Het voorbije joodse dordrecht
De omvangrijke familie Levisson wist
de Holocaust grotendeels te overleven
* Foto van Celina de Boers gevonden in politiedossier
Een foto van een deel van het Zwijndrechtse gezin Levisson, gemaakt eind jaren dertig, begin jaren veertig. |
Begin februari 2017 plaatste Gunter Demnig, de Duitse bedenker van de Stolpersteine, in het trottoir van de Rotterdamseweg, bij nummer 22, in Zwijndrecht vijf herdenkingssteentjes. De organiserende stichting Stolpersteine Zwijndrecht bracht hiermee een eerbetoon aan de vijf leden van het joodse gezin Levisson, dat hier, op deze beladen plek, in 1942 kansloos werd weggevoerd: vader Elias, moeder Maria Woudhuijsen en hun drie zonen Samuel, Mourits en Herman.
Tientallen mensen waren bij de plaatsing aanwezig, onder wie een groep scholieren. De gebeurtenis was ingetogen, vol piëteit.
Met de vijf struikelsteentjes is de Zwijndrechtse familie Levisson nog niet volledig herdacht. Vader Elias, die driemaal trouwde, had nòg een zoon, die ook wreed in Auschwitz eindigde. Maar deze Johannes was na de echtscheiding met zijn moeder Celina de Boers naar Amsterdam vertrokken. En, zo zijn de regels, dan is het aan Amsterdam om een Stolperstein voor hem te laten plaatsen.
Voor zijn moeder zal dat niet gebeuren. Ze was joods, zij is in de oorlog overleden, maar is niet erkend als Holocaust-slachtoffer. Ze wordt niet vermeld op de alomvattende website Joods Monument, waarschijnlijk doordat ze een natuurlijke dood stierf.
In Dordrecht komen mettertijd ook steentjes te liggen, voor de vader en stiefmoeder van Elias - Mozes Levisson en Jette de Boers. Mozes overleed in een bejaardentehuis in Poortugaal – en staat merkwaardig genoeg wél op de lijsten van Joods Monument. Jette is vergast in Sobibor. Samen hebben zij in totaal tien kinderen voortgebracht; Mozes met zijn eerste vrouw vier.
Bij de biografische gegevens van Mozes en Jette staat op Joods Monument al jaren dezelfde zin: “Alle kinderen hebben de oorlog overleefd door onder te duiken.” Dat ‘alle’ klopte al niet: Elias is het bewijs van het tegendeel.
Op 7 april 2016 werd er op de site een aanvulling bijgezet, luidende: “Van een of meer mensen in dit gezin hebben wij niet kunnen vaststellen of zij de oorlog al dan niet overleefd hebben. Hun naam is niet teruggevonden op lijsten van overlevenden, maar wij hebben hen ook niet met zekerheid kunnen terugvinden in In Memoriam.” (Dit is het boek met de namen van alle Nederlandse Holocaust-slachtoffers.)
De toevoeging maakt de kwestie nogal ingewikkeld en roept vragen op. Wat is er nu eigenlijk rondom het gezin van Mozes en Jette gebeurd? Hoeveel overlevenden zijn er nu precies?
Vooropgesteld: de genealogie van de Levissons is ook gecompliceerd. Mozes, afkomstig uit Rusland, stamt af van zijn vader Nathan, die zelf nog Leiwensohn heette. En sindsdien is de naam via Levisson en Leevensons in Europa veranderd in Levison in de Verenigde Staten, en in één geval zelfs in Leferson. Dit maakt uitpluizen tamelijk hoofdbrekend.
Maar er is een poging gedaan, en dit artikel is het resultaat. Het is deels gebaseerd op eigen onderzoek, deels op gegevens afkomstig van de Amerikaanse Sue Leferson, en deels op naspeuringen die Kees Popijus, de secretaris van de Zwijndrechtse stichting, zelfstandig heeft verricht, en die te vinden zijn op haar website.
In dit verhaal: een overzicht van hoe het gezin Levisson was samengesteld toen het in Dordrecht neerstreek, en hoe het de wijkvertakte gezinsleden daarna is vergaan.
