NIEUWS

Boek over huwelijken in kamp
Westerbork: geen Dordtenaren?
* Wie waren de anderen?

Huwelijk Carolina Dassi en Haim Heinz Neuberg in 1941

Op deze foto’s, de een scherper dan de andere, staan Carolina Dassi en Haim Heinz Neuberg. Zij trouwden in Westerbork op 24 april 1941. Zij vormen één van de 261 bruidsparen die voorkomen in het boek van Saskia Aukema. Van het huwelijk van Eduard van Cleef en Alice van Praag (de zus van de latere Dordtse Charlotte van Praag) bestaat geen foto.
Foto uit het boek ‘Tot de dood ons scheidt’ en het Yad Vashem Photo Archive

Trouwdag Carolina Dassi en Haim Heinz Neuberg in 1941



In Tot de dood ons scheidt, het boek van Saskia Aukema over de honderden huwelijken in Kamp Westerbork, komen naar alle waarschijnlijkheid geen Dordtse bruidsparen voor. Zij noemt wel twee echtparen die indirect met Dordrecht te maken hebben. Alice van Praag, de zus van de Dordtse docente Duits en latere activiste dra. Charlotte van Praag, trouwde in Westerbork met Eduard van Cleeff. En Otto Jacob, de broer van Dordtenaar Fedor Jacob, trad er in het huwelijk met Louise Sara Goldstein.

Saskia Aukema

Dit Saskia Aukema, zoals ze zichzelf presenteert in een promotiefilmpje over haar boek.
Foto Saskia Aukema

Brief
Aukema, fotograaf en tekstschrijver, heeft aan de redactie van de Dordtse Stolpersteine-website de volledige brief afgestaan, die Alice enkele uren na de bruiloft schreef aan familieleden en kennissen. Zelf heeft Aukema het in haar boek moeten laten bij een citaat. ‘Tot de dood ons scheidt’ is op 27 januari 2022, op de Internationale Herdenkingsdag van de Holocaust, gepresenteerd in Pakhuis De Zwijger aan de Piet Heinkade in Amsterdam. Aukema heeft de uitgave, die 29,95 euro kost, in eigen beheer uitgegeven. Begin april verschijnt de tweede druk al.
        Aanleiding voor het boek was Aukema’s oudtante Annie. Die heeft de oorlog niet overleefd, ze stierf in Sobibor. Toen Aukema hoorde dat Annie in Kamp Westerbork was getrouwd met haar vriend Hans, was zij “verbijsterd”. Dat feit maakte het voor haar “extra aangrijpend”. Aukema, op haar website: “Dat dat kon: trouwen in een doorgangskamp.” Ze wilde alles over die huwelijken weten. “Maar er bleek nog nooit iets structureel over uitgezocht. Dus dat ben ik zelf gaan doen.”
        Annie en Hans waren 36 dagen man en vrouw, totdat de dood hen scheidde. Het bleek dat zij niet de enigen waren die in Westerbork nog trouwden – achteraf gezien: in het aangezicht van de dood. Een Frederike trouwde met David. Een Kitty trouwde met Leo. En Margot trouwde met Siegfried. “Maar liefst 261 stellen zijn daar in de echt verbonden.”

