Het voorbije joodse dordrecht

Holocaust maakte ook einde aan
de joodse voetbalclub Hakadoer

Guido Rudnai en zijn vrouw Wilma Goosmann

Dit is de enig overgebleven foto van Hakadoer, althans in een openbaar archief. De foto is gemaakt bij de opening van het sportterrein waarover Hakadoer mocht beschikken, aan de Jacob Catsstraat. Links staat het korfbaltwaalftal, rechts de voetbalploeg, er achter waarschijnlijk de bestuursleden.
Foto Regionale Archief Dienst Dordrecht (RAD), nummer 552_3870

In Dordrecht heeft een joodse sportvereniging bestaan - totdat Nederland de nazificatie onderging en de joden werden uitgebannen, samen met hun clubs.
        Hakadoer heette deze Joodsche Sportvereening (JSV). ‘Hak maar door’, zei men spottend in de volksmond. Hakadoer is Hebreeuws, het woord betekent De Bal. Opgericht in 1932 bestond de club uit een voetbalploeg en een korfbaltwaalftal. De leden ervan speelden niet in competitieverband; ze waren niet aangesloten bij landelijke bonden. Ze speelden vooral voor hun plezier.
        Wie vormden de leden en het bestuur van Hakadoer? En vooral: wie van hen leefde nog na de oorlog, nadat de oorlogsmachinerie van de Duitsers tot stilstand was gekomen?
        Bitter weinig is er over het voetbalteam van Hakadoer in openbare archieven te vinden. Geen notulen, geen intern mededelingenblad, geen officiële verenigingsdocumenten, hooguit een enkel vergeeld krantenbericht. Over de korfbalafdeling, grotendeels uit meisjes bestaand, valt al helemaal niets te melden. Het hele bestaan van Hakadoer, toch bijna tien jaar omvattend, is zo goed als uitgewist – net als de joden zelf.
        Hakadoer is teruggebracht tot een snipper in de geschiedenis. Maar ondanks dit gebrek aan archiefmateriaal, kon een inventarisatie worden samengesteld, een voorzichtige terugblik op het bij oudere Dordtenaren nog altijd roemruchte Hakadoer.

Dit is het enige krantenknipsel, op de voorpagina van de Dordrechtsche Courant van 9 juni 1932, dat getuigt van de oprichting van Hakadoer

Dit is het enige krantenknipsel, op de voorpagina van de Dordrechtsche Courant van 9 juni 1932, dat getuigt van de oprichting van Hakadoer.
Foto Redactie Website

Bestuur
Zelfs zo’n luttel feit als de precieze oprichtingsdatum is niet meer op te delven. De Dordrechtsche Courant, in deze de beste (en enige) bron, meldt in haar uitgave van 9 juni 1932 slechts dat “deze dagen hier is opgericht een Joodsche Sportvereeniging “Hakadoer”, tijdens een “zeer geanimeerde vergadering”. Als bestuursleden werden bij die gelegenheid gekozen de heren B. J. Katan (voorzitter), D. Stad, Louis Hartog, Jac. Duits (secretaris), L. Breemer, L. Aandagt en M. Cohen.
        Ook twee dames werden aan dit bestuur toegevoegd, mevrouw H. van Beugen en mejuffrouw B. Stad (penningmeester). Zij vertegenwoordigden in het bestuur de lokale jeugdvereniging Tserie Jehoedah, en dat had dit als reden: Hakadoer, zo was besloten, “zal in federatief verband staan tot Tseire Jehoedah, en er “waar maar mogelijk”, mee samenwerken. Vandaar die twee extra bestuursleden.
        Wat nu het doel was van de nieuwe Dordtse sportclub? Dat was makkelijk te omschrijven: “De Joodsche jongelui door sport voornamelijk in de zomer bijeenhouden.” In haar bericht op de voorpagina meldt de Dordrechtsche Courant nog dat er tijdens de oprichtingsvergadering “zeer veel belangstelling” bleek te zijn voor een joodse sportvereniging. Zoveel zelfs dat er, “staande de vergadering”, behalve een voetbalclub, meteen ook een korfbalclub kon worden gevormd.

