Het voorbije joodse dordrecht

Dordrecht was een tussenstation in de
levens van de verdwenen familie Spier
* Vreemdeling in Antwerpen, thuis in Dordrecht

Uiteindelijk was Dordrecht voor Heijman Hartog Spier en zijn echtgenote Dina niet meer dan een tussenstation, een halte in hun leven. Ze trokken in 1869 vanuit Rotterdam naar Dordrecht, om te gaan wonen in de Lange Breestraat. Na elf jaar keerden ze toch maar terug naar Rotterdam – dat nu hun definitieve en laatste woonplaats zoo worden.
        Maar dit laat onverlet dat liefst drie van hun vier kinderen in Dordrecht zijn geboren. Dat gaf ze een ‘kenmerk’, een signatuur die ze nooit meer zouden kwijtraken: zij zijn, waren en bleven geboortige Dordtenaren.
        Dit verhaal gaat over dit deels Dordtse, deels Rotterdamse, joodse gezin Spier. Na de terugkeer in Rotterdam nam het aantal familieleden almaar toe. De kinderen kregen partners, met wie zij ook weer kinderen kregen – de normale gang van zaken. Maar in de oorlog werd deze cyclus bruut doorbroken: de Duitsers vernietigden de familie Spier grotendeels, op een paar enkelingen na.
        En laat een van deze overlevenden, de Belgische Bertha Josephina Maria van Dijck, nu uitgerekend in Dordrecht hebben gewoond, en in die stad te zijn getrouwd met Simon Hijman Hartog, een achterkleinkind van Heijman Hartog Spier en Dina. ‘Dordrecht’ speelde weer even een klein bijrolletje in het leven van de dynastie Spier.
        Maar dit is meteen ook het enige opgetogen feit in het verbijsterende Holocaust-drama dat deze familie is gaan omringen en verder iedereen zou wegvagen.

Lange Breestraat

Heijman Hartog Spier en Dina Blauw kregen drie van hun vier kinderen in de Lange Breestraat, op nummer D 653 (later: 26). Deze twee foto’s tonen de straat in de jaren twintig in beide richtingen, de Visstraat en de Grote Spuistraat.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD, nrs. 555_14327 en 552_332874)


Obreenstraat

Aan het begin van de oorlog woonden Herman David en Selina vanaf 12 augustus 1940 op het laatst in de Obreenstraat, op nummer 26a. De meeste kinderen waren al vertrokken en hadden zich elders in Rotterdam gevestigd, getrouwd en zelf al ouders geworden. Alle kinderen Spier zijn in de oorlog vermoord, ook hun ouders. De foto toont de Obreenstraat in huidige staat.
Foto Google Streetview

Summier
Op de openingspagina van deze Stolpersteine-website staat, bij de zogenoemde Adressenlijst 2, tweemaal de naam Spier: bij Alida Hartog Spier en bij Herman David Spier. De geboortedatum wordt vermeld, alsmede de dag waarop ze stierven. Van Alida is niet meer bekend dan dat zij in Rotterdam woonde, niet in welke straat. Geen echtgenoot, geen kinderen. Herman daarentegen was getrouwd met Selina Koster. Samen hadden ze twee kinderen Salomon Heijman en Alida Henriëtte. Toenmalig adres: Obreenstraat 26a.
        Deze summiere informatie is, jaren geleden, ontleend aan de herdenkingswebsite ‘Joods Monument’. Tussen Alida en Herman leek indertijd geen onderling verband te zijn. Ze stonden los van elkaar op de lijst.
        In het voorjaar van 2021 focust de redactie van de Stolpersteinsite op deze twee Spieren. Wie waren deze oud-Dordtenaren eigenlijk? Hoe verliepen hun levens vóórdat de nazi’s Nederland binnendrongen? Hoe stak hun familie in elkaar? Was er misschien toch nog verwevenheid?
        Dat blijkt zeker het geval (en is op ‘Joods Monument’ inmiddels zichtbaar): Alida en Herman zijn gewoon broer en zus. Dat was al het eerste resultaat van een digitale zoektocht, die beklemmend eindigde: het ganse gezin dat in Dordrecht een aanvang nam, bleek uitgemoord.

geboorteakten van Alida en Herman David

De geboorteakten van Alida, de eerstgeborene, en Herman David, nummer drie.
Tussendoor werd Hendrika geboren, die al na zeven jaar stierf.
Foto’s RAD

