Het voorbije joodse dordrecht

Niemand bleef over van het gezin
van Dordtenaar Abraham Meijer

Wat ze samen liefdevol hadden opgebouwd – een gezin met twee kinderen – braken de nazi’s geleidelijk af.
        Eerst werd in november 1942 de vader gedood, de in Dordrecht geboren, 56-jarige Abraham Meijer. Daarna volgden in juli 1943, acht maanden later en in het veel oostelijker gelegen vernietigingskamp Sobibor, moeder Heintje Hartogs (51) en hun 16-jarige jonge zoon Jacob. En ten slotte eindigde veertien dagen later, in datzelfde oord, zoon Mozes, nog pas 23 jaar oud.
        Daarna viel er een doodse stilte. Letterlijk, want niemand van de Meijers was nu nog over. Na 24 jaar huwelijk was as al wat overbleef van deze joodse familie.
        Abraham Meijer was één van de vijftien Dordtse nakomelingen die Mozes Meijer kreeg met Elisabeth Barkelau. Zeven van hen stierven vrij kort na de geboorte, één hunner overleed in de jaren twintig van de twintigste eeuw, vijf werden in de oorlog onmeedogend vermoord, twee wisten tot ver na de bevrijding in leven te blijven.
        Elders op deze Stolpersteine-website is eerder al een uitgebreid verhaal gewijd aan het (nood)lot van al deze Meijers, zie verhaal 123. Abraham komt daarin uiteraard voor, met enkele regels. In dit artikel wordt uitgediept wat hem en zijn gezinsleden is overkomen vóórdat de Duitsers hun gewetenloosheid op de Meijers botvierden.

Heer Heymansuysstraat in de jaren twintig van de vorige eeuw. Uiterst rechts is, aan de andere zijde van de Knoopmakersgang

Het aanzien van de (grotendeels gesloopte) Heer Heymansuysstraat in de jaren twintig van de vorige eeuw.
Uiterst rechts is, aan de andere zijde van de Knoopmakersgang, nog net nummer 56 te zien.
Nummer 58, waar Abraham Meijer is geboren, niet meer.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD, nr. 556_1352)

Zevende
Abraham is het zevende kind dat Elisabeth Barkelau (Nijmegen, 9.5.1853) op 33-jarige leeftijd baarde, sinds het huwelijk in Dordrecht was begonnen op 18 september 1878.
        De geboorte had plaats op 3 september 1886 ’s middags om drie uur, in de Heer Heymansuysstraat, een binnenstadswoning op nummer 58. Abraham was de tweede Abraham in huize Meijer. Drie van de voorgaande zes telgen waren vrij kort na hun geboorte al gestorven, en tot hen behoorde Abraham de Eerste. Hij had maar krap twee maanden mogen leven (van 25.11.1882 tot 19.1.1893). De twee andere vroeggestorvenen waren Bertha (nr. 2, die, geboren op 30.5.1880, na krap 1 jaar stierf op 17.4.1881) en Marcus (nr. 5: 7.11.1883-2.12.1883; 3 weken en 5 dagen).
        In de geboorteakte van Abraham werd, zoals te doen gebruikelijk in die tijd, alleen van vader Mozes het beroep vermeld (koopman) en diens leeftijd (32). Van de moeder, die de hele zwangerschap had doorleefd, werd niet meer vermeld dat zij “zijne echtgenoot” was (niet: echtgenote) en: “wonende zonder beroep alhier”.
        Na Abraham de Tweede beviel Elizabeth van nog eens van acht kinderen, onder wie een tweede en derde Marcus en een tweede en derde Noach. Opnieuw raakte het echtpaar vier borelingen kwijt, doordat ze na korte tijd ontsliepen. Noach de Derde was het laatste, vijftiende kind Meijer. Hij kwam ter wereld op 15 april 1898 en verliet die weer na 28 dagen op 12 mei 1898.

geboorteakte Abraham 3 september 1886

Volgens de geboorteakte werd Abraham in nummer 58 van de Heer Heymansuysstraat geboren om 15 uur,
op 3 september 1886.
Foto RAD

Grafstenen van Elisabeth, Mozes en Debora

Moeder Elisabeth Meijer-Barkelau overleed op 31 oktober 1913, op 60-jarige leeftijd. Dit is haar grafsteen, op de joodse begraafplaats in Dordrecht. Foto Website ‘Het Stenen Archief’

