Het voorbije joodse dordrecht

De onontdekte foto’s van Dordtse
joden in het archief: aflevering 4

Vriesestraat tussen 11 en 17 mei 1940

Deze foto is kort na de Duitse inval in Dordrecht gemaakt, op een dag tussen 11 en 17 mei 1940, vanuit het pand van Foto Beerman. De foto toont de overkant: voorbijgangers en bijeengeveegd puin van beschadigde winkels op de hoek van de Vest en de Vriesetraat. De foto is volgens het archief onderdeel van de collectie van de fotograaf Henricus Johannes Tollens, op het Vrieseplein de voorganger van vader en zoon Beerman. Die vermelding is verwarrend, want Tollens overleed al voor de oorlog, op 29 juli 1936 in Hilligersberg. Tollens heeft volgens het naslagwerk ‘De geschiedenis van de Nederlandse fotografie’ in 1923 zijn complex op Vrieseplein 1 en ook zijn archief (uitgezondserd de negatieven die hij in opdracht van de firma Lips had gemaakt, verkocht aan de fotografen Hermanus Johannes Eickholt en Hermanus Gerardus Beerman (senior). Maar dan nog is het fotohistorisch ontregelend, misleidend zelfs, om een foto die na Tollens’ dood is gemaakt, toe te schrijven aan dienst collectie. Want welke foto zijn nu gemaakt door vader en zoon Beerman persoonlijk, en welke exclusief door Tollens?
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD, nummer 556_1476)

Wat behelsde eigenlijk die spionagegroep Wim, waarvan Herman Beerman deel uitmaakte? Hoe was zij vertakt, wie behoorden ertoe?
        Beerman is na de oorlog meervoudig onderscheiden voor zijn geheime verzetswerk, bovenal door België, zoals in aflevering 3 van deze serie is geschetst. In deze nieuwe aflevering wordt nader ingegaan op deze inlichtingendienst, opdat er enig idee ontstaat van Beermans inzet in de oorlogstijd.
        Zelf sprak hij er nauwelijks over. Er is althans geen interview met hem daarover gevonden in de krantenbank van het Regionale Archief Dordrecht (RAD) – laat staan een andersoortig verduidelijkend achtergrondartikel.
        Alleen uit de naoorlogse, gedigitaliseerde edities van dagblad De Dordtenaar, die alleen in de studiezaal het archief zelf zijn in te zien en niet via internet, is welgeteld één vraaggesprek bekend dat beperkt gaat over Beermans verzetswerk: in de krant van 28 april 1973. De twee desbetreffende alinea’s zijn geciteerd in aflevering 3.
        Kortom: Herman Beerman lijkt over zijn oorlogsdaden uiterste bescheidenheid te hebben betracht.
        In deze aflevering wordt een poging gedaan om de spionagegroep enigszins te duiden. Daartoe is vooral gebruikt gemaakt van verschillende van de twaalf delen, verdeeld over 26 banden, van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog – het standaardwerk van dr. Loe de Jong over de bezettingsperiode. Daarnaast is geput uit uitvoerige publicaties in Het Vrije Volk, destijds ’s lands grootste krant, over het rapport dat de Parlementaire Enquête-commissie na twee jaar onderzoek in 1950 uitbracht – over het Englandspiel, het ondergrondse verzet en de (wirwar aan) inlichtingendiensten. En er zijn enkele andere krantenartikelen geraadpleegd.

Beerman advertentie Persoonsbewijzen

De Dienst-Wim heeft maar kort bestaan, van augustus 194 tot de zomer van 1943. Beerman junior behoorde tot de zogeheten Dienst 16 (Dordrecht) van deze Dienst-Wim. Deze advertentie is afkomstig uit de ‘Dordrechtsche Courant’ van 15 juli 1941, toen vader en zoon nog ‘gewoon’ als fotografen werkten. Dordtenaren konden bij hen terecht voor foto’s voor hun persoonsbewijzen.

Samenvatting
De Dienst-Wim. Als zodanig wordt de spionagegroep officieel aangeduid, al circuleerden er ook andere benamingen: de Groep-Blaauw of Groep Blaauw-Rinus. Dit meldt de betrekkelijk jonge website ‘Oorlogsbronnen’, die is gelanceerd in oktober 2020 en die “het startpunt is voor iedereen die meer wil weten over de Tweede Wereldoorlog in Nederland”. De site, die daartoe het oorlogserfgoed van meer dan 250 organisaties aan elkaar heeft gekoppeld, biedt wel de kortste samenvatting van wat de Dienst-Wim deed.
        Zij luidt: “De Dienst-Wim was een Nederlands spionage-netwerk, opgezet door J.M.W.C. Iansen met hulp van I.J. Cohen en Wim Stenger. Begin 1943 werd de groep via het Englandspiel geïnfiltreerd door Anton van der Waals. In juli werd de groep opgerold. Iansen werkte daarna voor de Geheime Dienst Nederland.”
        Uitgebreider is uiteraard dr. Louis (‘Loe’ of ‘Lou’) de Jong (1914 - 2005), de toenmalige directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam. Hij schetst in zijn standaardwerk stap-voor-stap het ontstaan en bestaan van de Dienst-Wim.
        In deel 6, band 1 (juli 1942 - mei 1943), rapporterend over spionagegroepen die verbindingen met Londen hadden, leidt De Jong in dat de Dutch Section in Londen zich zorgen maakte over het ontbreken van “voldoende militaire gegevens uit bezet Nederland”. De Section deed daarom in de zomer van ’42 een beroep op de Belgische geheime dienst. Die had “in die tijd een actieve coördinator in onbezet Frankrijk zitten, in Toulouse, kapitein Ugeux”. Dit was William Ugeux van de Belgische inlichtingendienst Zéro. De voornaamste koerier naar Spanje van Ugeux was een student uit Gent, de latere kapitein Gaston (‘Rinus’) Vandermeerssche.

