Het voorbije joodse dordrecht

Isidor van Huiden, de Dordtse wethouder die rond en trots uitkwam voor zijn joodse afkomst

Isidor van Huiden

Annie als klein kind met haar moeder Cornelia Cohen, ook wel Keetje genoemd, eind jaren twintig.
Foto Familiealbums

Isidor van Huiden

Annie poseert voor de schoolfoto, jaren dertig.
Foto Familiealbums

Isidor van Huiden was met overtuiging joods, en trots op zijn afkomst. Toen de Duitsers in de herfst van 1940 stelselmatig “personen van Joodschen bloede” uit overheidsdiensten en gemeenteraden begonnen te weren, kreeg ook het Dordtse raadslid Van Huiden van gemeentewege een formulier voorgelegd. Het was de niet-Ariërverklaring, zo’n document waarmee joden, niet tot het Arische ras behorend, werden geïdentificeerd.
         “Stamt Gij uit ten minste drie naar ras vol-Joodsche grootouders?”, werd hem gevraagd.
         Van Huiden antwoordde niet slechts met ‘ja’, maar schreef in eigen, zwierig handschrift: “Ik acht mij gelukkig dit bevestigend te kunnen beantwoorden.” Hij kwam er rond voor uit.
         Zijn dochter Annie (1925), hoogbejaard wonend in het Dubbeldamse verzorgingshuis Dubbelmonde, glimlacht glunderend als zij na bijna 75 jaar het ondertekende formulier van haar vader ziet. “Dat was echt iets voor hem. Hij was zo’n jood. Hij was er gewoon trots op.”

Plotseling
Isidor van Huiden was geen geboren Dordtenaar, maar toen hij zaterdagavond 1 maart 1952 in Kopenhagen op 66-jarige leeftijd plotseling overleed, was Dordrecht bedroefd. Zijn teraardebestelling op de joodse begraafplaats aan de Achterweg trok “enorme belangstelling” – van het gemeentebestuur, de VVD, de Kamer van Koophandel, de Dordrechtsche Middenstandsvereniging, de Algemene Zionistenbond en vanzelfsprekend ook van de stedelijke joodse gemeenschap. Die had, citeerde het Dordrechts Nieuwsblad, “een harer beste zonen” verloren.

        Van Huiden geraakte in Dordrecht in 1903. Hij was geboren in Winschoten, op 8 april 1885, en voltooide daar de hbs. De confectie trok hem, hij wilde coupeur worden. Daartoe ging hij volontairen, eerst in Middelburg, daarna bij de Dordtse firma Fortuin, een vooruitstrevende zaak voor herenmode. Hij bleef er maar kort. Hij vertrok naar Londen, om zich daar verder in zijn vak te bekwamen, op de Minister’s Cutting Academy. In 1907 keerde hij gediplomeerd en wel terug naar Dordrecht. Elf jaar later nam hij de zaak van zijn baas, Fortuin’s Kleedingmagazijnen, over.
         Op de Voorstraat 180 was nu Kledingmagazijn Van Huiden gevestigd, een voorname winkel voor confectie, modeartikelen, hoeden en petten, met vijf man personeel. Boven woonde het gezin Van Huiden. Isidor was op 17 augustus 1910 getrouwd met een Dordtse, Cornelia Cohen, geboren op 21 november 1884, en ook wel ‘Keetje’ genoemd. Hun eerste kind werd, op 3 januari 1912, Max. Het tweede kind, Johanna Rachel (‘Annie’), kwam pas veel later, op 11 juli 1925.

Isidor van Huiden

Isidor van Huiden, vooraan in het midden, zingt in functie het Wilhelmus: als wethouder bij de geboorte van prinses Beatrix op 31 januari 1938.
Foto Familiealbums

Isidor van Huiden

Het gezin van Van Huiden in Noordwijk, in augustus 1933, met Annie tussen moeder en vader in.
Foto Familiealbums

Functies
Isidor van Huiden beperkte zich niet tot zijn magazijn. Hij manifesteerde zich breeduit in Dordrecht. Tal van functies accepteerde hij, bij de Middenstandsfederatie Dordrecht, de Kamer van Koophandel, bij de Bond voor Jong-Liberalen, de Dordrechtsche Winkeliersvereeniging en de Vereeniging tot Instandhouding der D.A.W.E.T. (de regelmatige Dordrechtsche Algemene Winkel Etalage Tentoonstelling, een grootse manifestatie waarvan Van Huiden voorzitter was).
         Ook politiek engageerde Isidor van Huiden zich. Als jood door zich te verbinden aan de Nederlandse Zionistenbond, een beweging die probeerde te bevorderen dat Israël aan de joden werd toegewezen. Hij leidde de Dordtse afdeling. En als even principieel liberaal sloot hij zich aan bij de Liberale Staatspartij. Voor die partij trad hij zelfs toe tot de gemeenteraad; zozeer bekommerde hij zich naast middenstandskwesties over het openbare leven. Hij startte in 1922 en stopte als raadslid pas in 1941, bijna twintig jaar later, toen de niet-joodverklaring hem dwong op te stappen.

