Het voorbije joodse dordrecht

Toen de oorlog was uitgeraasd, bleek nog
één van de Dordtse Witsteinen in leven
* Rotterdamse struikelstenen voor drie oud-Dordtenaren

Het begin van het gezin Witstein: het huwelijk. Ezechiël Witstein en Hester Benedictus trouwden in haar woonplaats Rotterdam

Het begin van het gezin Witstein: het huwelijk. Ezechiël Witstein en Hester Benedictus trouwden in haar woonplaats Rotterdam, op 11 juni 1879. Het huwelijk werd bijvoorbeeld vermeld in ‘De Locomotief’ van 22.7.1879, een Samarangsch handels- en advertentieblad.
Foto Delpher

Ze hebben het gelukkig nooit geweten – dat de zeven kinderen die zij in Dordrecht met trots op de wereld hadden gezet, nog eens als ondermensen zouden worden behandeld.
        Vader Ezechiël Witstein en moeder Hester Benedictus overleden in de jaren twintig van de vorige eeuw. Van hun zeven kinderen leefden er toen nog zes. Rosetta, hun derde kind, was al jong overleden, in 1915, op 31-jarige leeftijd.
        De zes overgeblevenen ontwikkelden zich voorspoedig, net zoals de gezinnen die zij in de meeste gevallen al hadden gesticht. Ezechiël en Hester hebben meerdere kleinkinderen nog persoonlijk meegemaakt. Hun gezamenlijke toekomst leek onbedreigd.
        Totdat de jaren veertig aanbraken. Overal waar de nazi’s gingen heersen, beschouwden zij joden als Untermenschen, als een verwaarloosbaar ras. Zo ook de Wittsteinen. Zonder dat zij dat zelf wilden, nam hun leven opeens een andere afslag. En toen de Tweede Wereldoorlog was uitgeraasd, bleken vijf van de zes kinderen van Ezechiël en Hester schaamteloos vermoord, letterlijk verpulverd. Slechts één van hen, laatstgeborene Izaäk, beleefde het onuitsprekelijke geluk dat hij gespaard bleef.
        Weliswaar had hij nu al zijn broers en zussen verloren, Izaäk was niet moederziel alleen. Zijn vrouw en kinderen wist hij om zich heen, en nog enkele verwanten, nichtjes bijvoorbeeld die zich ook wonderwel hadden weten te redden. Zij waren de spaarzame erflaters van een familie die zwaar gehavend was, en in oorspronkelijke staat niet meer te herstellen viel.
        De rest van de familie lang in puin. Op dit kleine groepje rustte de zware taak de familiekroniek een vervolg te geven.
        In dit verhaal: de ondergang en gedeeltelijke terugkeer van een Dordts gezin.

Vriesestraat 1880 en Vleeshouwersstraat 1915

Het echtpaar ging na de bruiloft naar Dordrecht, de woonplaats van Ezechiël. Het vestigde zich eerst in de Vriesestraat. Deze vroege foto toont de Vriesestraat (in de richting van de Vriesebrug) in de jaren tachtig van de eervorige eeuw, precies de tijd dat het echtpaar er kwam te wonen.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (nr. 552_311850)

Ook in de Vleeshouwersstraat heeft het gezin gewoond, eind eervorige eeuw. Deze foto is van later jaar, omstreeks 1915, maar geeft een indruk van deze smalle straat. Foto RAD (nr. 552_404318)

Dordrecht
Dordrecht had voor Ezechiël Witstein geen geheimen. Hij was er geboren, op 14 augustus 1852, en hij woonde er al 26 jaar. Maar voor zijn bruid, Hester Benedictus, lag dit anders: zij was een heuse Rotterdamse, geboren op 12 april 1853. Zij was, ook al 26 jaar, gewend aan die stad. Zij kende Dordrecht niet.
        Op 11 juni 1879 trouwde Ezechiël in haar woonplaats met Hester. Dat gebeurde uit rituele beleefdheid: de bruidegom laat het huwelijk plaatsvinden in de gemeente van zijn lief, doorgaans althans. Maar de volgende dag keerde Ezechiël, een winkelier in herenconfectie, fluks terug naar Dordrecht, in gezelschap van zijn Hester. Per 12 juni lieten zij zich registeren als wonende in D970, dat was toentertijd de Vriesestraat, midden in de binnenstad.
        Hester was al maanden zwanger. Dat verraadt de geboortedatum van het eerste kind: 13 november 1879. Jacob Samuel heette de baby, die vijf maanden na de bruiloft ter wereld kwam. Het huwelijk is dus ‘een moetje’ geweest, een schaamlap.
        Na Jacob Samuel baarde Hester met zekere regelmaat nog zes kinderen, allen in Dordrecht. Nummer twee kreeg de naam van zijn broer andersom, Samuel Jacob (15.4.1881), de kinderen die daarna kwamen hadden ‘eigen’ namen: 3. Rosetta (15.4.1883), 4. Rebecca (14.1.1885), 5. Setje (18.5.1886), 6. Theodora (21.1.1888) en 7. Izaäk (12.3.1890).
        Het gezin was intussen meermalen verhuisd. Naar de Vleeschhouwerstraat 10 bijvoorbeeld, en naar de Voorstraat 281. Op dit laatste adres werden de meeste kinderen geboren, tonen de geboorteaktes aan.
        Gaandeweg verschenen er ook dienstbodes. De eerste die wordt genoemd in bevolkingsboeken is Adriaantje Sinterniklaas uit Strijen (23.7.1868). Zij was in dienst bij de Witsteinen van 30.10.1884 tot 31.1.1885. Haar opvolgster heet Saartje Aardoom uit Puttershoek (25.3.1853), die er werkte vanaf 7 maart 1885. Een vertrekdatum is niet genoteerd. De laatste dienstbode die zich op de Voorstraat meldde, op 12.12.1889, was Petronella Baams uit Nijmegen (13.8.1870). Ook haar vertrek is niet geregistreerd.
        Zij is in ieder geval niet meegegaan naar Rotterdam. Het gezin Witstein, met zeven kinderen blijkbaar voltooid, verliet Dordrecht voor Rotterdam, op 21 mei 1904. Hester was nu terug in haar geboortestad. Hulp van dienstboden had zij kennelijk niet meer nodig, op de Rotterdamse gezinskaart staat geen enkele andere naam dan die van haar man en kroost.