Portretfoto’s van Mozes Levisson, de stichter van het grote gezin Levisson in Nederland, |
Jodenjager
Het voorval staat op pagina 212 van Vogelvrij, het omvangrijke boek dat Sytze van der Zee schreef over de jacht op de joodse onderduikers (De Bezige Bij, 2010). En zo raakte bekend wat Mozes en Jette overkwam in die angstige oorlogsdagen.
Harry Evers, de Dordtse politieagent die zich ontpopte als fanatieke jodenjager, geeft begin 1943 opdracht om het echtpaar Levisson met een ziekenwagen op te halen uit een bejaardenhuis in Poortugaal, bij Schiedam. Van der Zee vond tijdens zijn research een getuigeverklaring. Deze persoon vroeg Evers of hij “het niet verschrikkelijk vond twee zulke bejaarde, zieke mensen te moeten meenemen”. Waarop Evers laconiek had geantwoord: “Ja, ik ben er ook maar voor aangewezen.”
Jette Levisson, sluit Van der Zee het voorval af, ging op transport naar Westerbork en vervolgens naar het vernietigingskamp Sobibor. Daar vergasten de Duitsers haar op 5 maart 1943, 66 jaar oud. De demente Mozes Levisson “mocht terug naar het tehuis”, waar hij al sinds begin jaren ’40 verbleef, en overleed daar op 9 januari 1943, 84 jaar oud.
Dit zijn Nathan Leiwensohn en Jetta Leiwensohn-Kaplan (ook geheten Fromme Kapelaan), |
De Torenstraat bestaat niet meer in de staat van begin vorige eeuw. Deze archieffoto toont hoe de straat in 1937 oogde, een bochtige, nauwe straat met tamelijk armoedige panden. De foto is gemaakt ter hoogte van café Rijn en Schelde van verlofhouder F. Kooiman, dat zich bevond op nummer 14, vlakbij nummer 24. |
Litouwen
Mozes Levisson is een zoon van Nathan Leiwensohn en Fromme Kapelaan, van wie de namen nadien zijn verbasterd tot Nathan Levisson en Jetta Kaplan. Volgens Sue Leferson, een nakomeling in de VS, zijn Nathan en Jetta beiden geboren in Litouwen, en zijn zij beiden in Amsterdam overleden. Zij leefden van 1819-1894 (Nathan) en 1834-1906 (Jetta).
Rond 1890, melden meerdere bronnen, vluchtte dit joodse echtpaar vanuit Klikow in Litouwen naar Nederland, in gezelschap van hun kinderen. Volgens Sue Leferson waren dat er destijds zes. Hun namen zijn bekend, hun geboortejaar niet altijd: Mozes (Klikow, 25.5.1858), Henriëtte, Ida, Maria, Anna (Riga, 4.9.1871) en David (Klikow, 1.8.1872). Het gezin streek allereerst in Amsterdam neer, naderhand in Oldenzaal. Intussen verspreidden de Levissons zich over Nederland, onder veranderende namen.
Slaapsteehouder Mozes, de hoofdpersoon van dit verhaal, trouwde in Oldenzaal op 30 oktober 1901 op 43-jarige leeftijd met Jette de Boers (Amsterdam. 6.1.1877), een 24-jarige koopvrouwe in galanterieën. Zij was zijn tweede vrouw. Zijn eerste echtgenote, Rebecka Becker (Riga, 1.4.1857), was overleden op 19 april 1901, op 44-jarige leeftijd. Zij had Mozes vier kinderen geschonken: Elias (Riga, 15.8.1885), Noach (Amsterdam, 1891, op 10-jarige leeftijd overleden in Oldenzaal op 19.5.1901), Joseph (Amsterdam, 25.5.1893) en Nathan (Oldenzaal, 7.3.1895).
Met Jette verhuisde Mozes naar Rotterdam. Volgens de lokale gezinskaart worden ze er op 14 september 1903 ingeschreven, komend uit Oldenzaal. Curieus genoeg staat Noach niet op die kaart, maar uit een overlijdensakte geciteerd op een forum van het Historisch Centrum Overijssel, blijkt dat hij wel degelijk als hun zoon heeft bestaan, zie: leevenson-in-oldenzaal.
