Het voorbije joodse dordrecht
De familie Van Straaten en het nare
verhaal achter twee snoezige foto’s
* Nog twee Dordtenaren waren in Buchenwald
* Drie archieffoto’s gevonden
met de Dordts-joodse Adèle
De fotovisitekaartjes met de kinderen Adèle Jeanette en Joseph Jacques van Straaten. |
Schattig zijn ze – zolang je de nageschiedenis niet kent.
In De verdwenen Mediene Dordrecht, het eerste en vooralsnog enige boek over de Dordts-joodse gemeenschap, staan twee snoezige foto’s, op pagina 74. Het zijn zogeheten cartes de visite, kartonnen visitekaartjes van zo’n 6 x 8,5 cm, voorzien van een foto, meestal een portret. In de 19de eeuw was dit type foto nogal in zwang.
De Dordtse cartes tonen twee jonge kinderen. De ene is Joseph van Straaten, gefotografeerd door Gerard Stoof photo, gevestigd aan het Bagijnhof 2. De andere laat zijn zusje zien, Adèle, vastgelegd door J.G. Hameter, hof-photographe te Dordrecht, gevestigd op de Voorstraat 289. In het boek staat dat hij is geboren in 1885 en zij in 1890. Maar het is juist andersom, zoals uit naspeuringen bleek.
Joseph en Adèle poseren ongemakkelijk. Beiden hebben de ogen afgewend van de camera. Ze zijn zichtbaar verlegen met de situatie. Maar hun ouders wilden het nu eenmaal zo, stralen ze uit.
Waar zijn deze joodse kinderen gebleven? Zou er zo’n 120 jaar later nog iets van hun bestaan terug te vinden zijn?
Zeker, en het is schrikken.
Adèle is betrekkelijk jong gestorven, op 9 mei 1936, vijftig jaar oud. En haar jongere broertje Joseph is in Buchenwald als politische Jude om het leven gekomen, ook op 50-jarige leeftijd en al vrij vroeg in de oorlog, op 5 mei 1941. Hij, als zenuwarts praktiserend in Rotterdam, is de enige geboren joodse Dordtenaar die in dit concentratiekamp bij Weimar zijn einde vond – een feit dat eerder triest dan markant is (zie voor aanvullende informatie *).
De cartes de visite nareizend in de tijd, viel er ook opbeurend nieuws te noteren: Dina Hage, de niet-joodse echtgenote van Joseph van Straaten, heeft de oorlog weten te doorstaan, samen met de drie kinderen. Volgens kleinzoon Peter-Paul van Broekhuizen is zijn grootvader zelfs in oktober 1940 met opzet van zijn vrouw gescheiden, om zo zijn gezin te kunnen redden.
Zijn grootvader heeft iets bij hem losgemaakt, overigens. Zodra tot Peter-Paul, een hotelhouder in Zwitserland, bij onderzoek ten volle de joodse voorgeschiedenis van zijn groot- en overgrootvader doordrong, ontstond bij hem het verlangen ‘hun joodse leven te leven’, in Israël. Deze emigratie, in het Hebreeuws aliya genoemd, is inmiddels voltooid.
Het gezin Van Straaten, met de drie kinderen, in de jaren negentig van de eervorige eeuw. |
In het Algemeen Handelsblad van 15.8.1884 wordt bekendgemaakt |
Bij zijn vertrek uit Dordrecht in 1908 krijgt |
Hoofdpersoon
Overeenkomstig de ingeburgerde traditie wisselden hun voornamen elkaar steeds af: de volgende werd (deels) naar de vorige genoemd. Joseph van Straaten is de grootvader van de Joseph die de hoofdpersoon van dit verhaal is. Deze eerste Joseph werd geboren in Dordrecht, op 7 april 1829. Hij huwde Saartje Zadoks, ook al zo’n oer-Dordtse, geboren op 23 september 1827. Joseph heette nog gewoon Joseph. Maar zijn eerste zoon, na de geboorte van de dochters Jeanette (1855) en Hester (1856), kreeg twee voornamen: Jacques Joseph. Of: Jaques, de ‘c’ is op sommige documenten weggelaten.
