Het voorbije joodse dordrecht

Leed wierp een schaduw over
heel het leven van Betje Elsas
* Talrijke verwikkelingen rond de vijf kinderen Van Arend
* Overzicht familie Van Arend

Betje Elsas en haar man Jacob van Arend werden in 1938 gefotografeerd

Betje Elsas en haar man Jacob van Arend werden in 1938 gefotografeerd, toen het ‘Rotterdamsch Nieuwsblad’ meldde dat Jacob als vermaard verkoper van almanakken het 60-jarig jubileum vierde.
Vier jaar later werd het echtpaar in Auschwitz vermoord.
Foto Delpher

Het leven van de Dordtse jodin Betje Elsas, dat in Auschwitz abrupt werd stilgezet, was een aaneenschakeling van pech, verdriet en tegenslag.
        Leed hing als een schaduw over haar heen, en dat begon terstond al bij haar geboorte in 1869 in Dordrecht: ze was een onwettig kind. Ze heette eigenlijk Betje Swaab − naar haar moeder Leentje.
        De droefenis zette zich bij Betje voort toen zij in mei 1890 in Dordrecht trouwde met de Rotterdammer Jacob van Arend – die zich zou ontpoppen als de bekendste almanakverkoper van Rotterdam.
        Dertien kinderen kreeg zij met hem, allen te Rotterdam. Maar zeven van hen raakten zij kort na de geboorte alweer kwijt: twee bleken al dood bij de geboorte, vijf van hen stierven jong.
        De overgebleven zes kinderen zijn daarna in de Tweede Wereldoorlog al-le-maal door de Duitsers vermoord, inclusief hun partners en kinderen: in totaal negentien mensen.
        En Betje en Jacob zelf, de ouders? Ook zíj werden opzettelijk gedood, gelijktijdig in Auschwitz op 15 oktober 1942, nadat ze eerst als zeventigjarigen hardhandig waren weggehaald uit het Israëlitisch Oudeliedengesticht in Rotterdam.
        Geen van hun volwassen kinderen zijn zij in Auschwitz nog tegengekomen. Ze waren eerder al omgebracht of moesten nog worden aangevoerd. Of ze werden naar Sobibor en Mauthausen getransporteerd.
        Dat is dan nog een kleine, uiterst schrale troost: Betje en Jacob zullen niet hebben geweten wat er met hun kroost is gebeurd. Maar ze zullen het zeker wel hebben vermoed. De bezetter was van meet af aan genadeloos.
        In dit verhaal: een reconstructie van Betje’s merkwaardige, pijnlijke levensloop.

Dordtse bevolkingsregister over het gezin van Leentje Swaab en Jacob Elsas

De twee pagina’s uit het Dordtse bevolkingsregister over het gezin van Leentje Swaab en Jacob Elsas, de ouders van Betje. De vijf kinderen heetten aanvankelijk Swaab, omdat moeder Leentje ongetrouwd was. Later, na haar huwelijk met Jacob in september 1884, werd de achternaam Elsas, maar om onduidelijke reden is ook daar weer een streep door gehaald.
Foto Regionaal Archief Dordrecht

dagrapport van de politie: arrestatie diefstal Della Behr

Deze foto, gemaakt tussen 1955 en 1964, geeft een beeld van de Mariënbornstaat in de richting van de Voorstraat. Hoewel de straat er toen al haveloos uitzag, is er toch nog een schilder aan het werk. De straat is hierna als gevolg van kaalslag ingrijpend veranderd. Betje en Jacob woonden eind 19de eeuw, begin 20ste eeuw op verschillende plekken in deze straat.
Foto RAD (nr. 552_ 802161)

Achternaam
        Knap ingewikkeld stak het leven van Betje’s ouders in elkaar al vóórdat Betje ter wereld verscheen. Gelukkig maakt hun pagina in het Dordtse bevolkingsregister duidelijk hoe alles precies zit.
        Op 29 juli 1865 kwam Jacob Elsas (Amsterdam, 2 januari 1837) in Dordrecht wonen, op het adres C 855. Hij was niet alleen, hij had Leentje Swaab (Amsterdam, 23 augustus 1826) meegenomen uit Tiel, hun vorige woonplaats. Hij was koopman, zij ventster.
        Het opvallende is nu dat Jacob en Leentje al drie kinderen hadden vóórdat zij in Dordrecht neerstreken. Maar in het register worden die alleen niet aangeduid als ‘d’ en ‘z’ (dochter en zoon), maar als ‘v’ en ‘m’ (vrouw en man). En zij hebben ook nog eens allen dezelfde achternaam: Swaab − en geen Elsas. Dit duidt erop dat Jacob en Leentje partners waren, niet formeel echtelieden. Populair gezegd: ze hokten.
        Maar als je ongetrouwd was, waren de mores destijds onverbiddelijk. Dan kregen kinderen de achternaam van hun moeder, en ze werden onechte kinderen genoemd, ook onwettige of buitenwettelijke. Ze waren immers buiten het huwelijk verwekt.

De eerste
Wie waren nu die drie kinderen Swaab?
        Chronologisch gezien was Levie Meijer Elsas (kortweg Meijer) de eerste van wie Leentje beviel, in Oud-Beijerland op 9 juni 1856. Daarna kwamen Grietje in Aarlanderveen op 4 januari 1861 en Jozephina op 20 maart 1864 in ’s-Hertogenbosch. Al die wisselende plaatsnamen geven aan dat Jacob en Leentje door het land trokken, onderweg de kost verdienend als marskramers.
        In Dordrecht, hun volgende standplaats, kwamen er nog eens twee kinderen bij: Mozes Swaab op 18 januari 1867, gevolgd op 9 juni 1869 door Betje Swaab, de hoofdpersoon van dit artikel.
        Binnen Dordrecht verhuisden Leentje en Jacob met hun vijf kinderen diverse keren − van C 855 (na de omnummering van 1884 werd dit: 23h zwart) naar C 1158 ((9 zwart) naar C 849 (23n zwart) naar C 850 (23m zwart) en C 750 (80 zwart).
        Betje kwam volgens de geboorteakte ter wereld op het adres C 849, om half negen in de ochtend. Van haar voorgaande broer Mozes is geen geboorteakte aangetroffen in het Regionaal Archief Dordrecht (RAD), maar vermoedelijk is C 849 ook zíjn geboorteadres.
        Al deze panden stonden in de Mariënbornstraat, die midden in de eeuwenoude binnenstad was gelegen. Behalve C 1158; dat was het Augustijnenkamp.