Opbouwen
Vandermeerssche kreeg in augustus 1942 opdracht naar België terug te keren, “en van daar uit een nieuwe spionagegroep in Nederland op te bouwen”. In Brussel benaderde Vandermeerssche een van Ugeux’ relaties, de Belg John Cohen. “Diens buurman, de Nederlander Wim Stenger, verklaarde zich bereid naar Nederland te gaan om te zien wat hij er bereiken kon. De door hem op te richten spionagegroep zou zich als de ‘Dienst-Wim’ aanduiden; ze zou haar materiaal moeten afleveren bij een slagerij in Antwerpen.” De Dienst-Wim zou dan ook wel omschreven kunnen worden als ‘de Nederlandse uitloper’ van de Belgische groep.
         Stenger ging naar Leiderdorp, waar een zus van hem woonde. Via haar kwam hij in contact met de Leidenaar mr. A. B. J. Koch (alias Jan Blaauw). Koch ging, vervolgt De Jong, op Stengers uitnodiging in. “Als een van zijn voornaamste medewerkers bij het nieuwe werk trok hij mr. J. le Poole aan. Deze had talrijke relaties bij de Haagse departementen.” Die relaties gingen daar rapporten voor Koch opstellen. Hetzelfde gebeurde in de wereld van het hoger onderwijs.
         [Op basis van het meer dan drieduizend pagina’s tellende rapport van de Parlementaire Enquête-Commissie gaf het Brabantse dagblad De Stem op 17 juli 1950 enige uitleg over de organisatiestructuur van de zuidelijke spionagegroepen. Vandermeersche leidde in België een inlichtingendienst, de Dienst-Rinus geheten. De Nederlandse afdeling waarvoor hij Wim Stenger benaderde, kreeg een eigen naam, de Dienst-Wim. De Stem: “Benoorden de rivieren traden als leiders op Koch en le Poole. Voor het Zuiden des lands zou Juten de man zijn.” Dit is ir. A.J.L. Juten uit Bergen op Zoom, de oud-hoofdredacteur van De Avondster, een streekblad voor het markiezaat van Bergen op Zoom. Maar van “de hele Rinus-Wim-dienst” bleef Vandermeersche in Brussel “de centrale figuur”, aldus De Stem.]

Duitse militairen en een verpleegster in de leesruimte van villa Simpang

Een beeld van de oorlogstijd, ook weer toegeschreven aan de collectie van H.J. Tollens. De foto toont Duitse militairen en een verpleegster in de leesruimte van villa Simpang aan de Stationsweg, indertijd een Wehrmachtheim en Ortskommandantur. Bij een tentoonstelling van oorlogsfoto’s van Dordrecht (‘Ongenode Gasten’ in de Kunstkerk in 2005) schreef archiefmedewerker Robin Lassche in ene begeleidend artikel in ‘De Dordtenaar’ dat de foto “behoort tot het oeuvre” van Beerman. Beerman kreeg volgens hem van de bezetter de opdracht gekregen om opnamen te maken, van hun verblijf in de villa. Dit pand is overigens later in de oorlog, op 28 januari 1945, platgebombardeerd.

Dordrecht
Koch was niet de enige die door Stenger voor de ‘Dienst-Wim’ was aangetrokken. De Jong meldt dat Stenger “ook in Bussum en Dordrecht medewerkers had gevonden, en vooral ook in Noord-Brabant”. De plaatsnaam ‘Dordrecht’ valt hier voor het eerst – en in dit verband ook voor het laatst. Hoewel De Jong de Dordtse medewerkers niet bij naam noemt, is het aannemelijk dat Beerman een van hen was.
         De Jong gaat vervolgens specifiek in op de rol van Noord-Brabant. “Er was daar, gegroepeerd om een onderofficier van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, Jan B. Vermeulen, een rest van de spionagegroep Somer (genoemd naar kapitein dr. Jan Marginus Somer, in Londen chef Bureau Inlichtingen, red.) blijven bestaan. Vermeulen bracht die groep in de ‘Dienst-Wim’ in en ging als leider van de ondergroepen fungeren. De verbinding tussen die groepen werd door een Haagse ambtenaar onderhouden, de Groninger mr. D. Schortinghuis.
         “Wekelijks stroomde een grote hoeveelheid rapporten naar Noord-Brabant toe; ze werden in Bergen op Zoom, waar de oud-hoofdredacteur van De Avondster, ir. A. J. L. Juten, medewerking verleende, gemicrofilmd, de grens over gesmokkeld naar de Antwerpse slagerij en daar regelmatig door Vandermeersche of John Cohen opgehaald. Via de Pyreneeën en Spanje gingen die microfilms dan naar Londen toe.”
         Terzijde merkt De Jong op, “dat ze in Londen aanvankelijk niet verder kwamen dan de opbergkasten van de Belgian Section van SOB. De nieuwe Nederlandse geheime dienst, het Bureau Inlichtingen, ontdekte diep in ’43 tot zijn verontwaardiging dat bij de Belgen een aanzienlijke hoeveelheid uit bezet Nederland afkomstige microfilms lag die nog niet eens uitgepakt waren – niemand had geweten voor wie dat materiaal bestemd was.”