Weduwnaar Mozes Meijer, die hertrouwde met de weduwe Jansje de Vries, stierf op 77-jarige leeftijd in Amsterddam, op 10 juli 1931. Ook hij is begraven in Dordrecht.
Foto Website ‘Het Stenen Archief’

Van de vijftien kinderen die Mozes kreeg met Elisabeth, stierven er zeven al toen zij nog een baby waren. Vijf werden er in de Tweede Wereldoorlog omgebracht. Deze grafsteen is voor Debora, die 43 jaar oud is geworden en overleed in 1922, als echtgenote van Jacob van Dam. Zij is eveneens in Dordrecht begraven.
foto Website ‘Het Stenen Archief’

Hertrouwd
Zoals in verhaal 123 staat, stierf vijftien jaar later moeder Elisabeth zelf, als 60-jarige op 31 oktober 1913. Zij werd begraven op de joodse begraafplaats in Dordrecht. Op haar grafsteen kwam te staan: “Hier rust een sterke vrouw.”
        Dertien jaar later hertrouwde de bejaarde weduwnaar Mozes − op 8 april 1926, in Dordrecht, met de uit Kuinre afkomstige weduwe Jansje de Vries (2.12.1852). Zij was al 73, hij 71. Jansje had met haar eerste man ook al een gezin gesticht. Hij heette Wolf Wurms (Amsterdam, 6 november 1853); hij was op 7 december 1924 overleden, op 71-jarige leeftijd. Met Wolf had Jansje in Amsterdam zeven kinderen gekregen, vijf dochters en twee zonen. Eén dochter heeft de oorlog overleefd.
        Met Mozes Meijer, haar nieuwe echtgenoot, heeft Jansje de Vries nog vijf jaren mogen doorbrengen. Hij overleed, wonend in Amsterdam, op 10 juli 1931 als 77-jarige, op het adres Weesperstraat 69. De weduwe Jansje verhuisde hierna eerst naar Weesperstraat 109 I (per 1.6.1939) en niet veel later naar Nieuwe Prinsensgracht 25 boven (per 29.1.1940).
        Jansje heeft de Tweede Wereldoorlog nog volop meegemaakt – én de ellende ervan persoonlijk ondervonden. Jansje belandde in Kamp Westerbork en, wachtend op de deportatietrein, stierf zij daar, op 21 maart 1943, 90 jaar oud. De volgende dag is zij in het kamp gecremeerd. Naderhand is haar urn bijgezet op de joodse begraafplaats in Diemen, veld A, rij 69, graf nr. 54.

Amsterdamse kaart Jansje de Vries met de kinderen die zij had gekregen met haar eerste echtgenoot Wolf Wurms

Nog in Kamp Westerbork is Jansje de Vries, de tweede echtgenote van Mozes Meijer, overleden, op 21 maart 1943, 90 jaar oud. Zij is in het kamp gecremeerd, de as is bijgezet in Diemen. Op de kaart staan de kinderen die zij had gekregen met haar eerste echtgenoot Wolf Wurms.
Foto Stadsarchief Amsterdam

Dordrecht
Terug naar Abraham Meijer, de hoofdpersoon, voor Jansje een stiefmoeder was.
        Abraham kreeg een relatie met Heintje Hartogs, een Amsterdamse die enkele jaren jonger was dan hij: zij was geboren in 1891, op 22 juli. De twee trouwden op 31 juli 1918 in Zaandam. Hij was 31 en een reiziger in fijne vleeswaren, zij 26 en zonder beroep.
        Hun eerste kind kregen zij een jaar later al, op 21 augustus 1919. Dat gebeurde in Dordrecht, Abraham’s geboortestad. Dit is nogal verrassend, omdat noch op de Amsterdamse archiefkaart van Abraham en Heintje noch op de Hilversumse wordt gerept van een voorgaand verblijf in Dordrecht.
        Het bevolkingsregister van Dordrecht geeft uitsluitsel. Het blijkt dat het echtpaar na de huwelijksvoltrekking in Zaandam naar Dordrecht is gegaan, nog op diezelfde 31ste juli 1918. Daar betrok het een pand op de Voorstraat, op nummer 47 (nu: 59). Abraham liet zich bij de gemeente eerst als kantoorbediende registreren, later werd dit veranderd in koopman.
        Nadat Mozes was geboren in augustus 1919, is het gezin nog tot 2 mei 1921 in Dordrecht gebleven, om daarna naar Amsterdam te vertrekken, naar de Tweede Jan van der Heijdenstraat, op nummer 85.

