NIEUWS

Onderzoek: ‘Gemeente Dordrecht
heeft geen joods vastgoed geroofd’

Sluisweg en AlbertCuypsingel 1940

Tijdens de oorlogsjaren pikten de Duitsers joodse panden in en verkochten ze door. Van deze roofhandel bestaan geen foto’s, sowieso zijn zulke transacties moeilijk te illustreren. Daarom is er voor gekozen hier foto’s te tonen die een een beeld geven van de aanwezigheid van de Duitsers in Dordrecht. Deze eerste foto, van een onbekende fotograaf, toont de vernielde spoorbrug van Zwijndrecht naar Dordrecht over de Oude Maas, met op de achtergrond de Grote kerk. De spoorbrug zakte in elkaar, nadat op 20 spetember 1944 iets mis was gegaan met de springlading, die door de Duitsers al was aangebracht met het oog op de oprukkende geallieerde troepen.
Foto Nationaal Archief (Anefo: nr. 2.24.01.03)

Het gemeentebestuur van Dordrecht heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog geen joods vastgoed geroofd of aangekocht. Dit is vast komen te staan na een recent onderzoek in opdracht van het college van B&W in de gemeentelijke archieven. Of de gemeente na de oorlog aan teruggekeerde joden achterstallige gemeentelijke heffingen heeft opgelegd, is “niet met honderd procent zekerheid” vast te stellen. Een “groot deel van de financiële administratie” is namelijk vernietigd.

Mei 1940: Nederlandse militairen verschansen zich op hoek van de Sluisweg met Albert Cuypsingel achter zandzakken

Mei 1940: Nederlandse militairen verschansen zich op hoek van de Spuiweg met Albert Cuypsingel achter zandzakken,
om zich te kunnen verdedigen tegen Duitsers.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD, nr. 552_319523)

Louche
Verontrustende bevindingen van het KRO-NRCV-programma Pointer brachten het college ertoe een onderzoek te laten uitvoeren. Pointer is in 2020 een groot onderzoeksproject gestart naar onteigend en doorverkocht joods onroerend goed. Op zijn website, maar ook in tv-programma’s werden de uitkomsten bekendgemaakt. Op basis van de zogenoemde Verkaufsbücher, waarin de Duitsers nauwgezet de handel bijhielden in 7108 panden en stukken grond van 1891 veelal joodse eigenaren, kon de vastgoedroof in kaart worden gebracht, 75 jaar na de oorlog.
        De roofhandel betrof 224 gemeenten, waaronder Dordrecht. Volgens Pointer zijn in Dordrecht, verspreid door de stad, 44 panden van joden afgepakt en doorverkocht aan ‘oorlogskopers’: louche ondernemers, makelaars en vastgoedhandelaren, veertien van hen waren NSB’ers. Op de website van de Dordtse werkgroep Stolpersteine is over die transacties een uitvoerig, gedetailleerd, tweedelig dossier gepubliceerd. Daarin wordt gespecificeerd om welk huis op welk adres het ging, wie de eigenaar was, wie de koper werd, en op welke datum welke verkoopprijs ermee gemoeid was, zie Roof joodse huizen.
        Gealarmeerd door Pointer zijn sinds de eerste onthullingen steeds meer gemeentebesturen nagegaan of zij zich destijds soms ook schuldig hebben gemaakt aan roofhandel in joods vastgoed. Begin december 2021 was volgens Pointer dit de actuele stand van zaken: 80 van de 224 Nederlandse gemeenten zijn een onafhankelijk onderzoek begonnen, zestien hebben het inmiddels afgerond. Nog eens 21 zeggen onderzoek te overwegen. Op haar website is via een kaart met verschillende kleuren te volgen welke gemeenten onderzoek doen, ermee klaar zijn en welke vooralsnog niet meedoen, zie pointer.kro-ncrv.nl/onderzoeken/de-vastgoedboeken.