enkele beelden van Duitsers in de Dordtse villa

Nog enkele beelden van Duitsers in de Dordtse villa, onderdeel van dezelfde fotoserie: Duitse militairen aan het bier; Duitse militairen en een vrouw in de tuin en Duitse militairen in de eetkamer en Duitsers bij een bar in villa Simpang.
Foto’s RAD (nrs. 556_2996; 556_2809, 556_2975 en 556_2980)

Zweedse weg
De Jong noemt niet het aandeel van J.M.W.C. Iansen, zoon van de directeur van de Twentsche Bank in Delden en klasgenoot van Somer. Dat doet wel de website ‘Oorlogsbronnen’ en zo ook Wikipedia, de digitale encyclopedie, in haar artikel over de Geheime Dienst Nederland (GDN; daarover straks meer), in bijna gelijke bewoordingen. Wikipedia stelt dat het Iansen was die in 1942 met hulp van Cohen en Stenger de Dienst-Wim opzette. Iansen was trouwens onder de schuilnaam ‘Max’ sinds 1941 actief voor Somer, die zelf in 1942 via Zwitserland naar Engeland vertrok.
        De Dienst Wim was maar een van de spionagegroepen in Nederland; daarnaast waren er ook nog vele geheel onafhankelijke groepen. Die groepen, zo berichtte Het Vrije Volk in 1950 op basis van het onderzoeksrapport van de enquête-commissie, probeerden hun berichten weg te krijgen via de zogeheten Zwitserse of Zweedse weg, “en soms door middel van de ondergrondse beweging in België en Frankrijk”.
        Ook De Jong schrijft (in deel 7, 2de band en deel 9, 2de band) dat de Dienst-Wim “spionagerapporten doorgaf naar Stockholm”, de Zweedse weg. Dat gebeurde via de Delfzijlse verzetsstrijder, schipper en huisarts Allard Lambertus Oosterhuis (1902-1967), die leider was van de verzetsgroep het Zwaantje uit Delfzijl, waarbij hij samenwerkte met zijn huisvriend de fabrikant Dirk Boerema en coaster-kapitein Harry Roossien.
        Wikipedia meldt over ‘de Zweedse weg’: “Op deze wijze verlieten mensen en spionagemateriaal het bezette Nederland en werden radiozenders, persoonsbewijzen, foto's van de koningin en geld voor het verzet aan boord van schepen het land binnengesmokkeld.”

Dekmantel
Deze uitleg is hier nodig, omdat de Dienst-Wim en het Zwaantje hebben samengewerkt. De link tussen deze twee groepen werd uiteengezet in een terugblikkend achtergrondverhaal in het Nieuwsblad van het Noorden van 10 mei 1969. Het Zwaantje beschikte aanvankelijk niet over “een net van agenten die voor belangrijke informaties konden zorgen”, schreef de krant, en Boerema besloot er toen zelf op uit te trekken. Hij kocht renpaarden en werd een goede bekende op Duindigt, onder de dekmantel van deze liefhebberij vond hij zo “een groot aantal contactadressen”.
        In het voorjaar van 1943 ontstond het eerste contact met de Dienst-Wim”, waarover het dagblad schrijft dat die “oorspronkelijk uitsluitend een Belgische aangelegenheid was”. “Zij opereerde vanuit Antwerpen. Het werd echter steeds moeilijker via de Belgisch-Franse grens een gaatje te vinden. Zij richtte zich op Nederland en vond via het Zwaantje een betrouwbare weg naar Engeland. De Dienst-Wim stond ook in verbinding met verzetsgroepen in Frankrijk. Daarmee kreeg het werk van het Zwaantje een internationaal karakter. Door de vele vertakkingen werd het risico betrapt te worden door de Duitsers steeds groter.”
        In juli 1943 ging het grondig mis, bij beide spionagegroepen.
        De kapitein van een op Zweden varende vrachtvaarder, F.J.M. Aben, verried het geheim van de Zweedse weg aan de Sicherheitsdienst (SD). Deze greep in. Dokter Oosterhuis en zijn naaste medewerkers werden gearresteerd. De Zweedse weg was nu versperd. Alleen Boerema wist te ontkomen; hij dook onder. Maar in mei 1944 werd hij alsnog opgepakt. Hij stond in Utrecht terecht en werd met nog enkele anderen op 21 juli gefusilleerd. Het NvhN: “Dokter Oosterhuis hoorde het pas toen hij in Haaren gevangen zat.”