Dordtse gezinskaart van Abraham Meijer en Heintje Hartogs

Abraham Meijer heeft, getrouwd met Heintje Hartogs, in 1918 en 1919 weer een tijdje in zijn geboortestad Dordrecht gewoond, op de Voorstraat, komend uit en weer teruggaand naar Amsterdam. Dit is zijn Dordtse gezinskaart, voor- en achterzijde. In Dordrecht werd eerste zoon Mozes geboren, op 21 augustus 1919.
Foto’s RAD

Kleine Drift 78 in Hilversum

Na Amsterdam werd Hilversum de woonplaats van Abraham en Heintje. Met Mozes betrok het gezin een woning aan de Kleine Drift 78. Dat is het pand rechts naast de witte bus rechts.
Foto Google Streetview






Mathilda overleed op 31 juli 1937 in Amsterdam

Mathilda overleed op 31 juli 1937 in Amsterdam,
aldus een bericht in ‘De Tijd’ van 3.8.1937.
Foto Delpher

Hilversum
Maar ook Amsterdam werd weer verlaten, op 31 juli 1925. Volgens het Stadsarchief betrok het gezin meteen een woning in Hilversum, met als adres Kleine Drift 78 in Hilversum. Volgens de Hilversumse archiefkaart gingen hier echter twee adressen aan vooraf: Laarderweg 279 en Prof. Poelsstraat 4.
        Hoe dit ook zij, op de Kleine Drift bleef het gezin voor langere duur.
        Gaandeweg kwamen in het huis nog twee personen te wonen. De ene was zoon Jacob, die is geboren op 12 januari 1927. De andere was de ongehuwde Mathilda Polak (Gorinchem, 26.6.1871), een behuwd tante van Abraham en Heintje. Zij trok tijdelijk bij het echtpaar in.
        Ter verduidelijking: de vader en moeder van Abraham’s vrouw Heintje Hartogs zijn Jacob Hartogs en Betje Polak. Mathilda is een zus van deze Betje. Rechtstreeks komend uit Boston in de Verenigde Staten meldde zij zich op 25 juli 1935 bij Abraham en Heintje. Ze zat kennelijk even verlegen om woonruimte.
        Mathilda bleef maar kort in Hilversum, zo’n anderhalve maand. Op 10 september 1935 verhuisde ze naar Amsterdam, naar J.J. Viottakade 33. Net iets minder dan twee jaar later is ze overleden, in Amsterdam, op 31 juli 1937, 66 jaar oud.

Hilversumse gezinskaart van de familie Meijer

De Hilversumse gezinskaart van de familie Meijer, voor- en achterzijde. Inmiddels is (in 1927) er een tweede zoon bijgekomen, Jacob. Te zien is dat op 25.7.1935 behuwd tante Mathilda Polak bij het gezin kwam inwonen, rechtstreeks komend uit de VS. Ze bleef maar kort en ging daarna naar Amsterdam. Foto Streekarchief Gooi- en Vechtstreek

persoonskaart uit het archief van de Joodsche Raad van Abraham Meijer

Volgens de persoonskaart uit het archief van de Joodsche Raad heeft Abraham Meijer echter ook (daarvoor of daarna?) in de Retiefstraat gewoond, op nummer 46 II. Abraham is op 2.11.1942 vanuit Kamp Westerbork op transport gezet. Daar, of voor die tijd, heeft hij als koerier gewerkt.
Foto Arolsen Archives


Koerier
In mei 1940 werd Nederland bruusk ingenomen door de Duitsers. Abraham Meijer en de zijnen moesten voor hun leven gaan vrezen. De nazi’s hadden zich in eigen land al vanaf 1933 doen kenmerken als verbeten jodenhaters, in Nederland zetten zij langzamerhand ook de jacht op joden in.
        Midden in de oorlog, vanaf 31 oktober 1942, bevond het gezin Meijer zich niet meer in Hilversum, maar in Amsterdam, in de Roerstraat op nummer 103 II. Waren zij uit vrije wil naar Amsterdam verhuisd of door de Duitsers uit Hilversum verdreven?
        Wat er is gebeurd, is niet te reconstrueren, zoals ook niet duidelijk wordt wat zich vervolgens in Amsterdam heeft afgespeeld. De persoonskaart van Abraham uit het archief van de Joodse Raad vermeldt dat hij “koerier” was en dat hij is “gesperrt wegens: functie”. Maar slaat dit op zijn koeriersfunctie of op zijn vorige baan (vertegenwoordiger fijne vleeswaren)? Op deze kaart staat trouwens een ander woonadres (Retiefstraat 46 II) dan op de gezinskaart uit het Amsterdamse Stadsarchief (Roerstraat). Was het eerst het ene en daarna misschien het andere? Dit zijn vragen die zich niet meer laten beantwoorden.

