NIEUWS

RTV Dordrecht maakt opnamen bij
uitreiking eerste exemplaar jaarboek

RTVDordrecht Jack Cohen en Kees Weltevrede

Kees Weltevrede overhandigt Jack Cohen in Capelle het zojuist verschenen Jaarboek 2021
van de Vereniging Oud-Dordrecht.
Foto Sjoerd de Meer (secretaris Oud-Dordrecht)

Digitaal
Eigenlijk had het eerste exemplaar gepresenteerd zullen worden tijdens de gangbare jaarvergadering van de Vereniging Oud-Dordrecht, die het jaarboek publiceert. Maar de coronacrisis heeft een publieke, fysieke uitreiking onmogelijk gemaakt. In plaats daarvan gaf Weltevrede het eerste exemplaar in klein gezelschap officieel aan Cohen in diens huis. RTV Dordrecht heeft daar opnamen van gemaakt, die nog diezelfde dag op tv waren te zien. Op YouTube is het item terug te kijken, zie https://www.rtvdordrecht.nl/boek-we-zijn-vertrokken-moet-gebeurtenissen-van-joden-in-dordrecht-vertellen/nieuws/item?1173901
        De jaarvergadering werd nog wel gehouden in de Trinitatiskapel, maar was alleen digitaal bij te wonen via Zoom. Na afloop konden geïnteresseerde leden een interview beluisteren dat Fietje Hoyer, redactielid van het verenigingstijdschrift, tevoren had gehouden met Weltevrede.
        Zijn boek toelichtend deed Kees Weltevrede zijn beklag over het Dordtse Museum ’40-’45, gelegen aan de Nieuwe Haven. Dit zou bij uitstek specialistische kennis in huis moeten hebben en moeten verzamelen over de Tweede Wereldoorlog, maar het tegendeel is waar, oordeelde Weltevrede. “Het museum is een rommelig samenraapsel, waarin de jodenvervolging een kleine rol heeft. Onderzoek deed en doet men niet, laat staan wetenschappelijk onderzoek. Het is een stelletje goedwillende amateurs.”

RTVDordrecht en Kees Weltevrede

Kees Weltevrede zoals hij te zien was in het item van RTV Dordrecht: kritiek op Museum '40-'45.
Foto YouTube

Eer
Jack Cohen vertelde dat hij het “een grote eer” vond om “een boek met zulk een zware lading in ontvangst te mogen nemen”. Hij was eerder door Weltevrede al op de hoogte gebracht van de inhoud ervan, en kon daarom zeggen dat het boek, getiteld Wij zijn vertrokken, “met uiterste precisie, chronologisch en minutieus” is samengesteld. “Het lijkt wel of u werkelijk alle documenten die over de oorlog in en over Dordt beschikbaar waren, maar ook geschriften van overgebleven families, nauwgezet heeft weten weer te geven.”
        Jack Cohen is een zoon van Helena (‘Leni’) Meijer en Israel (‘Ies’) Cohen. Hij is in 1948 geboren in Rotterdam, waar zijn ouders na de oorlog gingen wonen. Midden in die oorlog waren Leni en Ies getrouwd, op 3 juni 1942, nog in de Dordtse synagoge aan de Varkenmarkt. Daarna moesten ze onderduiken, in de Rotterdamse wijk Berkendaal. Op deze website is in verhaal nummer 101 beschreven hoe Leni en Ies en ook Leni’s ouders Marc en Esther (Jet) de oorlog wisten de overleven. Maar verder hadden de Duitsers een ravage aangericht in de familie Meijer.

Jacquet
Nadat hij het jaarboek had gekregen, schetste Jack Cohen in een ontroerend relaas hoe genadeloos de oorlog had huisgehouden in zijn familie. “Mijn roots liggen voor de helft in Dordrecht: mijn grootouders, de familie Meijer, woonden aan de Vest op nummer 57b, toen de oorlog uitbrak. Heel veel heb ik er in mijn jeugd langdurig gelogeerd, mede door ziekte van mijn moeder, en zo vaak zelfs, dat ik dagelijks met de trein naar Rotterdam ging om naar school te gaan.
        “Mijn ouders trouwden vanaf de Vest op 3 juni 1942 en poseerden die dag keurig in jacquet gekleed met op de borst die vervloekte gele ster. Hun huwelijk werd voltrokken in de synagoge aan de Varkensmarkt, als één van het laatste tijdens de oorlog in Dordt. Niet geheel toevallig, maar toch, trouwden mijn vrouw en ik ook in de synagoge in Dordt, maar dan die aan het Vrieseplein, nu precies vijftig jaar geleden. En ook als laatsten, omdat daarna de sjoel werd opgeheven en naar Rotterdam is verplaatst.”
        Toen de oorlog uitbrak, vervolgde hij, verkeerden zijn ouders en grootouders “nog volledig in onwetendheid van het lot dat hen, maar ook de hele familie te wachten stond in de oorlog. Mijn ouders gingen in de onderduik in Rotterdam, maar moesten er op enig moment weg, omdat verraad zoals altijd in de lucht hing. Zij gingen toen naar de Vest en doken onder bij mijn grootouders. Vaak verbleven zij letterlijk onder de grond, in een soort kruipruimte onder de gang waar je zelfs niet kon staan”.