Foto
De Dienst-Wim werd ook na verraad (grotendeels) opgerold. Anton van der Waals, de meesterspion van de Gestapo,bleek via het Englandspiel in de groep te zijn geïnfiltreerd. Het NvhN: “Hij kreeg kennelijk de opdracht ‘de weg naar Zweden” uit te schakelen. In het Brabantse Bergen op Zoom legde hij contact met een agent van de Dienst-Wim van het onderdeel Van Zuid naar Noord. Hij zei voor de groep een directe weg naar Engeland te hebben en liet een persoonsbewijs zien onder de naam Piet van der Velde.”
        Van der Waals wist het vertrouwen te winnen, volgens De Stem van 17.7.1950 door “een foto van dr. Somer in Engels uniform te tonen met diens handtekening”. Hoe hij daaraan kwam? “De foto was door de Duitsers gevonden op een geheim agent, wiens toestel neergeschoten was. Verder hadden ze de koerier van de Dienst Rinus-Wim, een zekere Cohen gearresteerd waarbij diens hele archief in hun handen was gevallen. Ze hadden Van der Waals alles ter hand gesteld en zo kon deze aartsbedrieger zich in de kringen van ir. Juten binnenwringen en doen of hij als Engels agent op de hoogte was.”
        Van der Waals werd deelgenoot gemaakt van alle plannen om vanuit het Waddengebied mensen over te gaan vliegen. Op een boerderij buiten Apeldoorn zou een laatste bespreking zijn. Maar hij verried de groep. “Alle negen mannen werden gearresteerd en direct op transport naar Den Haag gezet.” In het Brabantse Haaren sprak het Luftwaffegericht het doodvonnis uit over de medewerkers van de Dienst-Wim zowel als die van het Zwaantje.

Doodvonnis
Onder hen bevond zich ook de Dordtse fotograaf Herman Beerman. Dat blijkt niet uit de boekdelen van dr. Loe de Jong, maar uit dat ene interview dat Beerman gaf aan Dordtenaar-redacteur Jan Vos. Wat Beerman daarin vertelde over zijn gevangenistijd komt volledig overeen met wat het NvhN schrijft over de mannen van de beide verzetsgroepen.
        Zij zijn namelijk, ondanks het doodvonnis, niet gefusilleerd. Hoe dit kon, is een raadsel. De krant: “Het is eigenlijk nooit helemaal duidelijk geworden waaraan beide verzetsgroepen het te danken hebben gehad, dat hun leven nog zo lang gerekt werd dat de Geallieerden tenslotte erger konden voorkomen.”
        Bijna twee jaar gingen voorbij in de gevangenissen. Eerst zaten de mannen in Scheveningen, vervolgens Moergestel, Haaren en in Duitsland, kort voor de capitulatie, in Amrath en Hameln. Daarna was er de dodenmars naar Escherhausen, waarmee het Nieuwsblad van het Noorden zijn reportage van 1969 begon. Op 8 april 1945 bereikten van de ongeveer 400 politieke gevangenen er slechts 120 uitgeput Escherhausen, dat op 150 kilometer van Venlo ligt. Voor tientallen waren de “erbarmelijk zware marsen van de afgelopen dagen te veel geweest”, ze stierven langs de kant van de weg.
        Escherhausen was een rustpunt, en er was hoop: de Amerikanen waren niet ver meer. En inderdaad, die ochtend, na amper nog een uur, arriveerden ze. “In de barakken heerst uitzinnige vreugde. De bevrijding wordt die zondag gevierd met witbrood, sterke koffie, sweets en sigaretten.”

Subgroep
Terug weer nog naar de oorlog, naar de Dienst-Wim – die feitelijk niet lang actief is geweest, van grofweg augustus 1942 tot in de zomer van 1943.
        De Parlementaire Enquête-Commissie, die de werkzaamheden van de inlichtingengroepen in Nederland uitploos, meldde in haar rapport dat “een deel van de Dienst-Wim uit handen wist te blijven” van de Duitsers. Deze subgroep van Dienst-Wim, geleid door Koch (Blaauw), zette de spionage voort. Zij “gebruikte later als groep-B.R. (Blaauw Rinus) de Zwitserse weg”.
        Uit “een andere tak” van de Dienst-Wim ontstond de Geheime Dienst Nederland, opgericht door de eerder genoemde J.M.W.C. Iansen. Kortheidshalve: de GDN “gaf militaire, maar ook economische en politieke inlichtingen”, aldus HVV. “Hij werkte over het hele land en er waren in totaal 1000 mensen bij betrokken. De GDN had een grote productie, maar voortdurend moeilijkheden met de financiering.”
        Wat nu precies het aandeel van Herman Beerman in het verzetswerk van de Dienst-Wim is geweest, als lid van Dienst 16 (waarover later meer) van de Dienst-Wim, is niet meer te reconstrueren. Hij heeft er zelf niet over uitgeweid, althans niet publiekelijk. En ook niet tegenover zijn familieleden, vertelt desgevraagd kleinzoon Dirk-Leen Menken. “Wat het verzet en de oorlog betreft heeft opa weinig tot niets verteld aan geen van ons. Hij heeft dat compleet opgesloten.”
        Waarschijnlijk was hij daar te bescheiden voor, of wilde hij over die periode liever zwijgen – zoals zoveel verzetslieden nadien weigerden te pochen over hun heimelijke daden. In een berichtje in De Dordtenaar van 30 april 1948 wordt over Beerman bijvoorbeeld slechts meegedeeld dat hij “tuchthuisstraf in Duitsland wegens spionnage in de oorlog” heeft moeten ondergaan.
        Maar zijn illegale activiteiten zullen zeker van betekenis zijn geweest. Onderscheidingen worden immers niet lichtvaardig toegekend.