Deze Jacques Joseph, geboren 2.11.1858, trouwde op zijn beurt, op 2 september 1884, met Louise Spiegelberg (24.12.1860), een vrouw afkomstig uit het Duitse Salzkotten. Het is dit echtpaar dat de hoofdpersoon voortbracht, op 9.10.1890. Hij ging Joseph Jacques heten. Deze zoon was niet het eerste kind van koopman in huiden Jacques en Louise. Aan hem gingen Adèle Jeanette vooraf (5.7.1885), het verlegen meisje op de carte de visite, en Elsa Albertha (24.5.1889).
Bij de start van hun huwelijk woonden de echtelieden nog op de Voorstraat, op toenmalig nummer 24, op de hoek met de Torenstraat. Dit pand is gesloopt. Tegen de tijd dat Elsa ter wereld kwam, had het gezin een woning aan de Albert Cuypsingel betrokken, op nummer 59 (nu: 225).
In de navolgende eeuw braken de Van Straatens met Dordrecht. Decennialang waren zij de stad trouw gebleven, maar op 2 mei 1908 was er voor Jacques Joseph kennelijk reden om te verhuizen. Het gezin toog naar Den Haag, naar de Cornelis Jolstraat 70. Een dag eerder had J.J. uit handen van de kerkeraad een diploma gekregen. Hij was ter gelegenheid van zijn “vertrek uit de gemeente” benoemd tot eere-voorzitter van de Nederlands Israëlische Gemeente. De oorkonde is te zien in de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht.
Het gezin verhuist naar Den Haag, naar de Cornelis Jolstraat, zoals deze Haagse gezinskaart laat zien. |
Het echtpaar gaat eerst op de Voorstraat wonen, later op de Singel, |
Verdriet
In 1914 sloop het eerste verdriet bij het gezin binnen: Elsa, de middelste, overleed in Den Haag, op 2 april, nog geen 25 jaar oud. In datzelfde jaar streken drie van de resterende gezinsleden in Rotterdam neer, op 5 juni 1914: vader, moeder en dochter Adèle. Zij gingen wonen in de Proveniersstraat 26b, het eerste van de verschillende adressen die op hun gezinskaart vermeld zouden worden: West Kruiskade 1b, Avenue Concordia 1905, Nieuwe Binnenweg 174, Graaf Florisstraat 11a en Scheepmakershaven 25a. Vader J.J. presenteerde zich in de stad als makelaar in huiden en looistoffen.
Adèle verliet het ouderlijk huis al snel, 1 jaar na aankomst in Rotterdam, op 21 juni 1917. Zij trouwde die dag in Rotterdam met Siegfried Cohen en trok met hem naar Zuidbroek. Zoon Joseph Jacques, die zich ondertussen had bekwaamd tot zenuwarts, woonde vanaf 19.7.1920 in het krankzinnigengesticht Maasoord 2, in Poortugaal. Hij trad op 28.12.1920 in Zuid-Beijerland in het huwelijk met de niet-joodse Dina Cornelia Hage, geboren in St. Maartensdijk op Tholen op 1 december 1890. Zij had ook medicijnen gestudeerd, ze was oogarts.
Het jonge echtpaar ging aan de Nieuwe Binnenweg 174 wonen, bij de ouders van Joseph Jacques.
Nieuw verdriet trof de Van Straatens in de navolgende jaren in drievoud. Op 8 oktober 1924 overleed moeder Louise, 63 jaar oud. Op 9 mei 1936 volgde Adèle, 50 jaar oud. Zij was al langere tijd weduwe. Haar echtgenoot Siegfried, een arts geboren in In het Loeg (gemeente Muntendam) op 5 april 1867, stierf kort na de trouwerij, op 22 februari 1919 in Zuidbroek. Een maand na de dood vaèle ging ook haar vader J.J. heen, op 10 juni 1936, 77 jaar oud, in Den Haag. Hij was daar hij op 30 april 1931 weer gaan wonen, aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 91.
