Het voorbije joodse dordrecht
Elisabeth Katan-Cohen en het
raadsel van haar overlijden
* Echtpaar wacht de komst van de Duitsers niet af
* Doosje van Dordtse Marcus Katan ‘ontdekt’ in collectie joods museum
Het raadsel: hoe kan iemand op twee plekken overlijden? |
Met Elisabeth Katan-Cohen, een geboren Dordtse, is iets merkwaardigs gebeurd
Zij blijkt op twee verschillende locaties te zijn overleden, in Groningen én in Kamp Westerbork, plekken die toch al gauw zo’n 55 km uit elkaar liggen.
Er is een overlijdensakte van Elisabeth, te vinden via de website ‘WiewasWie’, en die stelt dat zij in Groningen is gestorven, “op den negenden Oktober dezes jares, te tien uur, nul minuten”. De aangifte is gedaan, tegenover de Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Groningen”, door Ritse Willem Meijwes, oud 39 jaren, een kantoorbediende, wonende te Groningen. Wie deze Meijwes is, in welk verband hij tot Elisabeth staat en waar in de stad zij dan is heengegaan, wordt allemaal niet vermeld.
Maar er is ook een Joodse-Raadkaart van Elisabeth, waarop meerdere notities staan, waaruit dit valt op te maken: “vlg. Bev. Reg. Wbk” (het bevolkingsregister van Westerbork) is zij overleden op 9.10.’43, gecremeerd op 13.10.’43 en haar as is in “urn 418” gedaan, waarna zij op de joodse begraafplaats in Diemen is begraven in veld U, rij 13, graf nr. 2.
Ook volgens de gezaghebbende website ‘Joods Monument’, hét online monument voor de meer dan 104.000 joden die in Nederland werden vervolgd en die de Holocaust niet hebben overleefden, is Elisabeth overleden in Westerbork, 66 jaar oud, op diezelfde 9de oktober 1943. Maar verderop staat een correctie, die al op 27 juni 2011 is geplaatst door een bezoeker: dat Elisabeth is overleden te Groningen.
Hoe kan dit, sterven op twee locaties? Is Elisabeth misschien na haar overlijden in Groningen teruggebracht naar Westerbork, waar zij immers acht maanden eerder, op 27 februari 1943, is opgesloten? Betekent de notitie “27-2-43; ZKH” dat zij in Westerbork in een ziekenhuis is opgenomen en dat zij vervolgens is doorgestuurd naar Groningen? Maar waarom dan niet naar het nabijgelegen Assen?
Dit raadsel kan vooralsnog niet worden opgelost. Zeker is in ieder geval dat er in Westerbork een ziekenhuis heeft bestaan. Het was “bepaald geen kleintje”, schreef het Reformatorisch Dagblad in een achtergrondartikel daarover op 30 juni 2006, en er werkten “ook nog de beste Joodse specialisten van die tijd”.
Wie was Elisabeth Katan-Cohen verder? Wie waren de familieleden die haar omringden? In dit verhaal wordt dit beschreven.
Martijn Katan hield op 16 juni 2022 een toespraak vlak bij de plek waar Israël en Elisabeth Katan voor de oorlog |
Plaatje
Op 16 juni 2022 werden in Dordrecht op de Vest, vlak achter de Hogeschool InHolland, drie Stolpersteine gelegd – voor Elisabeth Katan-Cohen, voor haar man Israël Katan en voor Elisabeth’s broer Salomon Cohen. Israël en Salomon zijn omgebracht in Auschwitz, tegelijk op 19 november 1943. Elisabeth’s leven eindigde in Westerbork, op 9 oktober 1943. Het is deze overlijdensplaats die in het bronskleurige messingplaatje is geslagen, want in Westerbork ging zij immers volgens ‘Joods Monument’ dood.