Dezelfde foto verscheen op 1 juli 1932 in het Nieuw Israëlitisch Weekblad

Dezelfde foto verscheen op 1 juli 1932 in het Nieuw Israëlitisch Weekblad,
maar dan losgesneden van de bebouwing op de achtergrond.
Foto Delpher

Foto
Twee weken later beschikt Hakadoer al over een sportterrein. Het is niet van de club zelf, maar beschikbaar gesteld door de Bond van Lichamelijke Opvoeding. Het ligt aan de Jacob Catsstraat, in de wijk Krispijn. Twee avonden per week mag Hakadoer daar spelen. Op 20 juni 1932 wordt het veld “onder groote belangstelling” geopend, en de Dordrechtsche Courant (DC) is er weer bij.
        Wie waren aanwezig? Enkele bestuursleden vanzelfsprekend, maar ook twee leden van de kerkeraad der Nederlands Israëlische Gemeente Dordrecht, de heren A. den Hartog en M. de Liever. “Vele ouders” bevonden zich verder onder het publiek, en uiteraard ook al die sportieve jongelui zelf.
        Tijdens de openingsplechtigheid werd er een foto gemaakt, die nog altijd te vinden is in de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht. De foto toont links een groep vrouwen in sportkledij, de korfbaltak van Hakadoer. Rechts staat een groep mannen in korte broek, de voetbalclub. Achteraan poseren links en rechts mannen en vrouwen in plechtige kleding, met hoeden en mantels. Dit zullen de bestuursleden zijn.
        De foto is, losgesneden van de huizen op de achtergrond, gepubliceerd in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) van 1 juli 1932, met als bijschrift: “Verleden week werd te Dordrecht het Sportterrein van de kortopgerichte sportvereeniging “Hakadoer” (De Bal) officieel in gebruik genomen.” De foto is zeldzaam, want de enige die bewaard is gebleven. Dit maakt de opname clubhistorisch van groot belang, al zal niemand nog kunnen aanwijzen wie toch al die vrolijk kijkende mensen erop zijn.

Voor- en achterzijde van de briefkaart waarmee Meijer Levisson werd uitgenodigd om als rechtsbuiten te gaan spelen

Voor- en achterzijde van de briefkaart waarmee Meijer Levisson werd uitgenodigd om als rechtsbuiten te gaan spelen op een internationaal joods sportfeest in het Zuiderpark van Den Haag.
Levisson heeft de kaart in 1989 ter bewaring gegeven aan het RAD.
Foto’s Redactie Website


Kartonnen toegangbewijs van Meijer Levisson

Kartonnen toegangbewijs van Meijer Levisson.
Foto’s Redactie Website

De leer
Barend Josua Katan, de voorzitter van Hakadoer, sprak alle aanwezigen “eenige minuten” toe, zoals de DC de volgende dag berichtte. In zijn toespraak verloochende hij niet de functie die hij in het dagelijks leven had; hij was de rabbijn van Dordrecht.
        Eerst verwelkomde hij de leden van de kerkeraad, én de trainers: J. de Bruin voor de voetbalafdeling, en Hero Schaap (speler, scheidsrechter en trainer van Deetos) voor het korfbal. Katan sprak er zijn dank over uit dat Hakadoer “reeds zoo spoedig” na de oprichting de beschikking over dit terrein heeft gekregen. Daarna richtte hij zich speciaal tot de jeugd en de werkende leden, met vormende woorden. 
        “Jullie hebt nu in korten tijd gekregen méér dan je in je stoutste droomen had durven voorstellen. Een terrein met toebehooren”, begon hij. “Ons doel is jullie allen bekend. Door de sport willen we allen vereenigen. Maar daarmee zijn we nog geen Joodsche vereeniging. De sport vereenigt. Eveneens als jullie het nu zijn tegenover het beoefenen der leer. Jullie wilt je kleuren verdeedigen, maar dat mag niet alleen op sportief gebied zijn.
        “Onze eenheid moet blijken boven alles in het werkend lid blijven van de vereeniging waartoe we in federatief verband staan, Tseire Jehoedal. Even spontaan moeten en zullen jullie klaar staan voor de cursussen van deze vereenigingen voor alle andere belangen van ons Jodendom.”