Van alle oorspronkelijke gezinsleden was nu alleen nog Joseph Jacques in leven.
Drie kinderen kreeg hij met Dina Hage, net zoveel als zijn ouders. Achtereenvolgens waren het: Louise Elsa (7.4.1922), Jacques Joseph (nu weer genoemd zijn naar grootvader; 18.11.1923) en Albert Jan (17.10.1925).
En met dit gezin ging hij de oorlog in, de duisternis.
Nog een gezinskaart, nu de Rotterdamse. De familie Van Straaten is in 1914 van Den Haag naar Rotterdam verhuisd. |
Zoon Joseph Jacques, zenuwsarts geworden, gaat zelfstandig wonen met zijn vrouw Dina Hage uit St. Maartensdijk. |
Elsa van Straaten overlijdt op 2 april 1914, 24 jaar oud. |
Patiënten
Joodse artsen, valt te lezen op de herdenkingswebsite Joods Monument, mochten vanaf maart 1941 geen niet-joodse patiënten meer behandelen: joden waren in de ogen van de nazi’s een verwaarloosbare mensensoort. “Een deel van hen was daarmee in één klap al zijn patiënten kwijt.” Net als alle overigen joden in Nederland werden de joodse artsen nu in een steeds groter isolement gedreven, om ten slotte te worden gedeporteerd en vermoord.
Bij Joseph Jacques van Straaten lag dit anders. Al ver voordat zijn collega-artsen werden getroffen door de anti-joodse maatregelen, werd hij opgepakt, in december 1940 namelijk. Dit blijkt uit een brief die zijn zoon Albert Jan op 24 januari 1949 namens de erven J.J. van Straaten naar het Nederlandsche Roode Kruis heeft gestuurd, betreffende het overlijden van zijn vader.
Dit document is ons toegezonden door Peter-Paul van Broekhuizen, die via zijn moeder Louise Elsa een kleinzoon is van Joseph Jacques. Het materiaal maakte het mogelijk te reconstrueren wat zijn grootvader in die eerste oorlogsjaren is overkomen.
In de brief staat dat Joseph Jacques op 5 december is gearresteerd, en zich tot begin april 1941 heeft bevonden in het Oranjehotel, de gevangenis in Scheveningen. Volgens Van Broekhuizen is zijn grootvader indertijd verraden. Hij vertelde dat op 27 mei 2016 in een Engelstalig interview met Rhona Lewis van de website Aleh (waarover later meer). Dat hij werd opgepakt, had te maken met de verzetsgroep De Geuzen (zie verderop).
Joseph Jacques was kort voor zijn arrestatie gescheiden. Dat had hij gedaan om zijn gezin te kunnen redden. Zoon Albert Jan, ruim 90 nu, bevestigde desgevraagd dat zijn vader en moeder in oktober 1940 officieel uiteen waren gegaan. Vandaar ook dat op Joods Monument als J.J.’s laatste adres Kruiskade 32 staat, terwijl zijn vrouw en kinderen nog steeds op de Nieuwe Binnenweg 197 ingeschreven stonden.
Moeder Louise sterft in Rotterdam op 8 oktober 1924, haar man twaalf jaar later, op 10 juni 1936, in Den Haag. |
Nogmaals Jacques Joseph van Straaten, nu tientallen jaren later. |
De Geuzen
Wat gebeurde er vervolgens?