Tijdens de sobere plechtigheid op de Vest, tegenwoordig Spuiboulevard geheten, sprak dr. Martijn Katan, de emeritus hoogleraar voedingsleer die een verwant is van Israël en Elisabeth. Hij dankte in zijn toespraak de werkgroep Stolpersteine Dordrecht, dat deze hem had gevraagd iets te komen vertellen. Want anders “had ik nooit iets van ze geweten”, zei Martijn Katan. Zo vreemd was die onbekendheid ook weer niet. “De Katans”, lichtte Martijn Katan toe, “waren een grote familie. In de oorlog zijn er 118 omgekomen of vermoord. De jongste was drie maanden, de oudste 83 jaar.”
Waarna hij vertelde over wat hij zoal had kunnen opdiepen over Israël Katan en Elisabeth. Hij wees de werkgroep er in dit verband op, dat zij iemand is vergeten: Bernard van Dam. Deze autochtone joodse Dordtenaar, geboren op 8 juni 1883, woonde bij de Katans in en is op dezelfde dag vermoord als Israël en Salomon. (De werkgroep heeft inmiddels voor hem ook een herdenkingssteentje besteld.)
Uit deze twee geboorteakten blijkt dat Elisabeth Cohen de ene helft was van een tweeling. Zij werd om drie uur geboren op 7 maart 1877, een uur later verscheen haar broerje Israël, dat maar vijf maanden heeft geleefd. |
Tweeling
Voordat wordt geciteerd uit Katans toespraak, eerst enkele inleidende gegevens over Elisabeth Cohen. Zij is een dochter van koopman Benjamin Cohen en Kaatje Cohen-Cohen. Elisabeth kwam in Dordrecht ter wereld, op 7 maart 1877 en volgens de geboorteakte “des namiddags ten drie ure”, in het huis “geteekend Letter D no. 681 van de Lange Breestraat”. Maar zij was die middag niet de enige boreling. “Ten vier ure” beviel Kaatje van nóg een baby, het jongetje Israël. Ze heeft dus een tweeling gebaard.
Het is een wonderlijk toeval dat Elisabeth decennia later, in 1907, op slechts een paar honderd meter verwijderd van de Lange Breestraat kwam te wonen, aan die Vest, en dat haar echtgenoot eveneens Israël heette.
Het broertje van Elisabeth heeft maar vijf maanden geleefd. Israël is overleden op 20 augustus 1877.
Maar over Elisabeth’s ouders is nog een verbazingwekkend, zelfs bizar feit te vinden: Elisabeth en Israël waren niet hun eerste kinderen. Twee jaar eerder, op 10 november 1875, had Kaatje ook al het leven geschonken aan een tweeling, Salomon en Joseph. En ook van deze twee baby’s stierf de ene al na enkele maanden: Joseph na drie maanden op 29 februari 1876.
Na de tweede tweeling hebben de ouders geen kinderen meer gekregen. Moeder Kaatje, geboren in Dordrecht op 29 februari 1844, is gestorven op 30 april 1926 in haar woonplaats, als 82-jarige. Kaatje was een weduwe, want haar man Benjamin (De Mijl, Krabbe en Nadort, 8 januari 1841) was al op 2 april 1918 heengegaan, in Dordrecht. Hij is 77 jaar geworden.
De ouders van Elisabeth, Benjamin Cohen en Kaatje Cohen, zijn begraven op de joodse begraafplaats in Dordrecht. Benjamin overleed op 2 april 1918, Kaatje op 30 april 1926. |
Israël Katan uit Rotterdam trouwde op 31 oktober 1907 in Dordrecht met Elisabeth Cohen. Het echtpaar ging in Rotterdan wonen, in de Zomerhofstraat, op nummer 77b, zoals blijkt uit deze Rotterdamse gezinskaart, voor- en achterzijde. |
Achternaam
Israël Katan, de man van Elisabeth, was geen geboren Dordtenaar. Hij is afkomstig uit Rotterdam, waar hij ter wereld kwam op 31 mei 1879. Hij was drie jaar jonger dan zijn eega, met wie hij, pakhuisknecht zijnd, trouwde in Dordrecht, op 31 oktober 1907. Elisabeth Cohen was 30, hij 27. Het kersverse paar bleef niet in de stad. Op 4 oktober 1907 ging Elisabeth bij haar man wonen, in Rotterdam, op het adres Zomerhoffplein 9b.