gezinskaart familie Witstein

In 1904 verhuisde de familie Witstein naar Rotterdam. Deze gezinskaart, voor- en achterzijde, laat zien dat er inmiddels al zeven kinderen waren geboren, allen nog in Dordrecht.
Foto’s Stadsarchief Rotterdam


In 1915, op 4 maart, overlijdt Rosetta, een van de kinderen

In 1915, op 4 maart, overlijdt Rosetta, een van de kinderen. Zij was onderwijzeres en is 31 jaar oud geworden. Zij is begraven op de joodse begraafplaats in Rotterdam, het Toepad.
Foto Website ‘Het Stenen Archief’

Gezinskaart
Eerst bewoonde het gezin er een woning aan de Baan 16b; naderhand werd het adres de Mauritsstraat, nummer 127a. Als ondernemer trof Ezechiël het niet in Rotterdam. Op de gezinskaart staat de aantekening dat hij op 26 april 1905, een jaar na aankomst, failliet is gegaan.
         De gezinskaart laat meer zien – dat de kinderen zachtjesaan uit Rotterdam vertrekken, naar Amsterdam (Samuel Jacob en Rebecca bijvoorbeeld, op respectievelijk 28.2.1905 en 9.8.1907) en naar Antwerpen (Izaäk, op 19.3.1914). Of dat zij een eigen gezinskaart hebben gekregen, om de eenvoudige reden dat zij ook een eigen gezin hebben gesticht. De kinderen Witstein waren ook ondertussen volwassenen geworden.
        Groot gezinsleed is er in 1915. Rosetta, het derde kind, sterft, op 4 maart. De familie plaatst een advertentie in de NRC van 5 maart, ervan kennis gevend dat Rosetta “zacht en kalm” is overleden. Maar daaronder staat een advertentie van het personeel van de School voor GLO No. 18 aan de Van Hoonaardstraat in Rotterdam, meldende dat Rosetta “na een langdurig lijden” is gestorven. Rosetta was onderwijzeres aan deze school, in de 2de klasse. Ze is 31 geworden.
        Vijf jaar later gaat ook moeder Hester heen, op 14 augustus, 67 jaar oud. Haar man Ezechiël leeft nog vier jaar daarna, maar overlijdt ten slotte op 25 augustus 1924, op 72-jarige leeftijd.
        Het gezin dat hij en Hester in Dordrecht waren begonnen, is dan al behoorlijk uitgedijd, met aangetrouwde partners en met kleinkinderen. Al die schijnbaar zorgeloze levens nemen een ruim decennium later, begin jaren veertig, een tragische wending. De Witsteinen staat mateloze wreedheid te wachten, een naziterreur die slechts een enkeling weet te doorstaan. Ter wille van de overzichtelijkheid wordt hierna per kind, in afzonderlijke korte hoofdstukken, geschetst wat de betrokken Witsteinen is overkomen, naar chronologie van hun geboorte.

Vader en moeder Witstein zijn op dezelfde begraafplaats begraven

Vader en moeder Witstein zijn op dezelfde begraafplaats begraven. Hester stierf in augustus 1920 (67 jaar oud), na “langdurig lijden”, zoals de overlijdensadvertentie (‘NRC’, 16.8.1920) meldt. Haar man Ezechiël overleed op 72-jarige leeftijd in augustus 1924.
Foto’s ‘Het Stenen Archief’

