Het voorbije joodse dordrecht
Marcus Norden: meer thuis
in Arnhem dan in Dordrecht
* Overzicht van de families Norden en Wimpfheimer
* Aantal joodse slachtoffers in Arnhem varieert nogal
De Astoria-bioscoop op de Voorstraat, |
De joodse familie Norden heeft in Dordrecht zowel een zielsgelukkig als diepbedroefd moment beleefd. En dat kort na elkaar.
Verrukt zullen David Norden en Paulina Wimpfheimer zijn geweest toen Paulina op 13 augustus 1920 beviel van zoon Marcus − hun eerste en enige kind. Maar ontredderd zal vader Norden zich hebben gevoeld, geschokt zelfs, toen nog geen drie maanden later, op 9 november, Paulina plotseling stierf, pas 32 jaar oud. Zij werd begraven op de joodse begraafplaats aan de Achterweg.
Of het daarmee te maken had, is niet meer na te gaan, maar een krap jaar later, op 25 okrtober 1921, verliet David Norden Dordrecht, waar hij directeur was van het Astoria-bioscooptheater aan de Voorstraat. Hij, Amsterdammer van geboorte, ging samen met zoontje Marcus naar Arnhem, de geboortestad van zijn vrouw. Tweeëntwintig later werden zijzelf ook door een vroegtijdige dood getroffen: beiden werden rücksichtslos, met een tussenpoos van drie maanden, vermoord in Auschwitz.
Marcus Norden is al met al slechts veertien maanden Dordtenaar geweest. Hij heeft zijn moeder niet gekend en al helemaal niet de stad. Maar: wie eenmaal in Dordrecht is geboren, blijft voor altijd een geboren Dordtenaar. Om die reden wordt hier een levensschets gegeven van Marcus Norden en omringende familieleden.
Twee pagina’s uit het Amsterdamse bevokingsregister. De familie Norden, |
Zeven kinderen
David Norden is een van de zeven kinderen die Hartog Norden kreeg met Saartje Leefsma. Maar voor sommige van die broers en zussen bleef het leven kort.
Hartog (Delft, 16.11.1855) − slachtersknecht van beroep, later pensionhouder − vestigde zich in 1882 met Saartje (Gorredijk, 9.3.1855) in Amsterdam. Op de 22ste november waren zij in deze stad in het huwelijk getreden; in december 1882 betrokken zij er hun woning, aan de Zwanenburgwal, op nummer 88. Achtereenvolgens kwamen daar die zeven telgen ter wereld: 1. Anna (31.8.1883, overleden op 2 juli 1884: 10 maanden), 2. David (7.8.1884), 3. Anna nr. 2 (7.8.1885), 4. Izak (1.9.1886, overleden 8 februari 1888: 16 maanden), 5. Jacob (16.12.1887), 6. Abraham (23.9.1889) en 7. Klara (3.7.1893).
Twee kinderen verloren Hartog en Saartje in de ene eeuw, met vijf nakomelingen betraden zij de nieuwe eeuw. Maar aan het begin ervan, in 1915, raakte de familie nog een kind kwijt: Jacob. Hij overleed als 27-jarige in Den Haag op 5 oktober en werd begraven op de Amsterdams-joodse begraafplaats Muiderberg. Nu waren er nog vier.
Aan de andere kant van het land, in Arnhem, was de familie Wimpfheimer voltooid geraakt. Kleermaker Markus Wimpfheimer (Arnhem, 5 juni 1853) had op 1 juni 1874 in zijn geboorteplaats het ja-woord gegeven aan de Duitse Babette Gunzburger, die in 1852 is geboren in Schmieheim, Baden-Württemberg, op een onvindbare dag.
Feitelijk was het overbodig dat Markus eeuwige trouw beloofde, want eerder in dat jaar, op 13 februari, hadden zij dat al gedaan in Bruchsal, ook gelegen in Baden-Württemberg. Kennelijk was tweemaal trouwen, in ieders voorouderlijke geboortestreek, de gewoonte indertijd. Markus twintig jaar oud in dat jaar 1874, zij om en nabij 22.
Advertenties over twee van de zeven kinderen die Saartje en Hartog Norden kregen. |
Babette en Markus Wimpfheimer kregen veertien kinderen. De ene advertentie toont de geboorte van Rebekka (‘Arnhemse Courant’, 10.12.1879); de andere het overlijden na 1 jaar van Samuel (Idem, 30.9.1879). |
Moeder Babette stierf op 5 augustus 1897, twee jaar na de geboorte van haar laatste kind. Zij is begraven op de joodse begraafplaats Moscowa in Arnhem. |
Eersteling
Uit deze dubbele echtverbintenis ontstond een lange reeks kinderen.