geboorteakte van Betje, van 9 juni 1869

Op de geboorteakte van Betje, van 9 juni 1869, is vijftien jaar later, op 19 september 1884,
in een toevoeging gemeld dat Leentje en Jacob, Betje “voor het hunne” hebben herkend.
Dat gebeurde één dag voordat Leentje en Jacob officieel gingen trouwen.
Foto RAD

Op de geboorteakte van Betje is vijftien jaar later in een toevoeging gemeld dat Leentje en Jacob, Betje voor het hunne hebben herkend

Op de website van het Regionaal Archief Dordrecht wordt het erkennen van Betje apart vermeld.
Foto RAD

Officieel
Misschien was Jacob Elsas wel gewoon de biologische vader van Meijer, Grietje, Jozephina, Mozes en Betje; hij woonde immers met Leentje samen. Maar omdat hij en Leentje niet gehuwd waren, gingen hun kinderen door voor onecht en kregen ze moeders achternaam. Dat veranderde pas toen Jacob in Dordrecht officieel huwde met Leentje, op 20 september 1884, vele jaren na de komst van de drie kinderen. Toen gingen de kinderen Elsas heten.
        Een dag voor de bruiloft, op de 19de, erkende vader Jacob dochter Betje als de zijne. Op de geboorteakte van Betje is daartoe (zie foto) vijftien jaar na de geboorte, alsnog melding gemaakt van de vader, in een soort addendum. De griffier van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht schrijft daarin dat hij een mededeling had gekregen van de Ambtenaar van de Burgerlijken Stand. Kortweg hield die in dat Jacob en Leentje “het kind (…) voor het hunne erkend” hebben.
        Zo is ook met de erkenning van de andere kinderen gegaan. Althans: van Mozes en Grietje is gevonden dat ook zij op die 19de zijn erkend. Van Jozephina en Meijer zijn zulke aantekeningen niet gevonden in de bevolkingsadministratie.
        Trouwens: in het bevolkingsregister is bij slechts twee van de kinderen Swaab de achternaam veranderd in Elsas, namelijk bij Mozes en Betje, de Dordtse kinderen. Maar zoals de foto van de desbetreffende pagina laat zien is ook Elsas weer doorgestreept.
        Wat dit allemaal te betekenen heeft, is niet meer na te gaan. ‘Grappig’ is het alleen om nog te melden wat bij onderzoek naar de lotgevallen van de vijf kinderen Swaab/Elsas is gebleken, namelijk dat navolgende ambtenaren in andere gemeenten moeite hadden met de achternamen. De ene keer noteerden ze ‘Swaab’, de andere keer (toch weer) ‘Elsas’.
        In dit artikel worden de vijf kinderen consequent Elsas genoemd − om verwarring te voorkomen.

trouwakte Leentje en Jacob

Ook bij (sommige van) de andere kinderen is de erkenning op 19.9.1884 gebeurd, zoals te zien is in de kantlijn van de Amsterdamse huwelijksakte van eerste kind Meijer Swaab - die hier abusievelijk Zwaab wordt genoemd.
Foto Noord-Hollands Archief

trouwakte Leentje en Jacob

Nog meer verwarring, op de website ‘WieWasWie’ over Leentje als bruid:
haar leeftijd, ouders en geboortestad zou onbekend zijn. Dit klopt maar deels.
Foto Website 'WieWasWie'

Onbekend
Verwarring over de omstandigheden bij de families Swaab en Elsas heeft ook om zich heen gegrepen op de website ‘WieWasWie’, een betrouwbare, genealogische website over 220 miljoen Nederlandse personen, gebaseerd op overheidsdocumenten.
        Bij het huwelijk van Jacob en Leentje op 2 september 1884 valt bijvoorbeeld te lezen dat “de bruid ongeveer 50 jaar oud” is en dat “haar ouders, geboorteplaats en leeftijd onbekend zijn”. Dit klopt niet helemaal: Leentje is gewoon geboren in Amsterdam op 23 augustus 1826, zoals staat in het Dordtse bevolkingsregister. Zij was dus ten tijde van het huwelijk exact 58 jaar oud.
        Maar wie haar ouders waren, is inderdaad onbekend. Sterker nog, in het Stadsarchief van haar geboortestad Amsterdam komt Leentje Swaab niet eens voor.
        Bij Leentje’s man Jacob Elsas lag de afkomst al even gecompliceerd. Hij is een zoon van Grietje Elsas, zoveel staat vast. Maar wie de vader is, is weer mistig.
        Dat bleek maar weer eens toen Jacob hertrouwde. Dat gebeurde op 29 mei 1896 in Dordrecht. Leentje was klaarblijkelijk gestorven − op een niet-vindbare datum* −, want Jacob wordt bij ‘WieWasWie’ “weduwnaar” genoemd. Maar er staat óók dat hij “een niet-erkende zoon is van Grietje Elsas”.
        De gelukkige bruid was overigens de 62-jarige weduwe Beletje Lelie (Amsterdam, 5.11.1834). Zij was op 11 oktober 1854 als 20-jarige in Amsterdam al eens getrouwd met de 28-jarige venter Simon Levie Lelie (Amsterdam, 8.5.1825), die echter na achttien jaar op 12 maart 1873 in Dordrecht was overleden, op 47-jarige leeftijd.
        Haar huwelijk met Jacob Elsas heeft ook maar achttien jaar geduurd. Jacob stierf op 5 augustus 1914, 77 jaar oud. Informatie over het verscheiden van Beletje is ondanks herhaald zoeken niet gevonden.

Rotterdamse gezinskaart van Jacob en Betje

Met Jacob kreeg Betje in Rotterdam dertien kinderen, onder wie twee doodgeborenen.
Dit zijn de voor- en achterzijde van hun Rotterdamse gezinskaart.
Foto Gemeentearchief Rotterdam