Dordtse bevolkingsregister familie Spier

De pagina’s uit het Dordtse bevolkingsregister over de familie Spier. Het echtpaar kreeg na de verhuizing naar Rotterdam op 30 oktober 1880 nog een vierde kind, David Herman in 1882.
Foto RAD


Moeder Dina overleed in Rotterdam op 7 januari 1904

Moeder Dina overleed in Rotterdam op 7 januari 1904. Zij is begraven op de joodse begraafplaats aan het Toepad.
Foto Website ‘Het Stenen Archief’

Moeder Dina overleed in Rotterdam op 7 januari 1904

Heijman is als ‘Hijman’ eveneens begraven aan het Toepad.
Foto Website ‘Het Stenen Archief’

Zijdeverver
Het begin is het huwelijk dat de Zeeuw Heijman Hartog Spier (Middelburg, 11 november 1835) op 11 maart 1867 in Rotterdam sloot met zijn Rotterdamse geliefde: Dina Blauw (Rotterdam, 22 mei 1837). Hij was 32, zij 30. Hij was zijdeverver, zij werd de moeder van de vier kinderen die ze kregen. Alida werd hun eersteling. Het echtpaar Spier was volgens het bevolkingsregister begin maart 1869, dus twee jaar na de bruiloft, in Dordrecht neergestreken, in de Lange Breestraat. En daar, in de woning D 653 (naderhand: 26), bevalt Dina om 22 uur van Alida, op 23 maart 1869.
        In het jaar daarop raakt Dina opnieuw zwanger. Op 8 januari 1871 is het zover: het tweede kind wordt geboren, Hendrika gaat zij heten. Dit meisje is geen lang leven gegund. Zij sterft zeven jaar later, nog altijd in Dordrecht, op 1 mei 1878. Intussen is dan al het derde kind verschenen: Herman David, op 20 april 1874. Zijn geboorteplek is ook nog steeds de Lange Breestraat, nummer D 653. Op 30 oktober 1880 is na elf jaar de Dordtse periode voorbij. Het gezin vestigt zich in Rotterdam, de stad waar het huwelijksleven voor Heijman en Dina was begonnen.
        Hendrika blijft alleen achter in Dordrecht. Maar haar graf is verdwenen. Zij is waarschijnlijk begraven op de joodse begraafplaats op de Hoogt, die tot 1883 in gebruik is gebleven, maar nu zelf ‘begraven’ ligt onder een laag asfalt.
        In Rotterdam verwekken Heijman en Dina nóg een nakomeling. Hij krijgt de omgekeerde voornamen van zijn voorgaande broer: David Herman. Hij komt ter wereld op 23 oktober 1882. Bij hem zal het ook blijven; er komt geen nageslacht meer. Moeder Dina overlijdt bijna 22 jaar later, in Rotterdam, op 7 januari 1904, 66 jaar oud. Zij wordt begraven op de joodse begraafplaats aan het Toepad in Rotterdam. Op haar grafsteen staat alleen een Hebreeuwse tekst. Vertaald luidt deze: “Hier rust mevrouw Debora, dochter van de geëerde David Blauw, vrouw van de geëerde Chaim Spier.”
        Vader Heijman sterft nog weer negen jaar later, op 31 augustus 1913, op 77-jarige leeftijd. Ook hij is begraven aan het Toepad, zij het onder de voornaam ‘Hijman’.

gezinskaarten van Alida Spier en haar echtgenoot Levie Hartog

De gezinskaarten, voor- en achterzijde, van Alida Spier en haar echtgenoot Levie Hartog, met wie zij op 25 oktober 1899 in Rotterdam trouwde en twee kinderen kreeg: Simon Hijman (1900) en Dina (1902).
Foto’s Stadsarchief Rotterdam

gezinskaarten van Herman David en Selina Koster

De gezinskaarten van Alida’s broer Herman David, voor- en achterzijde. Hij trouwde op 25 juni 1902 in Rotterdam met Selina Koster, die hem zes kinderen schonk, van wie David al na 1 jaar stierf.
Foto’s Stadsarchief Rotterdam

Huwelijk
De drie overgebleven kinderen, wees nu, waren intussen allen getrouwd en hadden zelf kinderen voortgebracht. In volgorde van leeftijd worden hun levens hier geschetst.