Hoogleraar
Handelsagent Jacob Samuel, de eersteling, was op 29 juli 1915 in Rotterdam getrouwd met Alexandrina Elisabeth Chérie Drunet (Arnhem, 5.9.1889), een joodse vrouw van Franse origine. Zij kregen op 22 mei 1920 dochter Sonja Fortunette. Over deze latere hoogleraar Nederlandse letterkunde dr. S.F. Witstein, gepromoveerd op het proefschrift Funeraire poëzie in de Nederlandse Renaissance (Assen, 1969), is een lemma te vinden in het Bio- en bibliografisch lexicon Nederlandse letterkunde. De bijdrage is geschreven door een vriendin van Sonja Witstein, Ellen Krol uit Leiden.
        Een paar citaten verduidelijken veel over Sonja’s ouders. “Als enig kind groeide Sonja Witstein op in Den Haag en later in Amersfoort, waar zij haar gymnasiumdiploma haalde. Zij was afkomstig uit een gegoed handelsmilieu; haar vader was textielkoopman. De boekenkast van haar moeder vormde haar al op jeugdige leeftijd tot een liefhebster van literatuur.” In Amersfoort woonde het gezin aan de Pascalstraat, op nummer 8.
        Sonja Witstein duikt in de oorlog onder. “Ten tijde van de jodenvervolging”, schrijft Krol, “schreef ze in haar onderduiktijd Bekentenis aan Julien Delande, dat buiten haar om na de oorlog uitgegeven werd.” De onderduik redt haar niet. “Met het laatste transport van 3 september 1944, waarin ook Anne Frank zat, werd Sonja Witstein met haar ouders naar het concentratiekamp Auschwitz getransporteerd, waarvandaan ze als enige van het gezin terugkeerde.”
        Jacob Samuel Witstein en Alexandrina worden tegelijk vergast, op 6 september 1944. Twee doden, één overlevende.
        Sonja Witstein ging in Utrecht wonen, waar ze vanaf 1 september 1945 neerlandistiek studeerde. Volgens Ellen Krol heeft de schrijver en socioloog G.L. Durlacher, die “door een speling van het lot” in het studentenhuis haar huisgenoot werd, deze na-oorlogse periode beschreven in het hoofdstuk ‘Sonja’, in zijn verhalenbundel Niet verstaan (Meulenhoff, 1995). Het beschrijft de stimulerende invloed die Witstein op hem heeft gehad.
        In 1975 werd Sonja Fortunette Witstein benoemd tot hoogleraar Nederlandse letterkunde tot de Romantiek, aan de toenmalige Rijksuniversiteit Leiden. Krol: “Na een veel te kort, maar niettemin invloedrijk hoogleraarschap overleed zij in 1978, op 58-jarige leeftijd.” Het was op 11 juli.
        Ellen Krol, die bevriend was met Sonja Witstein, heeft in januari 2014 de Dordtse werkgroep Stolpersteine benaderd. Ze schreef dat zij enkele foto’s bezat van de ouders van Sonja, foto’s die ze ter beschikking heeft gesteld aan het herinneringscentrum Westerbork. Ze vroeg ook of de werkgroep weet op welk adres het ouderlijk huis van de Witsteinen was (Voorstraat 281, red.). Ze zou het “een prachtig gebaar” vinden, e-mailde ze, als daar “voor dit gehele vermoorde gezin” een Stolperstein gelegd zou worden.
        Dit was evenwel niet mogelijk. Stolpersteine zijn alleen bedoeld voor slachtoffers, die vanuit Dordrecht zijn gedeporteerd. En de Witsteinen waren bij het uitbreken van de oorlog verhuisd, naar Rotterdam en elders. Geen van hen woonde nog in Dordrecht toen de jodenvervolging begon. En dat is nu eenmaal een vereiste voor het neerleggen van Stolpersteine in Dordrecht. Maar: Krols hartewens blijft niet helemaal onvervuld, zoals blijkt aan het slot van dit artikel.

Rotterdamse gezinskaarten van de kinderen Witstein

De kinderen Witstein zwermden uit, en stichtten zelf gezinnen. Deze Rotterdamse gezinskaarten tonen de samenstelling van de gezinnen van bijvoorbeeld Jacob Samuel (kind nummer 1), Samuel Jacob (nummer 2), Setje (nummer 5) en Theodora (nummer 6).
Foto’s Stadsarchief Rotterdam


Rachel trouwt in januari 1935 in Vlissingen met Gerrit Jan Vijver

Nog meer familieverwikkelingen: Rachel, een dochter van Samuel Jacob (kind nr. 2), trouwt in januari 1935 in Vlissingen met Gerrit Jan Vijver (‘Vlissingse Courant, 21.1.1935) en krijgt eind juli 1935 een zoon (‘De Vlissinger’, 1.5.1935).
Foto Krantenbank Zeeland

VPRO
Samuel Jacob, kind nummer 2: hij trouwde op 27-jarige leeftijd, op 24 maart 1909, in Rotterdam met de 28-jarige Hendrika Boesman ((Rotterdam, 5.10.1880). Zij kregen vier kinderen, drie meisjes en één zoon: Rachel (25.12.1909), Hester (24.7.1911), Suzanna Rozet (16.9.1916) en Ezechiël (16.1.1920).
        Vader Samuel, moeder Hendrika en Ezechiël, volgens de website ‘Joods Monument’ op het laatst wonend aan de Hugo Molenaarstraat 12a in Rotterdam, zijn alle drie vermoord in Auschwitz, de ouders tegelijk op 15 oktober 1942, de zoon op 28 februari 1943. De drie meisjes hebben de oorlog overleefd. Drie doden, drie overlevenden.
        Rachel was als 25-jarige op 18.1.1935 getrouwd met de 35-jarige rijkswerkman Gerrit Johan Vijver (Den Haag, 31.12.1900). Hij was rooms-katholiek.
        Rachel, die Rosa wordt genoemd, is op 29 oktober 1995 ter sprake gekomen in het radio-programma ‘Het Spoor Terug’ van de VPRO. In aflevering 5 van de serie ‘De Mediene’, over het joodse leven in de provincie voor de Tweede Wereldoorlog, vertelt Eva Bosschaart-van Wittene over Middelburg, waar zij altijd heeft gewoond. Rosa kwam in 1935 in Middelburg wonen, als Rachel Vijver. Sindsdien zijn Eva en Rosa “onafscheidelijk door een vriendschap waarin de rollen vastliggen: Eva vertelt en Rosa luistert en knikt instemmend”, aldus de VPRO.
        De omroep licht toe dat Rosa’s vader Samuel als bevoorrader van de schepen van de Handelscompagnie is overgeplaatst naar Vlissingen. Dat klopt met een bericht in de Vlissingse Courant van 3 juni 1927, waarin staat dat S.J. Witstein vanuit Vlaardingen (waar hij per 25.3.1926 was gaan wonen) naar Vlissingen was gekomen, om zich te vestigen op het adres Dijkstraat 16. Ook volgens het boek Joods Vlissingen woonde Samuel per 10.5.1940 in Vlissingen, en niet in Rotterdam. Rachel Vijver-Witstein is op 18 augustus 1997 overleden, 87 jaar oud, zij was toen weduwe. Gerrit Vijver stierf in Middelburg op 11 februari 1970, 69 jaar oud.
        Over Samuel’s tweede dochter Hester is niets naders te vinden.
        Derde dochter Suzanna Rozet (soms: Rozetta) trouwde op 29.10.1937 in Vlissingen met koperslager Barend Antonie Nagtegaal (Vlissingen, 29.3.1915). Zij is echter overleden als S.R. Heeres-Witstein, in november 1994, aldus de PZC van 26.11.1994. Volgens de PZC van 30.9.1960 was Suze als 44-jarige in ondertrouw gegaan met de 48-jarige N.P. Heeres.