Ontwijding
Het artikel uit de Dordrechtsche Courant werd opgepikt door het NIW op 24 juni 1932 en daarin las Jos Hes het, een godsdienstleraar te Borne. Hij gebruikte het als kapstok voor een inleiding die hij op 16 augustus hield in Velp, tijdens de Algemene Vergadering van Achawah, op uitnodiging van het bestuur van deze bond. Het onderwerp: hoe dient de godsdienstonderwijzer zich te verhouden ten opzichte van het verenigingsleven? De rede werd in extenso afgedrukt in het NIW van 26 augustus 1932.
        Hes signaleerde dat tegenwoordig behalve de traditionele studieclubs er nu ook andersoortige verenigingen bijkomen, een joodse toneelvereniging, joodse sportverenigingen zoals Hakadoer en Hakoa, er was zelfs een joodse fietsclub met “den unieke naam Ngal Kanfei Horoeach”. Hoe nu, was de kern van zijn inleiding, moet de godsdienstleraar zich verhouden tot dit “toegenomen en misschien nog toenemende verenigingsleven?”
        Hij riep vragen op die in dit verband zouden kunnen leven. “Welk voordeel”, bijvoorbeeld, “welk nut, is er in zulke vereniging gelegen, zij het dan met uitzondering van de studieclubs?” Of: “Wat heeft het Jodendom er voor baat bij? Wordt door zulke vereenigingen het Joodsche leven bevorderd? Worden de Synagogen er voller door? Verminderen zij de Sabbatontwijding?”

Idealen
Het beviel Hes wel, die “kernachtige rede” die Katan had gehouden op het sportterrein. En dan vooral dat hij daarbij “den jeugdigen spelers op het hart drukte, ook vereenigd te blijven ten opzichte van het beoefenen der Leer en even spontaan klaar te staan voor de cursussen”. Zo had Hes de oproep van Katan begrepen, en in zijn inleiding bepleitte hij feitelijk hetzelfde.
        In ieder geval mocht geen enkele godsdienstleraar zich, vond hij, afzijdig houden van het verenigingsleven in zijn gemeente. Integendeel, de leraar moest er juist steeds contact mee zoeken en onderhouden. Want zo kon hij “verhinderen dat er dingen gebeuren die in een Joodsche vereeniging niet te pas komen”, zo kon hij bijvoorbeeld Sabbatontwijding voormen.
        Juist door een band te kweken met verenigingen kon de leraar “als voorlichter en raadsman mooi, nuttig en zegenrijk werk verrichten”. En dat was belangrijk, zei Hes, want de voetballers, hockeyers, fietsers en tooneelisten” bevonden zich “in den gevaarlijken leeftijd”. Elke leraar, adviseerde Jos Hes, zou kortom het verenigingsleven enthousiast moeten bevorderen, opdat hij op die manier kan proberen de jongelui “nader te brengen tot de hooge idealen van het ons allen zoo dierbare jodendom”.
        Een sportclub zoals Hakadoer, kon, met andere woorden, tot heil van het Jodendom uitwerken.

Joost de Bruyn, de eerste trainer van Hakadoer

Joost de Bruyn, de eerste trainer van Hakadoer. Op de elftalfoto staat hij met hoed, als trainer van DFC 2.
Foto’s Collectie-De Roo


Joost de Bruyn, de eerste trainer van Hakadoer, in actie, hier als speler van DFC

Joost de Bruyn, de eerste trainer van Hakadoer, in actie, hier als speler van DFC.
Foto’s Collectie-De Roo