        Van Huiden bleef maatschappelijk dienend. Zo werd hij in de vooroorlogse crisisjaren lid van het Comité Bijzondere Noden en voorzitter van de feestcés ter gelegenheid van de opening van de Moerdijkbrug en de brug over de Oude Maas. Verder nam hij zitting in het bestuur van Vreemdelingenverkeer en de Vereniging voor Ziekenhuisverpleging. Naast dit alles aanvaarde hij in 1927 ook nog het wethouderschap. Eerst nam hij de verantwoordelijkheid voor de portefeuille Onderwijs; in 1935 kreeg hij er Publieke Werken bij. Zijn wethouderschap duurde tot 1938.

Isidor van Huiden

Nogmaals het gezin Van Huiden, nu op het balkon van het Dordtse woonhuis, op 30 juli, ergens in de dertiger jaren.
Foto Familiealbums

Isidor van Huiden

Nog een foto van wethouder Van Huiden in functie, met de hoed in de hand, terwijl burgemeester De Gaay Fortman een lintje doorknipt, ergens in de jaren dertig. Bij welke gelegenheid dit gebeurde, is onbekend.
Foto Familiealbums

Ontslag
De oorlog brak uit, en die “bracht hem weinig goeds”, zoals het Dordtsch Dagblad zou melden in het In Memoriam.

        Joden werden kort na de inval al verbijzonderd door de Duitse bezetter. Gemeenten kregen opgedragen om het ambtelijk apparaat van joden te zuiveren. Ook als zij lid waren van een vertegenwoordigend publiekrechtelijk lichaam, zoals de gemeenteraad, dienden zij uit hun functie te worden ontheven. Met een Ariërverklaring werden de joden van de niet-joden gescheiden; met dit document werden zij geïdentificeerd en geregistreerd.
         Circulaires hierover, afkomstig van het departement van Binnenlandsche Zaken, werden al vanaf oktober verspreid, en op 17 december 1940 was Isidor van Huiden aan de beurt. Of hij als vol-jood kon worden aangemerkt? luidde de vraag. Van Huiden dook niet weg voor zijn afkomst, en tekende onbeschroomd de verklaring: Ja, gelukkig wel.
         Het betekende meteen het einde van het raadslidmaatschap. Op 16 december 1940 ontving Van Huiden een brief van burgemeester Bleeker, die namens Binnenlandse Zaken meedeelde dat hij niet langer als raadslid mocht fungeren. Van Huiden werd verzocht “Uw sleutel van de raadstrommel en Uw penning als raadslid ten raadhuize in te leveren”. Hetzelfde overkwam Rebekka de Roode, ook een raadslid, ook joods van origine. Zij kreeg op 10 januari 1941 haar ‘ontslag’ aangezegd.

         [Op 9 oktober 1941 meldde Bleeker in een brief aan de Commissaris der provincie Zuid-Holland keurig hoeveel en welke joden de gemeente Dordrecht heeft weggestuurd. Behalve de raadsleden Van Huiden en De Roode waren dat Emanuel Hamburger (leraar gemeentelijke hbs), Jacob Philip van Praag (idem), Corry Sellina Fonteijn (assistente gemeentelijke bewaarschool nr. 5), Juda Joseph Vleeschhouwer (scheikundige Keuringsdienst van Waren), Oscar Cahen (narcotiseur ziekenhuis), Jacques Duits (bestuurslid Vereniging Kindervoeding en -Kleeding; net als Van Huiden) en Salomon Barend van der Meusen (zaalwachter).]

Arrestatie
Een intermezzo, en een sprong naar de huidige tijd.
         Annie van Huiden, het enige nog levende lid van het gezin Van Huiden, straalt bij de herinnering aan haar vader’s standvastigheid. Het verbaasde haar niet dat hij zijn joodzijn niet verloochende. “Hij was een flinke man; hij durfde dat. Hij had die houding van: Ik ben jood, accepteer ’t maar.” In het verlengde hiervan hoort volgens haar ook zijn geloof in het zionisme, de ideologie die een joods thuisland in Israël voorstaat. “Hij was een echte zionist. Israël is voor de joden, vond hij. Ze worden vervolgd en daar zijn ze veilig. Hij is er nooit geweest, maar vond dat wel.”