Tot de dood ons scheidt, het boek van Saskia Aukema

Het boek kreeg al vrij snel een tweede druk.
Foto Saskia Aukema


Menu’s
Maandenlang dook Aukema de archieven in. Zij vond veel “nooit eerder gepubliceerd materiaal”: trouwfoto’s, bruidsmenu’s, felicitatiekaarten, oude brieven en memoires. Daarnaast is ze op het terrein van het voormalige kamp beelden gaan maken, keer op keer, opdat ze zich “kon verhouden tot die beladen plek”. Maar ook “om het allemaal een beetje te leren begrijpen”.
        Al dit resulteerde in een boek, dat ze zelf “een bescheiden reconstructie” noemt. In een promotiefilmpje op haar website schrijft ze dat het boek bedoeld is om “de stellen van toen te eren en deze lezer van nu te raken”. Tot de dood ons scheidt telt 186 pagina’s in een hardcover en is vormgegeven door Suze Swarte.
        Het boek oogstte meteen nationale publiciteit: interviews en besprekingen in Volkskrant Magazine, Trouw, Het Parool, het Dagblad van het Noorden en het Nieuw Israëlitisch Weekblad. Ook omroepen besteedden er ruimschoots aandacht aan: het NOS Journaal, Radio 1 en RTV Drenthe.
        Internationale belangstelling was er evenzeer, het onderwerp raakte blijkbaar een snaar. In het weekblad The Observer verscheen op zondag 13 februari 2002 een uitgebreide reportage, met als kop: Love in a time of terror: the tragic couples who married at a Dutch Nazi transit camp. Dit is de link naar dat verhaal: theguardian.com/world/2022/feb/12/dutch-nazi-transit-camp-couples-who-married

Dordrecht
Of er zich Dordtenaren bevonden onder de bruidsparen van Westerbork, durft Aukema niet te zeggen. “Ik heb van alle bruidsparen vooral onderzocht wat er met hen is gebeurd nadat ze in Westerbork terecht gekomen zijn. Alleen van de bruidsparen die in het boek uitgelicht worden, heb ik ook hun voorgeschiedenis bij het onderzoek betrokken.” En welke bruidsparen worden uitgelicht? “Het is een fotoboek. Ik heb me laten leiden door de stellen van wie beeld, teksten, kaartjes of ander archiefmateriaal was overgeleverd. Onder hen waren geen Dordtenaren.”
        Indirect was er wel een connectie.
        Fedor Jacob was bedrijfsleider bij het warenhuis Gerzon op de Voorstraat en woonde met zijn vrouw Piroska ( ‘Rossi’) Frajmovics in de Frans Lebretlaan in Krispijn, op nummer 31 (nu: 13). In een uitgebreid artikel over hen (zie verhaal 83) wordt op de Stolpersteine-site verteld dat het joodse echtpaar eind 1940 plotseling was verdwenen uit Dordrecht. Later kwam vast te staan dat Fedor was omgekomen bij het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag, op 3 maart 1945. Piroska leefde als pleegdochter van Jacob Polak en Magda Berman voort tot 6 september 1983. Ze is 68 geworden.
        Otto, een broer van Fedor, is één van diegenen die in Kamp Westerbork trouwde. Otto was het derde kind van de Nederlandse Jacob Jacob en de Duitse Paula Rath. De andere nakomelingen waren Herbert, Richard en Fedor. Zij zijn geboren in Geldern. Otto’s bruid was Louise Sara Goldsteen (Rotterdam, 14 april 1914). Het huwelijk had plaats op 2 augustus 1942. Maar de bruiloft garandeerde geen vrijgeleide, in tegendeel. Otto en Louise werden tegelijk vermoord in Auschwitz, op 30 september 1942, 23 en 28 jaar oud.

Haagse gezinskaarten van de families Van Praag en Van Cleeff

De Haagse gezinskaarten van de families Van Praag en Van Cleeff. In beide gezinnen waren er twee kinderen.
Foto’s Gemeentearchief Den Haag

Econoom
Meer uitleg is vereist bij het huwelijk dat analiste en correspondente Alice van Praag in Westerbork sloot met de econoom Eduard van Cleeff. Ook zij komen voor in een verhaal op deze Dordtse site, zie verhaal 119.
        Alice en haar zus Charlotte (die na de oorlog, van 1946 tot 1976 lerares Duits werd op het Christelijk Lyceum) hebben tweemaal opgesloten gezeten in Westerbork. Zij stonden beiden op de lijst van de Barneveld-groep. Dit waren joden die maatschappelijk van belang werden geacht en daarom werden uitgezonderd van deportatie naar de concentratiekampen: gesperrt. Tijdelijk werden daarom zij geïnterneerd in kasteel De Schaffelaar bij Barneveld. Maar dit betekende geen uitstel, uiteindelijk werden ook de ‘Barneveld-joden’ weggevoerd.
        Nog zo iemand op die lijst met ruim zeshonderd mensen was Eduard van Cleeff.