Juni 1940: een parade van Duitsers op de Stationsweg

Juni 1940: een parade van Duitsers op de Stationsweg, ter gelegenheid van de inname van Parijs.
Dit zijn Fallschirmjägertroepen.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD, nr. 552_3155545)

Gebrek
Elke week blijken zich wel nieuwe gemeenten te melden die ook aan de slag gaan. Maar Ronny Naftaniel, voorzitter van het Centraal Joods Overleg (CJO), vindt het aantal tot dusverre teleurstellend. Op Facebook repte hij op 28 november van “slechts 1/3” van de 224 gemeenten, waarop een persoon reageerde met: “Het gebrek aan landelijk beleid is opmerkelijk. En treurig”, en een ander met: “De beerput moet open!” Sindsdien kon Naftaniel nieuwe, deelnemende gemeenten noemen, zoals Alkmaar, Den Helder, Bergen, Dijk en Waard, Heiloo, Castricum, Schagen, Texel en Hollands Kroon (alle in Noord-Holland), en Amstelveen, Kampen en Gouda. Het aantal lijkt vrijwel dagelijks te groeien.
        Voor burgers die vinden dat ook hun eigen gemeente eens onderzoek moet doen, en uiteraard om het aantal op te krikken, heeft het CJO op zijn website (cjo.nl) een voorbeeldbrief geplaatst, die zij naar het college van B&W kunnen sturen. In het CJO, dit ter verduidelijking, werken “de voornaamste joodse organisaties samen”. Het werd opgericht in 1998 om “de belangen van de joodse gemeenschap te behartigen bij de overheid en in de samenleving”.
        In de voorbeeldbrief wordt vrij feitelijk geschetst wat zich in de oorlog rondom het joodse onroerend goed heeft afgespeeld. Daaruit worden hier een lang citaat gelicht, omdat het in kort bestek verduidelijkt hoe er in en na de oorlog is omgesprongen met joods onroerend goed.

Villa Simpang

Villa Simpang, destijds recht tegenover het station gelegen, werd in de oorlog gebruikt als Ortskommandatur
en als hoofdkwartier van de Feldgendarmerie.
Volgens het Dordtse archief is de villa in de oorlog gebombardeerd en niet meer opgebouwd.
Foto RAD (nr. 555_13793)

Foute Nederlanders
Volgens het CJO zijn in de Tweede Wereldoorlog in Nederland tussen de 16.000 tot 20.000 woningen van joodse eigenaren geroofd.
        “De roof van Joods vastgoed”, aldus het CJO, “ging als volgt in z’n werk: in de Tweede Wereldoorlog moesten Joodse inwoners verplicht hun woning en vastgoed aanmelden bij de Niederländische Grundstücksverwaltung (NGV). Op dat moment wist de Duitse bezetter precies welke Joden op welke plek in Nederland woonden. En terwijl Joden ondergedoken zaten of zelfs al op transport waren gezet naar de vernietigingskampen, en hun woningen dus leeg kwamen te staan, nam de NGV het beheer van de woningen over.”
        “De onteigende huizen van de Joden werden vaak aan foute Nederlanders overgedragen, of bleven leegstaan. Indien het huis op erfpachtgrond stond, werden de gemeentelijke canons opgelegd aan de nieuwe ‘eigenaars’/bewoners. Als het leeg bleef, kon er op dat moment niets geïnd worden. Veel van de nieuwe ‘eigenaars’/bewoners vertikten het om die canons te betalen, of vluchtten aan het einde van de oorlog. Bij andere gemeentelijke heffingen, zoals straatbelasting (die los staan van de vraag of een huis op erfpachtgrond staat) en sommige gemeentelijke verzekeringsheffingen, verliep het net zo.”
        “Na de Tweede Wereldoorlog kregen de uit de kampen en onderduik teruggekeerde Joden, vaak na een moeizame strijd, hun huizen terug. Maar ze kregen tevens de rekening gepresenteerd van de niet-betaalde erfpachtcanons en gemeentelijke heffingen, zoals straatbelasting, uit de oorlogsjaren. En soms kwam daar nog een boete bovenop.”
        Het CJO noemt enkele voorbeelden van gemeenten die hebben onderzocht of zij zulke heffingen hebben opgelegd. “Uit onderzoek van de gemeenten Den Haag en Amsterdam bleek dat de lokale overheid na de oorlog de nog verschuldigde straatbelasting in rekening bracht bij de Joodse eigenaar of diens nabestaanden. Uit onderzoek van de gemeente Utrecht werd niet duidelijk of ook de gemeente Utrecht zulke belastingen heeft geheven, maar ‘wel is duidelijk geworden dat Utrecht niet veel compassie heeft getoond met Joodse inwoners’. Ook in het onderzoek in de gemeente Oss werd breder gekeken. Zij keken niet alleen naar de onteigende Joodse panden, maar ook naar de houding van de lokale overheid ten opzichte van het rechtsherstel.”