Het gezin breidt zich in Rotterdam steeds verder uit. In Oldenzaal zijn Elisabeth (26.1.1902) en Johanna (19.6.1903) er al bij gekomen, in Rotterdam baart Jette: Marie Roza (2.7.1905), Samuel (2.12.1906) en Herman (23.2.1910). Nog is het gezin niet voltooid. Nadat de Levissons zich per 28 september 1910 in Dordrecht hebben gevestigd, verschijnen er nog eens vijf kinderen: Simon (11.7.1914), Ida (8.7.1911), Henriëtte (13.11.1912), Meijer (22.12.1916) en Wilhelmina (22.12.1920).
Uiteindelijk ging het gezin, dat woonde in de Torenstraat op nummer 24 (gesloopt) twaalf (levende) kinderen omvatten. Het zijn déze kinderen, hier nu in kaart gebracht, van wie op Joods Monument wordt beweerd dat zij allen de oorlog hebben overleefd. Dat is, nogmaals, een vergissing. De Shoah, de massale vernietiging van joden door de nazi’s, treft ook zoon Elias.
Jaren later, in maart 1918, komt er in Scheveningen nog een kind bij, Robert George. |
Elias, een zoon van Mozes, trouwt met Celina de Boers en gaat met haar |
Een bericht in de Dordrechtsche Courant van 6 december 1921: |
Zwijndrecht
Elias (‘Eli’), de nog in Letland geboren zoon van Mozes en Rebecka, trouwt op 4 februari 1915 met Celina de Boers (Amsterdam, 12.7.1895) – die overigens een zus is van Jette, de vrouw van Elias’ vader Mozes. Hij is fabrieksarbeider en volgens de Stichting Stolpersteine Zwijndrecht (SSZ) “gaat hij werken bij de Jurgens Oliefabriek in Zwijndrecht”. Aanvankelijk woont het echtpaar in Dordrecht, in de Mariënbornstraat 9 rood (later 15 en gesloopt). Twee kinderen worden daar geboren: Samuel (18.7.1916) en Mourits (12.1.1918). Een maand na de geboorte van Mourits verhuist het gezin naar Zwijndrecht. Hier baart Celina haar derde kind, Herman, op 18.11.1919.
Op 26 oktober 1921 keren de Levissons terug naar Dordrecht. Ze betrekken eerst een woning aan de Torenstraat op nummer 28, vlakbij Elias’ ouders. Nu wordt Johannes geboren, op 3 december 1921. Nog geen maand later scheiden Celina en Elias, op 12 januari 1922. Volgens de research van de Zwijndrechtse stichting was de rechtsgrond “ontrouw van de bruid”. Met haar baby Johannes vertrekt zij op 8.8.1922 naar Amsterdam, naar de O.Z. Voorburgwal 73. Daar hertrouwt zij op 20 oktober 1930 met de katholieke Leonardus Hofman (Den Haag, 25.2.1899), die twee maanden na het huwelijk al overlijdt, op 16.12.1930. Op 2.11.1932 trouwt ze voor de derde maal, nu met grondwerker Theodorus Nicolaas Renting (Sloten, 25.12.1895).
[Een merkwaardig bijfeit in deze familiegeschiedenis is dat er op 13.3.1923 in Dordrecht een jongen wordt geboren, David de Boers. Hij is, zo staat op haar gezinskaart, een “n.e. zn” van de inmiddels gescheiden Celina. De afkorting staat voor natuurlijk, erkende zoon. Bij haar huwelijk met Leonardus Hofman op 20.10.1930 wordt David de Boers op de gezinskaart van Hofman ingeschreven als David Hofman. David de Boers is dus bij die huwelijksvoltrekking gewettigd. Waarschijnlijk is deze jongen de reden geweest van Elias’ breuk met Celina. Naar haar zoon David Hofman zijn verder geen naspeuringen gedaan.]