Wedstrijden
Of deze hooggestemde overwegingen tot de jonge sporters zelf doordrongen, is niet meer vast te stellen. Waarschijnlijk telde voor hen meer het plezier dat ze met elkaar en met het spel ondervonden..
        Dat spelen, dat voetballen van Hakadoer, is via de krantenbank van de Koninklijke Bibliotheek, Delpher geheten, enigszins te volgen, en ook via de krantenwebsite van het RAD. Op het steekwoord ‘Hakadoer’ verschijnen daar enkele, zij het spaarzame en ultrakorte, wedstrijdverslagjes. Over de korfballers komt niets tevoorschijn, wat in dit verhaal er noodgedwongen toe heeft geleid dat de korfbalploeg verder niet meer aan de orde komt..
        Een voorbeeld van een wedstrijdbericht is dat van 19 maart 1934 in de DC: “Op het sportpark heeft de Joodsche Sportvereeniging Hakadoer gisteren een voetbalwedstrijd gespeeld tegen Olympia. Olympia won met 4-3.”.
        Nog een voorbeeld, uit de DC van 9 juli 1934: “De bekende AVRO-reporter Han Hollander heeft gisteren in het Sportpark Reeweg een voetbalwedstrijd geleid tusschen Hakadoer (Dordt) en Zaoth (Rotterdam). De rust ging in met een 5-1 voorsprong voor onze stadgenooten, doch in de tweede helft kwamen de gasten zoo onstuimig opzetten, dat de eindstand toch nog 6-6 was.”.
        Veel publiciteit is er, vooraf en achteraf, in diverse dagbladen geweest over de internationale Joodsche Sportfeesten. Deze werden tijdens het Pinksterweekeinde van 1933 gehouden in het Zuidersportpark in Den Haag. Het festijn, open voor verschillende takken van sport, was voordat het begon al “een groot succes”: toen de termijn van inschrijving werd gesloten, bleken uit “alle deelen des lands” ruim vierhonderd deelnemers te komen, zowel dames als heren, een record.


Bewijs
In de opsomming van de deelnemende korfbalteams ontbrak Dordrecht. Maar voor de voetbalwedstrijden had Hakadoer zich wél opgegeven bij de organisatie, die werd gevormd door de Haagse joodse sportverenigingen T.O.P., De Ooievaars en ’s-Gravenhage. Van één bepaalde Dordtse deelnemer, de stukadoor en logementhouder Meijer Levisson, toentertijd wonend aan de Torenstraat 28, is een aandenken bewaard gebleven. Hij schonk het aan het toenmalige gemeentearchief, op 13 januari 1989, voor een (allereerste) expositie over het joodse leven in Dordrecht, ook begin 1989.
        Het aandenken, een relikwie welhaast, is een briefkaart, afkomstig van het secretariaat van Hakadoer aan de Burg. de Raadtsingel 23 e. Daarin wordt Levisson uitgenodigd om op zondag 4 juni als rechtsbuiten mee te spelen in de wedstrijd tegen Zaoth, tussen 10 en 11 uur tijdens die sportfeesten. Levisson diende om 8 uur op het station te zijn, om per spoor naar Den Haag te kunnen reizen. Hem werd aangeraden “brood voor den geheelen dag” mee te brengen. Een ander voorwerp dat hij afstond, was zijn deelnemersbewijs, een vierkant stukje karton.
        Hakadoer verloor de wedstrijd tegen Zaoth II met 2-6.

Synagoge
In de latere jaren dertig, vanaf die door Han Hollander geleide wedstrijd, valt alles stil rond Hakadoer, dat als clubkleuren had: blauw shirt, witte kragen, zwarte broek. Zowel bij het RAD als op Delpher duikt geen enkel krantenbericht meer op over de vereniging – geen wedstrijdverloop, geen eventuele trainerwisselingen, maar bijvoorbeeld ook niet dat Hakadoer is opgeheven.
        Dit hoeft niet te betekenen dat Hakadoer niet meer bestond. De oorzaak van het ongenoemd blijven kan ook zijn dat de club ‘gewoon’ was geworden, gewoon in de zin dat haar verrichtingen niet meer vermeldenswaard waren, onbelangrijk. Eén argument pleit hiervoor: Hakadoer was namelijk geen volwaardige, officiële voetbalvereniging, meer een plezierclub van voetbalenthousiastelingen.
        Dit blijkt uit een achtergrondartikel dat het dagblad De Dordtenaar op 7 juni 1956, dus ver na de Tweede Wereldoorlog, wijdde aan het vooroorlogse Hakadoer, onder de subkop: ‘Voor de lol, maar met overgave’. In dit artikel, geschreven op losse toon en opgedolven door de Dordtse oud-sportjournalist Peter de Roo, staat: “Nu moet men van deze Joodse vereniging (...) geen overdreven voorstellingen maken. Ziet u: de leden van de club hoefden geen contributie te betalen en eigenlijk had Hakadoer niet eens een eigen veld.” Het artikel vermeldt dat er zelfs “wel eens in de synagoge” is getraind.
        Verderop staat nog iets over de status van Hakadoer: “Hakadoer was niet bij de KNVB aangesloten, en moest daarom zo’n beetje in het wildeweg voetballen. Een partijtje tegen een combinatie van DFC leverde kostelijke voetbalgeneugten op en de herinnering aan een ontmoeting met Pelikaan in Zwijndrecht hing lange tijd als een parel aan de verenigingsboom.” [Meer over dit artikel later.]

