1993.
Foto Famile De Paauw

Elisabeth Breemer overleefde als enige van haar familie

De Dordtse familie Breemer, bekend van het kledingmagazijn, werd in al haar vertakkingen hard getroffen tijdens de oorlog. Toch is één telg levend uit de oorlog gekomen: jongste dochter Elisabeth.
        Op de website Joods Monument staat voorzichtig dat één van Hendrik Breemers kinderen “waarschijnlijk” de oorlog ongedeerd heeft overleefd. Aanvullende naspeuringen hebben echter zekerheid opgeleverd: zij heeft het gered.
        Elisabeth, ook wel ‘Bep’ genoemd, trouwde op 27 juni 1928 met Hermanus Eijl (1902). Het echtpaar had één dochter, Diny, die vernoemd was naar Hermanus’ moeder Catherina. Op haar beurt kreeg Diny de Paauw-Eijl twee kinderen: Philip-Herman en Benno.
        Benno de Paauw is opgespoord. Gevraagd hoe en waar zijn grootmoeder de oorlog veilig wist door te komen, meldt hij dat hij zijn grootouders en zijn moeder ondergedoken hebben gezeten in Rotterdam. Veel meer informatie heeft hij niet. En, voegt hij toe, “helaas is er bijna niemand meer die nog wel het een en ander kan vertellen”.

Bruidsfoto van Philip Jacob Braadbaart en Kaatje Braadbaart-Bremer

Archiefonderzoekster Erica van Dooremalen vond onlangs op de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) de bruidsfoto van Hermanus Eijl (‘Herman’) en Elisabeth (‘Bep’) Breemer. De foto is gemaakt door de bekende Dordtse portretfotograaf H.G. Beerman, volgens het bijschrift op 27 juni 1928. Dat was de dag waarop Hermanus, die is vernoemd naar zijn grootvader, en Elisabeth in Dordrecht trouwden, en het was ook de dag waarop zij hun eerste woning in Rotterdam betrokken, aan de Stationsweg 50b.
Ellenroos Bruckner herkent het bruidspaar en weet te vertellen dat de bruiloft “een heel groot feest was”. Dat weet zij van haar vader (1919), die erbij was. “Mijn vader had al een ijsje gehad en nam een tweede. Maar dat werd hem afgepakt door de vader van de bruid, Hendrik Breemer, omdat hij er al een op had.”
Foto RAD (nummer 309_10689)

Oudoom
Maar hij verwijst naar een achternicht van hem, Ellenroos Brucker (1958). En deze weet iets meer.
        Hermanus Eijl en Bep Breemer waren haar oudoom en oudtante, licht ze toe: haar grootmoeder was een zus van Herman Eijl, haar grootvader dus een zwager. Zij is zelf een kleindochter van die zus. Zo zit het.
        Ellenroos vertelt dat de familie Eijl “de hele oorlog is ondergedoken geweest bij een winkelmeisje, Hennie van de Burg” uit de zaak van haar grootvader. Deze dreef in Rotterdam een winkel in textiel. Zo heeft het gezin van Elisabeth de oorlog kunnen overbruggen. Het onderduikadres was aan de Gordelweg.
        Elisabeth Eijl-Breemer is inmiddels overleden. Zij stierf op 8 juli 1993, 91 jaar oud. Haar man Herman overleed veel eerder, op 2 juli 1971, pas 69 jaar oud. Beiden liggen begraven in Wassenaar.
        Ellenroos Brucker weet nog een aardige bijzonderheid te melden over het huwelijk van deze Bep en Herman. Een tante van haar, Diny, was bruidsmeisje op die feestdag. Een ander bruidsmeisje heette ook Diny. Het bizarre toeval wil nu dat deze beide Diny’s later “met dezelfde man getrouwd zijn geweest”.



< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'