Dienst 16
Beerman is allerminst het enige lid van de Dienst-Wim die door België is geëerd om “voortreffelijke diensten, aan de geallieerde zaak en meer in het bijzonder aan België bewezen”. Maar wie waren dan de andere medewerkers die behoorden tot de afdeling Dordrecht?
        In een krantenbericht in De Dordtenaar van 28 juli 1954 – over het aanstaande uitreiken van de onderscheidingen op 25 september 1954 in de Haagse Ridderzaal – staan al hun namen. Het zijn er tientallen, en het is wel zo aardig om ook die namen hier in de herinnering te brengen.
                 De krant legt eerst uit, zoals in de vorige aflevering al is gemeld, dat zich onder de vierhonderd “moedige Nederlanders die gehuldigd gingen worden, een groep bevindt “die onder leiding van de heer Jac. F. Overwijn in het westelijk deel van Holland en in West-Brabant opereerde”. De groep Dordrecht van de Dienst-Wim dus, volgens de krant ook bekend als “dienst 16”. En dan worden de namen opgesomd van de betrokkenen, soms al overleden.
        “De heer Jac. Overwijn zal de onderscheiding ridder in de kroonorde met palm ontvangen. De ondercommandant voor West-Brabant, J.P. van Rooy, en voor Dordrecht mr. J.A. van der Starp, zullen eveneens worden onderscheiden met de kroonorde. De volgende leden zullen het oorlogskruis, het verzetskruis en/of het kruis voor burgerlijk verzet ontvangen:
H. Beerman
, P. Vemer (thans Australië), K. Haksteen, L. Akkermans, L. Franzen (postuum),
W. Boot
(thans Canada) en H. Wyers.”
        En dan zijn daar nog de personen, die “in de wijde omgeving van Dordrecht opereerden”. Ook zij zijn begiftigd met onderscheidingen. Hun namen luiden:
A. Valkman
, J. Makkink, H. Roessingh, J. van der Smissen, mej. B. Wiersma, L. Deschipper,
J. Deschipper
, P. Matthijssen, C. Hopstaken, D. Hof Mzn. (postuum), A. Loophuis, A. Kamp,
W. van Krimpen
, P. Philipsen, J. van Nifterik, A. Huisson, D. Schouten, kapelaan A. Bregten, H. Bakker en mevrouw L. van Rooy-Overgoor.
        Onverschrokken Nederlanders en Belgen waren het, ieder onversaagd in de weer tegen de nazi’s.

Gaston Vandermeerssche uit Gent In Memoriam

Dit is Gaston (‘Rinus’) Vandermeerssche uit Gent, die in feite de oprichter was van de Dienst-Wim. Vandermeerssche is op 1 november 2010 op 89-jarige leeftijd overleden in de Verenigde Staten. Bij die gelegenheid plaatste ‘The Wall Street Journal’ op de 23ste een In Memoriam over deze verzetsstrijder, met deze foto van hem als jongeman.
Foto WSJ


Filmaffiche Gastons War

In 1997 maakte de Belgische regisseur Robbe de Hert een film over Vandermeerssche, op basis een boek over hem, ook getiteld ‘Gaston’s War’
Foto website ‘Bol.com’

Overlijden
En de jonge Vandermeerssche ten slotte, de Rinus die de centrale figuur was van de Dienst-Rinus en feitelijk de oprichter van de Dienst-Wim? Hoe is het hem vergaan?
        Bij zijn overlijden in 2010 in de VS schreven The Wall Street Journal en de Milwaukee Journal Sentinel een In Memoriam over hem, waar de Belgische krant Het Nieuwsblad in de editie van 23.11.2010 op leunde voor een (vooral naoorlogse) levensschets van deze Gentse verzetsstrijder. Daar valt dit uit op te maken:
        Nadat de Duitsers België in 1940 binnenvielen, vluchtte Vandermeerssche met de fiets naar het Franse Toulouse. “Hij opereerde daar voor het verzet als koerier en zette een clandestiene lijn op tussen België, Frankrijk en Spanje. Hij smokkelde onder meer microfilms met spionagegegevens vanuit bezet Frankrijk via de Pyreneeën naar Barcelona, waarna de gevoelige informatie naar het Belgische militaire hoofdkwartier in Londen ging. In 1942 kreeg Vandermeerssche de opdracht om het Nederlandse verzet nieuw leven in te blazen. Hij bouwde een netwerk uit van honderden informanten, maar werd in 1943 in Perpignan gearresteerd door de Duitsers.”
        Vandermeerssche werd twee jaar vastgehouden in verschillende gevangenissen. In 1945 bevrijdden Amerikaanse troepen hem. Vandermeerssche emigreerde vervolgens naar het land van de bevrijders. Hij ging wonen in Bayside bij Milwaukee, in de staat Wisconsin.

