Het voorbije joodse dordrecht

Het leven werd de vergeten
familie Schielaar verboden

David Schielaar godsdienstleraar

David Schielaar, de godsdienstleraar
die vijf jaar de joodse gemeenschap in Dordrecht diende.
Foto Website ‘Joods Monument’

Wie niet meer aanwezig is, staat niet meer in de aandacht.
        Dit overkomt verreweg de meeste mensen, zo ook de drie nieuwe bewoners die Dordrecht er op 30 oktober 1913 bij kreeg: de familie Schielaar − bestaande uit vader David Schielaar, moeder Hester Granade Meijer en hun zoon Aron.
        Ze kwamen van Tiel. In Dordrecht ging David Schielaar goedgemutst de joodse gemeenschap dienen, als godsdienstleraar en voorzanger (chazan). Van drie breidde het gezin zich uit tot vijf personen: in Dordrecht werden de zonen Izaäk Abraham (1915) en Louis (1917) geboren.
        Vijf jaar bleef het gezin in de stad, daarna vertrok het in 1919 naar Borculo, nog een jaar later naar Winterswijk.
        Bij zijn vertrek uit Dordrecht werd David Schielaar gloedvol toegesproken, in tegenwoordigheid van “een groot aantal gemeenteleden”. Hij kreeg “een paar fraaie cadeaux”, zoals een elektrische lamp en een tafelkleed, aldus een bericht op de voorpagina van de Dordrechtsche Courant. Dordrecht liet hem blijkbaar ongaarne gaan.
Hierna trof de Schielaars het lot dat de meesten van ons te wachten staat: je wordt vergeten en ten slotte weggeschreven uit de lokale geschiedenis. Anno nu, bijna honderd jaar later, kent niemand van de huidige bevolking de Schielaars nog. Er is ook niets in Dordrecht dat aan hen herinnert.
        In Winterswijk ligt dat anders. En dat heeft een reden. In Winterswijk werden de levens van de vijf familieleden Schielaar door de Duitsers voortijdig afgebroken. Ze werden opgepakt, weggevoerd en vergast – állemaal. De Duitsers lieten geen spaan heel van het gezin.
        Hun namen staan nu op één van de zeven gedenkstenen, die op de Joodse Begraafplaats aan de Misterweg, in 2001 zijn aangebracht. De gedenkstenen noemen alle 324 joodse dorpsgenoten die in concentratiekampen doelgericht zijn vermoord. Winterswijk wil ermee voorkomen dat zij “in de vergetelheid geraken”.
        Daarnaast is er een boek verschenen, getiteld Wij hebben ze allemaal gekend…, waarin negen bladzijden zijn gewijd aan het gezin Schielaar. Op de gelijknamige website staat daar een samenvatting van. Met andere woorden: in Winterswijk zijn de Schielaars allerminst uit het collectieve geheugen verdwenen; ze hebben er nog hun plek in de geschiedenis.
        Dit artikel schetst wat zich voor en na Dordrecht rond het gezin Schielaar heeft afgespeeld; per slot van rekening hebben ze er jaren gewoond en zijn twee zonen er geboren.
        Een vergeten familieverhaal wordt hier herverteld− enigszins met de bedoeling ze terug te brengen in de herinnering.

gezinskaart van de Schielaars uit het Rotterdamse archief

David werd in Rotterdam geboren, in 1883, als zoon (en vijfde kind) van Aron Schielaar en Judith Soesman.
Het echtpaar kreeg zeven kinderen. Dit is de gezinskaart van de Schielaars uit het Rotterdamse archief.
Foto Stadsarchief Rotterdam


godsdienstonderwijzer van den laagste rang godsdienstleeraar in Tiel

David trekt al docerend van Woerden naar Borculo naar Tiel, waar hij in 1909 wordt benoemd,als opvolger van S.C. Kleerekooper (‘Dordrechtsche Courant’, 30.8.1909).