Eersteling Alida trouwde op 25 oktober 1899 in Rotterdam met handelsreiziger Levie Hartog (Woudrichem, 4 april 1868). Twee kinderen kwamen er:
  1. Simon Hijman (Rotterdam. 12 augustus 1900)
  2. Dina (Rotterdam, 8 april 1902)
Bij Alida deed zich al op jonge leeftijd een sterfgeval voor: haar man Levie stierf in Rotterdam op 22 mei 1917, nog pas 49 jaar oud. Alida is vervolgens weduwe gebleven, ze hertrouwde niet. Midden in de Tweede Wereldoorlog is zij overleden, 73 jaar oud, in Rotterdam op 5 januari 1943. Op de website ‘Joods Monument’ wordt haar naam genoemd. Dit betekent dat zij als een Holocaustslachtoffer wordt beschouwd. Zij woonde op het laatst in bij haar dochter Dina, in de Claes de Vrieselaan, op nummer 75a.

Haar broer Herman David, ook Dordtenaar van oorsprong, huwde op 25 juni 1902 in Rotterdam met Selina (ook wel: Celina) Koster (Rotterdam, 13 april 1878). Dit echtpaar kreeg aanmerkelijk meer kinderen dan de twee die 'Joods Monument' noemt: liefst zes namelijk, onder wie een tweeling, en ze zijn stuk voor stuk geboren in Rotterdam. Achtereenvolgens waren het:
  1. Heijman Salomon (24 november 1902)
  2. Dina Saartje (22 juni 1904)
  3. Salomon Heijman (15 februari 1906)
  4. Sara (7 augustus 1907)
  5. David (ook 7 augustus 1907 – en al na 1 jaar overleden op 8 december 1908) en ten slotte
  6. Alida Henriëtte (20 september 1915)

Kantoorbediende David Herman, de telg Spier die in Rotterdam is geboren, trad in Rotterdam op 12 augustus 1908 in het huwelijk met Cornelia Kosman (Rotterdam, 7 juni 1883). Ze waren allebei 25 jaar oud. In het volgende jaar kregen ze een kind:
  Maurice Henri, op 1 mei 1909.

gezinskaart van David Herman en Cornelia Kosman

Dit is de gezinskaart, voor- en achterzijde, van David Herman, de laatstgeborene. Hij trouwde op 12 augustus 1908 in Rotterdam met plaatsgenote Cornelia Kosman. Het echtpaar kreeg één kind, zoon Maurice Henri (1909).
Foto’s Stadsarchief Rotterdam.

gezinskaart van Maurice en Margarete Rahel Wolf

Op zijn beurt trouwde deze Maurice op 10 augustus 1934 in Hannover met de Duitse Margarete Rahel Wolf (1910). In de oorlog wisten zij met succes onder te duiken, waar is niet bekend. Maurice en Margareta hadden in 1937 al een zoon gekregen, Leon, in de oorlog kwam in 1944 Cornelia erbij. Zoals de Amsterdamse gezinskaart laat zien, kwam het gezin na de oorlog op 29 maart 1946 weer te voorschijn (althans ambtelijk), en emigreerde het in december 1948 naar Brazilië.
Foto Stadsarchief Amsterdam

Overzicht
In de decennia voor de Tweede Wereldoorlog leefden de leden van de uitdijende familie Spier het leven zoals zij zich dat hadden voorgesteld ,of anders: zoals het zich voordeed. De kinderen, volwassenen intussen, begonnen kleinkinderen te krijgen, de gangbare kringloop van het leven. Opmerkelijk was dat verreweg de meeste van al die nieuwe gezinnen Spier in Rotterdam bleven wonen. Slechts een enkeling week uit.
        In de oorlog verdwijnt iedere normaliteit. Bruusk worden levens afgebroken. Als Nederland is bevrijd en er kan worden teruggekeken, blijkt slecht een enkeling de moordzucht van de Duitsers te hebben overleefd. In de familie Spier is de ravage groot.
        Opnieuw op volgorde van leeftijd wordt in onderstaand overzicht weergegeven wie er zijn vermoord, wanneer en in welke vernietigingskampen.