Setje Witstein trouwt in oktober 1912 met Wolf Presburg en krijgt met hem drie kinderen, in Rotterdam: Ester, Rosetta en Arie. Vervolgens emigreert het gezin naar België

Setje Witstein (kind nr. 5) trouwt in oktober 1912 met Wolf Presburg en krijgt met hem drie kinderen, in Rotterdam: Ester, Rosetta en Arie. Vervolgens emigreert het gezin naar België, zoals blijkt uit dit Belgische immigratierapport. De familie is naderhand teruggekeerd naar Nederland. In de oorlog woonde het in Den Haag, aan de Valkenboskade 88, toen het werd gedeporteerd. Op Ester na zijn alle gezinsleden vermoord. Over Ester is niets naders te vinden.
Foto Website Familysearch

Nog kleinkind dat de oorlog veilig wist te door te komen: Suzanna Rozet

Nog kleinkind dat de oorlog veilig wist te door te komen: Suzanna Rozet. Zij in september 1916 geboren als derde dochter van Jacob Samuel (kind nr. 2) en Hendrika Boesman, is in november 1994 als mevrouw Heeres-Witstein overleden (‘PZC’, 26.11.1994)
Foto Krantenbank Zeeland

Nog kleinkind dat de oorlog veilig wist te door te komen: Suzanna Rozet. Zij in september 1916 geboren als derde dochter van Jacob Samuel (kind nr. 2) en Hendrika Boesman, is in november 1994 als mevrouw Heeres-Witstein overleden (‘PZC’, 26.11.1994)
Foto Krantenbank Zeeland


Rosa Vijver-Witstein

Rosa Vijver-Witstein, die eigenlijk Rachel heet, was de vrouw van G.J. Vijver en een dochter van Samuel Jacob (nr. 2). Geboren in 1909 wist zij te blijven leven tot 1997. Ze was in 1970 weduwe geworden en overleed in Middelburg, 87 jaar oud (‘PZC’, 19.8.1997).
Foto Krantenbank Zeeland

Overleefd
Rebecca, kind nummer 4 (Rosetta was al in maart 1915 overleden): zij trouwde op 8 maart 1911 in Rotterdam met koopman Marcus Rubens (Zutphen, 15.4.1881). Zij kregen in Amsterdam vier kinderen: Ella (6.12.1911), Betty Rosa (13.3.1914), Theodora (14.3.1916) en Jakob Gijs (25.10.1918). Het gezin woonde in de Van Breestraat, op nummer 183.
        Rebecca en Marcus zijn tegelijk vermoord in Auschwitz, op 22 mei 1944, hun zoon Jakob Gijs in Mauthausen, op 7 augustus 1941. De drie dochters komen niet voor op de website ‘Joods Monument’. Aangenomen mag daarom worden dat zij de oorlog hebben overleefd.
        Drie doden, drie overlevenden.
        Ella Rubens trouwde op 1 februari 1938 met kantoorbediende Lodewijk Lissauer (Amsterdam, 16.11.1913). Zij kregen twee kinderen: Robert en Hans. Ella Lissauer-Rubens is overleden op 11 mei 1990, 78 jaar oud. Haar echtgenoot stierf op 11 november1998, 84 jaar oud.
        Theodora is op 26 juni 1941 in Amsterdam getrouwd met John Vasconcelles (Helena, 29.12.1912). Eerder had zij op 11 juni 1940 dochter Madelon Debora Isabella gekregen, van wie de achternaam van Rubens is veranderd in Vasconcelles. Op 22 juli 1944 is het gezin erin geslaagd te emigreren naar Portugal.
        Haar zus Betty Rosa, typiste van beroep, trouwde op 8 november 1939 met meteoroloog Franz Heinrich Schmidt (Amsterdam, 22.10.1912) en kreeg met hem in De Bilt dochter Beatrix, volgens het Utrechts Volksblad van 17.8.1940. Over haar zijn geen nadere gegevens beschikbaar. Dit geldt niet voor de andere dochter van Franz en Betty, Theodora Anetta Schmidt. Zij is overleden op 22 oktober 1945 in De Bilt, om 17 uur. De overlijdensakte in het Utrechts archief meldt dat dit meisje pas zes maanden oud was.
Op 11 november 1948 vertrok het gezin Schmidt naar Indonesië. Daar is het huwelijk ontbonden, op 5 september 1951 in Djakarta.