ondertrouw E. Meijer en D. Schielaar
Op 28 juli 1911 staat in het NIW dat hij is ondertrouwd en op 15 augustus gaat trouwen met Hester Granade (‘Esther’) Meijer, die hij in Borculo heeft leren kennen.
Foto Delpher
Geboorte Aron

Het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ (NIW) van 8 juli 1904 meldt dat David Schielaar is geslaagd als godsdienstonderwijzer.
Foto Delpher

In Tiel krijgen David en Hester een eerste kind, Aron, op 20 mei 1912 (‘Tielsche Courant’, 24.5.1912).
Foto Delpher


David Schielaar wordt benoemd in Dordrecht

David Schielaar wordt benoemd in Dordrecht, een bericht in de ‘Tielsche Courant’ van 3 augustus 1913.

Laagste rang
Het is niet ver van Dordrecht verwijderd dat David Schielaar ter wereld kwam: in het naburige Rotterdam.
        Judith Soesman (Geervliet, 24.9.1848), zijn moeder, baarde hem op 16 augustus 1883, als haar vijfde kind. Zij was de bijna acht jaar jongere echtgenote van uitdrager Aron Schielaar (Rotterdam, 8.12.1840), met wie zij op 30 juni 1875 in het huwelijk was getreden. Nansje was het eerste kind dat het echtpaar kreeg, op 11.4.1876, daarna volgden er nog zes: Roeloff (17.9.1877), Saartje (17.9.1878), Philipp (14.12.1880), David, Eduard (22.11.1884) en ten slotte Jacob (24.1.1890). Twee meisjes dus en vijf jongens.
        David, degene die hier als enige wordt gevolgd, bekwaamde zich in de joodse religie. In 1904 werd hij geëxamineerd. Op 8 juli bracht de zogenoemde Permanente Commissie verslag uit in het Nieuw Israëlitisch Weekblad: hij was geslaagd als “godsdienstonderwijzer van den laagsten rang”. Men kende ook een “middelsten en hoogsten rang”.
        Een jaar later, op 12 oktober 1915, verhuisde David Schielaar naar Woerden, als eerste van een serie gemeenten waar hij als leraar en chazan, voorzanger in de synagoge, kon komen werken. Woerden was zo’n tussenstation. Al na twee jaar werd Borculo in de Achterhoek het volgende, vanaf 3.10.1907. Ook deze stad zou David Schielaar weer vrij spoedig verlaten, na twee jaar, maar hier gebeurde kennelijk iets romantisch. Hij leerde er ene Hester Granade Meijer kennen, in dit Borculo geboren op 16.4.1888, als dochter van de lokale slager en veehandelaar Abraham Meijer en diens vrouw Bethje Spier.
        Dat de twee zich tot elkaar aangetrokken voelden, blijkt als Schielaar − 24 jaar nog pas, maar titulair “een eerwaarde heer” genoemd − op 29 oktober 1909 in het even Gelderse Tiel wordt benoemd, opnieuw tot godsdienstleraar. Midden in zijn Tielse periode gaat hij namelijk in ondertrouw met Hester. Het NIW meldt het op 28 juli 1911, en kondigt meteen ook de huwelijksvoltrekking aan. Deze zal plaatshebben op 15 augustus aanstaande, in Hotel Blankvoort te Borculo. Haar voornaam wordt in het bericht teruggebracht tot ‘E’ (Esther).

Hester komt uit een gezin van acht kinderen. Deze foto toont de acht eind jaren dertig

Hester komt uit een gezin van acht kinderen, drie vrouwen en vijf mannen. Deze foto toont de acht eind jaren dertig. Hester zit links vooraan. De foto is een van de vele die Marcelle Zion op de site van Joods Monument heeft laten plaatsen.
Foto Joods Monument

Hester komt uit een gezin van acht kinderen 1910

Deze foto toont dezelfde broers en zussen Meijer, maar in 1910.
Foto Joods Monument


David slacht een hert

Nog een krantenbericht, opnieuw in de DC, van 14.11.1913: David slacht een hert.
Foto Krantenbank RAD