Elias hertrouwt veel sneller dan zijn ex-vrouw: op 4 mei 1922, met Anna Elisabeth (‘Bet’) Smol (Dordrecht, 1889). Met haar en de drie overgebleven kinderen gaat het gezin naar de Grotekerksbuurt 26 boven. Op 4 juli 1923 wordt dit huwelijk alweer ontbonden. Elias verhuist opnieuw, nu naar Zwijndrecht op 31 maart 1924, zich vestigend op de Ringdijk 27b. Onderzoekers Kees Popijus van de Zwijndrechtse stichting Stolpersteine bericht dat Elias zijn drie kinderen “tijdelijk kan onderbrengen bij familie in Oldenzaal”.
Een jaar later, op 6 augustus 1925, trouwt hij voor de derde maal, dit keer met Maria Woudhuijsen (Amsterdam, 10.2.1885). Net als bij zijn tweede vrouw zal dit derde huwelijk kinderloos blijven. Het echtpaar gaat ten slotte, na diverse verhuizingen, wonen op de Rotterdamseweg, op nummer 22 − het adres dat het laatste zal zijn, zonder dat zij dat wisten.
Celina de Boers vertrekt in 1922 naar Amsterdam. In 1923 bevalt zij van nog een kind, David de Boers. Deze jongen wordt bij haar huwelijk met Leonardus Hofman in 1928 gewettigd (door hem als een zoon wettig gemaakt), zoals deze Rotterdamse gezinskaart laat zien. |
In 1941 overlijdt Celina de Boers, op 15 mei, |
Deportatie
De oorlog breekt uit, joden worden de prooi van de bezetter. Ze mogen er niet meer zijn.
Popijus heeft uitgeplozen wat er met de onderscheidene Dordts-Zwijndrechtse Levissons is gebeurd, vóórdat zij in Auschwitz werden gedood.
Elias’oudste zoon Samuel bleek een adres in Bloemendaal te hebben, op de Hartenlustlaan 4, een hotel. Vermoedelijk werkte Samuel daar, al woonde hij officieel in Zwijndrecht, veronderstelt Popijus. Mourits, de een na oudste zoon, was in mei 1940 gemobiliseerd als soldaat, na de overgave keerde hij terug naar Zwijndrecht.
In augustus 1942 worden deze zoons, samen met broer Herman, op de Rotterdamseweg opgepakt. Op 15 augustus bevinden ze zich in kamp Westerbork. Vandaar worden zij de 17de gedeporteerd naar Auschwitz, waar tegelijk, op 30 september 1942, hun levens doofden.
Elias en Maria, hun ouders, zijn al vóór augustus 1942 ondergedoken, in Waddinxveen, “bij een zekere familie Broer”. Tijdens een naoorlogs tribunaal blijkt dat hun onderduikadres is verraden, in een anonieme brief die locoburgemeester Herfst van Waddinxveen kreeg, en die hij doorgaf aan veldwachter De Haan. Elias en Maria worden naar Rotterdam overgebracht, en vandaar per auto naar Westerbork, op 12 september. Op de 14de worden ze op transport gesteld naar Auschwitz.
Maria wordt al direct bij aankomst op de 17de vergast. Elias belandt als dwangarbeider in het Arbeitskommando Golleschau. Op 31 december 1942 is ook hij dood, vermoord in Auschwitz.
Bankwerker Johannes, de zoon die met zijn moeder Celina in Amsterdam woonde op de Singel 27 huis, wordt in de hoofdstad gearresteerd. Hij sterft eveneens in Auschwitz, op 28 februari 1943, 21 jaar oud. Zijn moeder was al in 1941 overleden, op 15 mei, 45 jaar oud, als echtgenote van Th. N. Renting. Zij krijgt geen plek op de lijsten van Holocaust-slachtoffers.
Het complete gezin Levisson in Zwijndrecht was nu uitgeroeid. Niemand had het leven mogen houden. Eén persoon is altijd, tot ver na de oorlog, vurig en wanhopig blijven hopen op de terugkeer van Mourits: zijn Dordtse verloofde Sophia (‘Fie’) Wilhelmina Dorothea Leijdsman (21.7.1915). Dat vertelt een kleindochter van haar, Jessica van der Wal, in een aanvullende tekst op Joods Monument.