Op 4 juli 1946 zond ene A. Aardoom uit Schiedam een brief naar het Rode Kruis. Kennelijk was hem, misschien wel als overlevende van Buchenwald, gevraagd of hij iets naders kon melden over het overlijden van dokter Van Straaten. Nee, schrijft Aardoom, “ik weet niet meer dan de gegevens die ik de Stichting ’40-’45 heb verstrekt”, namelijk dat Van Straaten op 9 april 1941 “met een transport ‘Geuzen’ van 156 man naar Buchenwald werd gebracht en ± 3 of 4 weken later aldaar overleed”.
Dit behoeft toelichting. De Geuzen, zo legt de website JoodserfgoedRotterdam uit, was een verzetsgroep die vooral in Maassluis, Schiedam en Rotterdam opereerde. De groep, 158 man groot, was opgericht, op 14 mei 1940, door Bernard IJzerdraat en Arij Kop. Zij bestond uit “verzetsmensen die illegale persberichten verspreidden.”. Eind 1940 zijn de Geuzen verraden; 157 van hen werden afgevoerd naar Buchenwald. Hun leider, IJzerdraat, werd op 13 maart 1941 geëxecuteerd op de Waalsdorpervlakte, samen met 14 andere Geuzen.
In Buchenwald zijn, volgens de website historiek.net, in de periode 1937-1945 naar schatting 56.000 mensen om het leven gekomen. Zo’n drieduizend Nederlanders kwamen er terecht. De Geuzen werden er “onderworpen aan een zwaar regime”, weet JoodserfgoedRotterdam. “Ze moesten funderingen en rioleringen aanleggen en werden slechts behandeld door de SS.” Een deel van hen kwam om, onder wie Joseph Jacques, gevangene 5772. Een ander deel werd in 1942 overgebracht naar Ravensbruck en Natzweiler-Struthof. “Toen Buchenwald werd bevrijd, op 11 april 1945, waren er nog 42 Geuzen aanwezig.”
Joseph Jacques bevond zich daar niet bij. Peter-Paul van Broekhuizen heeft bij het uitdiepen van zijn familiehistorie paperassen gevonden waarin de dood van zijn grootvader staat geregistreerd. Bijvoorbeeld dat formulier dat der 2. Schutzhaftlagerführer op 5 mei 1941 an die Kommandatur des K.L. Buchenwald stuurde, luidende:
“Der politische Jude Jozef Jaques Straaten, geb. am 9.10.1890 in Dordrecht, eingeliefert durch 3 HA am 9.10.1941, ist heute om 0.40 Uhr am Versagen des Herzens bei doppelseitiger Lungenentzundung und Empyem verstorben.” (Hartzwakte, dubbele longontsteking en empyeem). Op een ander kampdocument staat de reden van Van Straatens gevangenschap: hij werd ervan “verdacht mit den Geuzen in Verbindung zu stehen”.
Op 7 mei bereikte de familie het overlijdensbericht. Op 8 mei plaatste zij een “volstrekt eenige kennisgeving” in zowel het Algemeen Handelsblad als het Rotterdamsch Nieuwsblad, alleen ondertekend door de drie kinderen.
Hun “lieve vader” was niet meer.
Na de oorlog duiken, vooral via het Rode Kruis, diverse documenten op over het verblijf, |
Joseph Jacques van Straaten komt in de oorlog om het leven in het concentratiekamp Buchenwald, op 5 mei 1941. Dit is een foto van hem, afkomstig van de herdenkingssite Joods Monument. |
Joseph Jacques, zoals hij staat vermeld in het Totenbuch van Buchenwald. |
In het Rotterdamsch Nieuwsblad van 8 mei 1941 wordt de dood van Joseph Jacques door de familie meegedeeld. |
Oogarts
Hoe verging het die kinderen en hun moeder intussen?
