NIEUWS

Burgemeester Kolff op Jom Hasjoa: ‘Je
moet het je kinderen blijven vertellen’

Maandag 17 april is in het Dordtse Stadhuis voor de derde maal Jom Hasjoa gehouden, de jaarlijkse dag voor de herdenking van de Sjoa. Tientallen Dordtenaren woonden de plechtigheid bij. Op Jom Hasjoa (Hebreeuws voor catastrofe) staat de joodse gemeenschap over de gehele wereld stil bij de systematische moord op zes miljoen joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. In Dordrecht wordt de herdenking steeds georganiseerd door Holocaust-overlevende Bertie Elisabeth Troost-Rodrigues (1941), namens de Stichting Dordts Joods Overleg. Eerdere herdenkingen waren in 2019 en 2022.

Het aankondigingsbeeld van het item van RTV Dordrecht over Jom Hashoa in het Stadhuis

Het aankondigingsbeeld van het item van RTV Dordrecht over Jom Hashoa in het Stadhuis.
Foto RTV Dordrecht

Programma
Burgemeester Wouter Kolff hield de openingstoespraak, daarna haalde Rodrigues zelf herinneringen op aan hoe “haar wereld werd weggevaagd”. Er waren muzikale intermezzo’s van het duo Ruzana en Alvaro, voordrachten door Ava Kloens, van Marieke van Leeuwen werden gedichten voorgelezen en er was solozang van Nienke Troost en van chazzanit Hannah Verhulst. Het programma, dat als thema ‘Kind en Oorlog’ had, omvatte verder een lezing door Frans Meijer, kind van de Zwijndrechtse apotheker Herman Meijer. Drie generaties Frank (Edjo, Dana en Charlie) vertelden een verhaal over zo’n kind in de oorlog, de 3-jarige Tommy. Het Kaddisj werd uitgesproken door rabbijn Peter Luijendijk.
        De toespraken van Kolff en Rodrigues worden hier na elkaar weergegeven.

De burgemeester begon met een gedicht:

‘Het kind is niet dood
Het kind heft zijn vuist op naar zijn moeder
Die Afrika Schreeuwt ... de geur schreeuwt
Van vrijheid en heide
In de townships van het omsingelde hart
Het kind dat alleen maar wilde spelen in de zon, is overal
Het kind is man geworden en trekt door heel Afrika
Het kind is reus geworden en trekt door de gehele wereld’

        Hij vervolgde daarna met: “Ik las een klein stukje voor uit een gedicht van Ingrid Jonker. Zij leefde in de tijd van Nelson Mandela, de apartheid en de verdeeldheid in Zuid-Afrika. Het gedicht gaat over een klein jongetje dat is doodgeschoten door een soldaat tijdens één van de vele vrijheidsdemonstraties. Een oorlog kent vele soorten slachtoffers.

Burgemeester Wouter Kolff benadrukte in zijn toespraak dat vrede geen vanzelfsprekendheid is

Burgemeester Wouter Kolff benadrukte in zijn toespraak dat vrede geen vanzelfsprekendheid is.
Foto RTV Dordrecht

Stilte
“Vandaag herdenken we alle slachtoffers van de Holocaust. Deze bijzondere en beladen herdenkingsdag is in 1953 in Israël ingevoerd. Om tien uur ’s morgens gaat in het hele land het luchtalarm af en neemt de gehele bevolking twee minuten stilte in acht. Het verkeer ligt gedurende deze twee minuten helemaal stil en automobilisten staan dan naast hun auto.
        “Het is belangrijk stil te blijven staan bij de verschrikkingen van toen en nu. In Dordrecht wordt veel herdacht in deze tijd van het jaar. Wij staan elk jaar stil bij de Tweede Wereldoorlog en ik waardeer de jaarlijkse herdenking in het Stadhuis bij het Joods Monument. Omdat het belangrijk blijft om deze verhalen te blijven vertellen en te herhalen! Vertellen, lezen en schrijven over onze geschiedenis is van belang omdat het ons inzicht geeft in hoe we samen leven of juist waarom dat soms even niet zo goed lukt. Om elkaar te begrijpen is het belangrijk, dat we met elkaar praten.
        “Vandaag staan we met elkaar stil bij de Holocaust, de grootste volkerenmoord uit de geschiedenis van Europa. Bij deze poging tot vernietiging van het Jodendom zijn miljoenen doden te betreuren. Ook onze stad kent deze donkere periode in de Tweede Wereldoorlog. De dagen dat men dacht dat het nooit meer licht zou worden.
        “Dordrecht kende voor de oorlog een bloeiende Joodse gemeenschap. Van de 290 gedeporteerden Joden keerden er slechts 5 terug. Opgeteld bij de gevluchte en ondergedoken personen hebben uiteindelijk 55 Joodse inwoners de oorlog overleefd. De Nederlandsch-Israëlitische gemeente, met de synagoge op de Varkensmarkt, was gedecimeerd van enkele honderden tot enkele leden. Ze werd na de oorlog opgeheven.