Rebecca Rubens-Witstein in maart 1911 getrouwd met Marcus Rubens en hun enige kind Jakob Gijs Rubens

Dit is de enige foto van een kind van Ezechiël en Hester die is gevonden, op de website ‘Joods Monument’. De foto toont Rebecca (kind nummer 4). Rebecca Rubens-Witstein, in maart 1911 getrouwd met Marcus Rubens, is samen met haar man vermoord in Auschwitz, op 22 mei 1944. Hun enige zoon, Jakob Gijs Rubens (Amsterdam, 25.10.1918), eindigde al jaren eerder in Mauthausen, op 18.8.1941. Van hem laat ‘Joods Monument’ ook een foto zien. Jakob’s ouders hebben zijn overlijden zelf nog in de krant laten zetten, zoals deze advertentie in het ‘Algemeen Handelsblad’ van 18.8.1944 laat zien.
Foto’s ‘Joods Monument’ en Delpher

Spoorloos
Setje Witstein, het vijfde kind: zij trouwde op 23.10.1912 in Rotterdam met Wolf Presburg (Rotterdam, 19.10.1886). Het echtpaar kreeg drie kinderen: Ester (12.4.1913), Rosetta (19.11.1916) en Arie (12.7.1920).
        Dit gezin is binnen een jaar grotendeels vernietigd. Wolf en Setje eindigden in Auschwitz tegelijk op 28 januari 1944, Rosetta op 28 februari 1944, Arie op 31 december 1944. Alleen Ester bleef in leven, maar zij is spoorloos. Een digitale zoektocht levert niets op. Vier doden, één overlevende.
        Theodora Witstein, nummer zes: op 31-jarige leeftijd trouwde Theodora op 17.12.1919 in Rotterdam met de 41-jarige Isaäc Blitz (Amsterdam, 3 april 1878). Eén kind sproot uit dit huwelijk voort: Arnold, op 19 juli 1922. Theodora en Isaäc, op het laatst wonend aan de Oranjelaan 10a in Rotterdam, zijn tegelijk vermoord in Auschwitz, op 9 november 1942 (zie foto's *). Twee doden, één overlevende.
        Zoon Arnold overleefde de verschrikkingen.Op 24 december 1947 trouwde hij, verblijvend in het Nederlands-Indië, in Haarlem ‘met de handschoen’ met Henny Langerijs (1.6.1921). Haar grootvader fungeerde daarbij als stand-in. Beiden bereikten een hoge leeftijd. Henny Langerijs sliep “rustig” in op 22 oktober 2010, 89 jaar oud, na verzorging in het verpleeghuis ‘Van Wijckerslooth’ in Oegstgeest. Haar echtgenoot Arnold werd 93, hij overleed “na een kort ziekbed” op 11 maart 2016 in Leiden. In beide overlijdensadvertenties worden twee kinderen genoemd, Wouter in Barendrecht en Veronica (‘Niek’) in Amsterdam.

* Theodora Blitz-Witstein en haar man Isaäc Blitz

Pascalstraat in Amersfoort

*In de beeldbank van Yad Vashem, het Israëlische herdenkingsinstituut voor de Holocaust, zijn foto’s gevonden van Theodora Blitz-Witstein en haar man Isaäc, die hierbij worden getoond. De foto’s zijn afkomstig uit het bezit van Anne Christin Klotz uit Berlijn, die in geen familieverband staat tot het echtpaar. Zij ontdekte de foto’s via “research”, zoals ze op 29 maart 2010 op een formulier invulde.
Foto’s Yad Vashem

Sonja Fortunette Witstein

Nog een kleinkind van Ezechiël en Hester: Sonja Fortunette Witstein, de latere hoogleraar Nederlandse Letterkunde. Zij, enig kind van Jacob Samuel (kind nr. 1) en Alexandrina Drunet en geboren in mei 1920 in Rotterdam, is met haar ouders op 3 september 1944 naar Auschwitz afgevoerd, maar wist te overleven. Haar ouders zijn er vergast, op 6 september. De ene foto toont haar op jonge, de andere op latere leeftijd. Sonja Witstein overleed in 1978 in Alphen aan den Rijn, 58 jaar oud (NRC, 13.7.1978).
Foto’s Wikipedia, DBNL en Delpher

Enige
Ten slotte Izaäk Witstein, de laatstgeborene, nummer zeven: hij is degene die als enig kind heelhuids uit de oorlog kwam.
        Izaäk, koopman in scheepsbenodigdheden, huwde op 30.7.1919 in Rotterdam de tien jaar jongere Maria Hendrika van Zantwijk (Utrecht, 5.5.1880). Dit huwelijk leidde tot twee kinderen: Jacques (16.2.1921) en Hetty (8.10.1922). Maria was Nederlands Hervormd, misschien heeft dit gemengde huwelijk het gezin door de oorlog geholpen. Vier overlevenden.
        Het overleefde in ieder geval, maar onbekend is hoe zich na de oorlog verder ontwikkelde. Van Jacques en Hetty ontbreekt iedere aanwijzing. Hun vader Izaäk is op 65-jarige leeftijd overleden in Rotterdam, volgens een bericht in Het Vrije Volk van 27.10.1955. Het verscheiden van Maria Hendrika is ook gemeld in die krant, op 19.7.1983; de precieze overlijdensdatum stond er niet bij. Maar zij is dus achtenswaardig oud geworden, 95 jaar.
        Hiermee zijn alle kinderen die ooit in Dordrecht ter wereld kwamen, genoemd.