Babette baarde haar eersteling Marianne op 6 februari 1875, minder dan negen maanden na de bruiloft. Daarna kwamen er tot en met 1895 nog eens dertien kinderen, van wie er, zoals vaak voorkwam in die tijd, verschillende kort na de geboorte al stierven. Hun levensduur varieerde van 11 dagen tot 10 maanden tot een jaar. Dit was het geval bij vijf van de veertien nakomelingen. Een overzicht van het complete gezin Wimpfheimer in te zien via deze link.
Twee jaar nadat haar laatste kind was geboren, overleed moeder Babette, op 5 augustus 1897. Zij heeft de 45-jarige leeftijd bereikt. Uit haar grafsteen, op de joodse begraafplaats Moscowa in Arnhem, blijkt dat Babette ook wel Bertha werd genoemd. Haar echtgenoot Markus heeft aanzienlijk langer geleefd, tot 22 november 1925. Hij stierf in Apeldoorn als een 82-jarige. Ook Markus is op Moscowa begraven.
De archiefkaart van het gezin Norden in Dordrecht, voor- en achterzijde. David is op 15 januari 1919 in de stad gaan wonen, Paulina volgde een dag later. Foto’s RAD |
Links: via het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ (NIW) van 19.10.1917 laten Pauline Wimpfheimer en David Norden weten dat zij zich verloofd hebben. Ruim een jaar later volgt het huwelijk, op 20 november 1918, zo meldt het NIW van 22.11.1918. |
Dordrecht
De families Norden en Wimpfheimer raakten verstrengeld in 1918, toen de 34-jarige David Norden, kind nummer 2, zich in het echt verbond met de 30-jarige Paulina Wimpfheimer, kind nummer 10. Dat gebeurde in Arnhem, op de 20ste november. Twee maanden nadien, op 15 (David) en 16 (Paulina) januari 1919, toog het echtpaar naar Dordrecht, naar een bescheiden woning in de De La Reystraat, op nummer 4.
David werd in Dordrecht adjunct-directeur, later directeur, van het bioscooptheater Astoria, dat zich bijna bevond op de hoek van de Voorstraat met de Visstraat.
Het echtelijk geluk was, zoals gezegd, van korte duur. Op vrijdag 13 augustus 1920 schonk Paulina het leven aan zoon Marcus− die zal zijn vernoemd naar zijn grootvader Markus. Iets minder dan drie maanden later overleed Paulina onverwachts, op 9 november. Zij werd ter aarde besteld op de Dordts-joodse begraafplaats. “Hier rust een sterke vrouw, de kroon van haar man”, kwam in het Hebreeuws op de grafsteen te staan.
Misschien veroorzaakte het verlies van zijn vrouw dat bij de verdrietige Marcus elke arbeidsmotivatie en levensvreugde verdween, misschien beviel zijn baan in Dordrecht hem niet meer. Wat de aanleiding ook was, David Norden verliet een klein jaar later de stad, samen met baby Marcus, op 25 oktober 1921. Hij trok naar Arnhem, de stad waar zijn huwelijk was begonnen, en ging daar wonen in de Broerenstraat, op nummer 5. Hij werd een reiziger en loterijagent.
Nog eens vijf jaar later hertrouwde David, nu met een oudere zus van Paulina, Henriëtte, kind nummer 6 van de Wimpfheimers. Zij was 45 jaar oud en nog ongetrouwd, David 41. Dit huwelijk zou kinderloos blijven.
Drie maanden na de geboorte van Marcus overlijdt moeder Paulina, op 9.11.1920. |
Een zeldzame foto van de Dordtse Marcus: hij is de lange jongen in het midden van de tweede rij van boven. De foto komt uit het boek ‘De stille slag’, maar staat ook op Joods Monument.Een zeldzame foto van de Dordtse Marcus: hij is de lange jongen in het midden van de tweede rij van boven. De foto komt uit het boek ‘De stille slag’, maar staat ook op Joods Monument. |
David Norden en Henriëtte begonnen in de Prins Hendrikstraat in Arnhem, op nummer 16, een ritueel pension. De foto toont het desbetreffende pand anno 2022 (bij de zwarte auto). |
|
Marianne, het allereerste kind Wimpfheimer, |
Pension
De jonge Marcus ging in Arnhem naar de joodse school. Dat blijkt uit een foto die in 2003 is gepubliceerd in het boek De stille slag. Joodse Arnhemmers, 1933-1945 van Margo Klijn (Zeist, 1944).