Kind
In het rivierstadje Tiel krijgt het echtpaar een eerste kind, Aron, op 20 mei 1912. De geboorte wordt bekendgemaakt in de Tielsche Courant, die ruim een jaar later opnieuw een Schielaar noemt in de kolommen. Op 3 augustus 1913 bericht het nieuwsblad dat “de heer Schielaar, voorzanger der Israëlitische gemeente alhier, als zoodanig is benoemd te Dordrecht”. Tiel is na vier jaar ook alweer voorbij.
        In Dordrecht worden de Schielaars in het bevolkingsregister ingeschreven op 30 oktober 1913. In eerste instantie gaat het gezin in Krispijn wonen in de Emmastraat, op nummer 20 rood (nu: 26). Later, wanneer precies vermeldt het register niet, verhuist het naar de binnenstad, naar de Lange Breestraat. De woonkaart noemt als nummer 14 (14 rood is nu 16, 14 zwart 18), maar dat is veranderd in 12 (zwart is 12, rood 14). Dit pand bestaat nog, het helt licht voorover. De rest van de Lange Breestraat, begin vorige eeuw een deels haveloze straat vol smalle huisjes, is anno 2018 onherkenbaar veranderd, door sloop en nieuwbouw.
        Tot 31 maart 1919 zal het gezin in Dordrecht blijven, dik vijf jaar. Moeder Hester krijgt er twee kinderen, Izaäk Abraham op 24 februari 1915 en Louis op 2 september 1917. Vader David is in Dordrecht tweede voorzanger in de synagoge en daarnaast werkzaam als godsdienstleraar. In het joodse weekblad staat een korte mededeling over hem uit de Dordtse tijd, in de editie van 14 november 1913: “Als een bijzonderheid zij vermeld, dat heden voor rekening van poelier Retel door den eerw. Heer Schielaar een hert is geslacht.”
        Na ‘hert’ staat er een Hebreeuws woord dat kosjer betekent. Een hert heeft gespleten hoeven en herkauwt zijn eten, en mag daarom volgens de joodse spijswetten worden gegeten, net zoals koeien, schapen en geiten.

geboorte Izaak op 24 februari 1915
geboorte Louis op 2 september 1917

In Dordrecht krijgt het echtpaar er nog twee kinderen bij, Izaak op 24 februari 1915 en Louis op 2 september 1917. De berichten stonden in de ‘Dordrechtsche Courant’ (DC) van 27.2.1915 en 8.9.1917.
Foto’s Krantenbank RAD

gezinskaart uit het Dordtse archief

De gezinskaart uit het Dordtse archief, voor- en achterzijde, laat zien dat het gezin naderhand in de binnenstad in de Lange Breestraat ging wonen, op nummer 14, later 12.
Foto’s Regionaal Archief Dordrecht (RAD)


gezin Schielaar gaat in Dordrecht in de Emmastraat wonen

Het gezin Schielaar gaat in Dordrecht in eerste instantie in de Emmastraat wonen, in de buitenwijk Krispijn, in een bovenwoning op nummer 20 rood
(nu: 26). Dit huis is er nog steeds, het is te bereiken via de linkerdeur rechts.
Foto Redactie Website

Lange Breestraat in huidig aanzien

Deze foto toont de Lange Breestraat in huidig aanzien. Het tweede pand links,
dat licht helt, is het voormalige woonhuis van de Schielaars.
Foto Redactie Website