Dertien
Na al het administratieve geharrewar nu maar eens terug naar de vijf kinderen van Leentje Swaab en Jacob Elsas. Hoe verging het hen?
        Zoon Meijer Elsas was de eerste die Dordrecht verliet, op 19 april 1878. Vervolgens vertrokken Grietje en Jozephina naar Amsterdam, op respectievelijk 7.10.1880 en 2.11.1882, Betje op 29 juli 1889 naar Rotterdam en ten slotte Mozes, ook naar Rotterdam, per 6 januari 1890. Alleen de ouders bleven achter in Dordrecht.
        In een apart kader, onderaan dit verhaal, wordt beschreven hoe de levens van deze kinderen daarna is vergaan, op dat van Betje na. Met haar, de hoofdpersoon, wordt dit artikel hier vervolgd.
        Betje vond in haar nieuwe woonplaats Rotterdam haar ware: Jacob van Arend, in die stad geboren op 10 januari 1866. Hij was net als zij joods en van beroep groentekoopman.
        Ze trouwden op 8 mei 1890 in Dordrecht, waarnaar ze kennelijk even was teruggekeerd. Want op 30 juli 1890 liet zij zich vanuit Dordrecht weer inschrijven in Rotterdam, om bij haar man te kunnen wonen.
        Zeven adressen vermeldt de gezinskaart van het echtpaar, achtereenvolgens Zandstraat 7 en 19, Raamstraat 35, Petzerstraat 37 en 39b en tot slot de Helmersstraat 9b en 18b. Al die verhuizingen zijn niet zo verwonderlijk: het gezin dat Betje en Jacob stichtten, dijde almaar uit − tot uiteindelijk dertien kinderen.
        Van hen zijn er, zoals in de inleiding is vermeld, twee doodgeboren, hebben er vijf maar kort geleefd en zijn er zes door de Duitsers om het leven gebracht. In het familie-overzicht staan de feitelijke details over hen.

nieuwsbericht over het 50-jarig jubileum van Jacob van Arend

Behalve verkoper van groente en fruit was Jacob van Arend, in navolging van zijn vader en andere familieleden, drie maanden per jaar verkoper van almanakken. Hij heeft dat 60 jaar volgehouden.
Dit is een foto van Jacob uit 1928. De afbeelding stond bij een uitvoerig nieuwsbericht over zijn 50-jarig jubileum in het ‘Rotterdamsch Nieuwsblad’ van de 26ste oktober.
Foto Delpher

Jacob van Arend bedankte zijn cliëntele

In het ‘Rotterdamsch Nieuwsblad’ van 23 november 1915 bedankte hij zijn cliëntele binnen en buiten de stad voor het vertrouwen dat hij tot dan had genoten.
Foto Delpher

Almanak
Jacob van Arend, Betje’s eega, was in eerste en laatste aanleg een grossier in groenten en fruit. Maar aan het begin van de 20ste eeuw maakte hij nog veel meer naam in een andere hoedanigheid − als een verkoper van Rotterdamse en Enkhuizer almanakken. Al op 13-jarige leeftijd was hij begonnen met de almanak langs de straten te zwerven − de gonjezak “bengelend onder zijn rechterarm”, roepend “Ammenààk! Nieuw ammenààk!”. Jacob’s vader Nathan Manuel van Arend (1839-1911) had voor hem hetzelfde gedaan.
        Volgens Maaike van Arend, die in 2015 een achtergrondartikel plaatste over Jacob en Betje op de website ‘JoodserfgoedRotterdam’, is Jacob uitgegroeid tot “de bekendste almanakverkoper in Rotterdam”. ‘Almanakkie’ werd hij ter stede genoemd. Drie maanden per jaar oefende hij volgens haar dit beroep uit, van november tot eind januari. De rest van het jaar verkocht hij groenten en fruit.
        [Maaike van Arend is “een ‘volle’ Van Arend”, deelde ze desgevraagd mee. Jacob’s vader Nathan Manuel van Arend was haar betovergrootvader, de moeder van Jacob, Hester Drielsma, haar “betovergrootmoeder, red.]

Publiciteit voor almanakventer Jacob van Arend

Publiciteit voor almanakventer Jacob van Arend, in ‘De Maasbode’ van 28 oktober 1928.
Foto Delpher

Privilege
Toen Jacob op 1 november als almanakventer het 50-jarig jubileum vierde, wijdde het Rotterdamsch Nieuwsblad van 26 oktober 1928 er een lang nieuwsbericht aan. Daarin vertelde Jacob dat niet alleen hij, maar ook zijn grootvader, twee oud-ooms, een oom en zijn vader Nathan met almanakken de boer opgingen, ieder in een gedeelte van de stad.
        “’t Is een oud privilege, meneer”, vertelde hij de verslaggever in 1928, “dat aan onze familie werd geschonken door de uitgevers der Van Zwaanen’s en Thompson’s Rotterdamsche en Enkhuizer almanakken. ’t Gaat meer dan 300 jaar terug. Toen liepen mijn voorvaderen al met den almanak op straat. De straatverkoop behoort ons alleen toe en met alle kracht verdedig ik mijn recht tegenover anderen.”
        Maaike den Arend gelooft Jacob niet zo. Zij schreef: “Het lijkt onwerkelijk dat er in 1630 al met een almanak uitgebreid gevent werd op de Rotterdamse straten, aangezien een almanak in die tijd over het algemeen aangeschaft werd door de gegoede lagen van de maatschappij en niet door de ‘gewone’ man op straat, die vaak niet kon lezen en schrijven.” Ook is het haar niet duidelijk of die (over)grootouders in de 17de eeuw al in Rotterdam woonden. “Dus het 300 jaar venten is met een kleine korrel zout te nemen…”

Publiciteit voor almanakventer Jacob van Arend

Nog meer, publiciteit voor almanakventer Jacob van Arend, in het ‘Centraal Blad voor Israëlieten’ van 9 november 1928 en in het sociaal-democratische weekblad ‘De Tribune’ van 29 oktober 1928.
Foto’s Delpher

Jacob in Het Volk van 1 november 1938

Tien jaar later, bij het 60-jarig jubileum, werd er in de krant opnieuw uitgebreid aandacht besteed aan Jacob, in ‘Het Volk’ van 1 november 1938.

Betje en Jacob op transport naar Auschwitz

Op 12 oktober 1942 gingen Betje en Jacob op transport naar Auschwitz, zoals deze persoonskaart uit het archief van de Joodse Raad laat zien. Op de 15de werden zij gelijktijdig vergast.
Foto Arolsen Archives