RTVDordrecht en Jack Cohen

Jack Cohen, eveneens in het journaalonderwerp: aangrijpend relaas.
Foto YouTube

Levenseinde
Zijn moeder Leni kon al het oorlogsleed niet aan; het knakte haar. Jack: “Helaas heeft de onderduik in Dordt, maar ook die in Rotterdam, er na de oorlog toe geleid dat mijn moeder een jarenlange psychische dwaaltocht door het leven heeft doorgemaakt. Bijna twee maanden na mijn bar-mitzwah, die mijn moeder toch nog mee wilde maken, heeft haar leven uiteindelijk een einde gevonden.”
        Over die oorlog werd bij hem thuis, “zoals in veel gezinnen, nooit of nauwelijks gesproken”. “In 1945 begon men feitelijk met niets en er moest hard gewerkt worden om een nieuw bestaan op te bouwen. Die oorlog kwam pas veel later en op oudere leeftijd bij velen terug, wat vaak tot psychische problemen leidde. Zelf ben ik wellicht een zogenaamd joods tweedegeneratiepersoon. Maar ik heb niet dagelijks last van enig syndroom, al draag ik wel de ellende van toen én van de daar op volgende psychische ziekte van mijn moeder, heel dicht bij mij.”
        In het jaarboek wordt beschreven hoe ook de grootvader en grootmoeder van Jack Cohen, Marc en Esther (Jet), de oorlog wisten te overleven: mede dankzij Esther en de Dordtse huisarts Eppo Emmo Meursing. Jack Cohen ging daar verder op in. Dit gebeurde er:
        “Op het raam aan de kant van de Vest werd namelijk een groot plakkaat geplakt dat in dit huis tbc heerste. De Duitsers wilden of durfden dus ook niet binnen te komen. Zogenaamd had mijn opa open tbc en omdat hij van mijn oma op bed moest blijven liggen, ging hij er uiteindelijk zelf ook in geloven dat hij erg ziek was.” Terzijde meldde Jack: “Mijn oma heeft nimmer de jodenster gedragen. Hoe ze dat gedurfd heeft, weet niemand. Maar zij vertelde mij ooit, dat iets of iemand bovenaards haar de hand boven het hoofd hield, en dat zij daarom ook niet bang was om naar buiten te gaan.”

Tante Fietje
Marc Meijer, Jack’s grootvader, bleek samen met zijn zus Carolina de enige overlevende van het oorspronkelijke gezin Meijer. Marc verloor, inclusief de sterfte van vóór de oorlog, in totaal vijftien broers en zussen (zie verhaal 123). In de aanloop tot een bijzondere voorval vertelde Jack: “Na de oorlog besloten zij de eerste de beste te helpen die alleen “terugkwam” uit de onderduik, zonder familie. Zo kwam tante Fietje in mijn leven: haar naam was Sophie Cohen-de Heer (zie verhaal 80), zij woonde na de oorlog aan de Paul Krugerstraat in Dordrecht, in een huisje van mijn opa. Zij was de enige overlevende van totaal negen zussen.
        “Ik weet niet beter dan dat tante Fietje altijd elke vrijdagavond en op sjabbat aan de Vest was. Zij was gewoon onderdeel van het gezin, totdat ook zij op hoge leeftijd naar het Rotterdamse joodse bejaardentehuis ging.” Over zijn andere grootouders, de tak Cohen uit Rotterdam, kon hij de aanwezigen niets vertellen. “Ik heb ze nooit gekend. Ze werden op 26 februari 1943 in Auschwitz vergast.”
        Hij wilde maar zeggen: hij kon het jaarboek alleen “met deernis” ontvangen, en wel vooral hierom: “Al die personen die bij leven niet “terugkwamen”, zouden anders een eigen verhaal hebben gehad.” Jack Cohen sloot af met: “Dat hun levens gebundeld moge worden in de bundel van het eeuwige leven.”