***

Gewoonlijk laten kaarten uit de cartotheek van Joodsche Raad een paar persoonsgegevens zien, en boven al in rode, handgeschreven letters de datum van transport. De kaarten van Alice, Charlotte en Eduard tonen daarentegen een wirwar van notities. Dat zal te maken hebben met hun vertrek uit en terugkeer naar Westerbork.
        Alice (Amsterdam, 24 april 1914) is de jongere zus van Charlotte (Amsterdam, 22 december 1910). Ze woonden in de oorlog op hetzelfde adres: Scheldestraat 22 in Den Haag. Uit de druk beschreven kaarten valt dit te destilleren: zij kwamen beiden in Westerbork aan op 20 mei 1943, vanuit Kamp Vught, waar zij vanaf 13 april 1943 vastzaten. In Westerbork worden ze ondergebracht in Ziekenhuisbarak 81. Op 19 juli 1943 worden zij uit het kamp ontslagen, vermoedelijk in verband met de Barneveld-lijst. Op 29 september 1943 komen ze weer in Westerbork aan. “Terug!”, staat er nadrukkelijk op hun persoonskaarten.
        Nu bleven ze veel langer in het kamp. Wekelijks reden er treinen met goederenwagons naar Duitsland en Polen, maar bij hen valt te lezen dat zij “op 24-5-44” nog altijd in Westerbork zaten – acht maanden later nota bene. Maar hun deportatie was daarmee geenszins voorbij. Op 4 september gingen zij allebei naar Theresienstadt.

Kaarten Alice van Praag en Eduard van Cleeff

Alice van Praag heeft van 13 april tot 20 mei 1943 vastgezeten in Kamp Vught. Haar latere echtgenoot Eduard van Cleeff verbleef in Vught van 2 april tot 20 mei 1943.
Foto’s Arolsen Archives

Vught
Hetzelfde overkwam Eduard (‘Eddy’) van Cleeff. Ook zijn kaart vertoont die wirwar van krabbels. Eduard, geboren in Rotterdam op 30 december 1899 en in de oorlog wonend in Amsterdam aan de Vondelstraat 147, arriveerde in Westerbork op 27 oktober 1942. Hij kreeg Barak 57 toegewezen. Maar, staat er dan: “Mag naar Barneveld vertrekken, lijst van Kindler”.
        De datum van vertrek is niet goed van zijn kaart af te lezen. Opvallend is ook dat Eduard volgens een ander document ook in Kamp Vught opgesloten is, van 2 april 1943 tot 20 mei 1943. Administratief is het een zootje. Hoe dan ook: op 28 september 1943 is hij weer in Westerbork. “Terug!” staat er voor de duidelijkheid.
        Op 24 maart 1944 bevindt ook hij zich nog steeds in Westerbork, wordt geconstateerd. Maar op 4 september van dat jaar gaat hij, net als Alice en Charlotte, naar Theresienstadt.

Kaarten Alice van Praag

Twee persoonskaarten van Alice van Praag uit de cartotheek van de Joodsche Raad: een wirwar aan notities over waar zij wanneer is opgesloten geweest.
Foto’s Arolsen Archives