Op de elftalfoto van DFC uit 1931 staat Wim de Smit in de achterste rij, vierde van links

Op de elftalfoto van DFC uit 1931 staat Wim de Smit in de achterste rij, vierde van links.
Foto Collectie-De Roo


Wim de Smit

Een portretfoto van Wim de Smit, die Hakadoer ook trainde, naar eigen zeggen gedurende 2,5 jaar.
Foto Collectie-De Roo

Bloeitijd
Aannemelijk is dat Hakadoer kort na het begin van de Tweede Wereldoorlog is opgehouden te bestaan. De Duitsers ontnamen de joden hun bestaansrecht en gaandeweg ook alles waarmee zij zich omringden: hun woningen, hun scholen, hun verenigingen, hun synagoges, hun rituelen. Zij mochten geen leven meer hebben.
        De afdeling Geschiedenis van de Radboud Universiteit in Nijmegen heeft de ontmanteling van joodse vereniging uitgezocht, en verwerkt tot het beschouwende artikel ‘Sport verdeelt en heerst’. Daarin heet het dat Nederland tientallen joodse sportclubs telde, die hun bloeitijd beleefden in de jaren twintig en dertig, “totdat ze in 1941 op last van de Duitse bezetter werden verboden”.
        Soms, zo wordt vervolgd, waren deze verenigingen ontstaan “vanuit een bestaand netwerk en het verlangen om binnen de eigen subcultuur aan sport te doen”. Soms echter was het ontstaan het gevolg van het feit dat “joden door het ballotagesysteem geweerd werden uit andere sportverenigingen. Dat laatste was vooral het geval bij elitesporten, waar mensen uit de hogere burgerstand onder elkaar wilden sporten; het overkwam ook sporters van andere gezindten.”
        Hoe dan ook, de “eigen verenigingen waren het begin van een bloeiende joodse sportcultuur”. Hakadoer wordt in het artikel met name genoemd, samen van tal van andere clubs, zoals de roeivereniging Poseidon, de turnverenigingen Bata, Kracht en Vlugheid, en Spartacus, de atletiekvereniging Ivria, de tennisclub Swift en de voetbalvereniging Achdoeth in Leeuwarden. “De rij was nog veel langer”, benadrukken de schrijvers. “In de jaren dertig kwamen daar verschillende elftallen bij die uit Duitse vluchtelingen bestonden.”

Namen
Na de oorlog was Hakadoer er niet meer, en zij kwam ook niet weerom. Omdat joden tijdens de oorlog niets bespaard is gebleven, rijst de vraag in hoeverre de Holocaust de voetballers en bestuursleden van Hakadoer heeft geraakt. Wie was vergast, wie had zich weten te redden?
        Om dit na te kunnen gaan, moest eerst worden geïnventariseerd wie deel hebben uitgemaakt van Hakadoer. Dat was verre van simpel, domweg weer, omdat er in archieven weinig is overgebleven van Hakadoer. Research leverde slechts twee namenlijstjes op – en dan nog alleen van de voetbaltak. De korfbalafdeling lijkt in de mist opgelost.
        De ene bron is die reportage uit de Dordtenaar, die hier daarom uitgebreid geciteerd gaat worden; het verhaal staat vol belangwekkende gegevens. Van de betrokken journalist staat er geen naam bij. Wel geeft hij aan dat het S. Levisson uit de Nieuwe Hilstraat was, die hem aanspoorde om nu, in 1956, nog eens over de vroegere joodse voetbalvereniging te schrijven. Die ‘S’ staat voor Siem. Officieel heette deze metselaar Simon, maar ook werd hij wel Tom genoemd. Simon Levisson woonde op nummer 9 in de Nieuwe Hilstraat, zie ook verhaal 20 op deze website.
        Samen met de verslaggever toog Levisson naar Wim de Smit, een in Dordrecht vrij bekende man, die een sigarenwinkel dreef aan de Voorstraat. Levisson wordt in het verhaal geïntroduceerd als “de ziel van de halflinie in het eerste en enige elftal van Hakadoer”; De Smit als trainer van een reeks voetbalclubs, zoals OSS, EBOH, Hermes DVS, VFC, Emma, DFC en Hakadoer.
        De Smit nam Hakadoer in 1932 onder zijn hoede, zo noteerde de verslaggever, op verzoek van bestuurslid Daaf (David) Stad.
        “Kun je ons niet een beertje helpen, Wim?”, had Stad gevraagd.
        Wim was er glad voor geweest. “Natuurlijk, jongen, altijd!”