Mourits en Sophia hadden namelijk het voornemen om samen in Palestina te gaan wonen. En Mourits had haar onderweg naar Auschwitz nog “brieven gestuurd, die ze altijd gekoesterd heeft”, aldus Jessica. Maar Mourits kwam nooit meer terug; Sophia was blijkbaar onwetend van zijn lot. Haar droom verbrijzelde.
Sophia Leijdsman is op 31 december 2000 overleden, als echtgenote van Cornelis Pieter van Dien.
Drie foto’s van Levissonnen. De eerste toont Samuel, de oudste zoon van Elias. Op de tweede Samuel staat opnieuw, |
Haar ex-man Elias is ook hertrouwd, eerst met Anna Smol, daarna met Maria Woudhuijsen. Zijn gezin verhuist naar Zwijndrecht, uiteindelijk naar de Rotterdamseweg 22. Dit pand, hier gefotografeerd in de jaren zeventig, is verdwenen. |
Mozes en Jette komen om in de oorlog, hij in een bejaardentehuis in Poortugaal, zij in Sobibor. Het echtpaar woonde op het laatst op het |
Criterium
In Dordrecht was er ook groot leed onder de Levissons. Vader Mozes en moeder Jette, inmiddels wonend aan Elfhuizen 4 rood (later: 6) was het evenmin gegund te blijven voortleven. Zoals al is beschreven, werd Jette’s leven stopgezet in Sobibor, en hield dat van Mozes op in een bejaardentehuis.
Is het terecht dat Mozes, die ogenschijnlijk een natuurlijke dood stierf, is opgenomen in Joods Monument?
Joods Monument hanteert zelf dit als criterium: “Alle personen die tijdens de Duitse bezetting in Nederland als joden zijn vervolgd en die oorlog niet hebben overleefd, worden opgenomen in het Monument. Daartoe behoren alle personen die in In Memoriam staan vermeld plus alle joden die binnen de grenzen van Nederland tussen 10 mei 1940 (de Duitse inval) en 8 mei 1945 (de dag van de Duitse capitulatie) zijn omgebracht of omgekomen, voor zover gegevens over hen konden worden gevonden. Deze omschrijving omvat ook degenen die tijdens de oorlog op natuurlijke wijze zijn gestorven.”
Dit verklaart het noemen van Mozes, maar weer niet het weglaten van zijn ex-schoondochter Celina de Boers.
Hoe dit ook zij − op Elias na hebben alle overige kinderen van stamhouder Mozes inderdaad de oorlog levend en wel weten te overbruggen: elf van de twaalf. Maar hier past een nuancering. Drie van die fortuinlijke kinderen zijn maar ternauwernood ontsnapt aan de moordlustige Duitsers: Wilhelmina, Meijer en Simon.
Aan hen zijn elders op deze website al veel eerder verhalen gewijd, apart, omdat ze zichzelf op opvallende wijze hebben weten te redden, zie verhaal 3 en verhaal 20.
Wilhelmina (ook ‘Miep’ en ‘Mientje’ genoemd) wendde op 11.8.1942 met een briefje, dat op een gestreepte blouse was gespeld en langs de Oude Maas bij de ’s-Gravendeelsedijk lag, een verdrinkingsdood voor. Maar na de oorlog kwam ze weer levend tevoorschijn, terug uit de onderduik in Barneveld. Meijer en Simon verborgen zich onder de namen Jan en Tom op een ark in de Sliedrechtse Biesbosch. Ze werkten er als griendwerkers; boeren gaven hen voedsel. Zo redden zij het.
Foto’s van de Levissons die ver voor de oorlog naar Amerika emigreerden. |
Nogmaals David en Rachel, op oudere leeftijd. |
Emigratie
Een broer en zus van Mozes, David en Anna, hebben de jodenvervolging niet hoeven meemaken.
Al in de jaren tien van de vorige eeuw waren zij beiden, onafhankelijk van elkaar, geëmigreerd naar de Verenigde Staten. Sue Leferson (4.2.1945), een kleindochter van deze David, kon desgevraagd informatie geven over de familiaire verwikkelingen in het verre Amerika.
Hoe steekt het in elkaar?