Gloedvol
Ook in Dordrecht zijn de Schielaars slechts voorbijgangers, achteraf beschouwd. David is per 1 april 1919 benoemd tot “eersten voorzanger” in Borculo, de geboorteplaats van zijn vrouw.
        Op 27 maart wordt er afscheid van hem genomen; de Dordrechtsche Courant rapporteert erover op de voorpagina. In de vergaderzaal van de synagoge aan de Varkenmarkt, spreekt E. den Hartog, namens een commissie die zich “uit de Gemeenteleden had gevormd” om Schielaar passend uit te luiden.
        Den Hartog complimenteerde Schielaar. Tijdens zijn verblijf “wist hij door zijn wijze van voordracht (als voorzanger) in het gebed steeds te boeien”. De vice-voorzitter van het kerkbestuur, H.A. Meijer, “sloot zich bij deze woorden aan”; ook hij wenste Schielaar en zijn gezin het beste in hun nieuwe standplaats.
        Schielaar was een beetje overrompeld “door deze bewijzen van sympathie en vriendschap”, zei hij. Ze waren “geheel onverwacht” voor hem, aangezien hij “de waardering die hij meende hier te zullen vinden, niet steeds gevonden had”. “Des te aangenamer”, was het nu voor hem, om “te ondervinden dat hij zich hierin had vergist”. Beide partijen, de gemeente en Schielaar zelf, konden met grote tevredenheid op het Dordtse intermezzo terugkijken.
        In Borculo blijft de familie Schielaar maar kort. Documentatie in het Centraal Archief in Doetinchem laat zien dat zij er arriveerde op 31 maart 1919, en er een jaar later, om 29 april 1920, alweer vertrok, om zich nu te vestigen in het zuidelijker gelegen Winterswijk. Ze trekken er in het nog altijd bestaande ambtshuis naast de synagoge, aan de Spoorstraat.
        Winterswijk wordt de standplaats waar de Schielaars het langst zullen blijven, liefst twintig jaar. Maar zonder dat te weten is het ook hun laatste. Na Winterswijk volgt alleen nog de dood.

Lange Breestraat 1925-1915

De Lange Breestraat is in de afgelopen honderd ingrijpend veranderd. Deze twee foto’s tonen de straat in de jaren twintig van de vorige eeuw. Op de ene foto ziet men aan het eind het gebouw van ‘Patrimonium’, op de andere de huizen na dit gebouw. De woning van de Schielaars, op tegenwoordig nummer 12, staat er net niet op.


In Winterswijk komt het gezin naast de synagoge te wonen, in de Spoorstraat

In Winterswijk komt het gezin naast de synagoge te wonen, in de Spoorstraat,
op huidige nummer 36. Beide gebouwen bestaan nog steeds.
Foto Redactie Website

Tante
In Jeruzalem woont en werkt Marcelle Zion. Ze is maatschappelijk werkster en familietherapeute. Ze kent veel ex-Nederlanders die naar Israël zijn geëmigreerd, ze is er zelf een.
        Marcelle Yvonne Zion (Eibergen, 18.7.1952) is een dochter van Bep Zion-Meijer (1920) uit Borculo. Haar moeder heeft Hester, de echtgenote van David Schielaar, goed gekend; ze was een tante. Op de herdenkingswebsite ‘Joods Monument’ heeft Marcelle bij de biografieën van de gezinsleden Schielaar allerlei aanvullende gegevens en enkele foto’s geplaatst. Via deze site kon zij worden opgespoord.
        “Het gezin Schielaar”, vertelt Marcelle desgevraagd, “kwam natuurlijk vaak naar het nabijgelegen Borculo, op bezoek bij Hester’s ouders Abraham en Bethje. Ook woonden in Borculo de kinderen van Hester’s broers Jozef (‘Jeupe’, mijn opa) en Levie (‘Louis’, mijn oudoom) en zuster Naatje Berg-Meijer. Hester had een grote familie. Die neven en nichten trokken met elkaar op, gingen op Sjabbes en Jom Tov (zaterdag en joodse feestdagen) samen trouw naar sjoel, bezochten hun opa en oma en gingen samen met hun niet-joodse buren en - vrienden uit Borculo sporten, wandelen en kaarten.”
        “Mijn moeder vertelde altijd dat het bij haar tante Es (van Esther) in Winterswijk een drukke huishouding was. ‘Ze was altijd in de weer, er kwam van alles op tafel en niets was haar te veel.’ Als ik zelf wel eens (te) veel hooi op mijn vork nam, noemde mijn moeder me altijd ‘tante Es’. Helaas heb ik tante Es nooit ontmoet, maar tot vandaag draag ik ‘tante Es’ als een ere-bijnaam. En denk ik nog vaak aan haar als ik (te) druk in de weer ben.”
        Ze voegt nog toe: “Abraham Meijer, Hester’s vader, zat in de vlees-import-export-business. Hij was de eigenaar van een exportslachterij, de firma A. Meijer. Zijn beide zoons Jeupe en Louis volgden hem op. Het was gebruikelijk dat kinderen in vader’s business gingen, of dat ze een andere tak van handel zouden leren. Geen van de voor-oorlogse generatie kinderen Meijer hebben een volledige hogere school afgemaakt, wel een ulo-opleiding.”
        De ouders van David Schielaar, Aron en Judith, overleden vrij kort na elkaar in de jaren dertig. Zij op 14 oktober 1930, 82 jaar oud; hij op 31 juli 1931, 90 jaar oud. Abraham Meijer, Hester’s vader, was voor die tijd al gestorven, op 28 maart 1927, 78 jaar oud. Zijn vrouw Bethje bereikte de leeftijd van 93 jaar, ze overleed plotseling in Borculo, op 11 april 1941. Het echtpaar Meijer telde in oorsprong acht kinderen, onder wie dus Hester. Op ‘Joods Monument’ staat een foto van hen.