Isidor van Huiden

Isidor van Huiden, opkijkend vooraan, als wethouder bij de opening van de nieuwe Vriesebrug, op 4 mei 1932. Naast hem burgemeester De Gaay Fortman en wethouder Dicke.
Foto RAD (nr. 555-12792)

         Terug naar de wrede oorlogstijd. Eén bepaalde datum springt onmiddellijk op in het geheugen van Annie van Huiden: 9 november 1942. Ze zal die onheilspellende dag niet vergeten. Op die maandag werd een grote groep Dordtse joden ‘te 17.00 uur’ opgepakt, ‘op last van de Sicherheitspolizei’ en naar Amsterdam overgebracht, ‘onder geleide’ van de politieagenten H. Wolsink, F. Hoogesteeger, W. Kulk en W. Durieux.
         Tien mensen telde deze groep en doordat de politiedagrapporten uit die tijd bewaard zijn gebleven, kunnen hun namen hier worden vermeld. Het complete gezin Van Huiden staat vermeld, alsook de echtgenote van zoon Max, Aaltje Saartje Lezer (Assen, 22 mei 1917). En verder: Joseph Zadoks, Hartog van Beugen, Roosje Monasch, Elias van Beugen en Sientje Cohen. De volgende dag zou een nog veel grotere groep joden worden gearresteerd, veertig in totaal. Dordrecht werd schoongeveegd.
         Annie van Huiden heugt zich de arrestatie nog. “Ik zat in Rotterdam op school, op het joods lyceum. Maar ik moest gewoon mee.”
         Het gezin kwam terecht in de Hollandsche Schouwburg, in Amsterdam.

Isidor van Huiden

De joodverklaring van Isidor van Huiden,
waarin hij trots erkent joods te zijn.
Foto Redactie Website

Isidor van Huiden

Een na-oorlogs foto met Van Huiden (tweede van rechts), gemaakt op 16 maart 1946, tijdens het huldingsfeest van de Nederlandse Zionisten Bond in restaurant Ter Merwe in Dordrecht.
Foto Familiealbum

Pasje
Alle Van Huidens hebben de Duitse gruwelen weten te overleven. Volgens Annie was dat vooral te danken aan de Sperre, de vrijstelling van deportatie die haar vader had doordat hij een pas had van de Joodsche Raad, afdeling Dordrecht. “Zelf had ik ook zo’n pas; die had ik van een oom gekregen. Hij had ervoor gezorgd. En door die passen kwamen wij vrij, in Amsterdam.”
         Joden met een Sperre werden gewoonlijk ongemoeid gelaten. Toch garandeerde de pas geen zorgeloos rondlopen. In Amsterdam bijvoorbeeld werd het gezin eerst nog vrijgelaten. Het ging wonen aan het Scheldeplein. In januari 1943 werd het toch weer opgepakt, voor de tweede keer. Opnieuw volgde, dankzij de Sperre, vrijlating en terugkeer naar het Scheldeplein.
         In mei 1943 viel het gezin evenwel uiteen, vertelt Annie, het zag zich genoodzaakt onder te duiken. “Ik dook onder in Haarlem – alleen. Vervolgens ging ik daarna met mijn ouders naar Driebergen, naar een juffrouw Van der Meij. Maar die was al ouder, en kon het met ons niet lang volhouden. Daarna belandden wij in Zeist, waar we tot aan de bevrijding zijn gebleven. Max zat met zijn vrouw in Assen; het was in Zeist te druk voor hen.”

        [Doris van Huiden, de latere zoon (23-12-1951) van Max, ook door de redactie van deze website geraadpleegd, vertelt dat hij over de gebeurtenissen in Amsterdam nog wat aanvullende details “heeft overgehouden” van zijn ouders. “Mijn vader en moeder zijn tweemaal naar de Hollandsche Schouwburg gebracht, de verzamel- en deportatieplaats voor alle opgepakte joden. De eerste keer kon mijn grootvader, Isidor, via via nog invloed uitoefenen.
         “Dat leidde ertoe dat toen mijn ouders bij de Schouwburg aankwamen, Aus der Fünten, die de jodenvervolging in Amsterdam leidde, mijn vader toeriep: ‘Da is der Max. Sie können gehen.’ De tweede keer was die invloed niet meer mogelijk. Maar: toen mijn ouders op transport werden gesteld naar Westerbork, bleek er echt niemand meer bij te kunnen in de trein, en mochten ze voor de tweede keer gaan. Hierna volgde de onderduik in Assen. U begrijpt misschien dat ik het gevoel heb dat ik door een wonder op aarde ben.”]