Pascalstraat in Amersfoort

De Pascalstraat in Amersfoort, waar in 2018 een gedenksteen komt te liggen voor Jacob en Alexandrina Witstein, de ouders van Sonja Witstein.
Foto Google Streetview


Op een boekrol die in Kamp Amersfoort ligt, staan de namen van Jacob Samuel en Alexandrina Witstein

Op een boekrol die in Kamp Amersfoort ligt, staan de namen van Jacob Samuel en Alexandrina Witstein tussen de namen van 333 joods-Amersfoortse slachtoffers van de Holocaust.
Foto Redactie Website

Amersfoort
In Dordrecht is ondertussen het bestaan aan deze familie volledig vervaagd; het is per slot van rekening 113 jaar geleden dat zij er woonden. De tijd overwoekert dan meestal alle herinnering.
         Dit ligt anders in Amersfoort, waar één van de kinderen, eersteling Jacob Samuel, neerstreek met zijn vrouw Alexandrina. Voor hen beiden is in Amersfoort een herdenkingssteen geplaatst, daarover verderop meer. Geen originele Stolperstein, want de organiserende stichting Herdenkingsstenen Amersfoort heeft zich afgekeerd van Gunter Demnig, de Duitse bedenker van deze koperkleurige steentjes. “Na twee keer te zijn afgewezen door Demnig”, deelt een woordvoerder mee, “zijn wij overgestapt naar een nieuwe naam voor de stichting en een andere steen, van marmer. Die is veel goedkoper en de leverantie is vlotter.” De stichting heeft hierdoor binnen twee jaar liefst 250 stenen kunnen plaatsen.
         Overigens beperkt de stichting haar gedenktekens niet tot joden alleen. Op haar website herdenkingsstenenamersfoort.nl staat dat de stenen zijn bedoeld voor “medeburgers die in de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s zijn verdreven, gedeporteerd, vermoord of tot zelfdoding gedreven. Het betreft een paar honderd Joden en tientallen verzetsstrijders, schuilplaatsverleners, politieke gevangenen en Jehovah’s Getuigen.”
        Op 20 februari 2019 zijn bij het huis van Jacob en Alexandrina Witstein aan de Pascalstraat 8 stenen voor hen komen te liggen. Op die manier is Ellen Krol nog een beetje tegemoet gekomen. De organiserende stichting Herdenkingsstenen Amersfoort heeft op haar website een korte schets van het echtpaar geplaatst. Daaruit blijkt dat Jacob en zijn vrouw in 1938 vanuit Den Haag naar Amersfoort zijn verhuisd. “Het gaat hem goed in materieel opzicht. Met zijn vrouw en dochter Sonja vormt hij een hecht gezin.”
        Als de oorlog uitbreekt, zo achterhaalde de stichting met hulp van Ellen Krol en Trees Wessels-Lunter, wordt het gezin gehuisvest in de Uiterwaardenstraat 153 III in Amsterdam. “Waarschijnlijk duiken ze daarna onder in Den Haag. Sonja verklaarde na de oorlog dat zijzelf en haar ouders in juni 1944 in Den Haag zijn opgepakt. Ze worden alle drie weggevoerd naar Kamp Westerbork. Op 3 september 1944 worden zij met het laatste transport naar Auschwitz gedeporteerd. Bij aankomst op 6 september worden Alexandrina en haar man Jacob Samuel vermoord. Dochter Sonja overleeft Auschwitz.”   

Beklemming
         Ook op andere, bescheiden wijze worden Samuel en Alexandra overigens al herdacht. Op de grens van Amersfoort en Leusden bevindt zich het Nationaal Monument Kamp Amersfoort. In de oorlog was dit een angstwekkend doorgangs- en strafkamp, dat na de oorlog volledig is ontmanteld. Tegenwoordig is het een sobere, kleine gedenkplaats, waar volgens de website “de beklemming nog voelbaar is”.
         Hier ligt, achter glas in een bijgebouwtje, een boekrol met 333 gekalligrafeerde namen van joodse burgers van Amersfoort, die in de jaren 1940-1945 “zijn weggevoerd en omgebracht op grond van rassenwaan in nazi-Duitsland”, zoals een naaststaand tekstbord verduidelijkt. De Raad van Kerken Amersfoort heeft deze boekrol in 1999 laten maken en aangeboden aan de Nederlandse Israëlitische Gemeente van Amersfoort, omdat er in Amersfoort “geen specifiek monument voor de jodenvervolging bestond”.
         Vanaf april 1999 werd de boekrol tentoongesteld in stadsmuseum ‘Flehite’, totdat het wegens asbestproblemen moest worden gesloten. De rol is daarop verplaatst naar kamp Amersfoort. Wie goed kijkt, ziet het meteen: de rol is, bij toeval, afgerold bij de W. De namen van Jacob en zijn echtgenote zijn duidelijk zichtbaar.
         Gedenksteen en boekrol: het vergeten van de Witsteinen is er misschien wel blijvend door uitgesteld.

Rotterdamse struikelstenen
voor drie oud-Dordtenaren

fotoreportage van de steenlegging in de Hugo Molenaarstraat in Rotterdam, bij nummer 12A

Een kleine fotoreportage van de steenlegging in de Hugo Molenaarstraat in Rotterdam, bij nummer 12A.
Foto’s Heleen Pasma

Op 10 augustus 2023 zijn in de Rotterdamse Hugo Molenaarstraat drie Stolpersteine gelegd voor Samuel Jacob Witstein, zijn echtgenote Hendrika Boesman en hun zoon Ezechiël, die allen zijn vermoord in Auschwitz. Samuel Jacob is een geboren Dordtenaar. Drie andere kinderen van hem en Hendrika, alle drie meisjes, hebben de Holocaust overleefd. De steenlegging had plaats bij nummer 12A.