1. Alida Hartog-Spier overleed, zoals vermeld, in de oorlog, op 5 januari 1943. Eén dode. Zij had twee kinderen:
  1. Simon Hijman Hartog was in Dordrecht op 17 december 1931 getrouwd met de rooms-katholieke Bertha Josephina Maria van Dijck, geboren in Antwerpen op 8 maart 1907.
Simon was kassier van beroep. In de oorlog zat hij in het verzet, maar werd verraden (daarover straks meer). Bertha en hij kregen in Rotterdam één zoon
    Leo Jan, op 29 maart 1932.
  Simon is vermoord in Auschwitz, op 26 januari 1943, 42 jaar oud. Zijn vrouw en zoon overleefden de oorlog. Naoorlogse gegevens over hen zijn vooralsnog niet gevonden. Hoe zijn Bertha überhaupt een Dordtse werd, wordt uitgelegd in een apart kader onder dit artikel. Eén dode.
  2.Dina Hartog trouwde op 24 augustus 1927 met kantoorbediende en vertegenwoordiger Louis Frank (Rotterdam, 13 februari 1898). Dit echtpaar, dat kinderloos bleef en Dina’s moeder Alida in huis nam, werd omgebracht in de oorlog: Louis ergens in Midden-Europa, op 31 maart 1943 (45 jaar), Dina eerder al in Auschwitz, op 5 november 1942 (50). Twee doden.
  3. Juan Absalam (23.1.1913).

2. Herman David Spier: hij is samen met zijn vrouw Selina tegelijk vergast in Auschwitz, op 15 oktober 1942, hij was 68, zij 64. Alle nog levende kinderen − vijf van de zes – werd in de oorlog het leven ontnomen, grotendeels inclusief dat van hun partner en kinderen.
  1. Heijman Salomon, koopman: Auschwitz, 30 september 1942 (39). Eén Holocaustdode.
  2. Dina Saartje Pijpeman-Spier: Auschwitz, 23 augustus 1942 (38). Dina was getrouwd met koopman Abraham Pijpeman Utrecht, 3 januari 1906 – Auschwitz, 30 september 1942 (36). Hun twee kinderen werden ruim een maand eerder tegelijk vergast in Auschwitz:
    1. Meijer (Rotterdam, 16 juli 1932 – Auschwitz, 23 augustus 1942 (10) en
    2. Selina Rebekka (Rotterdam, 26 augustus 1939 – Auschwitz, 23 augustus 1942 (2).
  Het gezin woonde laatstelijk in Den Haag, in de Geleenstraat op nummer 52. Vier doden.
  3. Salomon Heijman Spier: Auschwitz, 30 september 1942 (arbeider, 36 jaar). Eén dode.
  4. Sara Bloemendal-Spier: Sobibor, 24 april 1943 (35). Zij was op 24 april 1935 in Rotterdam getrouwd met magazijnknecht Abraham Hartog Marcus Bloemendal (Rotterdam, 10 november 1904 – Mauthausen, 7 oktober 1942; 37). Hun twee kinderen werden tegelijk met moeder Sara vermoord in Sobibor:
    1. Marcus Mangels (Rotterdam, 14 februari 1936 – Sobibor, 23 april 1943; 7) en
    2. Selina Hendrine (Rotterdam, 21 april 1940 – Sobibor, 23 april 19443 (3). Vier doden.
  5. Alida Henriëtte Spier: Auschwitz, 30 september 1942, 27 jaar, hulp in de huishouding. Eén dode.

3. David Herman Spier: hij werd samen met zijn echtgenote Cornelia Kosman tegelijk om het leven gebracht in Auschwitz, op 19 november 1942, respectievelijk 60 en 59 jaar oud. Hun zoon
  Maurice Henri (‘Hennie’) wist de Holocaust te doorstaan. Twee doden.
  Maurice was reiziger van beroep. Op 20 augustus 1934 was hij in Hannover getrouwd met Margareta Rahel (vaak ook geschreven als: Rachel) Wolf (Halle, 23 april 1910). Met haar kreeg hij, wonend aan de Volkerakstraat 43 II in Amsterdam, twee kinderen:
    1. Leon Spier op 16 januari 1936 en
    2. Cornelia Yvonne Marianne Spier in 1944.