Film
In maart 1988 is een boek verschenen over zijn heldhaftige verzetswerk, getiteld Gaston’s War: A True Story of a Hero of the Resistance in World War II. Deze roman is geschreven door Allan Mayer en uitgegeven door Presidio Press in New York. Vandermeerssche blijkt van zijn 19de tot 23ste jaar een dagboek te hebben bijgehouden. Aan de hand waarvan wordt de lezers verteld hoe hij een verzetsnetwerk wist te vormen, dat uiteindelijk in verschillende Europese landen 1500 mensen omspande. In 1997 baseerde de Belgische regisseur Robbe De Hert zich op leven en (dag)boek voor de oorlogsfilm Gaston’s War (Gaston’s Oorlog).
        Vandermeerssche is op 1 november 2010 een natuurlijke dood gestorven, op 89-jarige leeftijd. Hij liet een echtgenote (Violette Castiaux), drie dochters en een zoon na.

Vooroorlogse foto's van joodse Dordtenaren

Besteld

Rabbijn Samuel Dasberg

Twee foto’s van rabbijn Samuel Dasberg, door zijn zoon Simon uit Groningen, ook een rabbijn,
besteld nadat zijn vader was overleden.
Foto’s RAD (nrs. 309_22136-1 en 309_22136-2).

Op de website van het Regionaal Archief Dordrecht plaatste Erica van Dooremalen onlangs een link naar twee foto’s, genummerd 309_22136-1 en 309_22136-2. En ze zette er de notitie bij die ze aantrof in de orderboeken van Foto Beerman, luidende: “28-06-1933 opname S. DASBERG, Joz. Israëlsstraat 34 Groningen; cab. copie [281, RAD,4 toegang 309, inventarisnr. 2 (1929-1936)].”
Binnen een paar uur reageerden twee websitebezoekers op deze nieuwe vondsten van Van Dooremalen in de onbeschreven foto’s van de Collectie-Beerman. De ene, Johan de Korte, wees er op dat “de datum van de opname niet juist is”. Want de Dordtse rabbijn Samuel Dasberg was enkele weken eerder overleden, op 3 april 1933 in Amsterdam. Een dag later werd hij in Dordrecht begraven op de joodse begraafplaats aan de Nieuweweg (nu: Achterweg).
        De Korte verwees naar andere foto’s in de beeldbank van Dasberg, die op 31 maart 1872 in Rotterdam is geboren en in Dordrecht een bekend persoon was. De foto’s hebben als nummer 552_316182, 552_352466 en 554_31627. Op de eerste foto valt Dasberg te zien omringd door talrijke mensen, bij zijn feestelijke afscheid als rabbijn, in Hotel Ponsen in Dordrecht, op 31 maart 1932. Dasberg legde om gezondheidsredenen zijn functie op 60-jarige leeftijd neer.
        De andere bezoeker, Ton Waalboer, schreef ook over de datum van de opname. Hij denkt dat Beerman op die dag de opdracht kreeg om een afdruk te maken van een negatief dat “waarschijnlijk al bij hem” lag. Dasberg was immers al overleden op 28 juni. Wat hiervoor pleit is het Groningse adres. Daar woonde Simon, een zoon van Samuel en Dina Dasberg. Simon was op 20 maart 1932 geïnstalleerd als opperrabbijn van Groningen.
        Met andere woorden: de zoon had een foto besteld van zijn overleden vader. En Van Dooremalen was op twee foto’s van de rabbijn gestuit, die eerder niet bekend waren.

Zeldzaam?

Izaäk van Tijn

Is dit Izaäk van Tijn, overleden op 19 juni 1934? Het vermoeden is dat van de foto een nieuwe afdruk is gemaakt, gezien de besteldatum: 6 augustus 1934. Toen was Van Tijn al gestorven.
Foto RAD (nr. 309_238)