Zeven kinderen
Samuel Jacob, geboren op 15 april 1881, was een van de zeven kinderen van het Dordtse gezin Witstein. De vader was de winkelier in herenconfectie Ezechiël Witstein (Dordrecht, 14.8.1852), de moeder Hester Benedictus (Rotterdam, 12.4.1853). Aan Samuel Jacob ging Jacob Samuel vooraf (13.11.1879); na hem volgden 3. Rosetta (15.4.1883), 4. Rebecca (14.1.1885), 5. Setje (18.5.1886), 6. Theodora (21.1.1888) en 7. Izaäk (12.3.1890). Het gezin verhuisde binnen Dordrecht meerdere keren, zoals is beschreven in het verhaal hierboven. Daarna toog het naar Rotterdam.
        Kind nummer 2, Samuel Jacob, is met zijn vrouw Hendrika en hun zoon, de technicus Ezechiël, naderhand in Vlissingen gaan wonen. Dat is ook de reden waarom hun namen op het Joods Monument staan, een gedenkteken dat op 22 maart 2016 door nabestaanden is onthuld op de Groene Boulevard van Vlissingen. Het monument bestaat uit een granieten zuil, gebroken in twee delen.

joodse monument in Vlissingen, onthuld in maart 2016

Het joodse monument in Vlissingen, onthuld in maart 2016.
Foto Website ‘Oorlogsjarenvlissingen.nl’

Politie
De onthulling had plaats 74 jaar nadat veertig joodse inwoners van Vlissingen op 24 maart 1942, begeleid door de Vlissingse politie, naar het station werden gebracht. Via Middelburg en Goes, waar nog meer groepjes joden klaarstonden, reed de trein naar Amsterdam. In september 1942 werden de eerste joodse Zeeuwen via het doorvoerkamp Westerbork naar de vernietigingskampen gestuurd.
        Omroep Zeeland meldt op zijn website dat er jaren is gepleit voor een monument voor de Vlissingse joden. Jacques de Hond, een van de initiatiefnemers, zei bij de onthulling: “Ik wil de nazi's niet de genoegdoening geven dat hun slachtoffers anoniem door de schoorsteen zijn gejaagd en voor altijd anoniem blijven. Dit monument brengt de mensen in naam terug naar Vlissingen. Waar ze eigenlijk allemaal gewoon oud hadden willen worden.”
        Bij Samuel en Hendrika staat van beiden de correcte overlijdensdatum (15.10.1942), zo ook bij Ezechiël (28.2.1943). Maar dat is niet het geval bij het struikelsteentje voor hem in Rotterdam. Daar staat als foutieve sterfdatum op: 17 februari 1942.

Foto’s
De foto’s van de steenlegging in Rotterdam werden de redactie van de Dordtse Stolpersteinewebsite vrijwillig toegestuurd door ene Heleen Pasma uit Leiderdorp. Zij had ze zelf gemaakt. Dat maakte nieuwsgierig: wie is zij? En wat is het verband tussen haar en Vlissingen?
        Desgevraagd gaf Heleen uitgebreid toelichting. Zij is tot 2020 vrijwilliger geweest in de synagoge van Middelburg, daarna is zij in Leiderdorp gaan wonen. Zij is niet joods, schreef ze in een e-mail, “maar wel betrokken bij de wederopbouw van de sjoel Middelburg – die in 1994 opnieuw is ingewijd – en bij de joodse gemeenschap.”
        Het was in het Nieuw Israëlitisch Weekblad dat Heleen Pasma op een dag het leggen van de Stolpersteine voor de familie Witstein in de Hugo Molenaarstraat aangekondigd zag, waarop zij besloot erheen te gaan. Dat had een reden: Heleen herkende de namen van de familie en hun adres, omdat het gaat om de grootouders en oom van een lid van de Joodse Gemeente Zeeland, namelijk Bob (‘Barend’, ‘Bertie’) Nagtegaal. Hij is een zoon van Suzanna Witstein en Barend Nagtegaal. Deze Bob leeft nog, zij het dat hij inmiddels op leeftijd is en lichamelijk uiterst kwetsbaar.
        Heleen weet veel van Bob Nagtegaal, ze heeft namelijk zijn levensverhaal voor hem opgeschreven. “Bob”, licht ze toe, “zat als kleine jongen ondergedoken bij een broer van zijn (niet-joodse) vader aan de Loskade in Middelburg, in de ammoniakkelder van de ijsfabriek. Hij hield daar levenslang schade aan zijn longen aan over. Bob wist veel verhalen te vertellen over die oorlogstijd en over daarna – over zijn roerige leven als getraumatiseerd kind met beschadigde ouders. Suzanna was stenotypiste in vier talen, de nazi’s konden haar dus goed gebruiken (en misbruiken!) en daardoor heeft ze het overleefd, zij het zwaar getraumatiseerd en verhard. Ook Barend overleefde verschillende kampen. Het samenleven van hun beiden lukte niet meer; zij scheidden een tijdje na de oorlog, in 1950.”

overlijdensadvertentie voor Suzanna Rozetta Witstein

De overlijdensadvertentie voor
Suzanna Rozetta Witstein in de ‘PZC’
van 31 oktober 1994.
Foto Delpher