Proefschrift
Wat de kaarten niet vermelden, is dat Eduard en Alice intussen in Westerbork getrouwd zijn.
        Dat viel al af te leiden uit het proefschrift waarop Eva Moraal in 2013 promoveerde, getiteld ‘Als ik morgen niet op transport ga, ga ik ‘s avonds naar de revue’: kamp Westerbork in brieven, dagboeken en memoires (1942-2010). Het huwelijk wordt bevestigd in het boek van Saskia Aukema.
        De echtverbintenis vond plaats op 31 maart 1944, vijf maanden voordat de twee zussen en Eduard naar Theresienstadt zullen worden afgevoerd. In aansluiting op de bruiloft kregen zij volgens Eva Moraal “een klein huisje” in Westerbork.
        Moraal meldt trouwens dat Eduard en Alice “gedoopte joden” waren: “Alice was Nederlands Hervormd, Eddy was Remonstrants”. Zus Charlotte zou niet zijn gedoopt. Maar dit valt niet op te maken uit de gezinskaarten.
        De ouders van de zussen, diamantslijper Joseph van Praag (Amsterdam, 23.8.1884) en Martha Liebenstein (Gotha, 12,10.1884) worden daarop beiden als Israëlitisch aangemerkt. En dit staat ook zo vermeld bij de ouders van Eduard: Juda van Cleeff (Rotterdam, 25.11.1863) en Elisabeth Sophie Polak (Rotterdam, 9.3.1877).
        Bij Eddy’s naam staat verder: “gescheiden”. Maar van een echtscheiding blijkt uit de burgerlijke stand evenmin iets.

Kaarten Alice van Praag en Eduard van Cleeff

De persoonskaarten van Charlotte van Praag en Eduard van Cleeff zijn al net zo druk beschreven.
Foto’s Arolsen Archives

Brief
De brief die Saskia Aukema toestuurde, is gedateerd op de huwelijksdag, ondertekend door: “Veel liefs, jullie Alice”.
        Zoals gezegd, gebruikte Aukema niet de hele brieftekst voor haar boek, maar citeerde zij slechts “een gedeelte” eruit. Ze meldde in een e-mail dat ze er “nu wel spijt” van heeft dat ze het deel over de “echt Westerborkse cadeaus achterwege” heef gelaten, “want dat was eigenlijk heel mooi en waardevol”. Maar “op een gegeven moment moest ik kiezen”.
        In dit nieuwsverhaal wordt de getypte brief volledig weergegeven, in beeld en (voor de leesbaarheid) in tekst. Dit staat er:
        “31-3-44. Lieve vrienden allemaal: dit is wel een heel byzondere dag. Eddy en ik zijn nl. hedenmiddag om 12 uur getrouwd. Ik wou, dat jullie nu een kiekje hadden kunnen nemen. ... ’t Is in elk opzicht een zeer byzondere dag! Begonnen met ’t bij elkaar zoeken van de garderobe. Een heele puzzle, hoor. Maar zoowel bruidspaar als getuigen zagen er zeer “Haagsch” uit. De ambtenaar van de burgerlijke stand van Westerbork heeft een aardige toespraak gehouden. Het zonnetje straalde in volle goed en er waren zoo mooie lentebloemetjes.
        “Van de Barneveldgroep kregen wij een prachtige bos wilde seringen en blauwe met rode anemoontjes, een eenig geheel! Met zijn allen – maar vooral Moeder, Han en Lotte – heeft men voor een reuze gezellig dinertje gezorgd. De tafel was feestelijk versierd, narcissen, anemoontjes gaven een feestelijk gezicht. Echt Westerborkse cadeaux werden aangeboden. Een beschilderde paplepel, plateel bekers, een broodmes, een thermosflesch!, een klerenborstel, een aschbakje, een boodschappentasch, en natuurlijk bloemen, of eigenlijk liever gezegd: wonder boven wonder!
        “Alles bij elkaar: een gelukkige dag, zoover de omstandigheden het toelieten. Het niet aanwezig zijn van mijn ouders en Eddy’s broer Lo deden schrijnend pijn. Maar God geve, dat zij allen bij de kerkelijke inzeegening aanwezig zullen zijn, samen met al onze trouwe vrienden, die wij nu zoo node missen.
        “Van Han kregen wij geborduurd een zeer mooie spreuk: “Il faut savoir fleurir, où Dieu nous a semés.” Dit zal onze leuze zijn, ook op onze weg samen. Nu wil ik aan Ed nog even een paar regels overlaten. Veel liefs, jullie Alice.
        “De brief is mede bestemd voor Eddy’s vrienden en familie en de vrienden van Han.
        “Hartelijke groeten aan jou en de vrienden, Lotte. Goed Paasfeest!”
        En dit schreef Eddy tot slot:
        “Beste Henny, Je krijgt een brief van mij via mijn Rotterdamse familie. Ik volsta dus hier met een speciale groet aan jou en alle vrienden van Alice. Dank voor al jullie hartelijkheid! Je Eddy.”