Anna (ook wel ‘Hanna’ en ‘Hannah’ genoemd), geboren in Riga, Letland, trouwt in de eervorige eeuw met Abraham Samiljan (30.10.1866), afkomstig uit Luok? (Luknik in het Jiddish) in Litouwen. Samen krijgen zij vijf kinderen, in verschillende steden: Fijge (Amsterdam, 10.12.1887), Esther (Parijs, 27.10.1890), Salomon (Amsterdam, 27.7.1893), Ferdinand Jacques (Waalwijk, 22.12.1897) en Leon David (Amsterdam, 18.11.1900).
Anna, die in documenten de ene keer als Levison, de andere als Levishon staat genoteerd, emigreert in 1907 met haar echtgenoot vanuit Amsterdam naar de VS. Drie van hun kinderen volgden later.
Haar broer David Levisson, de kleermaker die aanvankelijk nog Leiwensohn heet, trouwde op 2 september 1897 met Rachel Levie (25.4.1874), in haar geboorteplaats Etten-Leur. Zij was 23, hij 25. Ze vertrokken al spoedig naar Amsterdam, naderhand naar Londen. Op 5 augustus 1902 komen zij uit Londen terug, arriverend in Rotterdam, waar ze gaan wonen in de Wilhelminastraat, op nummert 21.
Het echtpaar heeft in Amsterdam al een zoon gekregen, Nathan op 20.8.1898. In Londen kwam er een tweede kind, Jacob Herman, op 22.9.1899. In Rotterdam volgen nog meer kinderen: Henriëtte (17.12.1902), Maria Rosa (7.3.1905), Ida (3.4.1907), en Anna (1.2.1909).
Op 19 september 1911 vertrekt ook dit gezin naar de Verenigde Staten. Volgens Sue Leferson werd de achternaam Leiwensohn bij aankomst op Ellis Island, de grenspost voor immigranten bij New York, veranderd in Levison, met één ‘s’. Uiteindelijk zou het gezin uit tien kinderen komen te bestaan. En de op een na jongste van hen, Joseph, werd de vader van Sue. Al deze kinderen groeiden op in Amerika, en bleven er, gezinnen stichtend, kinderen voortbrengend. Niemand ging ooit terug naar Europa.
David, Rachel en de kinderen settelden eerst in Point Pleasant Beach in New Jersey. Velen bleven er, anderen zwermden uit. Joseph bijvoorbeeld kwam in Connecticut terecht, waar Sue en haar broer opgroeiden. In 1941 moest haar vader zijn naam veranderen in Leferson, “omdat anders niemand hem vanwege die joodse naam in dienst zou nemen”. Sue zelf woont in Virginia. Zij beheert een uitgebreide website over haar familie, die niet openbaar is.
Hier zit Rachel met haar zoon Joseph, die de vader zou worden van Sue Leferson. Rachel en David kregen in totaal tien kinderen. Op de foto met de auto, gemaakt in 1917, zijn acht van die tien kinderen te zien. |
De graven van Simon Levie en zijn dochter Ruth Dorothy. |
Auto-ongeluk
Een broer en zus van Rachel Levie, Antje en Simon, kozen ook voor de VS. Kort worden zij hier beschreven, omdat zij enigszins in verband staan tot de Levissons.
Antje Levie (14.5.1883) trouwde op 8.11.1906 in Etten-Leur met Joseph Spetter (Rotterdam, 29.3.1875). In 1912 vertrokken zij vanuit Rotterdam naar New Jersey. Hun eerste kind, Mietje (Rotterdam, 27.8.1907) was na ruim een halfjaar gestorven, op 5.3.1908. Antje is op 93-jarige leeftijd overleden in het Amerikaanse Warsaw, in 1976.
Simon Levie, geboren 17 april 1885, voer op 23 maart 1909 met het stoomschip ‘Nieuw Amsterdam’, vanuit Rotterdam naar de New York. David Levisson vergezelde hem op die tocht, vertelt Sue. David ging na aankomst terug naar Nederland, maar bezocht de VS opnieuw in 1911, nu om een huis te zoeken voor Rachel en hun kinderen. Spoedig erna kwamen Rachel en de kinderen ook over.
