Het voorbije joodse dordrecht

Louis en Judith Nieweg droegen
het leed onzichtbaar met zich mee

Louis Nieweg

Een vooroorlogse foto van een jonge Louis Nieweg. In welk jaar precies de foto is gemaakt, is zijn dochter Betty niet bekend.
Foto Archief Betty Gury-Nieweg

Oudere Dordtenaren herinneren zich hem misschien nog wel: Louis Nieweg, de verkoopleider van het fameuze bedrijf Tomado.
        Vierentwintig jaar woonde hij in Dordrecht, van 1947 tot 1971, op verschillende adressen. Zijn vrouw Judith Nieweg-Mouwes had een tijdje een schoonheidssalon op de Singel, op nummer 456.
        Het echtpaar zal het in ontmoetingen met Dordtenaren niet altijd en niet meteen hebben uitgestraald, maar Louis en Judith waren mensen die diep, onstilbaar verdriet kenden. Leed dat ze in hun gedachten onafgebroken met zich meedroegen.
        Louis Nieweg had in joods Nederland een zekere status, die hem allerminst viel te benijden: hij was de enige overlevende van het Synagogaal Mannenkoor, het tot 1940 zo vermaarde Amsterdamse vocaal ensemble van Sam Englander. Alle overige koorleden zijn vermoord, stuk voor stuk.
        Zijn vader Marcus en zijn stiefmoeder Henriette pleegden, onder druk van de nazi-terreur, zelfmoord in mei 1943. Zijn broer Herman, diens vrouw Sara en hun twee dochters Betty Helene en Helene Betty: allemaal achteloos vergast in verre oorden.
        Dood en verderf zaaiden de Duitsers ook in het gezin waarvan Judith Mouwes deel uitmaakte. Haar vader Simon, haar moeder Merlina, haar broers en zussen Lea, Benedictus, Elisabeth, Samuel en Philip – allen werden omgebracht in vernietigingskampen. Slechts drie van de acht kinderen Mouwes wisten hun leven na de oorlog te prolongeren, onder wie Judith.
        Al die moedwillig afgebroken levens, al die verloren dierbaren − het zou een mens kunnen knakken. Maar Louis en Judith Nieweg hebben zich weten op te richten en nog volwaardige levens kunnen leiden, hij tot 1997, zij tot 1995.
        In dit verhaal: de wrange feiten die zich voordeden vóórdat een vriendelijk ogend joods echtpaar in naoorlogs Dordrecht kwam wonen.

Deze foto toont zeven mensen. Vier van zijn zijn thuis te brengen, de vier links. Het zijn Herman Nieweg (een broer van Louis), zijn vrouw Sara en hun dochter Helene Betty en Betty Helene. Dit gezin is in de oorlog vermoord. De twee oudere mensen rechts zijn waarschijnlijk Herman’s vader Marcus en zijn stiefmoeder Henriëtte. Zij pleegden zelfmoord in de oorlog. De man in het midden is misschien de vader van Sara.

Deze foto toont zeven mensen. Vier van hen zijn thuis te brengen, de vier links. Het zijn Herman Nieweg (een broer van Louis), zijn vrouw Sara en hun dochters Helene Betty en Betty Helene. Dit gezin is in de oorlog vermoord. De twee oudere mensen rechts zijn de ouders van Sara Dina Nieweg-van Witsen, namelijk Salomon A. en Helene van Witsen-Hes. De man in het midden is onbekend.
Foto Collectie Joods Historisch Museum

Herman Nieweg en Sara Dina van Witsen

Herman Nieweg en Sara Dina van Witsen. Van de broers en zus van Louis leefden er voor de oorlog nog drie,
na de oorlog nog twee: Louis en Reinette (overleden 1965).
Foto Collectie Joods Historisch Museum