“Israël”, lichtte Martijn Katan toe, “is een veel voorkomende voornaam in de familie. Het was ook mijn vaders joodse voornaam, hij werd daarmee in de synagoge aangeduid. Mijn vaders dagelijkse naam was Richard. En Richard en Israël Katan waren van dezelfde generatie. Ze waren bet-achterkleinzoon van de stamvader van de Katans, uit Maassluis.” (Zie ook in dit verband verhaal 229 op deze site.)
“Israël kwam uit Rotterdam”, vervolgde Katan, “net als mijn ouders. Met 19 jaar werd hij gekeurd voor de dienstplicht. Daaruit weten we dat hij 1.69 meter lang was − voor die tijd gemiddeld – en dat hij zwart haar had, bruine ogen, een grote neus en mond en een spitse kin. Hij werd goedgekeurd, al weet ik niet of hij dienst heeft gedaan.”
Deze Israël nu was het die trouwde met Elisabeth Cohen, een nicht van hem, aldus Martijn Katan, die nog meer samenhang ontdekte: “Israëls moeder Sophia Cohen was een Cohen uit Dordrecht, Elisabeths moeder Kaatje ook. Haar vader Benjamin was ook een Cohen, vandaar de achternaam Cohen.”
Waarom trouwden Elisabeth en Israël zo laat? was een vraag die Katan opwierp in zijn toespraak. Zijn conclusie: “Om te trouwen had je geld nodig, voor een woning en meubels. Kennelijk kon het nu. Israël woonde nog in bij zijn broer in Rotterdam, maar nu gingen Ies en Beppie, zo’n soort roepnaam zullen ze hebben gehad, als man en vrouw in de Zomerhofstraat wonen” – “vijf minuten lopen” overigens, voegde Katan toe,“van waar mijn grootouders woonden.”
“Israel was eerst pettenmaker en later pakhuisknecht. Arme mensen dus. Ze kregen geen kinderen, waarom weet ik niet. Op een gegeven moment gingen ze hier in Dordrecht wonen, aan de Vest.” Dat was volgens het Dordtse archief op 30 september 1940, in de oorlog dus. Het echtpaar betrok een (ondertussen afgebroken) woning op nummer 116, komend uit de Van der Schellingstraat 3b in Rotterdam.
Twee mensen trokken bij het echtpaar in. De ene was Elisabeths broer Salomon, hij handelde in lompen. “Tegenwoordig zou je zeggen: hij zat in de recycling. Toen heette zo iemand een voddenjood.” De andere inwonende was een zekere Bernard van Dam.
Kaart Bernard van Dam |
Aan het begin van de oorlog, in september 1940, verhuisde het echtpaar Katan naar de Vest 116 in Dordrecht, |
Voor Salomon Cohen was Dordt niet onbekend toen hij op de Vest introk bij zijn zus en zwager. Hij is er geboren, zoals blijkt uit deze Dordtse archiefkaart, voor- en achterzijde. |
Tien kinderen
Israël en Elisabeth mogen dan geen kinderen hebben verwekt, Israël was zelf het achtste van tien kinderen. Zijn vader heette Marcus Katan (Den Haag, 9.10.1845 – Rotterdam, 19.4.1912; 66), zijn moeder Sophia Cohen (Dordrecht, 1.1.1841 – Rotterdam, 20.11.1903, 62).
Dit zijn hun nakomelingen. Voor de overzichtelijkheid is tegelijk genoteerd wanneer en waar zij zijn overleden:
1. Jacob, Dordrecht, 18 mei 1868 – Den Haag, 11 oktober 1942 (74; over hem onderaan dit verhaal in een kader meer)
2. Bertha, Rotterdam, 13 november 1869. Huwde op 18.12.1895 in Rotterdam Azor Boekbinder (Rotterdam, 24.4.1868). Van beiden is geen overlijden(splaats) gevonden.