Voorhoede
Maar dit klopt niet, hier slaat het geheugen iets over.
        Want in de eerste bericht over Hakadoer wordt immers ene J. de Bruin uitdrukkelijk als voetbaltrainer gepresenteerd. Dit is, ontvouwt de voetbalkenner Peter de Roo, Joost de Bruyn, een kleine man, die ook trainer bij DFC en EBOH is geweest, en bij nog vele andere Dordtse clubs. De Bruyn was er dus eerder dan De Smit -, die, zo vult De Roo nog aan, DFC overigens “in het seizoen 1931-’32 de KNVB-beker bezorgde door drie keer te scoren in de finale tegen PSV: 5-4 na verlenging”.
        Twee en een half jaar heeft Wim de Smit Hakadoer getraind, zegt hij. Hoewel de club na de oorlog niet meer terugkwam, zal De Smit de vereniging “nimmer vergeten” - zoals zij ook “zal blijven voortleven in de herinnering van oude sportliefhebbers”, weet de journalist. Dat is een waar woord: één zo’n liefhebber was de Dordtse dichter Kees Buddingh’, die als eerbetoon een gedicht heeft geschreven over zowel de club als over de vermoorde speler Harry (eigenlijk: Henri) Leviticus - zie verhaal 11 op deze website.
        Wie nu voetbalden er bij Hakadoer? In het artikel van De Dordtenaar is het Levisson die “nog uit zijn blote hoofd” weet hoe het elftal was geformeerd.
        Een lang citaat vol namen: “Wim Allemans was de stijlvolle doelverdediger. Lou Sons en Harrie Leviticus ruimden in de verdediging stevig en accuraat op en in de middenlinie waren de gebroeders Meyer heersende figuren. Van zichzelf wilde de heer Levisson niets vertellen, doch Wim de Smit boog zich met pijp en al naar ons toe en fluisterde: “Een kei, meneer, een bolleboos. En schijnbewegingen!” In de voorhoede opereerden twee Frenkels, Barend Zadoks, M. Levisson en S. de Hartogh. Een linie van doorstoters. Ja zeker.”*

elftalfoto van Hakadoer, van een later jaar dan 1932

Ook dit is een elftalfoto van Hakadoer, van een later jaar dan 1932. De foto is in het bezit van Cor Frenkel en vermoedelijk afkomstig uit het privéalbum van zijn vader Wolf. Wolf en diens broer Hessel speelden bij Hakadoer.
Hessel is nummer 8, de overigen zijn: 1. Simon Levisson, 2. Elie van Beugen, 3. Meijer Levisson,
4. Wim Allemans, 5. Maurits Frank, 6. Louis Leviticus, 7. Siemon de Jong, 9. Jaap de Liver,
10. Sallie Levisson, 11. Toby den Hartog, 12. Izak Leviticus en 13. Barend Zadoks. 
Foto Familiebezit