Amsterdammer
Louis Nieweg is alleen maar door toeval in Dordrecht terechtgekomen. In de eerste decennia van zijn leven, dat begon op 4 oktober 1905, had Dordrecht geen betekenis voor hem. Louis Nieweg was een heuse Amsterdammer; hij kwam ter wereld als laatste kind van Marcus Nieweg (Usquert, 15.12.1864) en Betje de Vries (Hoorn, 8.11.1867).
        Aan hem was een andere Louis vooraf gegaan. Deze werd geboren op 17 januari 1896, maar overleed een halfjaar later, op 7 augustus. Deze Louis was het derde van de vijf kinderen die Marcus en Betty in totaal zouden krijgen. De eerste was Herman (4.8.1892), daarna volgden Carel (24.5.1894), Louis (17.1.1896), Reinetta (17.2.1898) en Louis de tweede, de latere Dordtenaar (4.10.1905.). Behalve Louis de eerste, stierf ook Carel op jonge leeftijd: op 16.2.1910, vijftien jaar oud.
        Moeder Betje overleed in 1916, op 14 april, 48 jaar oud. Marcus hertrouwde hierna met Henriette de Wolff (Doesburg, 10.2.1876), een huwelijk dat kinderloos bleef.
        Op achtjarige leeftijd, in 1913, meldde Louis Nieweg zich bij het Synagogaal Mannenkoor, het koor van de Grote Synagoge, op de hoek van de Nieuwe Amstelstraat in Amsterdam. Hij zou er blijven zingen tot 1940, totdat “het nazi-geweld” het koor uiteen deed vallen. In het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) heeft Leo Hoost, die in 1975 in Purmerend de overbuurman werd van Louis Nieweg, driemaal over dit beroemde koor van Samuel Henri (‘Sam’) Englander, “een groot joods koordirigent en historische figuur”, geschreven: in 1975, 1976 en 1980. Uit die artikelen wordt hier verderop geciteerd.

Koor der Grote Synagoge in 1939

Deze foto toont het Koor der Grote Synagoge in 1939. Louis Nieweg was er al vanaf zijn achtste onafgebroken lid van.
In het midden staat de dirigent, Samuel Henri Englander. Of Louis op de foto staat, is niet zeker; zijn dochter twijfelt.
Op Louis na zijn alle leden van dit koor in de oorlog vermoord.
Foto Collectie Joods Historisch Museum


In het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) van 29 juni 1934 danken Louis Nieweg en zijn vrouw Judith Mouwes voor de belangstelling die zij hebben ondervonden bij hun bruiloft, op de 27ste juni. Drie jaar later, op 9.1.1937, werd dochter Betty geboren, bericht het NIW op de 15de januari

In het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) van 29 juni 1934 danken Louis Nieweg en zijn vrouw Judith Mouwes voor de belangstelling die zij hebben ondervonden bij hun bruiloft, op de 27ste juni. Drie jaar later, op 9.1.1937, werd dochter Betty geboren, bericht het NIW op de 15de januari.
Foto Delpher.