bevolkingsregister van Borculo

Het bevolkingsregister van Borculo. Het gezin blijft er maar een jaar, om daarna zuidelijker in Winterswijk te gaan wonen.
Foto Gelders Archief


dood van zoon Aron

Het gezin Schielaar wordt volledig uitgemoord, in Auschwitz, Sobibor en ergens in Midden-Europa. De dood van zoon Aron, die één dag voor het begin van de oorlog afstudeerde als meester in de rechten, wordt bekendgemaakt in de Nederlandsche Staatscourant van 2 maart 1950.
Foto Delpher

Meester
De oorlog naderde Nederland, de Duitsers gingen joden hun eigenheid ontnemen, en vervolgens verdelgen.
        Op 9 mei, één dag voor de inval in Nederland, rondde Aron Schielaar, de geboren Dordtenaar, zijn studie rechten aan de universiteit van Utrecht met succes af. Hij behaalde de graad van meester in de rechten. Marcelle Zion vindt dat “bijzonder”, gezien het opleidingsniveau van de omringende neven en nichten. “En tegelijkertijd heel triest. Aron heeft waarschijnlijk nooit gewerkt als meester in de rechten. De Duitsers hebben hem dat recht ontnomen.”
        Niet meteen hoefden joden onder te duiken of werden ze gedeporteerd, het gebeurde geleidelijk.
        Zo kon het gebeuren dat David Schielaar nog op 11 november 1942 de huwelijksvoltrekking leidde tussen zijn nichtje Bethje (‘Betty’) Meijer (Borculo, 4.1.1915), de dochter van Hester’s broer Louis, en de uit Duitsland gevluchte Palestina-pionier Horst Meijer (Hamburg, 1.10.1919). Hij was in Doetinchem neergestreken, zoals meerdere veel Duits-joodse jongelui, en had waarschijnlijk in de “bruisende jonge joodse gemeenschap” van de Achterhoek kleuterjuf Betty leren kennen.
        “In de herfst van 1942, toen veel familieleden al waren ondergedoken”, vertelt Marcelle Zion, “zijn Betty en Horst getrouwd. Betty’s oom David Schielaar voltrok de choepa.”
        Ook van de huwelijksvoltrekking heeft ze een foto op JM geplaatst. “Bruid en bruidegom staan hier in alle pracht en praal te poseren, ondanks de Duitse bedreiging.” Zij vermoedt dat de foto is gemaakt achter Betty’s ouderlijk huis op het Muraltplein in Borculo. Ze herkent althans de serre. De sjoel van Borculo was door toedoen van de Duitsers al afgebrand.
        “Verwonderlijk is”, vervolgt ze, “dat ze geen joodse ster op hun kleding dragen. Dat was immers al sinds mei 1942 verplicht. Misschien was dit niet nodig, omdat ze thuis zijn getrouwd.”
        Op JM is ook nog een foto te zien van de joodse trouwakte, de ketoeba. “De naam van David Schielaar staat er op, aan de linkerkant, zijdelings geschreven in het Hebreeuws. Hij heeft ook de persoonlijke gegevens van het echtpaar met een pen in de gedrukte tekst ingevuld.”
        Beide foto’s hebben de oorlog overleefd. Bruid en bruidegom niet. Betty is drie maanden na het bruiloftsfeest vergast in Auschwitz, op 19.2.1943, 28 jaar oud. Horst werd in hetzelfde kamp vermoord, enkele weken later, op 30 april 1943, 23 jaar oud.
        Maar voor veel meer familieleden is de tijd stilgezet, zoals hierna zal blijken. Tal van levens moesten per se worden verwoest.