Warmoezierspad

Schade aan woningen in het Warmoezierspad als gevolg van een bombardement op 24 oktober 1944, met als doelwit Park Merwestein. Zo’n vijftig Engelse vliegtuigen losten die dag bommen van 500 tot 100 kilo, om in het park het hoofdkwartier te treffen van de Duitse 719de Infanteriedivisie. Maar de bommen kwamen “niet alleen op de villa en bunkers daar neer, maar ook elders in de stad en maakten vele slachtoffers, het precieze aantal is niet bekend”, aldus Wim van Wijk in het boek ‘Dordrecht 40-45’.
Foto RAD (nr. 552_328081)

Conclusie
Dordrecht komt vanzelfsprekend ook voor op de kaart van Pointer. De stad is daarop grijsgekleurd (zie de illustratie hiernaast); dat betekent dat het onderzoek van Dordrecht “nog lopend” is. Dat de gemeente Dordrecht überhaupt een onderzoek naar eigen handelen in vastgoedzaken in de oorlog heeft ingesteld, was niet publiekelijk bekend. Navraag bij de afdeling voorlichting leerde dat aan het onderzoek ook geen ruchtbaarheid was gegeven. Of zoals M.J.A. (‘Marc’) van Wijnen, woordvoerder van burgemeester Wouter Kolff (VVD), het uitdrukt: “We hebben hier niet proactief over gecommuniceerd.”
        Het onderzoek, in opdracht van het college van B&W uitgevoerd in de gemeentelijke archieven, blijkt ook al te zijn afgerond. Van Wijnen laat weten dat het voor het college cirkelde om twee vragen. De ene vraag (en het antwoord daarop luidde):

Vraag 1: In hoeverre heeft de gemeente Dordrecht tijdens de bezetting onroerend goed aangekocht dat eigendom was van Joodse burgers en zo ja, heeft er nadien rechtsherstel plaatsgevonden?

        Het antwoord: “Volgens de publicatie van Pointer over de Verkaufsbücher betreft het in Dordrecht 29 woningen*. Deze waren eigendom van Joodse burgers en zijn in de oorlogsjaren, met name in 1943 en 1944, aan particulieren verkocht. De verkoop werd geregeld door het landelijk opererende ANBO (Algemeen Nederlandse Beheer van Onroerende Goederen). Uit de in de gemeentelijke archiefbewaarplaats berustende archieven blijkt uit niets dat de gemeente Dordrecht directe bemoeienis heeft gehad met de verkoop en dat ze ook geen van de woningen heeft aangekocht.”

Museumstraat en Steegoversloot

Ook panden op de hoek van de Museumstraat en het Steegoversloot raakten zwaar beschadigd
door het bombardement op 24 oktober 1944.
Foto RAD (nr. 552_320978)

Naheffingen
Vraag 2: Heeft de gemeente Dordrecht na afloop van de Tweede Wereldoorlog naheffingen voor straatbelasting of andere belastingen over onroerend goed gevorderd van Joodse eigenaren, dan wel van hun nabestaanden?