Op 5 september 1911 trouwde Simon in New York met Margaret Emily Lamb. Zij kregen twee kinderen, Jacob (‘Jack’) nog in New York, op 20.11.1912, Ruth in Delaware, op 6 juli 1920. Na de geboorte van Ruth verhuisde het gezin naar Miami, Florida. Tijdens een orkaan op 4 november 1935 vloog een stuk van het dak van de buurman door Simon’s raam, Ruth fataal verwondend aan haar hoofd.
Ook Simon wijzigde, vervolgt Sue, op een gegeven moment zijn naam, in William Grant − om de vooroordelen tegen joden voor te zijn. Hij gebruikte de naam alleen als een alias; zijn wettelijke naam bleef dezelfde.
Daarentegen liet Jack, geboren als Jack Quentin Grant, zijn naam juist veranderen in Jack Grant Levie. Sue: “Dit veroorzaakte veel problemen voor hem, nu moest hij steeds weer bewijzen wie hij werkelijk was.” Op 27 november 1960 is de tot Amerikaanse genaturaliseerde Simon verongelukt in Miami, bij een auto-ongeluk dat zijn schuld was en waarbij ook de tegenligger stierf.
Er zijn nóg twee Levissons die naar Amerika trokken, hier tot dusverre onvermeld gebleven. De ene is David Leiwensohn (Riga, 20.8.1886), een neef van Rachel’s man David. Hij verruilde Nederland per 27.4.1907 voor New York. David heeft in Oldenzaal gewoond en zelfs ingewoond bij Mozes en zijn broer David, in hun Rotterdamse periode. [Inwonend was daar tijdelijk ook Eljas (Riga, 15.8.1885), eveneens een neef van David. Maar deze koos niet voor de VS. Eljas, overigens Leevenson geheten, keerde op 25.06.1907 vanuit Rotterdam terug naar Oldenzaal.]
De andere Amerikaganger is Joseph Levisson, de eerste zoon (1893) van Mozes en Rebecka. Volgens de Rotterdamse gezinskaart is hij op enig moment naar New York verhuisd. Over hem is niets naders bekend, maar voor hem zal gelden wat voor de andere emigranten van Levisson geldt: zij en hun kroost hebben zich over heel Amerika uitgerold. Of zoals Sue schrijft: “They are scattered all over the U.S.”
Deze twee foto’s tonen een broer (Simon) en zus (Antje) van Rachel Levie, de vrouw van David Levisson. |
En dit is, in tweevoud, Sue Leferson, die thuis |
De gelukkigen
De Amerikagangers, die voortaan consequent Levison heten op de ene Leferson na, waren “the lucky ones”. Voor de broers en zussen van Rachel die in Nederland achterbleven, was de lotsbestemming een ontstellende. Ze werden van hun leven beroofd, althans: voor zover bekend.
Voor de volledigheid eerst een overzicht:
Jacob Hijman Levie (1843-1927) en Jenneke de Roos (1837-1923) lieten in Etten-Leur een gezin ontstaan van negen kinderen. Drie van hen waagden de stap naar de VS, zoals hiervoor is beschreven: Rachel, Antje en Simon. Twee anderen overleden jong: Simon, deel van een tweeling, al na slechts enkele dagen (17.11.1879 – 25.11.1879) en Catharina na 24 jaar (15.10.1872 – 15.9. 1897).
Van de vier resterende kinderen werden er twee in de oorlog omgebracht: Elisabeth Nenk-Levie (8.4.1876 – Sobibor, 13.3.1943) en Samuel (13.10.1877 – Sobibor, 14.4.1943). Samuel had trouwens een dochter, Elisabeth (Etten, 3.8.1906), die is geëindigd in Auschwitz (11.12.1942).
Van twee andere kinderen is het lot een klein mysterie. Waar Roosje (17.11.1879) bijvoorbeeld is gebleven, is nog altijd niet onopgehelderd. Misschien heeft ze de oorlog overleefd, misschien niet; Sue weet het niet. “Ik heb haar na haar vertrek uit Etten niet meer kunnen lokaliseren.”