Enig kind
Op 27 juni 1934 trouwde Louis Nieweg met Judith Mouwes. In het NIW van de 29ste juni bedankten zij, “mede namens wederzijdsche familiën”, hartelijk voor alle belangstelling bij dit huwelijk ondervonden. Als woonadres gold toen nog de Nieuwe Keizersgracht 70. Vier jaar later, bij de geboorte van hun eerste en enige kind, Betty Marlène, op 9 januari 1937, bleek het echtpaar verhuisd naar Amersfoort, naar de Fahrenheitstraat 4.
        Deze Betty, inmiddels een vrouw van tachtig en nu Betty M. Gury-Nieweg geheten, is opgespoord in de Verenigde Staten, waar zij al sinds 1962 woont, in Bloomfield. Desgevraagd schreef zij een brief met belangwekkende gegevens over hoe zij en haar ouders de oorlog zijn doorgekomen. Ze verontschuldigde zich voor haar “niet meer 100% Hollands”, maar dat was ten onrechte. Haar Nederlands is nog loepzuiver.
        Toen de oorlog ook Nederland bereikte, woonde het gezin Nieweg in Hilversum. Dordrecht had nog altijd niet de belangstelling van de Niewegs, maar wel het dorp aan de overkant van de Oude Maas, Zwijndrecht. Louis Nieweg werkte namelijk inmiddels als vertegenwoordiger voor Tomado, de firma die in 1923 is opgericht door de Dordtse gebroeders Van der Togt. Tomado staat voor Van der Togt Massa Artikelen Dordrecht.
        Aanvankelijk, zo leert Wikipedia, was het een klein bedrijf dat “simpele behangselhaakjes uit koperdraad vervaardigde, waarmee foto’s aan het behang konden worden opgehangen. Nadat de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen aan het bedrijfje de opdracht had gegeven om een metalen afdruiprek te ontwikkelen, begon het te groeien.” Al spoedig kon een fabriek in Zwijndrecht worden geopend, na de oorlog aangevuld met een vestiging in Etten-Leur (1955) en de Tozindofabriek aan de Merwedestraat 86 in Dordrecht (1959). Tegenover het Centraal Station in Dordrecht kwam het nog altijd bestaande hoofdkantoor te staan, het vierkante Tomadohuis (1958).

Dit is het (vervalste) persoonsbewijs van Louis, voor- en achterzijde, dat hij in Almkerk bij zich droeg. Hij heette er Simon Pieter van Veen en was onderwijzer van beroep.

Louis heeft de oorlog samen met vrouw en dochter weten te overleven. Zij zaten onder andere ondergedoken in Almkerk. Dit is het (vervalste) persoonsbewijs van Louis, voor- en achterzijde, dat hij in Almkerk bij zich droeg. Hij heette er Simon Pieter van Veen en was onderwijzer van beroep.
Foto Archief Betty Gury-Nieweg

Zingen
Werkend vanuit en wonend in Hilversum bleef Louis Nieweg trouw zingen in Amsterdam. Leo Hoost: “Zijn verbondenheid met het Synagogaal Mannenkoor was optimaal.” Louis was overigens een boezemvriend van de voormalige diamantbewerker Sam Englander. “Zij kwamen elkaar van huis ophalen om naar het, toen nog door Mengelberg geleide Concertgebouworkest te gaan luisteren.” Dit was nog in Louis’ Amsterdamse periode.
        Het koor repeteerde elke woensdagavond, van acht uur tot half tien in een schoollokaal aan het J.D. Meijerplein. Het bestond uit drie eerste, twee tweede tenoren, drie bassen en twee baritons. Het belang ervan schetsend, schrijft Hoost: “In het vooroorlogse joodse Nederland betekende het mannenkoor een weergaloos facet van muziekcultuur. Men gaf gemiddeld liefst honderdveertig keer per jaar zijn medewerking aan de synagogale diensten en aan evenementen in niet-synagogaal verband in het hele land.”
        Nu de Duitsers in Nederland heersten, werden joden in toenemende mate opgejaagd en van hun vrijheden beroofd. Het gezin van Louis Nieweg kreeg er voluit mee te maken.
        Betty Gury: “Toen een en ander misging voor de joodse bevolking, zorgde de directeur van Tomado, Jan van der Togt, ervoor dat we konden onderduiken in de Brabantse Biesbosch. Eerst was dat in een kampeerhuisje op de Catharinapolder, daarna in een afgekeurde werkmanskeet op een eilandje.” Vervolgens, in 1943, verstopte het gezin zich op een oude woonark in de grienden, tot december 1944.
        De Biesbosch werd in die tijd “frontgebied”, vervolgt Betty, “we moesten weg.” Eerst gingen de Niewegs naar Almkerk. Bij haar brief heeft ze een foto gevoegd van het vervalste persoonsbewijs dat haar vader toen op zak had. Het is op naam gesteld van Simon Pieter van Veen, geboren in Amsterdam op 27 januari 1902. Hij is een onderwijzer L.O. die eerst, per 16 augustus 1944 woonde aan D75 in Almkerk, naderhand, per 8 januari 1945, aan G25.
        Betty Gury schrijft dat zij en haar ouders in januari 1945 werden geëvacueerd naar Uitwijk, waar ze tot juni 1945 bleven, om ten slotte terug te keren naar Hilversum. Daar kregen ze een huis toegewezen, waarin voordien NSB’ers hadden gewoond. En in “±1948”, denkt ze, kwam Dordrecht in het gezichtsveld van Louis Nieweg: hij zou er worden aangesteld als verkoopleider, hij kreeg een leidende functie bij een onderneming die populair raakte bij zowat ieder huishouden.