Besef
“In 1989 werd, zoals ik eerder noemde, bij het stadhuis een tweedelig monument onthuld ter nagedachtenis aan de Joodse slachtoffers uit Dordrecht en Zwijndrecht. Dit verhaal, hoe verschrikkelijk ook, moeten we blijven vertellen. Hoe de toekomst er uit komt te zien, wordt mede bepaald door ons besef van het verleden.
        “Vanavond in het Stadhuis herdenken we het verleden. Wereldwijd wordt de moord op zes miljoen Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog herdacht. Vandaag staan we stil bij wat deze periode voor onze stad heeft betekend. “En herdenken is niet alleen iets voor hen die een oorlog hebben meegemaakt. Het is juist ook voor die mensen die geen oorlog hebben meegemaakt.
        “Sinan Cankaya schreef in zijn essay ‘Tegen Heldere Verhalen’: ‘Want ironisch genoeg houden de gesprekken of debatten over dodenherdenking en de Tweede Wereldoorlog elkaar in leven. Volgens Ilse Raaijmakers hebben de stilte en de storm elkaar nodig. Ze houden elkaar in evenwicht. Ik ben het met haar eens, want we zouden moeten waken voor het feit dat de storm gaat liggen.’
        “Ik deel die mening. Zeker in deze tijd, waarin het lijkt of we niets hebben geleerd van ons verleden, is het noodzakelijk om je bewust te zijn van jouw plek in de maatschappij en in deze periode. We moeten de vrede niet voor lief nemen. Het is geen vanzelfsprekendheid. Het is iets wat continue aandacht nodig heeft. En herdenkingen als deze helpen ons bij dat besef. Want op welke manier hebben oorlogservaringen van ouders hun kinderen beïnvloed?
        “En bestaat het gevaar dat die kinderen bepaalde traumatische ervaringen ook weer doorgeven aan de volgende generatie? Het antwoord lijkt voor de hand te liggen. Maar dit zijn wel de vragen die we elkaar moeten durven stellen. Ook in een periode van relatieve vredestijd. Want de oorlog is dichterbij dan we wellicht beseffen. Zoals de tekst op ons Joodse monument luidt: ‘Je moet het je kinderen vertellen.’
        “En dat doen wij vanavond. Dat blijven wij doen.”

Bertie Rodrigues, organisatrice van de herdenking, geeft na afloop een interview aan de ploeg van RTV Dordrecht

Rodrigues, organisatrice van de herdenking, geeft na afloop een interview aan de ploeg van RTV Dordrecht. In haar toespraak vertelde zij dat de oorlog in Oekraïne bij haar "heel veel emoties" oproept.
Foto RTV Dordrecht

Oekraïne
Bertie Rodrigues, geboren in Amsterdam op 7 juli 1941, vergeleek haar onderduiktijd in Friesland met de oorlog die kinderen in Oekraïne nu ondergaan.
        Zij begon haar toespraak, getiteld ‘Een droom’, aldus: “Aan de rand van Amsterdam leefde ik met mijn vader, moeder en twee broers. Op vrijdagavond vierden we met elkaar de sabbat en werden de kaarsen aangestoken. Een paar keer per jaar kwam de hele familie bij elkaar om de joodse feesten te vieren. De familie was zo talrijk dat dan er een zaaltje gehuurd moest worden. Geen wonder: mijn vader had vijf broers met vrouwen en kinderen en mijn moeder had drie broers met hun gezinnen. Het was een hechte, gezellige middenstandsfamilie.
        “Zo had het moeten zijn. Zo had het kunnen zijn. Helaas is de werkelijkheid anders. Als ik nu immers een joods feest met de familie zou willen vieren, zouden van de 100 stoelen er 96 leeg blijven.
        “Mijn vroegste herinnering is deze, op 3-jarige leeftijd: ik zat in een roeiboot op het Sneekermeer met een onbekende vrouw, die ik tante mama moest noemen. Ik had een rode zakdoek op mijn hoofd, die moest verbloemen dat mijn haar door een blondeermethode met waterstofperoxide was uitgevallen. In de boot stond een melkbus. Ik mocht van de tante niet praten. Elke keer dat ik wat wilde zeggen werd ze boos op mij. Vanaf dat moment heb ik geleerd om vooral niet op te vallen, niets te vragen en niet te praten.