Bloemetjes
Tien jaar later, in 1938, kreeg Jacob “weer uitgebreid aandacht in de krant”, meldt Maaike van Arend, nu vanwege zijn 60-jarig jubileum. Op de begeleidende foto “zien we de jubilaris in zijn beste pak met zijn almanakken, zijn gonjezak, en in de bloemetjes gezet met zijn vrouw Betje”.
        In 1928 had het dagblad de lezer nog verzekerd “dat niemand bang hoefde te zijn” dat de familietraditie na Jacob zou eindigen. Want: “Als hij zijn typisch beroep, waaraan hij zich zoo geheel geeft, eens neer mocht leggen… dan zijn er nog zoons, die het weer op zullen nemen. De traditie zal zeker niet worden verbroken.”
        “Niemand dacht toen nog”, haakt Maaike van Arend in, aan de “verwoestende gevolgen” die de Tweede Wereldoorlog met zich mee zou brengen: “Er bleven geen zoons in leven om de traditie voort te kunnen zetten.”
        Jacob van Arend, de trotse almanakverkoper, en zijn vrouw Betje, de geboren Dordtse, werden tegelijk in Auschwitz vermoord, op 15 oktober 1942, 76 en 73 jaar oud. Zij woonden al niet meer zelfstandig, maar verbleven in het Israëlitisch Oudeliedengesticht aan de Claes de Vrieselaan op nummer 70. Daar werden ze uit weggehaald.
        Hun overgebleven zes kinderen zijn, zoals het familie-overzicht laat zien, op enig moment ook opgepakt en allemaal omgebracht in de concentratiekampen Auschwitz, Sobibor en Mauthausen. Dit geldt ook voor hun partners en kinderen − op Jacob van Arend (1935) na, de zoon van Mozes van Arend (van 1910) en Henriëtte Le Grand (van 1909).
        Volgens de redactie van ‘Joods Monument’ woonde het gezin van Mozes in 1940 nog in de Schooterboschstraat 29 B in Rotterdam. Deze straat werd door een bombardement vernietigd. “Jacob is naar alle waarschijnlijkheid bij dit bombardement omgekomen.” De familie verhuisde hierna naar Den Haag.

>In de oorlog verbleven Betje en Jacob in het Israëlitisch Oudeliedengesticht

In de oorlog verbleven Betje en Jacob in dit Israëlitisch Oudeliedengesticht aan de Claes de Vrieselaan.
Daar werden ze op een dag door de Duitsers vandaan gehaald.
Foto Stadsarchief Rotterdam

Het Vrije Volk van 2 januari 1951 over de familie Van Arend

In ‘Het Vrije Volk’ van 2 januari 1951 worden met weemoed herinneringen opgehaald aan de verdwenen familie Van Arend.
Foto Delpher

Weemoed
Na de oorlog was het stil in de straten van Rotterdam. Die klassieke roep ‘Am-menak, am-menak, nieuw am-menak” werd er omtrent de jaarwisseling niet meer gehoord, rapporteerde Het Vrije Volk melancholisch terugblikkend in de editie van 2 november 1951.
        “De familie Van Arend, zonen en dochter van het oude volk”, memoreerde de krant, “liepen er dan met een gonjezak vol Rotterdamse en Enkhuizer Almanakken door de stad, ieder in een eigen wijk. Van vader op zoon was deze traditie bewaard gebleven sedert 1700. De naam Van Arend komt nu niet meer voor in de registers van de burgerlijke stand in Rotterdam. De meesten, wellicht allen, kwamen om in de gaskamers van de Nazi’s. De Rotterdammers kunnen niet meer het ondeugende versje zingen: ‘Almanak, leugenzak, ze komt uit Delft en liegt de helft’. Met weemoed zullen vele deze herinneringen ophalen.”

Talrijke verwikkelingen rond
de vijf kinderen Van Arend

Wat gebeurde er met en rondom de vijf kinderen van Jacob van Arend en Leentje Swaab?
        Dat komt aan de orde in dit aanvullende artikel. Voor de overzichtelijkheid en leesbaarheid worden hun lotgevallen in dit kader apart beschreven.
        Het hoofdverhaal − dat zich vooral concentreert op Betje, een van die vijf kinderen − zou anders nóg langer zijn geworden. En misschien ook wel een beetje onbevattelijk, want er hebben zich in de vijf onderscheidene families talrijke verwikkelingen voorgedaan.

Nummer 1

>Amsterdamse gezinskaart van Meijer Elsas en Judith van der Tong

Meijer Elsas, het eerste kind van Jacob en Leentje, huwde Judith van der Tong op 7.1.1880. Judith bracht twee kinderen het huwelijk in (de stiefzonen: Lammert en Machiel) en met Meijer kreeg zij nog eens vier kinderen, zo laat de Amsterdamse gezinskaart zien.
Foto Stadsartchief Amsterdam

Judith is op 25 januari 1937 overleden

Judith is op 25 januari 1937 overleden,
op 86-jarige leeftijd. Zij is begraven op de joodse begraafplaats in Diemen. Haar man kwam om in Sobibor.
Foto Website ‘Het Stenen Archief’

Begonnen wordt hier met de eerstgeborene, Meijer Elsas.
        Deze venter vestigde zich in Amsterdam, waar hij op 7 januari 1880 in het huwelijk trad met Judith van der Tong (Amsterdam, 14 mei 1850 – Amsterdam, 25.1.1937; 86Zaans). Typerend voor het familierelaas is dat Meijer Swaab, zoals hij voorheen heette, in de huwelijksakte abusievelijk “Zwaab” wordt genoemd, en staat er later in een toevoeging, gedateerd op 24.12.1884, dat hij voortaan Meijer Elsas moet heten.
        Voor Judith was dit haar tweede huwelijk. Eerder was zij, op 21-jarige leeftijd op 28.2.1872, een huwelijk aangegaan met de 20-jarige werkman Joël Machiel Roeper (Amsterdam 15.12.1851). Ook had zij al twee kinderen gebaard. Die werden nu stiefzonen van Meijer:
        1. Lammert Roeper(Amsterdam, 15.8.1873) en
        2. Machiel Roeper (Amsterdam, 18.11.1874).
        Met haar tweede echtgenoot Meijer, die – ook zo vertrouwd inmiddels − in de bevolkingsadministratie van Amsterdam beurtelings Swaab (met een ‘S’ nu) en Elsas wordt genoemd, kreeg Judith nog eens vier kinderen, terwijl het gezin woonde in de Uilenburgerstraat, eerst op nummer 100, later op nummer 171. Dat waren
        1. Jacob (19 mei 1883),
        2. Betje (26 maart 1885),
        3. Philip (24 juni 1887) en
        4. Mozes (29 juli 1891).