Louis en Judith verlieten Dordrecht, waar hij werkte als verkoopleider van Tomado, in 1971. Deze foto is nog in Dordrecht gemaakt, bij zijn 60ste verjaardag in 1965. Louis is de tweede van rechts, naast hem rechts staat dochter Betty (die enthousiast wordt gefeliciteerd door een onbekende vrouw), links van hem zijn vrouw Judith.

Louis en Judith verlieten Dordrecht, waar hij werkte als verkoopleider van Tomado, in 1971. Deze foto is nog in Dordrecht gemaakt, bij zijn 60ste verjaardag in 1965. Louis is de tweede van rechts, naast hem rechts staat dochter Betty (die enthousiast wordt gefeliciteerd door een onbekende vrouw), links van hem zijn vrouw Judith.
Foto Archief Betty Gury-Nieweg


Van het gezin van Louis’ vrouw Judith Mouwes bleef in de oorlog weinig over. Judith’s ouder en vijf broers en zussen werden om het leven gebracht. Drie van de acht kinderen overleefden. Behalve Judith waren dat Isaac en Sophia. Voor de zeven vermoorde familieleden zijn Stolpersteine gelegd, vlakbij hun woning aan de Zwanenburgwal 92 II in Amsterdam.

Van het gezin van Louis’ vrouw Judith Mouwes bleef in de oorlog weinig over. Judith’s ouder en vijf broers en zussen werden om het leven gebracht. Drie van de acht kinderen overleefden. Behalve Judith waren dat Isaac en Sophia. Voor de zeven vermoorde familieleden zijn Stolpersteine gelegd, vlakbij hun woning aan de Zwanenburgwal 92 II in Amsterdam.
Foto Ben Mouwes.