Kleinzoon Peter-Paul deelt mee dat het huis aan de Nieuwe Binnenweg “maar net schadevrij” aan het bombardement op Rotterdam was ontkomen. In de tuin was bovendien gelukkig een schuilkelder. Moeder Dina, een van de eerste vrouwelijke oogartsen in Nederland, is gedurende de oorlog ‘gewoon’ blijven werken. Volgens haar zoon Albert-Jan deed zij haar oogoperaties in een ziekenhuis, aan huis hield zij praktijk. Gedurende een korte periode in de hongerwinter voerde ze oogoperaties uit in huis. Peter-Paul: “Dynamo’s op een fiets zorgden voor verlichting. De (twee) broers van mijn moeder zaten dan op de fiets.”
Doordat Dina en Joseph gemengd gehuwd waren, was volgens de geraadpleegde zoon Albert Jan “onderduiken voor moeder en kinderen niet aan de orde”. Kleinzoon Peter-Paul heeft echter begrepen de drie kinderen niettemin niet zorgeloos konden leven. “Omdat zij in de gevaarlijke leeftijd zaten om tewerk gesteld te worden, hebben zij veel ondergedoken gezeten.”
Dina van Straaten-Hage heeft na de oorlog haar praktijk voortgezet − volgens het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG) “met onverminderde energie” en tot eind 1953. Het NTvG schreef een bewonderend stukje over haar in 1986, toen mevrouw Hage op 21 juli 70 jaar arts was. Zij verkeerde toen, hoewel al 95 jaar oud, “nog in goede gezondheid”. Zij hield zich “met opvallende scherpzinnigheid en belangstelling” nog altijd op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen in de (oog)geneeskunde.
Dina Hage, die tot haar twaalfde op Tholen is blijven wonen, had als kind een zwak gestel. Juist de “frequente contacten met de huisarts” deden bij haar volgens het NTvG “al vroeg het plan rijpen geneeskunde te gaan studeren”. Na de middelbare school in Bergen op Zoom studeerde ze in Utrecht. In 1916 trad zij, bevorderd tot arts, in dienst van het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam werken, waar zij in 1918 begon met haar opleiding tot oogarts. Ze had het voornemen om daarna in het toenmalige Nederlands-Indië te gaan werken, maar liet dat plan varen toen zij Joseph Jacques van Straaten trouwde.
Zij is overleden in Leersum, op 22 juli 1986, op 95-jarige leeftijd.
De moeder van Peter-Paul, Louisa Elsa, is inmiddels ook gestorven. Zij trouwde met Johan Theunis Matthias van Broekhuizen en kreeg met hem in Arnhem twee kinderen: Peter-Paul (1958) en Aart-Jan (1961). Net als haar man was ze bosbouwkundig ingenieur; zij zelfs de eerste vrouwelijke van Nederland, benadrukt Peter-Paul trots. Zij overleed op 4 december 1991, haar man op 31 oktober 1989. “Onze oudste zoon werd geboren op 1 november 1989, onze tweede zoon op 1 oktober 1991”, zegt Peter-Paul in een terzijde, hiermee bedoelend: “Dood en geboorte liggen in ons gezin dicht bij elkaar.”
Van Louisa’s twee broers leeft alleen dr. Albert-Jan (1925) nog. Jacques Joseph van Straaten’s leven eindigde op 14 januari 2012 in Amsterdam, op 88-jarige leeftijd. Albert-Jan heeft overigens een boekje over de oorlogstijd geschreven, dat niet openbaar is. Hij heeft het in eigen beheer uitgegeven en het omvat 47 bladzijden. Het boekje, getiteld Ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog van een oud-Rotterdammer, destijds een tiener, is in te zien in de studiezaal van het Niod in Amsterdam.