3. Jozeph (Joseph), Rotterdam, 11.7.1871 – Rotterdam, 27.4.1891 (19).
4. Josephina, Rotterdam, 10.2.1873 – Auschwitz, 26.10.1942 (69). Huwelijk op 4.2.1895 met houtdraaier Barend Harkman (Rotterdam, 19.11.1867). Twee kinderen: Philip (Rotterdam, 4.12.1896) en Marcus (Rotterdam, 10.10.1898 – Auschwitz, 30.9.1942 (43, vertegenwoordiger). Philip heeft de oorlog overleefd.
5. Cato, Rotterdam, 2.1.1875. Cato woonde in bij haar zus Josephina en Barend Harkman, aan de Plantageweg op nummer 89b. Op 13 juni 1907 is zij naar Londen vertrokken. Geen nadere gegevens gevonden.
6. Heintje, Rotterdam, 31.3.1877 – Rotterdam, 7.6.1878 (ene helft tweeling, 14 maanden).
7. Samuel, andere helft tweeling, Rotterdam, 31.3.1877 – Auschwitz, 11.12.1942 (65). Huwelijk op 10.6.1903 met Rijntje Polak (Rotterdam, 21.4.1877 – Rotterdam, 11 mei 1923, 46), hertrouwd op 11.6.1924 in Rotterdam met Betje Bremer. Drie kinderen: Barend Josua (Rotterdam, 20.1.1905 – Auschwitz, 30.4.1943 (38, godsdienstleraar te Dordrecht) en Sophia (Rotterdam, 6.8.1906 – Auschwitz, 13.11.1942 36) en Marcus (geboren Rotterdam, 29.08.1909 – Rotterdam, 9.11.1909; twee maanden).
8. Israël, Rotterdam, 31.5.1879 – Auschwitz, 19.11.1942 (63).
9. Meijer, Rotterdam, 23.4.1881. Huwelijk op 21.10.1908 met en op 30.6.1914 gescheiden van Maria Elisabeth du Bois (Rotterdam, 18.10.1885 – Rotterdam, 9.7.1945, 59)
10. Henriëtte, Rotterdam, 15 mei 1884 – Rotterdam, 26.6.1935 (51).
De rubriek ’Van komen en gaan’ in de ‘Dordrechtsche Courant’ van 4 oktober 1940 meldt |
Rabbijn
Salomon, de broer van Elisabeth en de zwager van Israël, kende uiteraard Dordrecht toen hij introk bij de familie Katan. Hij was er immers geboren, in 1875. Met zijn ouders, Benjamin Cohen en Kaatje Cohen-Cohen, had hij in de Heer Heymansuysstraat gewoond, op nummer 52, later 54. Nadat zijn moeder was overleden op 30 april 1926 (zijn vader stierf al op 2 april 1918), kreeg hij in de burgerlijke stand een eigen kaart. Daarop valt te zien dat hijop 18 mei 1926 van de Heer Heymansuysstraat 54 is verhuisd naar het adres Gravenstraat 24 rood.
Op 7 juni 1928 verlaat hij Dordrecht en gaat hij wonen in Rotterdam, in de Zomerhofstraat, op nummer 77, bij Israël en Elisabeth, zijn zwager en zus dus. Als dit echtpaar midden in de Tweede Wereldoorlog naar Dordrecht vertrekt, gaat Salomon mee.
In Dordrecht woont al langer Barend Josua Katan, het kind van 1905 van Samuel en Rijntje. Barend had voor rabbijn gestudeerd in Amsterdam en had op 1 mei 1932 als zodanig zijn intrede gedaan in Dordrecht, als opvolger van Samuel Dasberg. Hij woonde met zijn vrouw Cornelia van Vriesland (Gorkum, 30.9.1906) aan de Vrieseweg op nummer 18 rood (nu: 44). De synagoge stond aan de Varkenmarkt.