huwelijksvoltrekking tussen Horst Meijer en Bethje Meijer

In de oorlog, op 11 november 1942, leidt David Schielaar nog de huwelijksvoltrekking tussen zijn nicht Bethje Meijer en Horst Meijer. Op de foto poseren de echtelieden stralend, ondanks alle oorlogsdreiging. De andere foto toont de huwelijksakte. Schielaars naam staat links, in het Hebreeuws.
Foto’s Joods Monument


Horst Meijer en zijn echtgenote Bethje Meijer

Horst Meijer en zijn echtgenote Bethje Meijer, midden in de oorlog getrouwd, zijn eveneens omgebracht in concentratiekampen, beiden in Auschwitz, zij op 19 februari 1943, hij enkele weken later op 30 april 1943. Deze foto is afkomstig uit de collectie van het United States Holocaust Memorial Museum en geplaatst op de website ‘Joods Monument’.
Foto Joods Monument

Boek
Wat gebeurde er intussen bij de familie Schielaars?
        Met medewerking van plaatsgenote Mirjam Schwarz heeft Henk Vis een gedenkboek samengesteld met verhalen over vermoorde joodse inwoners van Winterswijk. Het verscheen in april 2010, getiteld Wij hebben ze allemaal gekend… – naar een verzuchting die na de oorlog vaak klonk aan Winterswijkse keukentafels. Op de gelijknamige website schrijft Vis dat het boek “veel reacties losmaakte: mensen van over de hele wereld stuurden correcties op de tekst en nieuwe foto’s om in een volgende uitgave op te nemen”.
        Zo’n herdruk komt er niet, meldde hij op de website, in oktober 2013. Toch is er in november vorig jaar een herziene herdruk gepresenteerd, dubbel zo dik. De uitgave telt 520 pagina’s, en is bij Vis te bestellen voor dertig euro.
        Daarnaast heeft Mirjam Schwarz zelf, al in 2008, met enkele anderen een lees- en werkboek geschreven, voor leerlingen van groep 7 en 8 van de basisschool. Leren van de oorlog in Winterswijk heet het. Ook werkte zij mee aan de vaste fototentoonstelling in de synagoge van Winterswijk. Tentoonstelling en boeken houden onder anderen de familie Schielaar volop in de herinnering.
        Voor het boek heeft Vis enkele mensen gesproken die herinneringen hebben aan leden van de familie.
        Een opvallende is die van mevrouw D. W. Geesink-Wisselink. Zij weet nog dat op 8 oktober 1941 op de Groenloseweg, op weg naar de Wilhelminaschool aan de Vredensestraat, drie mannen haar en haar oudste zus tegemoet kwamen lopen. “Een ervan was Louis Schielaar. Hij zwaaide ons uitbundig toe. We vonden het wel vreemd om die mannen op dat tijdstip tegen te komen, maar we fietsten natuurlijk gewoon door.”
        Ter hoogte van bakker Wagendorp was er “nogal wat volk op de been en er stond een vreemde, Duitse auto. Militairen met helm liepen er omheen en een politieagent stond erachter.” Voor in de auto zat Philips, een gebogen, joodse man, die aan de overkant een winkeltje had: een beetje textiel en schoonmaakartikelen, zoals bezems, stoffers en dweilen. Louis deed als loopjongen klusjes voor de winkel.