Philip Elsas stierf op 16 mei 1938

Philip Elsas, het derde kind van Meijer en Judith, stierf op 16 mei 1938, 50 jaar oud.
In het ‘Zaans volksblad’ van 18.5.1938 bedankte de weduwe Eva Emmerik voor alle blijken van belangstelling.
foto Delpher

Ziekte
Twee van die kinderen Elsas, Jacob en Betje, overleden aan het begin van de 20ste eeuw: Jacob op 21 maart 1914 (30), Betje op 21 januari 1921 (35).
        Hun broer, de sigarenmaker Philip, huwde op 14 juni 1916 in Amsterdam als 28-jarige de 39-jarige Eva Emmerik (Amsterdam, 14.2.1877). Philip is na ziekte overleden op 16 mei 1938, hij is 50 jaar oud geworden. De weduwe Emmerik, die bleef wonen in de Retiefstraat, op nummer 54 I, is in de Tweede Wereldoorlog omgebracht, als 65-jarige in Auschwitz, op 12 februari 1943.
        Kleermaker Mozes, het vierde kind van Meijer en Judith, trouwde op 13 mei 1918 in Amsterdam met Rachel Schreeuwer (Rotterdam, 12.8.1897). Op 6 februari 1919 beviel Rachel van een eerste kind, dochter
        1. Esther; in 1928. Op 31 augustus 1928 volgde zoon:
        2. Willy Meijer.
        Op 3 augustus 1939 verhuisde het gezin met de twee kinderen van de Transvaalstraat 140 in Amsterdam naar Jutphaas, naar de Prinses Julianaweg 131. Midden in de oorlog keerden zij terug in Amsterdam om zich eerst te vestigen in de Laan 1942, op nummer 131; daarna, per 29 december 1942, aan het Rapenburg op nummer 105 II.

>Amsterdamse gezinskaart van Mozes en Rachel Schreeuwer
>Amsterdamse gezinskaart van Meijer Elsas en Judith van der Tong

Mozes, het vierde kind van Meijer en Judith, werd de echtgenoot van Rachel Schreeuwer en kreeg met haar twee kinderen, blijkt uit deze Amsterdamse gezinskaart. Vader, moeder en zoon Willy Meijer zijn vermoord in Sobibor, dochter Esther overleefde de oorlog, zoals blijkt uit haar persoonskaart.
Foto Stadsarchief Amsterdam

Verstikt
Vader Mozes, moeder Rachel en zoon Willy Meijer zijn in het daarop volgende jaar verstikt in Sobibor, gelijktijdig op 28 mei 1943, respectievelijk 51, 45 en 14 jaar oud. De enige overlevende was Esther Elsas. Zij, naaister, machinetikster en verpleegster van beroep geweest, dook na de oorlog weer in Amsterdam op, per 7 januari 1946 op het adres Onderlangs 32 bhs.
        Hoe zij aan de jodenvervolging heeft weten te ontsnappen, is niet bekend. Esther trouwde op 25 januari 1950 in Amsterdam met Rotterdammer Arie Roodenburg (Hillegersberg, 15.5.1913), en ging met hem in eerste instantie wonen aan de Amstelkade, op nummer 10 huis. Per 27 maart 1973 werd Hilversum hun nieuwe woonplaats: Joh. Huslaan 168.
        Op de herdenkingswebsite ‘Joods Monument’ is op de pagina voor vader Mozes te lezen dat de redactie “van een of meer mensen in dit gezin” niet heeft kunnen vaststellen “of zij de oorlog al dan niet overleefd hebben”. Dit betreft alleen Esther. De redactie van Stolpersteine Dordrecht heeft dit dan ook doorgegeven aan ‘Joods Monument’.
        Arie Roodenburg is op 22 december 2002 op 89-jarige leeftijd overleden, in Hilversum. Of Esther nog leeft, is niet vastgesteld kunnen worden. Zij zou anno 2022 anders 103 moeten zijn.

Lammert Roeper op de foto met de kinderen van het joodse schooltje in Winterswijk in 1901. Lammert staat links bij de muur

Lammert Roeper, de ene stiefzoon van Meijer, werd godsdienstonderwijzer in Winterswijk en Deventer. Hij is in de oorlog in Groningen overleden, op 6 juni 1942. Op de foto met de kinderen van het joodse schooltje in Winterswijk in 1901 staat Lammert links bij de muur.
Foto ‘Joods Monument’

Erudiet
Maar hiermee is nog niet alles rond het gezin van Meijer Elsas en Judith van der Tong beschreven. Er waren ook nog de twee stiefzonen, Lammert en Machiel Roeper.
        Lammert groeide volgens ‘Joods Monument’ uit tot “een belezen en erudiet man”. Hij haalde in 1896 “de hoogste rang als godsdienstonderwijzer”. In dat jaar verhuisde hij van Amsterdam naar Winterswijk, waar hij van 13.5.1898 tot 15.1.1920 chazzan en godsdienstonderwijzer was in de plaatselijke synagoge. Vanaf 1920 was hij voorzanger en leraar aan de joodse school bij de joodse gemeente in Deventer.
        Ook was hij, samen met L. Koppels, vanaf 1921 leider van de joodse jeugdvereniging Tikwas Jisroeil. “Vanwege zijn geringe lengte werd hij ‘Roepertje’ genoemd, maar door zijn gespierde gestalte, zijn scherpzinnigheid, menselijkheid en opgewektheid dwong hij respect af.”
        Lammert Roeper is in de oorlog overleden, in Groningen op 6 juni 1942 (68). Hij was een weduwnaar. Zijn vrouw Vogelina Turksma (Leeuwarden, 1.2.1875), met wie hij trouwde op 20 februari 1901 in Leeuwarden (hij 27, zij 26), was al in 1939 overleden, in Deventer op 29 november 1939 (64). Hun woonadres was: Meester H.F. de Boerlaan 173 in Deventer.

Omgebracht
Het echtpaar kreeg vier kinderen, die in de oorlog zijn omgebracht. Dit zijn hun persoonsgegevens:
        1. Henriëtte Chapon-Roeper, Winterswijk, 26.11.1901 – Sobibor, 16 juli 1943 (41). Echtgenote van Arnold Chapon, Amsterdam, 14.7.1901 – Midden-Europa, 31.3.1943 (41). Eén kind: dochter Flora Debora Beatrix, Amsterdam, 22.7.1938 – Sobibor, 16.7.1943 (4). Woonadres: Saffierstraat 27 III, Amsterdam.
        2. Emma Frank-Roeper, Winterswijk, 21.11.1903 – Sobibor, 16.7.1943 (39, huisvrouw). Echtgenote van de militair Izak Frank, Groningen, 20.4.1905 – Kuie, Thailand, 7.10.1943 (38). Ouders van: Leny, Groningen, 27.12.1932 – Sobibor, 16.7.1943 (10) en Ina, Groningen, 29.7.1936 – Sobibor, 16.7.1943 (6). Woonadres: Oosterstraat 72a, Groningen.
        3. Frieda Helene Roeper, Winterswijk, 12.4.1907 – Auschwitz, 24.9.1943 (36).
        4. Joël Maurits Roeper, Winterswijk, 16.1.1909 – Dorohucza, 30.11.1943 (34).