In 1934, op 20 januari, is Barend weduwnaar geworden. Zijn Cornelia was op 27-jarige leeftijd overleden, na 1 jaar huwelijk. Op 1 mei 1935 hertrouwde hij met Roza Duizend (Amsterdam, 9.7.1906) en kreeg met haar drie kinderen. Zonder twijfel zullen deze Katans kennis hebben gemaakt met de Katans van de Vest, Barend Josua is per slot van rekening een neef.
Met het uitbreken van de oorlog is de zorgeloze tijd voorbij. Vooral onder de joden gaat in toenemende mate angst heersen, beklemming.
Het pand Vest 116 had in het Kadaster nummer H 2243. Op deze geelkleurige plattegrond is dat nummer te zien. De woning was onderdeel van een rijtje huizen dat stond tussen het badhuis met de aangrenzende gemeentelijke zwemschool en de particuliere zwemschool aan het Spui. Op het bruimkleurige kaartje is de locatie van die huizen aangegeven. |
Deze foto uit het Dordtse archief geeft een beeld van de omgeving van de Vest. Rechts vooraan staat het Volksbadhuis, daarachter de gemeentelijke zwemschool, en dan is er een rijtje huizen te zien, eerst hoge, daarna lagere. |
J. van Dam vertrokken van de Vest 116 naar het Weesperplein 1 in Amsterda. |
Arrestatie
Op woensdag 11 november 1942 gebeurt het: niet de Duitsers zelf, maar hun handlangers, Dordtse politieagenten, arresteren in opdracht van de Sicherheitspolizei de bewoners van Vest 116: hoofdbewoner Israël Katan, inwonende Bernard van Dam en Israëls zwager Salomon Cohen.
En Elisabeth dan, Israëls vrouw? Haar naam komt niet voor op de lijsten van arrestaties. Haar Joodse-Raadkaart verklaart waarom dat zo is. Als haar adres noemt de kaart: Schietbaanlaan 42, Rotterdam. Dat is het adres van het Joodse Ziekenhuis. Elisabeth was daar dus kennelijk opgenomen.
De ‘vangst’ van woensdag 11 november 1942 telde 27 mensen. “Dit is midden in de grote razzia van Dordrecht in de novemberdagen”, zo duidde de historicus drs. Kees Weltevrede de gebeurtenis. Als lid van het Werkgroep Stolpersteine sprak ook hij op de Vest, op die dag van de steenlegging in juni 2022. Die arrestanten worden om 08.15 uur in bewaring gesteld op het Hoofdbureau van Politie aan de Groenmarkt. Om 16.54 uur gaan zij op transport naar Amsterdam, naar de Hollandsche Schouwburg.
Om 23.20 uur meldden de politiefunctionarissen die de joden hadden begeleid, majoor G.J. Scholten, en de agenten Wolsink, Durieuz en Schuite, dat zij weer terug zijn in Dordrecht, hun taak is volbracht. Hij rapporteert in het dagrapport: “Geen bijzonders.” Weltevrede: “Meestal was het voor de agenten een leuke dag, ze kregen extra betaald en hadden een dagje Amsterdam.”
Vanuit Amsterdam zijn Israël, Salomon en Bernard op 12 november naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Op 16 november vertrekt vanuit Westerbork weer een trein naar Auschwitz, met in de goederenwagons dit keer de drie Dordtenaren. Zij worden bij aankomst op 19 november tegelijk en direct vergast.
Arrestaties in opdracht van de Sicherheitspolizei op het H.B. in bewaring gesteld. |
Arolsenkaart van Salomon Cohen. |
Later
Elisabeth komt veel later pas in Westerbork terecht. Volgens haar persoonskaart is dat op 27 februari 1943. En dan staat er die aantekening die al is aangestipt: “27-2-43: ZKH”.
Betekent dit dat ze meteen nadat ze is gearriveerd, in het ziekenhuis van Westerbork belandde? Maar waarom is ze vervolgens klaarblijkelijk vervoerd naar Groningen? Want in die stad is ze immers overleden op 9 oktober 1943, volgens de overlijdensakte, en niet in Westerbork?
De ongerijmdheden in feiten ten spijt, valt aan te nemen dat zij inderdaad in het crematorium van Westerbork is verbrand, op de 13de. En haar as is nadien bijgezet in Diemen.