Vermoord
De Holocaust bleek grote gaten te hebben geslagen in de familie- en vriendenkringen van Louis en Judith.
Van Judith’s eigen familie Mouwes, tien personen tellend, slaagden er slechts drie in om uit handen van de nazi’s te blijven: haar broer Isaac (23.4.1905), haar zus Sophia (22.6.1909) en zijzelf. Alle andere familieleden zijn vermoord, op verschillende tijdstippen, in verschillende doodsoorden.
        Hun namen zijn: vader Simon (Amsterdam, 21.9.1869 – Sobibor, 13.3.1943), moeder Merlina Vorst (Amsterdam, 12.6.1881 – Sobibor, 13.3.1943) en de kinderen: Lea (Amsterdam, 12.7.1906 – Auschwitz, 30.9.1942), Benedictus (Amsterdam, 22.6.1909 – Dorohucza, 30.11.1943), Elisabeth (Amsterdam, 10.8.1911 – Auschwitz, 30.9.1942), Samuel (Amsterdam, 27.6.1918 – Sobibor, 30.4.1943) en Philip (Amsterdam, 28.8.1921 – Auschwitz, 30.9.1942).
        Herman Nieweg, de oudste broer van Louis, was op 22 februari 1917, getrouwd met Sara Dina van Witsen (Woerden, 19.3.1894). Zij kregen twee dochters: op 29 januari 1918 in Rotterdam, Betty Helene, op 10 februari 1922 in Hoorn, Helene Betty. Ook de levens van deze vier gezinsleden werden abrupt stopgezet. Herman en Sara zijn op dezelfde dag, 23 april 1943, in Sobibor vergast. De zusjes Helene Betty en Betty Helene, beiden als verpleegster werkzaam in het joodse krankzinnigengesticht ‘Het Apeldoornsche Bos’, eindigden beiden in Auschwitz, op respectievelijk 25 januari 1943 en 31 juli 1944. Betty Helene was getrouwd met Maurits Waterman (Amsterdam, 17.9.1903) en hij is op dezelfde dag (31.7.1944) als zijn vrouw in Auschwitz omgebracht.
        Maar hiermee zijn nog niet alle doden genoemd.
        De vader van Louis, Marcus Nieweg, beëindigde zelf zijn leven, samen met zijn tweede vrouw Henriette de Wolff. Op de herdenkingssite Joods Monument wordt een verklaring van erfrecht aangehaald, waarin staat dat “beide echtgenoten op dezelfde dag in hun woning aan de Speerstraat 19 huis te Amsterdam zijn overleden, zonder dat bekend is, wie hunner het eerst overleden is”. Op een dag ergens tussen 6 en 17 mei 1943 pleegden zij zelfmoord, “onder druk van de omstandigheden”.
        Het koor waartoe Louis behoorde, van 1913 tot zeker 1940, werd weggevaagd. Leo Hoost somde in zijn artikelen enkele namen op: Gobets sr, Marc Bon, Nebig, Louis Polak, Duque, Michel Gobits, Jo Rabbie, Bernard de Wit, J. Aletrino. Al deze mensen zijn vermoord, ook hun dirigent Sam Englander, de “geliefde vriend”van Louis Nieweg. Englander is samen met zijn vrouw Judith Biet (Amsterdam, 27.3.1899) én hun drie Amsterdamse kinderen Cato (7.5.1922), Lea (6.9.1925) en Nathan Samuel (16.3.1932), op een en dezelfde dag tegelijk om het leven gebracht, in Sobibor, op 11 juni 1943.
        Louis Nieweg bleef als enige over – en het stoorde hem dan ook dat de bekende, joodse filmjournalist Simon van Collem in 1968 bleef volhouden dat alle koorleden dood waren.
        “Niemand van dit koor is meer in leven”, zei Van Collem tijdens een reeks voorstellingen met film over vooroorlogs joods Amsterdam. Bij één zo’n gelegenheid zat het echtpaar Nieweg in de zaal. Het corrigeerde Van Collem “op duidelijke en vriendelijke wijze”, zoals Louis zijn overbuurman Leo Hoost vertelde in 1975. Maar Van Collem bleef bij latere voorstellingen de bewering gewoon volhouden. Hoost noemde dat in het NIW “een vorm van journalistiek gedrag die bepaald niet door de beugel kan.”

Louis en Judith Nieweg zijn inmiddels overleden. Zij liggen begraven op de joodse begraafplaats in Hoofddorp.

Louis en Judith Nieweg zijn inmiddels overleden. Zij liggen begraven op de joodse begraafplaats in Hoofddorp.
Foto Website Online-Begraafplaatsen.nl

In 1947 kwam het echtpaar Nieweg in Dordrecht wonen. Het is binnen de gemeente enkele keren verhuisd. Hier zijn enkele foto’s van voormalige woningen van hen: Hugo de Grootlaan, op nummer 42 (nu 120; derde deur van links), Krommedijk 39 (in het midden met witte rolgordijnen) en Vrieseplein 17.

In 1947 kwam het echtpaar Nieweg in Dordrecht wonen. Het is binnen de gemeente enkele keren verhuisd. Hier zijn enkele foto’s van voormalige woningen van hen: Hugo de Grootlaan, op nummer 42 (nu 120; derde deur van links), Krommedijk 39 (in het midden met witte rolgordijnen) en Vrieseplein 17.
Foto’s Redactie Website


Betty en Max kregen één zoon, David. Hij vierde zijn bar mitswah in Amsterdam in 1981

Betty trouwde met Max Gurfinkel en emigreerde met hem naar de VS, waar hij Max Gury ging heten. In 1978 scheidde zij van hem. Betty en Max kregen één zoon, David. Hij vierde zijn bar mitswah in Amsterdam in 1981. In deze advertentie in het NIW van 4.9.1981 bedankt hij voor de cadeaus.