Isidor van Huiden

Annie van Huiden op volwassen leeftijd, na de oorlog.
Foto Familiealbums

         Isidor van Huiden durfde niet in Dordrecht, zijn woonplaats, onder te duiken. “Daar was hij te bekend.” Maar Annie vertelt dat hij er tijdens de oorlog niettemin zo nu en dan terugkeerde. “Dan ging hij joden opzoeken, dat was een soort baantje van hem. Hij informeerde dan hoe ze ’t maakten. Nee, dat was niet te riskant voor hem; er werd niet zo op hem gelet. Hij had die pas en die moest hij wel blijven gebruiken. Maar op den duur waren er niet zoveel joden meer in Dordrecht.”

         In Zeist ontmoette Van Huiden geregeld een stadgenoot, P. L. de Gaay Fortman, de oud-burgemeester van Dordrecht.

Vooraanstaand
In december 1945 heropende Isidor van Huiden de zaak, nu Modena geheten, samen met zijn zoon Max, zij het op een ander adres: Voorstraat 278-280 (nu: 302). Zij trokken in het lege pand van het voormalige kledinghuis H. Breemer en Zn., tegenover het fotografisch atelier van Hameter. Volgens het Dordtsch Dagblad toonde Isidor, “die toch veel leed heeft moeten doorstaan”, dat hij “een ongebroken man” was. Hij stond zijn zoon terzijde, hij ging “op allerlei gebied weer meewerken aan het openbare leven”. Hij groeide weer uit tot een belangrijk figuur.
 

Isidor van Huiden

Een foto van Max van Huiden (Isidor's zoon) en zijn echtgenote Aaltje Saartje Lezer.
Foto Familiealbums

        Maar hij was niet meer zo jong, en “de last der jaren ging op hem drukken”, schreef het Dordrechtsch Nieuwsblad. Op 65-jarige leeftijd trok hij, de “stuwkracht van de Dordtse middenstand”, de promotor en de organisator, zich stilaan terug. Hij matigde zijn activiteiten enigszins. In Hotel Ponsen hield hij een afscheidsreceptie om dit te markeren.
         De Algemene Zionistenbond kon nog wel volledig op hem rekenen. Begin maart 1952 reisde Isidor van Huiden naar Kopenhagen om Nederland te vertegenwoordigen op een congres. ’s Avonds, tijdens een wandeling, zakte hij in elkaar, overvallen door de dood.
         Dordrecht, de stad die hij zo lang en veelzijdig had gediend, schrok en treurde. Bloemstukken werden op de baar bij Modena neergelegd, in het nabijgelegen raadhuis gingen uit piëteit de gordijnen dicht. Een “vooraanstaand Dordtenaar met grote gaven van hoofd en hart” was overleden.

Boek
Van het gezin Van Huiden bestaat alleen Annie nog. Zij woont in Dubbeldam, zichtbaar met plezier. Haar vrolijke ogen verraden dat ze er schik in heeft.

Isidor van Huiden

Annie Bezemer-van Huiden, vrolijk en vief in haar Dubbeldamse bejaardenwoning.
Foto Redactie Website

         Haar broer Max heeft de kledingzaak nog lang voortgezet, maar is inmiddels overleden, op 17 maart 1987, 75 jaar oud. Zijn vrouw, Aaltje, stierf op 11 maart 2002 (84) in Amsterdam. Van hun twee kinderen, Elisabeth Cornelia (‘Elly’, ‘Ellebel’, Dordrecht, 3.2.1948) Reijenga-van Huiden en Doris, is de dochter overleden, op 10 augustus 1997 in Bloemendaal (49). Zij is begraven op de begraafplaats Westerveld in Driehuis. Zoon Doris woont tegenwoordig in Amstelveen, is getrouwd met Margalith ten Brink en heeft twee kinderen: Steven en Vivian. De echtgenote van Isidor, Cornelia Cohen, overleed in Dordrecht op 29 september 1973 (88).
         Annie zelf huwde Piet Bezemer, een ambtenaar en hoofd van de gemeentelijke afdeling inkoop, die overleed op 31 maart 2003. Samen kregen zij één meisje, Lies, op 2 april 1962, dat is vertrokken naar Amerika.
         Isidor van Huiden is inmiddels verdwenen uit het collectieve geheugen van Dordrecht. Zijn naam zal in het geheugen van slechts een enkele oudere Dordtenaar nog een luikje doen openen. Maar in de annalen is Van Huiden niet vergeten. Dat hij zo rondborstig toegaf joods te zijn, heeft het driedelige standaardwerk Geschiedenis van Dordrecht gehaald. Het is geboekstaafd, het is vereeuwigd.

[Annie Bezemer-van Huiden is overleden op 3 januari 2020, op 94-jarige leeftijd.]

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'