        De andere stiefzoon, roosjesversteller Machiel, is vóór de oorlog overleden, in Amsterdam op 15 april 1938, in de leeftijd van 63 jaar.
        Machiel was op 31 juli 1895 de echtgenoot geworden van Dientje Smeer (Amsterdam, 31.3.1872), die in de oorlog stierf, in Amsterdam, op 26 oktober 1941. Zij was toen 69 jaar oud. Van hun drie kinderen heeft de eerste,
        1. Anna Rozina Roeper, maar negen weken geleefd (Amsterdam, 13.12.1897 – Amsterdam, 19.1.1898).
De twee andere kinderen waren bontwerkster
        2. Judith Roeper (Amsterdam, 17 juli 1902 – Haarlem, 13.3.1982, 79) en
        3. Anna Rosina Roeper (Amsterdam, 29.5.1905 – Amsterdam 10.8.1981, 76).

Nummer 2

Rotterdamse bevolkingsregister van Grietje en Israël Posner

Grietje trouwde met Israël Posner, weduwnaar van Betje Houtkruijer. Met Israël kreeg zij zeven kinderen, zoals de twee pagina’s in het Rotterdamse bevolkingsregister laten zien.
Foto Stadsarchief Rotterdam.  

Grietje is het tweede kind dat Jacob en Betje kregen, in Aarlanderveen destijds. Grietje trouwde op 14 januari 1885 als 23-jarige in Rotterdam met de 24-jarige Israël Posner (Rotterdam, 20.9.1860). Voor Israël was dit al het tweede huwelijk; hij was een weduwnaar. Eerder was hij getrouwd − in Amsterdam op 6 september 1882 als 21-jarige en slagersknecht van beroep zijnd − met de 23-jarige Betje Houtkruijer, geboren in Amsterdam op een onbekende dag in maart 1859. Een jaar na het huwelijk overleed zij echter al, op 16 september 1883 in Rotterdam, nog pas 24 jaar oud.
        Met zijn tweede vrouw Grietje kreeg Israël acht kinderen, allen in Rotterdam: Hanna (25.6.1886), Abraham (20.2.1888), Jacob (29.3.1889), Hartog (19.2.1891), Levie (25.2.1893), Moses (11.11.1897) en Salomon (26.1.1901 – al na twee maanden overleden, op 9.4.1901), en Leentje (1.6.1902). Israël was een koopman in fruit, die met zijn gezin woonde in op de adressen Zandstraat 63, Peperstraat 7 en Raamstraat 36.
        Grietje stierf in Rotterdam op 28 april 1904, 42 jaar oud. Haar echtgenoot belandde op 4 oktober 1907 in een Rotterdams krankzinnigengesticht en vertrok op 2 september 1908 naar Den Haag. Daar overleed hij twee dagen later, op 4 september om 14 uur, op 47-jarige leeftijd.
        En de overgebleven kinderen Posner? Op Levie na zijn zij allen in de Tweede Wereldoorlog vermoord. Dit hun (summiere) gegevens:

Nummer 2

Peres de Vries, Hanna Posner en hun vijf kinderen

Dit zijn Peres de Vries, zijn echtgenote Hanna Posner en hun vijf kinderen. In tegenstelling tot hun ouders overleefden de kinderen de oorlog.
Foto ‘Joods Monument’

        1. Hanna (van 1886; woonadres Kanariestraat 5, Haarlem) eindigde samen met haar echtgenoot, de incasseerder Peres (Piet) de Vries (Haarlem, 10.11.1888), in Auschwitz, op 28.1.1944 (57 en 55). Hun vijf kinderen hebben de oorlog overleefd.
        2. Koopman Abraham (van 1888; woonadres Putschebocht 187 c, Rotterdam) is samen met zijn vrouw Betje Groenteman (New York, 13.8.1888) omgebracht in Auschwitz, op 19 oktober 1942 (beiden 54), zo ook hun dochter Ida (Rotterdam, 16.5.1924; 18 jaar). Hun drie andere kinderen kwamen op andere tijdstippen om: Grietje (Rotterdam, 5.6.1910) en Lena (Rotterdam, 14.10.1916) in Auschwitz op 30.9.1942 (32 en 25) en kapper Louis (Rotterdam, 24.7.1911) in Sobibor, op 23.4.1943 (31).
        3. Koopman Jacob (van 1889; woonadres Noordplein 53 a, Rotterdam) vond samen met zijn vrouw Rebecca Malkin (Arnhem, 30.3.1893) de dood in Auschwitz, op 2.11.1942 (53 en 49). Hun dochters Grietje (Rotterdam, 11.8.1918) en Beth (Rotterdam. 17.2.1921) werden daar op 21.1.1943 omgebracht (24 ewn 21 jaar oud, van beroep typiste en kantoorbediende).
        4. Hartog (van 1891; woonadres Muiderstraat 19 III, Amsterdam) is samen met zijn vrouw Sientje van Dam (Arnhem, 22.2.1890), 51 en 52 jaar oud, plus twee van hun drie kinderen op 19 oktober 1942 in Auschwitz vermoord. Dit waren: Abraham, Rotterdam 6.7.1930; 12) en Herman (Rotterdam, 15.3.1928; 14). Het derde kind, expediteur Israël (Rotterdam, 7.7.1921), kwam eerder in Auschwitz om, op 30 september 1942 (21).

Levie Posner

Dit is Levie Posner, die rond 1919 emigreerde naar Sint Maarten en in 1949 overleed in New York.
Foto Website ‘Geni.com’

        5. Marechaussee Levie (van 1893) trouwde op 21 mei 1919 in de Nederlandse Antillen, op het eiland Sint Maarten, met Imogen Simmons (Saba, 20.11.1891). Zij kregen op 6 december 1919, inmiddels verblijvend op Curaçao, een kind, Daisy Augusta, dat een jaar later stierf op Sint Maarten, op 28 december 1920. Levie is op 29 maart 1949 in New York overleden, op 56-jarige leeftijd, en begraven in Oranjestad op Aruba. Imogen stierf in Willemstad op 18 mei 1979 (87) en is in die plaats begraven. Met Imogen heeft Levie elf kinderen gekregen, eerder met Inez Udarie Philips één.
        6. Koopman Moses (van 1897; woonadres Graaf Florisstraat 94 a, Rotterdam) werd gelijktijdig met zijn echtgenote Sara de Wolf (Rotterdam, 7.2.1894) en hun dochter Betje Hanna (Rotterdam, 25.10.1927; 15) vergast in Sobibor, op 23 juli 1943− 45, 49 en 15 jaar oud. Hun andere dochter Lena Gretha (Rotterdam, 29.7.1925) eindigde eerder al in Auschwitz, op 30 september 1942 (17).
        7. Salomon (26.1.1901 – al na twee maanden overleden, op 9.4.1901)
        8. Leentje (van 1902): zij is al op 22-jarige leeftijd overleden in Rotterdam, op 16 juni 1924.