Vanaf 30 december 1942 was het gezin spoorloos; het dook succesvol onder (en kreeg in die tijd een kind erbij). Op de gezinskaart in het Amsterdamse Stadsarchief staat de geëigende opmerking: “Vertrokken Onbekend Waarheen” (VOW).
        Hoe deze vier overlevenden de oorlogsverschrikkingen zijn doorgekomen, is via openbare archiefbronnen niet te achterhalen. Vaststaat evenwel dat het gezin na de oorlog, op 29 maart 1946, weer opdook in Amsterdam en ging wonen aan de Egidiusstraat, op nummer 73. Op 8 december 1948 emigreerde het gezin naar Porto Alegre in Brazilië. Hennie Spier is in dat land overleden, in São Paulo, 49 jaar oud, op 9 januari 1959.
        Over de andere familieleden is niet precies vast te stellen waar zij zijn gebleven. Van Cornelia en Leon is op de website ‘Familysearch’ een immigratiedocument uit 1949 gevonden, dat hun correcte namen en geboortedata noemt, plus dat zij zijn aangekomen in Montevideo, de hoofdstad van Uruguay. Daarna komt Cornelia op deze site niet meer voor. Is zij er voorgoed gebleven?
        Haar broer Leon wordt nog wel genoemd. Van hem worden twee immigratiekaarten met pasfoto getoond (zie hieronder), de ene uit 1948, de andere uit 1951. Dit zou betekenen dat Leon tussendoor in Montevideo is geweest. Maar hoe zijn leven verliep, is mistig. De genealogische website ‘Geni’ weet alleen nog te melden dat hij in 2008 zou zijn overleden als inwoner van Rio de Janeiro, en als vader van twee kinderen.

immigratiekaarten Cornelia en Leon

Het gezin van Maurice en Margareta vertrok naar Brazilië. Van hun kinderen Leon en Cornelia zijn via de website ‘Familysearch’ documenten gevonden. Cornelia was samen met Leon in 1949 in Montevideo in Uruguay. In het jaar ervoor (1948) was Leon in Rio de Janeiro, in 1951 keerde hij daar terug, zoals de immigratiekaarten (met pasfoto) laten zien. Het is niet goed te reconstrueren waar Cornelia is gebleven. Ook van Leon ontbreken latere gegevens.

gezinskaart imon Hijman en Bertha Josephina Maria van Dijck

Nog een gezinskaart, nu van Simon Hijman, de zoon van Alida. Hij trouwde in Dordrecht op 17 december 1931 met de katholieke Bertha Josephina Maria van Dijck. In Rotterdam beviel Bertha van hun enige kind, Leo Jan. Moeder en zoon hebben de oorlog overleefd, maar over hun naoorlogse leven is geen informatie gevonden. Vader Simon is in Auschwitz vergast.
Foto Stadsarchief Rotterdam.


Herman David Spier

De kaart uit het archief van de Joodsche Raad die het lot markeert van Herman David Spier: op 12.10.1942 werd hij op transport gesteld, drie dagen later eindigde zijn leven in Auschwitz.
Foto Arolsen Archives

Selina

De vrouw van Herman David, Selina (‘Celina’), werd op dezelfde dag afgevoerd en eveneens op de 15de oktober 1942 vergast in Auschwitz.
Foto Arolsen Archives.

Hulp
Twee andere overlevenden van de familie Spier zijn de vrouw en zoon van Simon Hijman Hartog, die weer de zoon is van Alida Hartog-Spier: Bertha van Dijck en Leo Jan. Over wat dit echtpaar, in de oorlog althans, heeft meegemaakt, is via ‘Joods Monument’ iets aan het licht gekomen.
        Simon Hijman woonde met zijn gezin per 28 Augustus 1933 in de Rodenrijsestraat 26b in Rotterdam. In de oorlog was hij “betrokken bij hulp aan onderduikers. Door verraad is hij op 16 december 1942 in Rotterdam opgepakt en ingesloten op het politiebureau aan het Haagse Veer.”
        Op 18 januari 1943 is Simon Hijman geregistreerd in kamp Westerbork, vijf dagen later gaat hij op transport naar Auschwitz. Op de website is een foto van Simon geplaatst, afkomstig uit het archief van het NIOD (zie hieronder).
        De echtgenote van Simon Hijman Hartog, de Belgisch-Dordtse Bertha, heeft de oorlog overleefd, voor zover valt na te gaan samen met haar zoon. Ook zij is in de oorlog gearresteerd geweest, volgens haar arrestantenkaart in het Rotterdamse Stadsarchief . Op 16 december 1942 werd zij namelijk in bewaring genomen door de Sicherheitspolizei, omdat zij in haar woning aan de Rodenrijsestraat joden zou verbergen. Al de volgende dag werd deze “huisvrouw” echter weer vrijgelaten.
        Hoe het haar en zoon Leo Jan na de oorlog is vergaan, is evenzeer mistig. Over hun naoorlogse leven is niets te vinden.