Betty Gury, op een pasfoto uit 2016

Betty Gury, op een pasfoto uit 2016.
Foto Privébezit

Dordrecht
Lange rijen doden konden Judith en Louis voor hun geestesoog zien, maar al die tragiek hielden ze bij henzelf. Ze deelden hun leed met vrijwel niemand. Betty: “Er werd bij ons thuis weinig over de oorlog en de vermoorde familieleden en vrienden gesproken. Waarschijnlijk was dat te pijnlijk voor mijn ouders.”
        Ze pakten na de oorlog hun levens op, en probeerden er goedmoedig het beste van te maken. Dordrecht werd hun nieuwe woonplaats. Volgens de gemeentelijke woningkaarten betrad het echtpaar de stad op 25 september 1947, komend uit de Joh. Gerardtsweg 70 in Hilversum. Tot 12 november 1971 zouden ze er blijven, om daarna eerst naar Haarlem te verhuizen, en ten slotte naar Purmerend.
        Honkvast was het echtpaar niet in Dordrecht. In hun Dordtse periode hebben ze meerdere huizen bewoond, verspreid over de stad. Eerst woonden ze, tot 1.11.1956, aan de Diepenbrockweg, tegenwoordig Hugo de Grootlaan genoemd, op nummer 42 (nu: 120). Daarna trokken ze tot 2.5.1962 achtereenvolgens naar de Singel 456 (huidige nummering; gesloopt), tot 10.2.1966 naar de Krommedijk 39, tot 10.7.1969 naar het Vrieseplein 17 en tot 12.11.1971 ten slotte naar de Loudonstraat 197.

        Hun dochter Betty was toen al lang en breed geëmigreerd. Zij trouwde in 1961 met Max Gurfinkel, een genaturaliseerde Amerikaan, die zijn naam veramerikaniseerde tot Gury. In 1978 scheidde zij van hem. Betty heeft één zoon, David, over wie ze begin 2017 schrijft: “Hij was 25 jaar een politieagent hier in Bloomfield ( in de staat New Jersey), en is nu met pensioen. Hij verhuisde verleden jaar naar North Carolina.” Zelf peinst zij er niet meer over om op haar leeftijd te verkassen. “Ik ben inmiddels 80 en heb genoeg verhuisd.”
        Ze heeft nog steeds haar Nederlandse paspoort. In november 2016 is het weer voor tien jaar verlengd. “Ik ben blij dat ik nog steeds Hollandse ben, nu Donald Trump hier president is. Bah!!”
        Of haar ouders na hun vertrek uit Dordrecht nog banden hebben onderhouden met Dordrecht, weet zij niet. “Maar ik neem wel aan dat mijn vader in contact bleef met zijn vroegere collega’s en diverse kennissen en vrienden in Dordrecht.” Betty’s ouders zijn inmiddels overleden. Judith stierf op 87-jarige leeftijd, op 2 januari 1995. Haar man Louis bereikte de 91-jarige leeftijd; hij stierf op 16 september 1997. Beiden liggen begraven op de joodse begraafplaats in Hoofddorp, Gan HaSjalom.

***

De vermoorde familieleden zijn ook na zeven decennia niet vergeten. Voor de zeven gezinsleden Mouwes bijvoorbeeld zijn enkele jaren geleden op de Zwanenburgwal Stolpersteine gelegd, betaald door de zeven nabestaanden, onder wie Betty Gury. Het verdriet zet zich voort bij de volgende generatie. Verdriet vergeet zijn taak niet.

 

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'