grafstenen van drie leden van de familie Posner

De grafstenen van drie leden van de familie Posner op de Rotterdams-joodse begraafplaats aan het Toepad, van vader Israël, moeder Grietje en hun jonggestorven dochter Leentje.
Foto’s Website ‘Het Stenen Archief’

Nummer 3

gezinskaart van Salomon Melhado en Josephina Elsas

De gezinskaart, voor- en achterzijde, van Salomon Melhado en Josephina Elsas, het derde kind van Jacob en Betje. Dit echtpaar kreeg zes kinderen, van wie er slechts één de Holocaust overleefde: Joseph van 1897.

Jozephina Elsas, het derde kind, huwde Salomon Melhado (Rotterdam, 29.3.1865) en kreeg met hem zes kinderen, van wie er één de oorlog overleefde:
        1.Joseph (Rotterdam, 27.1.1897 – Rotterdam, 5.3.1968; 71).
De andere kinderen zijn:
        2. Jonas (23.7.1891),
        3. Helena nr. 1 (26.5.1894 – 13.10.1895),
        4. Rebekka (15.11.1901),
        5. Jacob (6.7.1903) en
        6. Helena nr. 2. (21.11.1904).
        Voor de oorlog verkocht Jozephina (of: Josephina) volgens de website ‘Joods Monument’ vanaf een handkar zoetzuur, in de oude joodse wijk van Rotterdam. Tot 14 mei 1904 woonde het gezin Melhado in de Helmerstraat in Rotterdam, op nummer 23b. “Als gevolg van het bombardement op Rotterdam trok het gezin in dezelfde in bij een dochter van het echtpaar”. Dat was op het adres Josephstraat 54b.
        Salomon Melhado is in Poortugal overleden, op 30 oktober 1943, 78 jaar oud. Zijn echtgenote Jozephina is omgebracht in Auschwitz, op 15 oktober 1942, 78 jaar oud, tegelijk met hun zoon, de arbeider Jonas (van 1891; 51 jaar).
        Rebekka werd op 26 april 1922 als 20-jarige de vrouw van de 25-jarige Johan Mahn (Rotterdam, 18.2.1897). Rond 1925 werd Johan volgens ‘Joods Monument’ opgenomen in het St. Jorisgesticht in Delft. “Omdat het voor de oorlog niet mogelijk was om te scheiden van iemand die behandeld werd, is Rebekka Malhado met een andere man gaan samenwonen.” In 1933 beviel Rebekka van hun kind. Tot 14 mei 1904 was Rebekka cheffin-ouvreuse bij de schouwburg in Rotterdam. Op 31 januari 1944 is zij op 42-jarige leeftijd vermoord in Auschwitz.
        Haar broer Jacob Melhado, koopman van beroep, eindigde op 1 mei 1944 in ditzelfde vernietigingsoord, 40 jaar oud. Jacob had voor de oorlog een fruitstal, op de hoek van de Gaffelstraat en de Nieuwe Binnenweg. Deze stond volgens Joods Monument bekend “als de mooist opgemaakte fruitstal” van de stad.
        Jacob was getrouwd met Elizabeth Catharina van de Groenendaal, geboren in Rotterdam op 16 december 1905. Zij is ver na de oorlog overleden, in een onbekende gemeente, op 14 augustus 1981, 85 jaar oud. Ook het kind dat Jacob kreeg met Elizabeth, Josephina op 25 november 1924 in Rotterdam, heeft de oorlog overleefd. Zij is overleden in Antwerpen, op 1 juni 1976, 51 jaar oud.
        Ten slotte Helena Melhado nummer 2. Haar man was de autosloper Barend van Leeuwen (Den Haag, 4.4.1905). Hun gezin woonde op het laatst op het adres Van Ravesteinstraat 251, Den Haag. Op 40-jarige leeftijd is Barend op 6 mei 1945 ergens in Duitsland overleden. Helena was al op 19 oktober 1942 omgebracht in Auschwitz, 37 jaar oud, samen met de dochters Josephina (Rotterdam, 30.8.1930; 12) en Anna (Den Haag, 16.3.1935; 7 jaar).

Nummer 4

gezinskaart van Mozes Elsas en Heintje Danser

Mozes Elsas trouwde met Heintje Danser en kreeg met haar drie kinderen: Lena, Eliazar en Grietje. Zij allen zijn, net als hun vader, in de oorlog vermoord, met hun partners en kinderen.
Foto Gemeentearchief Den Haag

Mozes is het voorlaatste kind, van 1867. Hij vestigde zich volgens ‘Joods Monument’ op 28 november 1892 in Den Haag, waar hij op 14 juni 1893 trouwt met Heintje Danser (Den Haag, 30.4.1864), zij is 29, hij 27. Drie kinderen krijgen Heintje en hij, alle drie in Den Haag. De eerste is Lena (15.9.1894), de volgende Eliazar (23.3.1896), de derde en laatste Grietje (20.5.1898).
        Op de Dordtse Stolpersteine-website is onder nummer 173 een uitgebreid verhaal gepubliceerd over deze Moses Elsas en over Mozes Redlich, ook een Dordtenaar. De beide mannen kwamen als bejaarden bij toeval samen terecht in het Israëlitisch Oude Mannen- en Vrouwenhuis Newee Sjalom aan de Haagse Neuhuyskade.
        Moses Elsas, een voormalige kelner en sigarenmaker, is als alleenstaande weduwnaar omgebracht in Sobibor, op 2 april 1943, 76 jaar oud. Zijn vrouw Heintje was al voor de oorlog overleden, in Den Haag op 25 december 1939, op 75-jarige leeftijd.
        Eerste kind Lena, een toneelzangeres, was op 6.10.1915 in Den Haag getrouwd met Marcus Koekoek (Den Haag, 24.7.1891), een korist en koopman in prentbriefkaarten. Drie kinderen kregen zij: Sara (18.4.1916), Heintje (6.7.1918) en Roza (19.9.1929). Lena, haar man Marcus en dochter Roza werden vergast in Auschwitz, tegelijk op 8.10.1942. Sara was enkele dagen eerder daar al omgebracht, op 30.9.1942; Heintje stierf in Sobibor op 9.7.1943, samen met haar man Israël Pais (Den Haag, 8.6.1918). 
        Eliazar, kind nummer 2: zijn echtgenote, de onderwijzeres Evelina Waisvisz (Den Haag 29.12.1899), werd op een onbekende datum in december 1942 omgebracht in Auschwitz. Haar man heeft de oorlog overleefd. Eliazar overleed in Utrecht op 19.3.1970, 73 jaar oud.
        Grietje tot slot, kind nummer 3: zij huwde op 9.11.1927 in Den Haag kelner Jacob Speijer (Amsterdam, 13.1.1903). Drie kinderen kregen zij: Mietje (geboren 27.11.1928, overleden 29.11.1928), Mozes (24.12.1929) en Simon (29.1.1932). Al deze gezinsleden zijn in Auschwitz vernietigd, drie op 19 augustus 1942, Jacob op 30 september 1942.