Tijdens een uitje van de school in Valkeveen, op 15 juni 1934, is een groepsfoto gemaakt van de leerlingen en het onderwijzend personeel. Desgevraagd denkt Margo Klijn Marcus te kunnen identificeren: de lange jongen midden in rij twee, vierde van links. Het is trouwens de enige foto die van deze geboren Dordtenaar is opgespoord.
Zijn ouders, David en Henriëtte, begonnen in 1930 in de Prins Hendrikstraat, op nummer 16, een ritueel pension, vooralsnog alleen “gedurende de zomermaanden”, aldus een nieuwsbericht in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) van 2 mei. In de loop der jaren groeide dit Pension Wimpfheimer uit tot een volwaardig en populair pension, waar men het hele jaar door kort of langer kon verblijven.
In het NIW van 14 mei 1937 heet het dat dit “zeer gezellig intiem pension reeds jaren het vertrouwen geniet van “veler, die Gelre’s Hoofdstad bezoeken”. “De schitterende voldoeningsbetuigingen bewijzen, dat men in dat pension een gezellig Home, prima keuken en uitnemende bediening vindt.” In het NIW van 20 mei 1938 staat dat het pension “welbekend [is] als een gerenommeerd pension” en inmiddels is uitgerust met een “gemoderniseerde inrichting”.
“Ieder jaar ondervinden (sic) Gez. (gezin, red) Wimpfheimer dat hun huis door een groot aantal personen bezocht en aanbevolen wordt, wel een bewijs, dat Mevr. Norden-Wimpfheimer, de eigenaresse dezer zaak, weet en begrijpt, wat door het reizend publiek verlangd wordt.” Zo nodig kunnen gasten er nu terecht “voor permanente inwoning.”
In de loop van de tijd is ook het gezin Wimpfheimer, net als dat van de Nordens, kleiner geworden. Alida, kind nummer 7, stierf op 29 juli 1899 (17). Het leven van Rosalia, kind nummer 12, eindigde op 12 juli 1923 (32) en eersteling Marianne ging heen op 23 augustus 1934 (59). Van de veertien Wimpfheimers waren er nog vijf over, bij de Nordens waren het er vier.
Hartog Norden, de vader van David, overleed in Amsterdam op 17 juni 1931 (75) en werd begraven in Muiderberg. Zijn echtgenote Sara Leefsma was hem voorgegaan op 29 januari 1926, ook in Amsterdam (70).
Vijf knipsels uit het NIW over het ritueel pension van David Norden en Henriëtte Wimpfheimer aan de Prins Hendrikstraat 16 in Arnhem, van respectievelijk 2.5.1930, 11.5.1934, 14.5.1937, 20.5.1938 en 31.5.1940. |
Verschillende familieleden overleden in de jaren tien, twintig en dertig. |
Oorlog
En dan barst in hevigheid het Duitse oorlogsgeweld los. De nazi’s jagen met name op de joden.
Van alle nog levende Wimpfheimers zal niemand de Holocaust overleven. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog waren alle oorspronkelijke, directe familieleden vermoord. Alles was tot zwijgen gebracht.
Het gezin dat het pension in de Prins Hendrikstraat dreef, is volledig uitgeroeid. Vader David en zijn tweede vrouw Henriëtte eindigden tegelijk in Auschwitz, op 12 oktober David en zijn tweede vrouw Henriëtte eindigden tegelijk in Auschwitz, op 12 oktober 1942, respectievelijk 58 en 61 jaar oud. (Stief)zoon Marcus, de kortstondige Dordtenaar, werd ook in Auschwitz omgebracht, maar iets later, op 31 januari 1943, 22 jaar oud.
En de andere Wimpfheimers? Saartje, een zus van Henriëtte en kind nummer 2, eindigde in Auschwitz, op 12.10.1942, 66 jaar oud. Dit geldt ook voor Johanna, kind nummer 3: Auschwitz, 12.10.1942 (65). Bernardina, kind nummer 9 liet het leven in Sobibor, op 30.4.1942 (58). Ten slotte Simon, kind nummer 14. Hij werd omgebracht ergens in Midden-Europa, op 31.3.1944 (48).
Handelsagent Simon was op 7 oktober 1942 nog getrouwd in Kamp Westerbork, voor velen het voorportaal van hun dood. Zijn echtgenote werd stenotypiste Cecile Marcelle Mendels (Amsterdam, 29.9.1905). Voor haar heeft het huwelijk een maand geduurd. Zij is om het leven gebracht in Auschwitz op 9 november 1942, 37 jaar.
