Het voorbije joodse dordrecht
Bijna was de joodse baby tijdens
de crossing onder water gehouden
* Jenever voor huilende, joodse baby
Het sloepje waarmee Bertus en Kees van Veen de joodse moeder en haar baby overzetten |
Wie de joodse moeder en haar baby waren, wordt waarschijnlijk nooit meer opgehelderd.
Veertien jaar geleden, in 2006, openbaarde Henk van Veen uit Sliedrecht een voorval dat zich in zijn familie had afgespeeld. Hij deed dat in een bericht dat hij vele jaren later de redactie van deze Stolpersteine-site toestuurde.
In dat schrijven vertelt hij dat zijn ooms, de broers Lambertus (‘Bertus’) en Kees van Veen, tijdens de oorlog er regelmatig op uit gingen om in de Biesbosch en in Brabant eten te bemachtigen. Lambertus (1913) woonde in Alblasserdam, Kees (1909) in Sliedrecht. Zij staken vanuit Sliedrecht met een eikenhouten sloepje de Beneden Merwede over naar de overkant, naar de Helsluis, de ‘toegangspoort’ tot de Biesbosch.
Op dringend verzoek van het ondergrondse verzet voerden de broers ook enkele keren een crossing uit, zo’n moedige, gevaarlijke overtocht waar de Biesbosch na de Tweede Wereldoorlog bekend om is komen te staan. Ook Bertus en Kees van Veen waren zulke crossers die mensen die in gevaar waren, naar het inmiddels bevrijde Brabant overbrachten, om ze zo uit handen te houden van de Duitsers. De Biesbosch was indertijd een schier ondoordringbaar gebied, waar de Duitsers zich niet waagden.
Tijdens hun laatste crossing namen de broers in 1944 een joodse vrouw mee met een baby van één jaar. Dit was bijna dramatisch afgelopen, de baby begon namelijk te huilen vlakbij de Helsluis – waar zich een Duits mitrailleurnest bevond – en het kind was met geen mogelijkheid stil te krijgen.
Toen Henk van Veen het half vergane sloepje van zijn ooms in november 2006, 62 jaar later, een “laatste rustplaats” gaf in de Biesbosch, achter de griendkeet van de Sterlinggriend, schreef hij zijn herinneringen aan dit voorval op in een notitie.
Maar wie nu was die joodse vrouw die met haar baby ternauwernood het veilige Brabant heeft weten te bereiken? In de afgelopen jaren zijn door de redactie verschillende pogingen gedaan om haar identiteit te achterhalen. Henk van Veen werd benaderd, een oproep werd geplaatst op de Facebookaccount ‘Joodse geschiedenis in Nederland’ en in het joodse tijdschrif Benjamin. Maar alles was vergeefs, de vrouw en de baby bleven jammerlijk anoniem.
Dit jaar, 2020, loopt tot en met mei, in het Biesboschmuseum in de Brabantse Biesbosch, aan de Hilweg 2, de thematentoonstelling ‘De Biesbosch 75 jaar bevrijd’. Een onderdeel daarvan concentreert zich op de “uiterst belangrijke rol” die de crossings hebben gespeeld “in het verloop van de bevrijding”. Naar aanleiding daarvan worden hier de achtergronden ontvouwd van de broers Van Veen, de voor- en nageschiedenis van hun sloepje, en van de joodse vrouw.
Wie weet reageert ooit nog iemand op dit artikel, dat wereldwijd gelezen kan worden, en wordt het raadsel alsnog opgelost.
Bertus en Kees van Veen, op latere leeftijd. Beiden werden gefotografeerd tijdens een familiereünie in 1960. |
Wandeling
Het ‘crossingbootje’ van Bertus en Kees van Veen is nog altijd te aanschouwen. Wie wandelt over het zogenoemde Griendmuseumpad, komt er langs. Hoe je daar komt? Ga op het Eiland van Dordrecht naar het Biesboschcentrum, gelegen aan de Baanhoekweg 53. Laat je met de Zonnepont overzetten. Het onverharde wandelpad is 5 kilometer lang, en alleen toegankelijk van april tot november. Het voert door oude grienden en langs kleine kreekjes.