***

Alleen tot deze schaarse overlevenden zal na oorlog zijn doorgedrongen hoe schrikbarend het geslacht Spier door de Duitsers is uitgedund. Het wrede lot van hun ouders, ooms, tantes, neven en nichten zal ze pijnlijk getroffen hebben − als een schaduw over hun bevrijde levens zijn blijven hangen. Een hele wereld, hún wereld, was verdwenen.

Simon Spier

Alleen van Simon is een foto aangetroffen, ontspannen zittend in een opvouwbare zonnestoel. De privéfoto is afkomstig uit het fotoarchief van het NIOD. Van de andere familieleden Spier zijn helaas geen beelden beschikbaar.
Foto Website ‘Joods Monument’


Vreemdeling in Antwerpen, thuis in Dordrecht

Wie was Bertha Josephina Maria van Dijck, de rooms-katholieke vrouw van de joodse Simon Hijman Hartog? Hoe kwam deze Antwerpse in Dordrecht terecht, waar zij trouwde met de Rotterdamse Simon?
        In dit kader wordt wat gedetailleerder op het leven van Bertha en dat van haar moeder en stiefvader ingegaan, om te kunnen laten zien dat zij alle drie in hun leven nogal wat verhuisbewegingen hebben gemaakt. Al dat rondtrekken kon nogal eenvoudig wordt getraceerd, doordat digitaal hun vreemdelingensdossiers beschikbaar zijn gekomen. Ze zijn opgediept door de Dordtse archievenonderzoekster Erica van Dooremalen.
        Enige uitleg: Bertha, geboren in Antwerpen op 8 maart 1907, is een dochter van Jean Pierre van Dijck (Antwerpen, 26 juni 1878) en Maria de Blieck (Kruiningen, 3 oktober 1880), zo leren documenten uit het Vreemdelingenregister. Dat haar moeder zich überhaupt ophield in Antwerpen, is niet zo heel vreemd: het complete gezin Bliek (in België geregistreerd zonder de ‘c’ in de achternaam) is begin 20ste eeuw in (het tamelijk nabije) Antwerpen gaan wonen.
        Deze familie bestaat los van Maria uit: vader André de Bliek (Stoppeldijk, 29.2.1842), moeder Christine Mannaart (Ossenisse, 29.8.1852) en de vier overige kinderen, allemaal geboren in Ossenisse: Wilhelmina (30.4.1882), Etienne-François (12.9.1883), Elizabeth (29.1.1890) en Anne-Louise (31.8.1893).

Een van de drie brieven die Bleeker verstuurde naar de Duitse bezettingsmacht

Dit is de gezinskaart van Bertha van Dijck, voor- en achterzijde. Haar naam is hierop eenmaal foutief genoteerd, als Joanna. Bertha was winkeljuffrouw van beroep en woonde op verschillende adressen nadat zij zelfstandig was gaan wonen.
Foto’s RAD

Weduwe
Jean Pierre, de vader van Bertha, overlijdt op 17 december 1919, 41 jaar oud. Bertha gaat daarna, per 31 december 1919, bij haar tante in Rotterdam wonen, een zus van haar moeder, ook hier zonder ‘c’ geschreven: Wilhelmina de Bliek (Ossenisse, 30.4.1882).
        Wilhelmina laat de ambtenaar op haar gezinskaart noteren dat haar “nicht” bij haar blijft tot 14 november 1921. Bertha gaat na bijna twee jaar terug naar haar geboortestad, waar haar moeder, de weduwe Maria de Bliek, al die tijd is achtergebleven. Maar niet in haar eentje. Zij heeft in Antwerpen nieuw geluk gevonden in de persoon van Jacobus Sponselee, die − toeval of niet − eveneens uit Kruiningen komt. Hij is daar geboren op 19 augustus 1889. Begonnen als varensgezel werkt Jacobus inmiddels als kapitein op de Belgische sleepboot ‘Alfi’, “voor rekening van A. Franken te Zelzate”. Zijn schip is “gemeerd aan nummer 22 der Scheldekade”. Door dit werk zal hij in Antwerpen terecht zijn gekomen.
        Maria en Jacobus trouwen in Antwerpen op 29 januari 1921. Op de huwelijksakte heet zij nu ‘De Blieck’, maar wat opmerkelijker is: zij was volgens het document “laatst te Dordrecht gehuisvest” en is dat “thans alhier” . En haar man woont nog steeds in Dordrecht, staat er. Ook interessant is dat Jacobus een “meerderjarige zoon” is van François Sponselee en wijlen Rosalia Mannaart. Terwijl Maria een “meerderjarige dochter” is van Andries de Blieck, “overleden, en Christina Mannaart, alhier gehuisvest”. Zouden de Mannaarts elkaar kennen?
        Het echtpaar gaat wonen aan de Verbondstraat 20, en daar voegt later dat jaar Bertha zich bij hen. Zij wordt genoteerd als servante. Op een van de documenten in het Vreemdelingendossier, gedateerd 14 april 1921, en ondertekend door de commissaris van politie, zijn pasfoto’s geplakt van Jacobus en zijn echtgenote Maria. Ze staan hiernaast afgebeeld. Op hetzelfde formulier wordt Jacobus nu trouwens weer genoemd als “kapitein van de sleepboot ‘Mina’ van de Maatschappij Bouman van Dordrecht”.