De Joodse-Raadkaarten van David Norden, zijn vrouw Henriëtte en zoon Marcus. |
Ook omgebracht in de oorlog, in Auschwitz op 30 september 1942: Klara Norden (kind nummer 7), haar man Jacob de Vries en hun dochters Sara (tweede van links) en Alida. Alleen een zoon heeft de Shoah overleefd; hij was op zee. |
Noodlot
Voor de aanverwante familie Norden had de jodenvervolging al evenzeer huiveringwekkende gevolgen.
Het noodlot van David Norden is al beschreven. De overige drie kinderen Norden overkwam dit:
1. Anna, kind nummer 2 (7.8.1885): Auschwitz, 17.9.1943 (58). Zij was de vrouw van Henri Jacob Cats (Gouda, 4.10.1884 – Auschwitz, 17.9.1942, 57, kok) en dreef met hem aan de Nieuwe Herengracht 31 Rusthuis Cats. Het echtpaar had vier kinderen, die allen zijn omgebracht:
1. Sara Veronica (Amsterdam, 5.10.1911 – Auschwitz, 7.7.1944; 32),
2. David Herman (Amsterdam, 18.9.1912 – Midden-Europa, 31.3.1944; 31; reiziger),
3. Veronica (Amsterdam, 11.1.1914 – Sobibor, 4.6.1943; 29; magazijnbediende) en
4. Herman Leo (Amsterdam, 12.4.1915 – Mauthausen, 1.9.1941; 26; dansleraar).
2. Abraham, kind nummer 6: Neukirch, Duitsland, 27.3.1943 (53). Abraham, arts van beroep, was op 9 januari 1918 in Den Haag getrouwd met Grietje Viskoper (Den Haag, 22.4.1890), die al op 17 juli 1934 in Den Haag was overleden, op 44.-jarige leeftijd. Abraham was daarna opnieuw getrouwd, op 17.8.1938 in Den haag, met Rachel de Raaij (Haarlem, 17.5.1890). Rachel is vermoord in Auschwitz, op 9.11.1942 (52). Met de drie kinderen van Abraham en zijn eerste vrouw Grietje gebeurde er dit:
1. Herman (Den Haag, 20.6.1918 – Auschwitz, 30.9.1942 (24),
2. Simon (Den Haag, 3.1.1920 – Midden-Europa, 9.3.1943; 23) en
3. Jacob (Den Haag, 25.5.1924 – geen overlijdensdatum gevonden).
3. Klara, kind nummer 7: Utrecht, 30.9.1942. Klara, een kinderjuffrouw en pianolerares die ook toneel speelde, was sinds 1919 de partner van handelsreiziger in rookartikelen Jacob (‘Jacques’) de Vries (Amsterdam, 11.6.1882). Drie kinderen had dit echtpaar:
1. zoon was tijdens de oorlog als marconist op zee. Hij heeft de oorlog overleefd, zo niet zijn zussen:
2. Sara (‘Miep’, Arnhem, 11.4.1922 – Auschwitz, 30.9.1942 (20) en
3. Alida (‘Lida’, Utrecht, 9.12.1924 – Auschwitz, 30.9.1942 (17). De ouders zijn allebei op dezelfde 30ste september in Auschwitz vermoord, Jacob is 60 geworden, Klara 49. Het gezin woonde in de Huijgensstraat, op nummer 24 bis in Utrecht.
Het monument van Betty Jacobs op de voormalige Kippenmarkt, |
Zoektocht
In totaal zijn uit Arnhem 1500 joden gedeporteerd*, vijf keer zoveel als bijvoorbeeld uit Dordrecht, Marcus’ geboortestad. Zeven decennia later wordt in Arnhem vasthoudend geprobeerd om van al die slachtoffers méér te vinden dan alleen hun naam. “Dat kan een verhaal zijn, een foto of een fragment”, schreef Vincent Bos in de Arnhemse Koerier van 22 mei 2022 over die zoektocht. “Op die manier krijgen de slachtoffers een gezicht.”
De verhalen over de 1500 vermoorde joodse Arnhemmers worden geplaatst op de website ‘Joodse Monument Arnhem’, waarop in ieder geval hun namen al te vinden zijn. Behalve over dit digitale monument beschikt Arnhem ter nagedachtenis aan hen óók over een heus, fysiek monument. Het is op 17 november 2019 onthuld en staat naast de uitbouw van de Eusebiuskerk op het Kerkplein.
Het gedenkteken bevindt zich op de voormalige Kippenmarkt, tegenwoordig Jonas Daniël Meijerplaats geheten. Op die plek stond vroeger de Israëlitische godsdienstschool en dichtbij de synagoge. Het herdenkingsmonument, ontworpen door beeldhouwer Betty Jacobs, heeft de vorm gekregen van een Thora, de joodse gebedsrol, met ernaast een koffer op een breed voetstuk. Die koffer “staat symbool voor de bagage die de Arnhemmer joden bij zich hadden toen ze gedeporteerd werden”, lichtte Omroep Gelderland toe.