Monument voor de Gevallenen

In Winterswijk herinneren verschillende monumenten aan de (joodse) slachtoffers van de oorlog. Op het Mevrouw Kuipers-Rietbergplein zijn achter het Monument voor de Gevallenen sinds april 2002 dertien gedenkplaten aangebracht, met de namen van 324 vermoord joodse plaatsgenoten. De detailfoto toont de leden van het gezin Schielaar.
Foto Redactie Website

Razzia
De kinderen beseften niet wat er aan de hand was, dat hoorden ze op school. Een razzia was er geweest. In de namiddag thuiskomend zagen de zussen dezelfde drie mannen in de keuken. Dit bleken vader David en twee zoons van hem te zijn. “Vader Schielaar liep almaar heen en weer en prevelde wat. Onze ouders wisten niet goed wat er moest gebeuren. Niets was te overzien. Ene Ruth kwam langs om te zeggen dat de mannen, vluchtelingen dus, niet naar huis moesten gaan, want het was veel te onrustig in het dorp.
        “Moeder vond het naar dat ze niets wilden gebruiken, nog geen kopje thee of koffie – terwijl ze zó uit bed waren weggevlucht. Toen het al donker was, is één van de zoons vertrokken. Na een dik uur kwam hij terug en zei: ‘Het is voor elkaar, we kunnen gaan!’ We hebben hen nooit weergezien.”
        Een andere ooggetuige, mevrouw E.J. Riemersma-Hesselink, vertelt dat zij voor 1943 nog bij haar ouders woonde, aan de Meddosestraat 30, in de koffiebranderij J.W. Hesselink. Een citaat: “Heel goed kan ik mij herinneren dat mijn vader aan het ontbijt vertelt dat de Heer Rabbi Schielaar er bij zou zijn wanneer de koffie voor de Joodse Gemeente gebrand zou worden. Die morgen, toen ik uit school kwam, ben ik meteen naar de branderij gegaan en zag daar oude Droppers [een medewerker, red.] druk aan het werk. Rabbi Schielaar stond ernaast en keek ernaar. Dat heeft wel indruk op mij gemaakt. Hij stond daar in zijn lange, zwarte jas, met een grote zwarte hoed op het hoofd.”

Op de joodse begraafplaats van Winterswijk

Op de joodse begraafplaats van Winterswijk is iets dergelijks gebeurd. Hier werden rechts van de al bestaande gedenkzuil zeven gedenkstenen geplaatst, met opnieuw de namen van de slachtoffers.
Foto’s Redactie Website