Kees Weltevrede verwees in zijn toespraak nog naar een verhaal op deze Stolpersteine-website, verhaal 281. Daarin wordt ingegaan op de inventarislijsten die in opdracht van de Duitsers in heel Nederland zijn gemaakt van leeggehaalde woningen, óók die van Dordtse joden. Dat leeghalen gebeurde door de roofinstelling Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg (ERR). De administratie daarvan wordt nu, decennia later, getranscribeerd en gedigitaliseerd.
Er zijn echter al formulieren te achterhalen, via de website Archieven.nl. En zo vond de werkgroep Stolpersteine scans die betrekking hadden op Vest 116, de woning van de Katans. Van Israël werd op 18.9.1942 geconstateerde dat hij qua bezittingen “nur Kleider” had, geen waardevolle, inpikbare spullen. Dat gold ook voor Salomon Cohen, op 18.11.1942: er waren “nur Kleider” aanwezig.
Dit is een rijtje huizen aan de Vest, tegenover de Nieuwe Hilstraat, maar nu decennia later, in de jaren zestig. |
Grafsteen Elisabeth Katan-Cohen. |
Invalide
Wat tot nu toe onbelicht is gebleven, is wiens eigendom de leeggeroofde woning aan de Vest 116 eigenlijk was?
De eigenaar blijkt verrassenderwijs Bernard van Dam te zijn. Met andere woorden: Bernard woonde in in een pand dat gewoon zijn bezit was.
Onderzoek in het kadaster door de Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen wees uit dat Vest 116, oftewel perceel H 2243, in 1928 is gekocht door Marianna en Bernard van Dam, zus en broer, beiden kinderen van Philip Isaac van Dam (1832-1922) en Duifje van der Heijm (1838-1910). Zij waren ieder voor de helft mede-eigenaren en Jozeph van Dam, Bernard’s broer, was vruchtgebruiker. In 1932 wordt het bezit gescheiden, alleen Bernard is dan nog de eigenaar. Dit is zonder twijfel het rechtstreekse gevolg geweest van het feit dat Marianna was overleden, op 2 september 1929, 65 jaar oud.
In de oorlog gebeurt er nog iets opvallends: Jozeph trekt weg uit Vest 116, en gaat naar Amsterdam, naar Weesperplein 1. Hij is dan 70. Dat verklaart ook zijn verhuizing: op dat adres bevindt zich de Joodse Invalide, het tehuis voor joodse bejaarden, lichamelijk gehandicapten, blinden, doven en stommen.
Kort nadat Jozeph zijn Dordtse woning had verlaten, trok de familie Katan erin, samen met zwager Salomon Cohen. In de Dordrechtsche Courant van 4 oktober 1940 wordt in de rubriek ‘Van komen en gaan’ eerst de komst naar Dordrecht van Salomon gemeld, de volgende dag volgen Israël Katan en zijn gezin. Dus zo is het ongeveer gegaan: Jozeph maakte plaats voor de Katannen, en daarna kwam Jozeph’s broer Bernard het gezin vergezellen. Bernard zal als eigenaar geen huurder zijn geweest.
Twee jaar later wordt het beheer van het joodse pand overgenomen door de bezetter, op grond van de ‘Verordening betreffende het joodsche grondbezit no. 154/1941, aanteekening no. 261/1942’. In 1953 wordt Vest 116 verkocht aan conciërge Frans Schilt (Dordrecht, 16.5.1905). In 1959 verkoopt hij het weer aan ene Pleun van Lelieveld; in 1963 wordt de Gemeente Dordrecht de eigenaar.
***
En Jozeph, de oude Dordtenaar in Amsterdam. Hoe was met hem afgelopen?
Het zal niet verbazen: hem overkwam hetzelfde barbaarse als alle andere bewoners van Vest 116: Jozeph is routinematig vermoord, op 13 maart 1943 in Sobibor. Hij is 72 geworden.
In het pand Vest 116 zou nooit meer een jood wonen.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'