Aan de voet van het gedenkteken zijn QR-codes aangebracht, en die leiden naar de namen van de slachtoffers op het digitale monument.
Arnhem is, meldde de Arnhemse Koerier, een van de laatste steden met een joods monument. “Dat we er zo laat mee zijn, heeft allerlei redenen”, vertelde Peter Jetten, de beheerder van de website. Eén reden is volgens hem dat eerder “veel aandacht” is geweest voor de operatie Market Garden. Jetten: “Schrijfster Margo Klijn heeft de situatie van de joden niet voor niets aangeduid als ‘De Stille Slag’. Er is lang minder aandacht voor geweest.”
Jetten vertelde de krant verder dat het “moeilijk is” om gegevens over de afgevoerde joodse Arnhemmers te achterhalen. “We moeten het hebben van de nabestaanden. Ik schrijf ook verhalen en heb meerdere dochters en zonen gesproken. Zo wilde ik gegevens achterhalen van Ada Goldsmid. Ik vroeg op welke school haar moeder gezeten had, maar dat wist de dochter niet. Het geeft aan dat het steeds lastiger wordt om achter verhalen te komen.”
Het is “een hele speurtocht”, vatte de Arnhemse Koerier samen, maar “de betrokkenen zetten door”.
De Amsterdamse persoonskaart van Marie van Aalst, de echtgenote van Isidore. |
De twee steentjes in de Bovenbrugstraat, |
Blanco
Arnhem kent net als Dordrecht Stolpersteine. Maar voor de 1500 joodse slachtoffers zijn er tot dusverre, volgens de laatste stand van september 2021, pas 54 steentjes gemetseld op 23 locaties. Eén ervan is overigens blanco. Zoiets is uitzonderlijk. Daarom wordt er in dit ‘Arnhemse’ achtergrondartikel even op ingegaan.
In de Bovenbrugstraat op nummer 42 zijn twee steentjes verankerd. Het ene is voor Isidore Lievendag (Borne, 9.2.1906 – Auschwitz, 9.1.1944; 37), het andere, onbeschreven steenje is voor het ongeboren kind dat Isidore en zijn vrouw niet hebben gekregen.
De naam van de echtgenote wordt noch op de landelijke website ‘Joods Monument’ genoemd, noch op de gelijknamige Arnhemse website. Denkelijk is dat gebeurd omdat zij de oorlog heeft overleefd. Maar via het Amsterdamse Stadsarchief is haar naam simpel te achterhalen: Marie van Aalst (Amsterdam, 13.5.1913).
Marie blijkt een kantoorbediende en secretaresse te zijn geweest. Zij trouwde Isidore in Amsterdam op 25 maart 1942. Zij doken vervolgens “samen met nog drie andere mensen” onder op een adres in Deventer, zo is te lezen op de landelijke site ‘Joods Monument’. “Het onderduikgezin wilde op een bepaald moment van hen af, en een familielid gaf de vijf onderduikers daarom aan bij de politie.”
Op 15 augustus 1942 werd het echtpaar gearresteerd. Het belandde in Kamp Westerbork en daarna in Auschwitz, waar de zwangere Marie werd “gedwongen een abortus te ondergaan”. Daar zijn er in de Experimentenbarak “diverse medische experimenten op haar uitgevoerd”.
Marie van Aalst overleefde de oorlog en hertrouwde op 4 december 1946 − met Herman Sajet (Amsterdam, 1.9.1914). Zij scheidden evenwel op 10 december 1952. Marie van Aalst woonde aan de Amstel, op nummer 139c en 137 c. Ten slotte huisde ze, vanaf 17 september 1990, op het adres Rondeel 105. Inmiddels is ze overleden, deelt de gemeente Amsterdam mee op haar site. Zij stierf in Amsterdam op 6 maart 1998, op 84-jarige leeftijd.
***
Terug naar de families Norden en Wimpfheimer. In het pension aan de Prins Hendrikstraat 16 hebben volgens Joods Monument in mei 1940 in totaal zeven familieleden gewoond.
* Aantal joodse slachtoffers Het aantal van 1500 joodse slachtoffers in Arnhem is een cijfer bij benadering. Er bestaat allerminst eenstemmigheid over, net zomin als over de omvang van de joodse gemeenschap van vóór de oorlog.
Geen zekerheid Gevolgen Onderzoek
|
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'