Een tweede document somt nauwkeurig alle persoonlijke voorwerpen op, die toebehoorden aan de overleden |
Joseph Jacques blijkt ook nog, behalve enkele effekten, een bedrag van 7422,50 marken te hebben nagelaten. |
Dina Hage, de echtgenote van Joseph Jacques, heeft de oorlog als niet-joodse weten te overleven, samen met haar drie kinderen. Zij is na de oorlog tot 1953 als oogarts blijven werken. Deze foto stond bij een artikel over haar in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. |
Dit is kleinzoon Peter-Paul van Broekhuizen, een Nederlands-Zwitserse hotelier die inmiddels in Israël woont. Hij wilde het joodse leven van zijn groot- en overgrootvader leven. |
Droom
Peter-Paul van Broekhuizen koesterde een droom: naar Israël gaan. Zeker nadat hij zich had verdiept in de levens van zijn grootvader en overgrootvader [die in Dordrecht een synagoge en school stichtte] en hij het gewicht van hun joodse afkomst ontdekte, verlangde hij er steeds indringender naar om een joods leven te leiden. Of zoals hij het verwoordde in een interview met de website van Aleh: “I want to live the life that my great-grandparents lived.”
Zoals zijn ouders bosbouwkunde studeerden, bekwaamde Peter-Paul zich op de middelbare tuinbouwschool in Frederiksoord en de Has Hogeschool in Boskoop en Den Bosch tot ingenieur en leraar in de land- en tuinbouw. Nadat hij zijn studie had afgerond, stond hij twintig jaar voor de klas, van 1986 tot 2006. Toen opnieuw de onderwijsmethoden zich wijzigden, veranderde hij van beroep; hij had genoeg van het doceren. Omdat twee van zijn vier zonen lijden aan astma, bracht het gezin al dikwijls de vakanties door in Zwitserland. Nu kreeg hij het idee om daar een hotel te openen, en deed dat ook: in Gluringen, een dorp vlakbij de oorsprong van de Rhône.
Het verlangen naar Israel te gaan, verliet hem intussen niet. In 2013 was hij er voor het eerst. Hij stond versteld: “Ik begreep niet wat me overkwam. Het voelde alsof ik het allemaal al eens had gezien; het voelde als thuiskomen.” In 2014 en 2015 reisde hij er weer heen, vier keer, vrijwilligerswerk verrichtend voor Aleh Negev.
Aleh is, naar eigen zeggen, Israëls grootste zorgnetwerk voor kinderen met een ernstige, meervoudige beperking. Het is in 1982 opgericht door een groep ouders die vastbesloten waren hun gehandicapte kinderen “de best mogelijke zorg te geven” en ze de mogelijkheid te geven “zich te ontwikkelen tot hun volle potentieel”. Meer dan 700 kinderen met een ernstige cognitieve (verstandelijke) en fysieke (lichamelijke) beperking en complexe medische condities, wonen en krijgen in de vier vestigingen van Aleh geavanceerde medische, educatieve en rehabilitatieve zorg. Aldus de website.
Dat gebeurt 24 uur per dag, zeven dagen per week, en geldt voor zowel baby’s als volwassenen. Daarnaast verleent Aleh “meer dan 26.000 ambulante behandelingen per jaar aan milder gehandicapte kinderen”.
Het beviel wat Peter-Paul van Broekhuizen er meemaakte, zijn besluit stond nu vast. Hij zou zich definitief grondvesten in het Heilige Land. Hij startte daartoe het proces van aliyah.
Alles is nu afgerond. Zijn gezin woont nog in Zwitserland, waar het het hotel runt. Maar Peter-Paul arriveerde op 19 september 2015 in Israël, en werd op 21 december officieel inwoner. Hij was thuis.
Drie archieffoto’s gevonden In de (foto)collectie van het Joods Historisch Museum (JHM) zijn drie foto’s aangetroffen van Adèle Jeannette Cohen-van Straaten, een geboren Dordtse. Adèle was de echtgenote van de arts Siegfried Cohen, die op 42-jarige leeftijd op 22 februari 1919 overleed in het Groningse Zuidbroek. In bovenstaand hoofdverhaal komt Adèle voor, als dochter van het Dordtse echtpaar Jacques Joseph van Straaten en Louise Spiegelberg en als zus van Joseph.
Balkon
Vermoord
Zoon |
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'