Dit is een bijzondere foto: de enige namelijk die bekend is van Izaak van Tijn. Maar is hij het wel? Van Dooremalen trof in de orderboeken bij de datum van 6 augustus 1934 deze notitie aan: “Opname van TIJN, Kon. Wilhelminastraat 18 zw”. In de beeldbank kreeg de foto het nummer 309_238.
In de Wilhelminastraat, net buiten de binnenstad, heeft inderdaad Izaäk van Tijn gewoond, geboren in ’s Gravendeel op 20 augustus 1878. Op 24 januari 1904 trouwde deze koopman en manufacturier in Gendringen met Francisca Spanjer, die in dit Gelderse dorp is geboren op 21 juni 1874.
        Het echtpaar ging direct daarop in Dordrecht wonen, aan de Wijnstraat, eerst op nummer 119, later 129. Op dit adres begonnen zij een manufacturenwinkel. Twee kinderen kregen Izaäk en Francisca: David Mozes op 19 januari 1905 en Henriëtta Rachel op 14 maart 1908, zie op deze website verhaal 160.
        Izaäk en zijn vrouw verhuisden op 23 juni 1933 naar de Wilhelminastraat, naar nummer 18 (tegenwoordig 34). Was dat omdat zij aan levensrust toe waren, aan vroegtijdige pensionering? Krap een jaar later, op 19 juni 1934, overleed Izaäk, op 55-jarige leeftijd. Hij werd begraven op de joodse begraafplaats in Dordrecht.
        Francisca verliet de Wilhelminastraat en vestigde zich op 6 juli 1936 op de Singel, in bovenwoning op nummer 185 (nu: 299). Nog weer later, op 27 mei 1940, net nadat de Tweede Wereldoorlog was begonnen, was zij terug op haar oude adres, Wijnstraat 129. Met Francisca en de kinderen David Mozes en Henriëtta Rachel liep het gruwelijk af: zij werden door de nazi’s vermoord. Francisca en haar dochter beiden in Sobibor op 23 april 1943, David Mozes in Auschwitz op 30 april 1943.
        Toont de foto werkelijk Izaäk? Het opmerkelijke aan de notitie is de datum: 6 augustus 1934. Toen was Izaäk al overleden, enkele weken daarvoor. Het vermoeden is nu dat van een al bestaande foto op die 6de augustus een nieuwe afdruk is gemaakt, misschien op verzoek van de weduwe. De foto is onscherp en licht geretoucheerd, bij de boorden van het overhemd.

Oprichter

Hendrik Breemer

Het staat vast: dit is Hendrik Breemer, winkelier in herenconfectie, gefotografeerd op 19 september 1935.
Foto RAD (nr. 309_101277)

Ook deze foto is een zeldzame, en dit keer voor honderd procent zeker. “Portret van een zittende man in streepjesbroek’ staat in de beeldbank bij deze foto, die nummer 309_101277 heeft. In de rand is te lezen: “25404 BREEMER”. Het nummer is het nummer dat de foto in de orderboeken van Beerman heeft gekregen. Daar staat dit adres bij: H. Breemer, Singel 229, en deze datum: 19 september 1935.
De zittende man is Hendrik Breemer, hij woonde metterdaad op dit adres. Dat hij het is, is te zien op deze website bij verhaal 195. Daarin staat een krantenbericht afgebeeld met een fotootje van hem: het is onmiskenbaar dezelfde man als de zittende man.
        Hendrik Breemer is een geboren Dordtenaar (13 januari 1868), die in zijn woonplaats ook is overleden, in de oorlog: op 16 september 1941, 73 jaar oud. Hij heeft tal van functies vervuld in de stad, bijvoorbeeld was hij 42 jaar lid van de kerkeraad en ook was hij een van de oprichters van ‘Misjngenes Zekeiniem’, een vereniging die bejaarde joodse Dordtenaren gratis in huizen van de vereniging liet wonen.
        Breemer, een winkelier in herenconfectie, had een zaak op de Voorstraat 32 (nu: 46), voordat hij met pensioen ging. Hij trouwde op 24 juni 1890 in Dordrecht met Rozetta Hartog (Mijnsheerenland, 21.9.1868). Met haar kreeg hij vijf kinderen: Hester (23.4.1891), Kaatje (23.9.1892), Eva (8.11.1894), Levie Nathan (29.7.1896) en Elisabeth (24.4.1902). Op 3 maart 1926 ging het echtpaar op de Singel wonen.
        Ook Rozetta is in de oorlog in Dordrecht gestorven, eerder dan haar man, en wel op 21 februari 1941, op 71-jarige leeftijd. Van hun vijf kinderen zijn er vier omgebracht in Sobibor, op een en dezelfde dag (9 juli 1943), tegelijk met nog 24 andere Dordtenaren, zie verhaal 68. De enige die wist te overleven is Elisabeth (‘Bep’). Zij is overleden, als echgenote van Hermanus Eijl, op 8 juli 1993, 91 jaar oud.
        Aan Singel 229 is op deze site een afzonderlijk verhaal gewijd, verhaal 105, omdat daar acht Dordtse joden een geheime schuilplek bleken te hebben.

Vier kinderen

David van den Bergh, Annie van Huiden, Gaby Fonteijn en onbekend

De jongeman die op alle drie de foto’s links staat, is David van den Bergh. Naast hem staan op de tweede en derde foto Annie van Huiden en Gaby Fonteijn. De zittende jongen is niet geïdentificeerd.
Foto’s RAD (nrs. 309_28772, 309_28773 en 209_28773)