Een van de drie brieven die Bleeker verstuurde naar de Duitse bezettingsmacht

Voordien woonde Bertha in bij haar moeder Maria de Blieck, weduwe van Jean Pierre van Dijck, en haar stiefvader Jacobus Sponselee, een sleepbootkapitein. Ook dit echtpaar trok van het ene naar het andere adres, intussen heen en weer varend tussen Dordrecht en Antwerpen.
Foto’s RAD

Dordrecht
Uit hetzelfde dossier, en ook uit de gezinskaart in het Dordtse archief, is op te maken dat Jacobus inderdaad al vóór zijn huwelijk in Dordrecht woonde, aan de Schrijversstraat 5. Ook zijn vader François bevond zich in Dordrecht, zij het op de Voorstraat, op nummer 53. De Dordtse kaart laat verder zien dat Jacobus op 2 september 1920 naar Antwerpen is vertrokken, naar de Verbondstraat, en dat hij op 29 november 1921 terugkeerde, nu samen met Maria en Bertha− die als tweede naam abusievelijk Joanna krijgt in plaats van Josephina (‘Jozefa’).
        Het gezin woont in Dordrecht op verschillende adressen: Vleeshouwersstraat 29 en aan de Noordendijk, op de nummers 40, 50 en 31. Bertha gaat op enig moment op zichzelf wonen en laat als beroep ‘winkeljuffrouw’ noteren. Zij gaat van Kasperspad 60 (per 12.9.1925) naar Voorstraat 63 rood (2.7.1926) naar Matena’s Pad 25 (21.10.1929). Maar dan, opeens, verlaat zij Dordrecht, op 17 december 1931. Dat is dag waarop zij in Dordrecht trouwde met Simon Hijman Hartog. Samen met hem gaat ze naar Rotterdam, om er in de Lieve Verschuierstraat 48b aan een nieuw bestaan te beginnen.

Een van de drie brieven die Bleeker verstuurde naar de Duitse bezettingsmacht

Op een van de Belgische formulieren voor vreemdelingen werden de pasfoto’s van Jacobus en Maria aangebracht.
Foto Website ‘Familysearch’

Schipperin
Haar moeder Maria (die “schipperin” heet te zijn) en haar stiefvader Jacobus zijn in de nakomende jaren aldoor blijven varen, in en ook na de oorlog. Het dossier bevat steeds “berichten van vernieuwing van het bewijs: Model. C.”, visa voor vreemdelingen-schippers, uit 1941, 1943, 1945 en 1946. Hun adres in Antwerpen is telkens St. Aldegondiskaai 46, kennelijk hun afmeerplek. Aan boord is steeds ene Cornelis Timmers (Klundert, 7.7.1901). Blijkbaar is hij hun schippersknecht.
        Christine Mannaart, de moeder van Maria, gaat in de oorlog, in 1941, buiten Antwerpen wonen, in het dorp Santhoven (ook Zandhoven), aan de Landstraat. Zij is dan 91 jaar oud. In januari 1908 waren zij en André de Bliek al uit elkaar gegaan.
        Maria en Jacobus hebben hun werkzame leven beëindigd in Dordrecht, aan de Noordendijk 33 zwart (nu: 59). Hij is er overleden op 21 september 1953, op 64-jarige leeftijd. Van Maria is geen sterfdatum gevonden.






< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'