Voorportaal
“In mei 1943 werd mijn familie uit het onderduikadres in Amsterdam opgepakt en naar de Hollandse Schouwburg gebracht: het voorportaal van de dood. We waren met ons gezin van vijf personen ondergedoken bij een broer van mijn moeder en zijn vrouw. We moesten met zijn allen meekomen, maar mijn tante riep: ‘Als jullie me willen hebben, moet je me eerst doodschieten.’ Zij rende weg en overleefde, ze was heel dapper, ging het verzet in en weigerde zich te verbergen of een ster op te doen.
        “Tegenover de Hollandse Schouwburg bevond zich de crèche, waar kleine kinderen overdag mochten verblijven. In een van die bedjes hebben een broertje en ik ook gelegen. De leiding van de crèche wist wat er met de kinderen zou gaan gebeuren als ze mee gingen met de ouders op transport. Daarom probeerden ze de kinderen weg te smokkelen. Dat was niet zonder risico voor hun eigen bestaan. Ze hebben op deze manier zeshonderd kinderen het leven gered.
        “Deze zeshonderd kinderen werden verspreid in het land naar onderduikadressen gebracht. Ik had op de reis naar mijn onderduikadres een kaartje op mijn jasje gespeld gekregen, waarop stond dat ik een evacuée was. Ik heette op dat moment Elisabeth Smit en kwam zogenaamd uit het gebombardeerde Rotterdam. Zodra ik arriveerde op een veilige onderduikplek, veranderde mijn naam opnieuw. Ik werd bijgeschreven in een nep-trouwboekje. Vanaf dat moment was ik Trijntje Elisabeth Rijpkema. De bovenste naam, Douwe Wouter, was ook een bedachte naam voor een joodse onderduiker. Hij was mijn grote onderduikbroer, die zeven jaar ouder was.

Spanning
“Er was wel veel spanning in het onderduikgezin. Daarom moesten de joodse kinderen (Douwe en ik) af en toe op een ander adres verblijven, totdat het gevaar weer geweken was. Als klein kind was ik mij toen niet bewust van de gevaren waaraan ik blootgesteld was.
        “Mijn eigen oorlog begon pas in 1945. Toen kwamen de oproepen van familieleden die de oorlog wel hadden overleefd en die op zoek gingen. Deze oproepen stonden in dagbladen. Het Rode Kruis maakte lijsten van namen en ook in Kamp Westerbork konden mensen inlichtingen inwinnen. Een oom en een aangetrouwde tante (de tante die wegrende toen de Duitsers ons oppakten) kwamen mijn broer en mij opzoeken. Toen vertelde mijn pleegmoeder mij dat ik joods was en geen eigen kind.
        “In 1945 werd door de regering het besluit Oorlogspleegkinderen genomen. Centraal daarin stond de vraag wie de voogdij over de 1800 joodse oorlogswezen zou krijgen. In principe neigde men er toe de voogdij zoveel mogelijk toe te wijzen aan de niet-joodse onderduikgevers en in minderheid aan joodse familieleden. Daarmee ontbrandde de strijd om het joodse kind. Binnen de joodse wereld vond men, dat de kinderen zoveel mogelijk terug moesten naar de eigen gemeenschap. Uiteindelijk kwamen slechts 215 van de 1800 joodse oorlogswezen onder joodse voogdij.
        “Enkele dagen na het einde van de oorlog op 8 mei 1945, werd al in de Staatscourant het besluit oorlogspleegkinderen gepubliceerd. Dit besluit was niet democratisch tot stand gekomen, maar vanuit de behoefte van de veelal christelijke pleeggezinnen. De overgebleven joodse gemeenschap, die toch al gedecimeerd was, werd buiten spel gezet.

Oom
“De enige oom van mij die de oorlog overleefde, wilde mij en mijn broer graag opnemen in zijn gezin. Maar ook mijn pleegouders wilden me graag in hun gezin houden. Er ontstond een gevecht om mij. Het kwam zelfs tot een rechtszaak die door mijn oom verloren werd. Ik werd niet verenigd met de familie die er nog was. De toenmalige rechters stelden dat de joodse kinderen opnieuw trauma’s zouden oplopen wanneer ze gescheiden werden van hun niet-joodse pleegouders. Mijn frustratie is nog altijd dat aan mij nooit gevraagd is wat ik zou willen.
        “Vanuit joodse hoek werd er gezegd dat er geen begrip was voor de joodse identiteit. Er werd niet begrepen dat mensen een joodse identiteit kunnen hebben, zonder dat ze zionistisch of religieus zijn. Familie is in de joodse cultuur heel belangrijk. Maar de oorlog had traumatische gevolgen voor mij, omdat mijn familie op een enkeling na weggevaagd was. Ook voor mijn kinderen en kleinkinderen is er die niet op te vullen leegte.
        “De oorlog in Oekraïne roept bij mij heel veel emoties op. Duizenden kinderen die losgerukt worden van hun eigen omgeving, en gedeporteerd worden naar Rusland, hoe zal hun ontwikkeling verlopen? Ook voor hen komen er identiteits- en loyaliteitsconflicten die voor mij zo herkenbaar zijn, ook zij zullen die emoties weer doorgeven aan hun kinderen en kleinkinderen.
        “Het is heel belangrijk dat er een centrale, eigen ruimte komt in onze stad waar joden elkaar kunnen ontmoeten als familieleden, samen de rijke cultuur kunnen beleven en vooral weten dat ze niet alleen zijn. Zelfs na tachtig jaar is er nog steeds hoop dat er weer een hechte groep kan ontstaan, ​zelfs ook voor tweede en derde generatie, die steun aan elkaar kunnen beleven, zodat de pijn uit het verleden draaglijker wordt.”

Bertie Rodrigues, organisatrice van de herdenking, geeft na afloop een interview aan de ploeg van RTV Dordrecht

Zes foto's die een indruk geven van aanwezigen bij de herdenking.
Foto's RTV Dordrecht