Zus
Maar er viel geen ontkomen aan. De Duitsers joegen fanatiek op joden, nergens waren ze nog veilig.
         David Schielaar en zijn vrouw Hester Meijer werden uiteindelijk gevonden, op een onbekende locatie. Op 10 april 1943 belandden ze in kamp Vught. Op 9 mei werden ze overgebracht naar kamp Westerbork, op 11 mei afgevoerd naar Sobibor. In de trein, transport 63, zaten 1446 mensen, onder wie 180 kinderen, in 35 wagons. Marcelle Zion wijst op een “gruwelijk detail”: ook de zus van Hester, Sara Bertha Oppenheimer-Meijer, zat met haar echtgenoot Philip in een van die wagons. “Ik neem aan dat ze elkaar niet hebben ontmoet tijdens die lijdensweg.”
        David, Hester en Sara werden op een en dezelfde dag, 14 mei, de gaskamers ingedreven, respectievelijk 59, 55, 62 en 62 jaar oud.
        Aron, hun eersteling uit Tiel, is op 3 juli 1943 van Vught naar Westerbork getransporteerd, op 6 juli naar Sobibor, waar zijn leven eindigde op 9 juli 1943, 31 jaar oud.
        Izaäk Abraham, de ene Dordtse zoon, werd volgens Vis in de oorlog in Amsterdam gearresteerd en via Westerbork eveneens naar Auschwitz gedeporteerd, waar hij de dood vond op 30 september 1942, 27 jaar oud.
        En ten slotte is er nog Louis, de andere ex-Dordtenaar. Over hem is iets meer bekend.
        Na de oorlog, volgens Henk Vis op 25.5.1947, werd er navraag naar hem gedaan door een mevrouw Van Haaren uit Zuilen, wonende aan de Amsterdamscheweg 965. Het bleek dat Louis, omschreven als een “reiziger in sponsen en zeemlappen”, ondergedoken had gezeten bij de familie E. Grave in Zuilen, wonend aan de Amsterdamscheweg 961. Daar is hij samen met nog enkele onderduikers gearresteerd en naar Amsterdam overgebracht. Op 18 november 1942 bevond hij zich in Westerbork, vanwaar hij op de 24ste met transport 38 (709 mensen, onder wie 103 kinderen, tien wagons) naar Auschwitz werd gedeporteerd.
        Onderweg is Louis vermoedelijk uit de trein gehaald, in Cosel, om dwangarbeid te verrichten. Dit gebeurde vaker. Op 31 maart 1944 was hij dood, 26 jaar. Joods Monument meldt dat hij ergens in Midden-Europa is vermoord.
        De ganse familie Schielaar bestond aan het einde van de oorlog niet meer. Iedereen was uitgeroeid. Bij de familie van Hester, Meijer, hebben van de acht kinderen er slechts drie de Holocaust doorstaan, in de onderduik. De vijf anderen zijn vermoord.

plaquette stationsgebouw

Aan de achterkant van het stationsgebouw is deze plaquette aangebracht, aan het afvoeren van de joodse inwoners herinnerend.
Foto Redactie Website

Zuil
Ter nagedachtenis aan alle joodse slachtoffers van Winterswijk kwam er na de bevrijding, op initiatief van de uitgedunde joodse gemeenschap, een monument op de joodse begraafplaats. Het bestaat uit een gedenkzuil van vier meter hoog, bekroond met een Davidster. Naast de zuil verscheen een gedenksteen, met in het Nederlands en Hebreeuws deze tekst:

“RACHEL WEENT OM HARE KINDEREN,
ZIJ WEIGERT ELKE TROOST OM HARE KINDEREN
WANT ZIJ ZIJN NIET MEER
(JEREMIA 31:14).

TER HERINNERING AAN ALLEN
DIE IN DE JAREN 5701-5705 (1941-1945)
UIT DEZE JOODSE GEMEENTE
ZIJN WEGGEVOERD
EN OM HET LEVEN GEBRACHT.”

Het monument is op 5 mei 1950 onthuld door rabbijn Justus Tal. Op 1 april 2001 zijn aan het joods monument zeven gedenkstenen toegevoegd, van 1.50 meter hoog en 1 meter breed, met daarop de namen van 324 slachtoffers (Vis rept van 326).
        Maar Winterswijk herdenkt de vermoorde lokale joden op nog twee plaatsen. Aan de achterkant van het stationsgebouw is een plaquette aangebracht die attendeert op de weggevoerde joodse inwoners die niet meer terugkwamen. En op het Mevrouw Kuipers-Rietbergplein zijn aan het al bestaande Monument voor de Gevallenen, onthuld op 29 juni 1945, in april 2002 rondom dit beeld dertien gedenkplaten in ellipsvorm toegevoegd, met opnieuw de namen van de 324 joodse oorlogsslachtoffers.
        Op de centrale plaat staat een passage uit de bijbel, luidende:
        “Zion strekt haar handen uit
        Niemand is er die haar troost”




< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'