Nummer 5

Dit is Betje, het laatste kind dat Leentje kreeg met Jacob, in 1869. Hoe het Betje, voorheen Swaab, daarna Elsas, is vergaan, is in het hoofdverhaal te lezen.


* Overzicht familie Van Arend
Vader

Jacob van Arend, Rotterdam, 10.1.1866 – Auschwitz, 15.10.1942 (76).
Moeder

Betje Elsas, Dordrecht, 9.6.1869 – Auschwitz, 15.10.1942 (73).
Kinderen:
1. Nomen Nescio, doodgeboren, Rotterdam, 1.8.1890.
2. Hester nr. 1, Rotterdam, 31.10.1891 – Rotterdam, 29.8.1892 (tien maanden).
3. Jacob, Rotterdam, 17.6.1893 – Auschwitz, 30.9.1942 (49). Groentehandelaar.
Getrouwd met Johanna Fresco, Rotterdam, 20.12.1898 – Auschwitz, 30.9.1942 (43). Kinderen:
        1. Hester, Rotterdam, 6.12.1924 – Auschwitz, 30.9.1942 (17).
        2. Meijer, Rotterdam, 8.4.1922 – Auschwitz, 30.9.1942 (20, kantoorbediende).
4. Nomen Nescio, doodgeboren, Rotterdam, 19.10.1895.
5. Levi, Rotterdam, 30.9.1896 – Auschwitz, 28.7.1942 (45). Koopman, Ongetrouwd.
6. Mozes nr. 1, Rotterdam, 2.8.1898 – Rotterdam, 15.12.1899 (16 maanden).
7. Wolf, Rotterdam, 23.7.1900 – Auschwitz, 30.9.1942. Koopman.
Getrouwd met Julie de Metz, Rotterdam, 7.7.1898 – Auschwitz, 30.9.1942 (44). Kinderen:
        1. Mozes, Rotterdam, 8.8.1923 – Auschwitz, 30.9.1942 (19).
        2. Jacob, Rotterdam, 12.12.1926 – Auschwitz, 30.9.1942 (15).
8. Leentje, Rotterdam, 22.7.1902 – Sobibor, 23.4.1943 (40).
Getrouwd met, maar in 1938 gescheiden van, koopman Samuël Post, Amsterdam, 2.5.1892 – Midden-Europa, 31.3.1944 (51). Vier kinderen, van wie de laatste na de scheiding gekregen:
        1. Mozes, Rotterdam, 10.10.1925 – Auschwitz, 30.9.1942 (16, suikerbakkersknecht).
        2. Sara, Rotterdam, 18.2.1933 – Sobibor, 23.4.1943 (10).
        3. Betty, Rotterdam, 23.4.1938 – Sobibor, 23.4.1943 (5).
        4. Sonja, Rotterdam, 11.2.1941 – Sobibor, 23.4.1943 (2).
9. Hester nr. 2, Rotterdam, 12.11.1904 – Rotterdam, 5.1.1907 (2 jaar).
10. Grietje, Rotterdam, 19.9.1907 – Rotterdam, 21.2.1909 (17 maanden).
11. Nathan, Rotterdam, 19.1.1909 – Rotterdam, 15.10.1909 (8 maanden).
12. Mozes nr. 2, Rotterdam, 8.4.1910 – Mauthausen, 10.11.1942 (32). Magazijnbediende.
Getrouwd met Henriëtte Le Grand, Rotterdam, 31.12.1909 – Auschwitz, 17.9.1942 (32). Drie kinderen:
        1. Mozes, Rotterdam, 13.2.1934 – Auschwitz, 17.9.1942 (8).
        2. Jacob, Rotterdam, 17.6.1935 – Rotterdam, 14.5.1940 (4). Waarschijnlijk omgekomen bij het bombardement op de Schooterboschstraat.
        3. Hartog, Rotterdam, 1.2.1938 – Auschwitz, 17.9.1942 (4).
13. Hester nr. 3, Rotterdam, 8.6.1913 – Auschwitz, 6.9.1944 (31).
Getrouwd met Wilhelmus Vos, Rotterdam, 19.6.1908 – Auschwitz, 12.4.1945 (36). Laatste woonadres: Veerhaven 17, Rotterdam. Twee kinderen:
        1. Bertha, Rotterdam, 2.8.1930 – Auschwitz, 6.9.1944 (14).
        2. Johnny, Rotterdam, 4.1.1933 – Auschwitz, 6.9.1944 (11).
[De reiskoffer van Bertha Vos bevindt zich nog altijd in het museum van Auschwitz-Birkenau, meldt Yad Vashem, de Israëlische staatsinstelling voor het herdenken van de Holocaustslachtoffers, op haar website, red.]



(* Archiefonderzoekster Alie van den Berg uit Oud-Beijerland heeft later in 2023 de overlijdensdatum van Leentje Swaab gevonden: 8 oktober 1895. Zij is gestorven in Gorinchem, op 65-jarige leeftijd, in de Haarstraat, in wijk D op nummer 229, om tien uur in de ochtend. Op dit adres stond destijds het ziekengasthuis. De aangifte is dan ook gedaan door de “binnenvader” van dit ziekenhuis, Cornelis Johannes Moedersoon, samen met gemeentebode Wilhelm Frederik Emck. In de overlijdensakte staat dat Leentje koopvrouw was, in Dordrecht woonde en gehuwd was met “Jacob Elzas”. Haar achternaam is abusievelijk als “Swaap” geschreven en verder al even abusievelijk dat zij afkomstig is uit Hamburg.)

Overlijdensakte van Leentje Swaab

Overlijdensakte van Leentje Swaab







< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'