“In dit deel van de Biesbosch is de getijdenwerking het grootst”, meldt de website ‘Natuurpark De Biesbosch’. “Er zijn hier volop beversporen te vinden en de wandeling toont je diverse elementen van de rijke cultuurhistorie van De Biesbosch, zoals griendketen, klepduikers en overlaten.”
En dat sloepje dus. Het ziet er niet uit, het rot zichtbaar weg. Maar het “heeft een heel avontuur achter de rug”, schreef Henk van Veen, werkzaam bij het Biesboschcentrum, in zijn notitie.
Hij erfde het bootje in 1980 van zijn vader Klaas van Veen (1900), die het in 1946 had gekregen van diens broer Kees.
In 1987, schrijft Henk van Veen, begon hij het sloepje – dat bizar genoeg van Duitse makelij is en dateert van circa 1926 − op te knappen, met polyester aan de buitenzijde. Dat was de verkeerde methode, ontdekte hij later. “Water aan de binnenzijde deed de boot verrotten.” De behandeling met polyester heeft “het bootje de das omgedaan”; het was niet meer geschikt om mee te varen. Zo’n twintig jaar lang lag het op z’n kop te verweren op het opslagterrein van Rijkswaterstaat, pal naast de spoorbrug over het Wantij. Henk schonk het historisch beladen sloepje daarna aan de Biesbosch, waar het “zijn laatste rustplaats” kreeg.
In De Ratelaar, een inmiddels opgeheven tijdschrift van het Nationaal Park De Biesbosch, wordt in december 2006 aanvullend gemeld dat Henk van Veen het bootje feitelijk schonk aan de ‘keetgroep’, een groep van vrijwilligers die probeert de omgeving van de Sterlingkeet “zo authentiek mogelijk in te richten”. De groep was “zeer verheugd” over de schenking; het bootje werd in de nabijheid van de griendkeet in de griend neergelegd. Daar ligt het nu weg te kwijnen, ten prooi aan de elementen.
Het was voor de documentatie- en bezoekersmap van deze ‘keetgroep’, dat Van Veen, zeventiger intussen, zijn herinneringen op schrift had gesteld. Groepslid Leen Fijnekam heeft het vervolgens enigszins opgemaakt.
Crossers roeien in de avondschemer de Beneden Merwede over, |
Nabij de Helsluis ging het mis: de baby zette het op een huilen. |
Koerierslijnen
Crossers, officieel line-crossers en liniecrossers genoemd, waren in te delen in twee soorten, verduidelijkt het Biesboschmuseum in een brochure over en op tekstpanelen van de tentoonstelling. Crossings waren koerierslijnen door de Biesbosch. Vanaf 6 november 1944 werden de georganiseerde linie-crossings, beginnend in Werkendam of Sliedrecht, uitgevoerd door de spionagegroep Albrecht. Dit werk is verricht door 21 mensen, die met elkaar ongeveer 376 crossings hebben gemaakt. “Vaak waren ze vier nachten per week in touw met deze gevaarlijke tochten, waarbij de kans op ontdekking door de Duitsers groot was.”
Niet elke crossing lukte en soms moest men omkeren. De overtochten vonden plaats, aldus het museum, in maanloze nachten in een roeikano of roeiboot, en “liefst bij slecht weer om de kans op ontdekking tegen te gaan”. Tegenslagen en gevaren waren er meerdere: Duitse mitrailleurposten langs de route, patrouillevaartuigen, wind en regen, sneeuw, mist of storm. Desondanks is de crosslinie tot het einde van de oorlog in stand gebleven.
De crosslinie was een ontsnappingsroute voor mensen die van bezet naar bevrijd gebied moesten of omgekeerd (zie ook verhaal 20). Gedurende de winter van 1944-1945, vervolgt het museum, nam het belang van de crossings toe. Militaire berichten, belangrijke regeringsopdrachten, microfilms en brieven werden vervoerd − naast piloten en mensen die in levensgevaar verkeerden, zoals joden − en vanuit het bevrijde zuiden werden weer schaarse goederen meegenomen, bijvoorbeeld medicijnen. Vooral aan insuline was een groot tekort in bezet Nederland. Door het vervoeren van insuline “zijn vele mensenlevens gered”.