Dit is de brief die Alice enkele uren na de huwelijksplechtigheid typte en verstuurde naar familieleden en kennissen

Dit is de brief die Alice enkele uren na de huwelijksplechtigheid typte en verstuurde naar familieleden en kennissen.
Foto Collectie-Kamp Westerbork

Geruild
Hoe het afliep in Theresienstadt? Dit keer is er opgetogen nieuws te melden: Alice en Eddy en Charlotte overleefden allen de oorlog. Hun Joodsche-Raadkaarten getuigen ervan. Hoe dit kon? In verhaal 119 staat dat zij via het Rode Kruis werden uitgeruild tegen hulpgoederen. Na een reis van twee dagen arriveerden zij op 5 februari 1945 in het Zwitserse Caux.
        Op hun persoonskaarten wordt hier iets over vermeld, in afkortingen, het duidelijkst nog bij Charlotte: “Ger. Eindhoven. Zwitserlandlijst”. (Ger. staat voor geruild, wat Eindhoven betekent, is niet bekend.) In blauwe balpenletters staat er verder juichend: “Bevrijd!”
        Charlotte van Praag overleed als laatste van het drietal, op 27 mei 2002, 91 jaar oud. In het Weizigtpark, waarover zij decennia uitkeek vanuit haar flatwoning aan de Mauritsweg, is een wandelpad naar haar vernoemd. Haar zus Alice is kort na de bevrijding al gestorven, als gevolg van een blindedarmontsteking, op 3 mei 1947, 33 jaar oud. Ze heeft net iets meer dan twee jaar getrouwd kunnen zijn met Eduard. Hij is ook overleden in Den Haag, als 72-jarige op 9 oktober 1972. Hij is niet meer hertrouwd.

Wie waren de anderen?

In de brief worden nog verschillende andere personen genoemd. Wie waren zij en wat is er met hen gebeurd? Er is een poging gedaan dit te achterhalen.

Lodewijk van Cleeff

Lodewijk van Cleeff, de jongere broer van Eduard.
Foto Website ‘Joods Monument’



        Alice heeft het over al diegenen die voor een reuze gezellig dinertje hebben gezorgd, vooral “Moeder, Han en Lotte”. Verderop echter schrijft ze verdrietig dat haar ouders en Eddy’s broer Lo op 31 maart 1944 niet aanwezig konden zijn op de bruiloft.
        Wie bedoelt Alice dus met “moeder”? Had zij het over haar schoonmoeder, Elisabeth Sophie van Cleeff-Polak? Maar of die in Westerbork heeft gezeten, is niet bekend. Wel dat zij de oorlog heeft overleefd. Elisabeth (Rotterdam, 9 maart 1877) stierf in Den Haag, op 80-jarige leeftijd, op 31 juli 1957.
        Ook ‘Han’ is zonder achternaam niet te vinden. Het was in ieder geval geen broer van Alice: die had ze niet. ‘Lotte’ is natuurlijk haar zus Charlotte, die net als Alice de oorlog zou overleven.
        En haar ouders? Dat waren koopman Joseph van Praag en Martha Liebenstein. Zij zijn beiden al in 1943 omgebracht, op 16 april in Sobibor. Zij zijn 58 jaar geworden. ‘Lo’ is Lodewijk (Rotterdam, 20 november 1909), de enige, jongere broer van Eddy. Hij was nóg eerder al vermoord, op 11 november 1942 in Auschwitz, als 30-jarige.
        Ten slotte rept Eddy zelf onderaan de brief van een zekere Henny. Ook die is niet geïdentificeerd kunnen worden.