Ook Roosje’s broer Hijman Jacob (19.5.1871), laatst wonend aan de Croeselaan 73 in Utrecht, was voor haar aanvankelijk lang spoorloos. Hier en daar vermeldden websites dat hij in 1943 is overleden, mogelijk in kamp Vught. Maar de redactie van Joods Monument benaderde Sue Leferson eens en zij vertelde geen bewijs te hebben gevonden dat hij in Vught is overleden. Hijman kwam in ieder geval niet voor op de lijst van omgekomen in dit kamp. Sue: “Hij zou kunnen zijn ontsnapt, dachten ze.”
Een hernieuwde speurtocht, ten behoeve van dit verhaal, bracht uitkomst. In het archief van het Rode Kruis staat op Hijman’s kaart genoteerd dat hij op 9 mei 1943 vanuit Vught aankwam in kamp Westerbork. Maar er is geen deportatiedatum van hem. Waar hij is dan gebleven? Zijn lot kwam aan het licht toen de feiten werden nagelopen over zijn twee huwelijken.
Hijman huwde eerst in Oldenzaal op 28 augustus 1895 Marianne Cohen (Oldenzaal, 5.3.1867), van wie hij scheidde op 17.11.1929. [Marianne Cohen is op 28 december 1941 op 74-jarige leeftijd gestorven in het rk-ziekenhuis in Oldenzaal. Zij staat op Joods Monument.] Enkele weken na deze scheiding hertrouwde Hijman al, in Utrecht op 24 december 1929, met Adriana Diezeraad (Zwolle, 18.2.1893). Ook van haar scheidde hij, in de oorlog, op 15 april 1942.
Persoonsgegevens over deze Adriana zoekend, kwam de missende informatie tevoorschijn: Hijman Jacob Levie heeft de oorlog overleefd. Hij blijkt overleden te zijn in Utrecht op 13 maart 1950, op 78-jarige leeftijd, volgens de akte om half zes. Hij is dus indertijd vrijgelaten uit kamp Westerbork; misschien wel omdat hij gemengd getrouwd is geweest. Adriana zelf zou pas in 1970 zijn gestorven.
In 2013 werd in Dordrecht een grote familiereünie gehouden voor de Levissons en Leevensons. |
Reünie
Zijn er in Dordrecht − 107 jaar nadat de Levissons zich er vestigden, 72 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog − nog afstammelingen woonachtig?
Jawel: tientallen. De familie Levisson was en is en blijft onveranderlijk groot. Juist doordat elf van de twaalf kinderen van stamvader Mozes Levisson in de oorlog ongehavend bleven, konden ze zich voortzetten. Al leeft van de elf overlevenden uiteraard thans niemand meer.
Het is ondoenlijk, en ook onnodig, om deze afstammelingen allemaal op te sommen. Een idee van hun omvang, van de afsplitsingen en van al die nieuwe generaties, is te krijgen via de website van de Papendrechtse archiefonderzoekster H.W.G. (Riek) van Blokland-Visser. Zij heeft de genealogie van joodse families in de Drechtstreek 1740-1940 uitgezocht. De Levissons en Leevensons van Dordrecht staan er tussen, zie: blokland.dordtenazoeker.nl
In 2013 hebben de Levissons en Leevensons een familiebijeenkomst gehouden in Dordrecht. Sue Leferson was bij “dit grote feest” aanwezig. Ze ontmoette er vele verwanten. Ze kijkt er blijmoedig op terug, zegt ze. “They are wonderful people.”
Het aanbrengen van Stolpersteine voor het gezin van Elias en Maria Levisson in Zwijndrecht begin 2017 heeft ze moeten missen. Ze zag echt geen kans om over te komen. Maar in 2018 wordt er in Etten-Leur een Stolperstein gelegd voor Samuel Levie, haar grootmoeders broer. Die plechtigheid hoopt ze bij te kunnen wonen. Als haar dat lukt, is er een cirkel rond. Een familielid dat aan de Holocaust is ontkomen, komt hem de laatste eer bewijzen.
Toegekeken en geholpen door schoolkinderen metselt Gunter Demnig de Stolpersteine voor de Zwijndrechtse Levissons in het trottoir van de Rotterdamseweg, op de plek van nummer 22. Hij bracht, op 6 februari 2017, vijf steentjes aan. |
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'