De georganiseerde crossings stonden onder leiding van crossmaster kapitein André, de schuilnaam van Adriaan Lambertus (‘Jos’) van Wijlen uit Sprang-Capelle. In het Biesboschmuseum worden van de 21 betrokken liniecrossers de namen, schuilnamen en hun woonplaats genoemd, plus het aantal crossings dat ze hebben gedaan. Ook is er een paneel met persoonsfoto’s van de liniecrossers die zijn gedecoreerd.
Bertus en Kees van Veen staan er niet tussen. Dit betekent dat zij behoorden tot de tweede groep crossers, de mannen die “zonder grote organisatie” hetzelfde gevaarlijke werd deden: mensen overzetten. Hun crossing waren wilde crossings.
Chauffeur
De broers hadden hetzelfde beroep: chauffeur. Bertus was particulier chauffeur van scheepsbouwer Cornelis Verolme, Kees bij Adriaan Volker, een Sliedrechtse aannemer van baggerwerken.
Aanvankelijk roeiden de broers naar de Biesbosch en Brabant om aan voedsel te komen. Maar gaandeweg gingen ze op verzoek van het verzet ook mensen vervoeren die nodig bezet Nederland moesten verlaten. “Dit waren zeer riskante ondernemingen”, benadrukt neef Henk van Veen, “waarbij met gevaar voor eigen leven en dat van de inzittenden de overtochten werden gemaakt.”
Toen brak die dag aan, niet nader aangeduid door Van Veen, dat zijn ooms een joodse vrouw en een baby naar de overkant moesten brengen, in veiligheid. Het gezelschap vertrok vanuit het haventje in Sliedrecht waar tegenwoordig de waterbus aanlegt. Dit was “dicht bij het huis van Kees, die in de Trompstraat woonde”.
De clou is al duidelijk gemaakt: vlakbij de Helsluis, aan de overzijde op het Eiland van Dordrecht, begon de baby te huilen. De moeder kreeg het kind maar niet stil. Dit was hoogst hachelijk. In de buurt van de Helsluis was een Duits mitrailleurnest, de huilende baby kon de inzittenden van het sloepje verraden.
Henk van Veen schrijft dat zijn oom uit lijfsbehoud een dramatisch dreigement uitte tegen de moeder: als het huilen niet stopte, zou hij de baby onder water houden om het kind stil te kríjgen. “Want anders zouden allen zonder twijfel omkomen.”
“Op het laatste moment” lukte het de moeder om de baby rustig te krijgen. “De doodsangst was voorbij.” De inzittenden bereikten veilig Brabant. Nadat moeder en baby daar waren afgezet, gingen de broers terug naar Sliedrecht. “Het was meteen de laatste keer dat ze hebben gecrost.”
***
Op en af is in de afgelopen jaren geprobeerd de identiteit van de joodse vrouw te achterhalen.
Henk van Veen − de man die het sloepje erfde en ‘teruggaf’ aan de Biesbosch, schrijvend: “De cirkel is rond” – kon desgevraagd niet helpen. Hij vroeg rond bij familieleden die nog in leven waren, maar nee, niemand had ooit een naam gehoord. De verklaring ervoor is een logische: in het verzet of bij crossings werden zelden namen bekendgemaakt, zodat ze eventueel ook niet konden worden verraden.
75 jaar na de bevrijding lijkt het er alleszins op dat de namen van moeder en baby voorgoed onbekend zullen blijven.
Op deze kaart, te zien op de expositie ‘Biesbosch 75 jaar bevrijd’ in het Biesboschcentrum, staan de routes die crossers tussen november 1944 en mei 1945 vanuit Sliedrecht of Werkendam volgden om mensen over te zetten naar Brabant of om ze te verbergen in de Biesbosch, zie de stippellijnen. |
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'