Boek
“Bij het ouder worden”, vervolgt Heleen, “speelde Bobs jeugd een steeds grotere rol. Ik hoorde zijn verhalen diverse malen aan, en adviseerde hem om ze op te schrijven. ‘Dat moet jij maar voor mij doen’, was zijn antwoord. En dat heb ik gedaan. Een winter lang, in 2019 - 2020, luisterde ik elke week naar hem. Ik werkte dat uit en trok na waar dat mogelijk was. Juist bij het begin van de corona-maatregelen was het boek af: een particulier document met Bobs levensverhaal, met als titel: Bob, de jongen van de ammoniakkelder. Daarbij vond ik o.a. via de Dordrechtse Stichting Stolpersteine veel informatie over de familie Witstein.”
        Terzijde vertelt Heleen dat Bob een jongere broer heeft, Max, geboren op 9 juni 1942. In de overlijdensadvertentie van hun beider moeder, die inmiddels was hertrouwd en nu Suzanna Rozetta Heeres-Witstein heette, wordt Max niet genoemd. Helen: “De verstandhouding in de familie was slecht.”. Max werd indertijd als baby ondergebracht bij een zus van vader Nagtegaal in Nijmegen.
        “Na de oorlog en de echtscheiding zijn beide jongens, Bob en Max, ondergebracht in Laren, in de Bergstichting, een joods tehuis, Bob is daar maar anderhalf jaar geweest, Max verbleef er tot zijn 18de jaar en werd daar in 1955 bar mitswa. Bob was al te oud om bar mitswa te worden, zo werd gezegd.”
        Of hij nog leeft, weet Heleen niet. De overlijdensadvertentie stond overigens in de PZC van 31.10.1994; Suzanna is 78 jaar geworden.
        Terugkomend op de steenlegging in Rotterdam, zegt Heleen: “Omdat ik wist dat Bob lichamelijk niet meer in staat zou zijn de steenlegging bij te wonen, besloten mijn man en ik er heen te gaan – en heb ik foto’s gemaakt. Ik trof daar Wouter Blitz en zijn vrouw aan. Hij is een zoon van Arnold Blitz en een kleinzoon van Theodora Blitz-Witstein en Isaac Blitz. Theodora is dus een zus van Samuel Jacob, en tante van Suzanna Rosetta, de moeder van Bob.”
        Heleen heeft Wouter Blitz haar verhaal van Bob toegestuurd, dat zij daarvoor toestemming had gekregen van Bobs vrouw.

geschilderde portret van Ezechiël Witstein

Het geschilderde portret van Ezechiël (‘Guus) Witstein.
Foto Privébezit




Joodsche-Raadkaart van Ezechiël

De Joodsche-Raadkaart van Ezechiël, met daarop de datum waarop hij vanuit Westerbork op transport is gegaan: 12.12.42.
Foto Arolsen Archives

Joodsche-Raadkaart van Samuel Jacob

Die datum zijn de gebruikelijke drie dagen die zijn verstreken sinds Samuel Jacob op 12.10.42 op transport ging.
Foto Arolsen Archives

Schilderij
Tot slot, terugkomend op haar Zeeuwse tijd, zegt ze: “Van het gezin Witstein-Boesman heb ik alleen herinneringen aan Rachel, die Rosa werd genoemd.”
        Rachel, dit ter toelichting, is een van de vier kinderen (drie meisjes en een zoon) die Samuel Jacob in Vlissingen kreeg met Hendrika Boesman. Zij was hun eerstgeborene (25.12.1909), daarna kwamen Hester (24.7.1911), Suzanna Rosetta (16.9.1916) en Ezechiël (16.1.1920). Rachel trouwde op 18.1.1935 met de rooms-katholieke Gerrit Johan Vijver (zie verder het hoofdverhaal hierboven).
        Heleen zegt dat Hester (die wel staat in de rouwadvertentie voor Suzanna) Ella werd genoemd, en Ezechiël Guus. Ezechiël is – nogmaals – degene van wie de overlijdensdatum verkeerd staat op het Joodse Monument in Vlissingen*.
        Over die Guus vertelt Bob in Heleens boek: “Guus dook het water in na verraad door een NSB’er en probeerde onder water zwemmend te ontkomen. Duitsers aan beide kanten van het water wisten dat hij weer boven water zou moeten komen, toen schoten ze en haalden hem uit het water in Vlissingen.”
        Van Guus is een geschilderd portret bewaard gebleven, waarvan hiernaast de afbeelding is te zien.


[* Over de overlijdensdatum van Ezechiël heerst schijnbaar verwarring. Uit de Joodsche-Raadkaart van hem blijkt dat hij, zie de afbeelding hiernaast, op 12 december 1942 op transport is gezet, naar Auschwitz.
        Na een treinreis van doorgaans drie dagen wordt een gevangene vermoord. Uit een Nederlandse concentratiekamplijst van 23 mei 1959, ook afkomstig uit het nazi-archief in Bad Arolsen, blijkt dat Ezechiël ‘pas’ op 28 februari 1943 is omgebracht, 2,5 maand later dus, zie ook die afbeelding.
        De 28ste februari is ook de datum die ‘Joods Monument’ hanteert. Echter, op het struikelsteentje voor hem en op het monument in Vlissingen staat een andere datum: 17 februari 1942. Die datum kan alleen al niet correct zijn, omdat hij pas in december van dat jaar is gedeporteerd vanuit Westerbork, op de 12de.
        De ouders van Ezechiël zijn én volgens de Arolsen-lijst én volgens Joods Monument én volgens de struikelsteentjes op een en dezelfde dag gedood, 15 oktober 1942. Dat komt overeen met bijvoorbeeld de persoonskaart van vader Samuel Jacob, zie hiernaast, waarop te lezen is dat hij op 12.10.’42 op transport is gezet, en drie dagen later was hij dood, red.]

lijst Arolsen Archives

Uit deze lijst blijkt dat hij niet, zoals gebruikelijk na drie dagen is vermoord,
maar pas op 28 februari 1943, de datum die ook ‘Joods Monument’ aanhoudt.
Zijn ouders, Samuel Jacob en Hendrika Boesman, staat ook op deze lijst. Ze werden gedood op 15.10.42.
Foto Arolsen Archives





< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'