Deze drie foto’s zijn op een en dezelfde dag gemaakt: 9 juli 1938. Ze hebben in de beeldbank van het RAD opeenvolgende nummers gekregen: 309_28772, 309_28773 en 309_28774. De eerste foto toont een jongeman, de tweede drie kinderen, de derde vier kinderen. De foto’s staan in de orderboeken als zijnde een opdracht van de familie Van den Bergh aan de Oranjelaan 34 (nu 282).
Op dit adres woonden vader Louis van den Bergh, een koopman in oliën, en moeder Henriette van den Bergh-Beerenborg met hun drie kinderen Cato Ida (1908), Ida Hester (1910) en David (‘Daaf’) Meijer (1925). Cato Ida is in 1926 overleden, nog pas 18 jaar oud, na een astma-aanval.
        Nakomeling David is te herkennen op foto’s die zijn geplaatst bij een verhaal op deze website over de familie Van den Bergh, verhaal 39. Maar wie zijn dan de drie andere kinderen die met David op de derde foto staan? De orderboeken geven daarover geen uitsluitsel.
        De redactie heeft Erna Zwart-Cohen (1935) uit Laren geraadpleegd, die de familie Van den Bergh heeft gekend. Zij woonde achter de Oranjelaan, op de Groenedijk. En zij weet de afgebeelde personen direct te identificeren, op één na. Op alle drie de foto’s staan inderdaad David van den Bergh, steeds links met stropdas. Op de tweede foto staan naast hem Annie van Huiden en Gaby Fonteijn. Op de derde foto staat een zittende jongen, en hij is het die Erna Zwart-Cohen “niet kent’. Hij blijft naamloos.
        Annie Bezemer-van Huiden, een dochter van oud-wethouder Isidor van Huiden (zie verhaal 32), is op 3 januari 2020 op 94-jarige leeftijd overleden.
        Gaby Fonteijn (Dordrecht, 10 augustus 1925) is een zoon van Isaäc Fonteijn (Den Haag, 20 maart 1879 – Den Haag, 27 mei 1956; 77) en Rachel Duits (Dordrecht, 15 april 1886 – Den Haag, 16 juni 1970: 84). Het echtpaar, dat woonde in de Wijnstraat 54, had nog twee kinderen: Abraham Jacques (Dordrecht 15 augustus 1916 – Den Haag, 26 december 1977: 61) en Carla (Dordrecht, 1 augustus 1919 – Den Haag, 22 november 1993: 74).
        Op 4 mei 1931 is het gezin verhuisd naar Den Haag, naar de Jan van Riebeekstraat 11. Dit duidt erop dat de foto, immers besteld in 1938, eerder gemaakt moet zijn. Het gezin Fonteijn heeft de Holocaust overleefd.
        Vader Louis van den Bergh is op 25 januari 1943 op 59-jarige op straat overleden in het Land van Valk – als gevolg van een hartverlamming, in de Van Houweningenstraat – toen hij met Henriëtte ’s avonds een wandeling maakte. Waarschijnlijk zaten zij vlakbij ondergedoken, want officieel was het echtpaar al enige maanden zoek. Weduwe Henriëtte en de kinderen David en Ida hebben de oorlog weten te overleven.

Krant

Abraham Zadoks

De foto die op 28 april 1938 is gemaakt van Abraham Zadoks werd zo’n veertien dagen, op 13 mei, al in het ‘Dordrechts Nieuwsblad’ gebruikt bij een verslag over zijn afscheid van Nederlands-Israëlitische gemeente in Dordrecht.
Foto Beeldbank RAD (nr. 309_28570) en Krantenbank RAD

Deze foto van Abraham Zadoks is gemaakt op 28 april 1938 en heeft in de beeldbank nummer 309_28570 gekregen. De foto is bekend, want zij is al eens gebruikt bij verhaal 209. Daar staat ook een foto (nummer 309_285670) van zijn echtgenote Cato Zadoks-Emanuel. Die is gemaakt op 31 mei.
Maar aardig om te signaleren is dit: Van Dooremalen vond een knipsel in het Dordrechts Nieuwsblad van 16 mei 1938, waarin wordt aangekondigd dat de heer A. Zadoks “de stad ging verlaten”, en dat hij zich “binnen enkele dagen” zou gaan vestigen te Amsterdam. In verband daarmee legde hij de functie neer die hij al sinds 1922 had: het voorzitterschap van de Nederlands-Israëlitische gemeente in Dordrecht. Al in 1906 was hij lid van de kerkeraad geworden.
        Op zondag 15 mei werd in de “mooie vergaderzaal” achter de synagoge aan de Varkenmarkt afscheid genomen van Zadoks, en de krant deed er uitgebreid verslag van, zie de illustratie hiernaast.
        Uit de persoonskaart in het Amsterdamse Stadsarchief blijkt dat Zadoks, die in Dordrecht is geboren op 2 augustus 1868 en in de Van Bleijenburgstraat op nummer 31 woonde, inderdaad per 31 mei in Amsterdam is komen wonen, aan de Prinsenlaan 13 huis. Dat zou betekenen dan zijn vrouw Cato (Tiel, 7.6.1874) zich op diezelfde dag, misschien nog wel even voor vertrek in haast, bij Foto Beerman de portretfoto had laten maken. Of ging Abraham alvast vooruit?
        Op 2 mei 1939 verhuisde het echtpaar naar Weesperplein 1 huis: dat is het adres van de Joodse Invalide, een tehuis voor mindervaliden. Op 30 april 1943 zijn Abraham en Cato Zadoks tegelijk vermoord in Sobibor, hij was 74 jaar oud, zij 68.

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 5 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 6 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 7 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 8 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 9 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 10 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 11 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 12 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 13 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 14 (slot) >

< Terug naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 3

< Terug naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 2

< Terug naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 1


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'