Amsterdamse gezinskaart gezin Meijer

In de oorlog verhuisde het gezin Meijer naar Amsterdam, naar de Roerstraat 103 I. Volgens de Amsterdamse gezinskaart gebeurde dat per 31 oktober 1942.
Foto Stadsarchief Amsterdam

Behoudend
De administratieve onduidelijkheden doen er niet zoveel toe. Weerzinwekkender is wat de bezetter met Abraham, Heintje en kroost heeft gedaan: ongegeneerd vergast.
        Vader Abraham verbleef van 3 tot 5 oktober 1942 in het doorgangskamp Westerbork. Op 2 november werd hij op transport gezet naar Auschwitz, waar hij drie dagen later het leven liet, 56 jaar oud.
        Moeder Heintje werd op 20 juni 1943 opgesloten in Westerbork, in barak 71. Op haar Joodsche-Raadkaart is over haar gezondheidstoestand vermeld dat zij “rheumatisch” is en verder als bijzonderheid: “Behoudend”. Bij de “Alg. Opmerkingen” staat dat haar “echtgenoot naar Duitschland” is. Abraham was op dat moment al zeven maanden dood. Uit een andere, handgeschreven notitie zou afgeleid kunnen worden dat Heintje werkzaam is geweest op een “afd. Levensmiddelen”, tot 30 maart 1943, en zichtbaar is de notitie “JR”.
        Was er een afdeling van de Joodsche Raad in Westerbork aanwezig? Het is bekend dat in het kamp een zogenoemde Contact Commissie is geweest, een afdeling die bijvoorbeeld ook koerierspost verzorgde.
        Heintje Meijer-Hartogs is op 29 juni 1943 in de trein gezet, zij eindigde op 2 juli in Sobibor, 51 jaar oud.

Joodsche-Raadkaarten van moeder Heintje en de zonen Mozes en Jacob

De Joodsche-Raadkaarten van moeder Heintje en de zonen Mozes en Jacob.
Heintje en Jacob zijn tegelijk gedeporteer vanuit Westerbork, op 29 juni 1943,
Mozes volgde op 13 juli 1943. Op de kaarten zijn allerlei persoonsgegevens genoteerd, zoals over hun geloof.
Foto’s Arolsen Archives.

Liberaal
En de twee zonen? Ook over hen zijn op hun Joodsche-Raadkaart diverse opmerkingen geschreven.
        Jacob, kind nummer 2, was eveneens een koerier, volgens de kaart voor de Joodsche Kunstnijverheidschool aan de Kloveniersburgwal 15 (tot 1.1.1943). Daarna werkte hij net als zijn moeder voor een afdeling Levensmiddelen (tot 19.4.1943). Jacob werd omschreven als “liberaal”.
        Hij ging op dezelfde dag als zijn moeder naar Sobibor, en kwam daar op dezelfde dag aan zijn einde, als 16-jarige.
        Mozes ten slotte, het vierde lid van het gezin Meijer, had als medewerker gewerkt bij apotheek De Jong aan de Houtmarkt 16. In een “vroegere werkkring” was hij apothekers-assistent-laborant” geweest. Hij gold als “liberaal, positief”. Op zijn kaart worden al zijn diploma’s opgesomd: “Mulo, Merc. Boekhouden, handelavondsch. Frans, Duits, Engels, Nederlands en typen”.
        Mozes zat vanaf 20 juni 1943 in barak 72 van Westerbork en is als allerlaatste Meijer op 13 juni 1943 afgevoerd − naar dat verre Sobibor, waar hij drie dagen later zijn laatste adem uitblies, op 23-jarige leeftijd.
        Een compleet gezin was nu, zonder enige nabestaande, in het niets verdwenen.



 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'