        Het antwoord: “In Dordrecht werd geen erfpachtbelasting geheven. Uit de archieven kan ook niet worden vastgesteld of de gemeente naheffingen van andere belastingen aan teruggekeerde Joodse inwoners heeft opgelegd. Er zijn bijvoorbeeld geen bezwaarschriften tegen aanslagen terug te vinden. Aangezien een groot deel van de financiële administratie, waaronder ook de belastingheffing, niet voor blijvende bewaring in aanmerking komt, zijn alle uitvoeringshandelingen conform de Archiefwet vernietigd. Er kan hierdoor dus niet met honderd procent zekerheid gesteld worden dat er geen naheffingen hebben plaatsgevonden.”

        Met andere woorden: de conclusie moet zijn dat het uitsluitend particulieren zijn geweest die zich in Dordrecht schuldig hebben gemaakt aan roofhandel.

Reeweg-Zuid aardappels en groenten

Vrouwen proberen tijdens de oorlog, in 1941 of 1942, op de Reeweg-Zuid aardappels en groenten te bemachtigen.
Foto RAD (nr. 552_308528)

Spijtig
Ongevraagd verontschuldigt Van Wijnen zich tot slot voor het gedrag in de oorlog van gemeentebestuurders, gemeenteambtenaren en agenten van de Dordtse gemeentepolitie.
        Hij schrijft: “In mei 1942 stonden 378 Dordtse burgers als Jood geregistreerd. Hiervan hebben er in ieder geval 195 de Tweede Wereldoorlog niet overleefd; de meesten werden in de concentratiekampen vermoord. Dat het Dordtse gemeentebestuur en de gemeenteambtenaren al dan niet moedwillig aan de uitvoering van anti-Joodse maatregelen hebben meegewerkt en de besluiten van de Duitse bezetter hebben uitgevoerd, is al lang bekend.”
        “En dat bijvoorbeeld agenten van de Dordtse gemeentepolitie zich niet correct ten opzichte van de Joodse burgers hebben gedragen, is meer dan duidelijk. Dat is een zwarte bladzijde in onze geschiedenis en is zeer spijtig. De burgemeester benoemt dit regelmatig in zijn toespraken en blijft aandacht vragen voor deze op zijn zachtst gezegd dubieuze rol tijdens de Tweede Wereldoorlog.”

Binnenlandse Strijdkrachten

Binnenlandse Strijdkrachten pakken direct na afloop van de oorlog vrouwen op die een relatie waren aangegaan met Duitsers. De foto is gemaakt op de Krispijnseweg, bij de Marxnixschool.
Foto RAD (nr. 552_801921)

* Rest nog die ene kwestie: waarom rept de gemeente Dordrecht van 29 joodse panden en Pointer, op basis van de Verkaufsbücher, van 44? Gevraagd hoe dit verschil is te verklaren, meldt woordvoerder Marc van Wijnen, na navraag te hebben gedaan: “Op de digitale kaart van Pointer komen 29 locaties van verkochte panden in Dordrecht voor. In sommige gevallen zijn echter meerdere panden van één eigenaar in één keer aan één koper verkocht. Dus als je deze verkopen zou splitsen, kom je alsnog op 44 panden. Het onderzoek [van de gemeente] ging uit van 29 notariële akten van verkoop.”

achterkant van huizen aan de Muys van Holystraat

Een zeldzame kleurenfoto –  van de achterkant van huizen aan de Muys van Holystraat, gezien vanaf de Albert Cuypsingel. Op het braakliggende terrein stonden huizen die door Duitse beschietingen zwaar beschadigd zijn. Volgens bezoeker J.H. Logger van de website van het Dordtse archief gebeurde dit op 13 mei 1940 en zijn de vernielingen aangericht door Duitse Panzer II-tanks. Waarschijnlijk is deze foto van vrij kort na de oorlog, want Engelse soldaten, in meervoud Tommies genoemd, werden als bevrijders welkom geheten.
Foto RAD (nr. 1186_1406)