Frenkel
De tweede bron is Cor Frenkel (1937), de in Stadspolders wonende zoon van één van de twee Frenkels die zo-even werden genoemd, Wolf Frenkel. De andere Frenkel was diens broer Hessel.
        Cor Frenkel bezit een privéfoto van het elftal van Hakadoer. Hij weet niet meer hoe hij eraan is gekomen; hij vermoedt dat de foto in het familiealbum van zijn vader Wolf heeft gezeten – zie ook verhaal 40 op deze site. Frenkel heeft de foto in 1989 afgestaan voor dezelfde expositie. De foto zou gemaakt zijn in 1931, maar dit kan evenmin correct zijn, toen bestond Hakadoer nog niet.
        Op de foto, die geschiedkundig al even uitzonderlijk is, staan verschillende van de mannen die ook Levisson al noemde. Maar ook enkele anderen.
        De foto, hiernaast afgebeeld, toont 13 jongemannen, van wie er elf sportief zijn gekleed, en er twee burgerkleding dragen. Op hun lichamen is een nummer geklad. Hierdoor is Cor Frenkel, tachtig jaar nadat de foto is gemaakt, nog in staat de corresponderende namen te noemen.
        Dit zijn de namen, in cursieve letter de ‘nieuwe’ namen: 1. Simon Levisson, 2. Elie van Beugen, 3. Meijer Levisson, 4. Wim Alleman, 5. Maurits Frank, 6. Louis Leviticus, 7. Siemon de Jong, 8. Hessel Frenkel, 9. Jaap de Liver, 10. Sallie Levisson, 11. Toby den Hartog, 12. Izak Leviticus en 13. Barend Zadoks.**
        Cor Frenkel weet de verschillen niet te verklaren. Hij veronderstelt dat het team op de foto van later datum is dan het team dat Wim de Smit heeft getraind.

****

Los van de namen van de voetballers, konden uit krantenberichten ook nog de namen van de bestuursleden worden gelicht. Wat al deze joodse stadgenoten in de oorlog is overgekomen, staat in het overzicht hieronder. Het is voor zover mogelijk voorzien van de juiste spelling van hun namen, en ook hun geboorte- en overlijdensdatum worden vermeld. De overlevenden staan vet weergegeven.
        De uitkomst is een trieste: de meeste leden van Hakadoer zijn in de oorlog om het leven gekomen of gebracht. Maar niet allen. Sommigen wisten na de oorlog hun leven weer op te bouwen. Maar de club die deze joodse Dordtenaren bond, en waar ze zoveel schik hebben gehad, is door het afvoerputje van de geschiedenis gespoeld. Niemand bracht het na de oorlog meer op om in het bijna volledig ontjoodste Dordrecht, Hakadoer te laten herleven.

Samenstelling bestuur
Voorzitter: Barend Josua Katen (Rotterdam, 20.1.1905 – Auschwitz, 30.4.1943)
Secretaris: Jacques Duits (Dordrecht, 4.11.1883 – Dordrecht, 17.6.1967)
Leden:
David Stad (‘Daaf’) (Rotterdam, 2.5.1888 – Dordrecht, 28.11.1963)
Louis Hartog (Dordrecht, 25.5.1912 – Sobibor, 20.3.1943)
Levie Nathan Breemer (Dordrecht, 29.7.1896 – Sobibor, 9.7.1943)
Levie Aandagt (Rotterdam, 27.6.1902 – Dordrecht, 24.12.1941)
M. Cohen (vermoedelijk Meijer Michiel Cohen, Dordrecht, 30.8.1900 – Dordrecht, 21.2.1958)

Namens ‘Tseire Jedoedah’:
Mevrouw H. van Beugen (zeer waarschijnlijk Roosje Monasch, de echtgenote van Hartog van Beugen, de rechterhand van de rabbijn. Zij is geboren in Gouda, op 15.1.1870 en vermoord in Sobibor, 9.7.1943).
Mejuffrouw Betje (‘Betty’) Stad (Rotterdam, 10.1.1914 – Eindhoven, 9.5.2001). Zij trouwde met Israel (‘Ies’) Offenbach en is een van de drie dochters van bestuurslid David Stad en Marian (‘Matje’) Stad-Cohen.
[Terzijde: Eén van die dochters heette Rebecca (ook wel Rudy) en daar is Carolina (1935) een kind van. Deze Line Mark-Sons vertelt desgevraagd dat zij noch haar vader Louis Sons, noch haar grootvader Daaf Stad, ooit horen spreken over Hakadoer.“Nooit eerder gehoord, grappig.” Terwijl haar vader nota bene verdediger is geweest bij Hakadoer en verder onloochenbaar een voetballiefhebber was.“Hij heeft gespeeld bij VUC in Den Haag, als keeper.” Lineke zelf ging als 5-, 6-, 7-jarige altijd mee naar de voetbalwedstrijden in Dordrecht. “Meestal DFC. Soms naar Emma, als DFC niet speelde. Vaak haalden wij de toenmalige joodse trainer, Arpad Weisz, op, een vriend van mijn vader. Hij was gevlucht voor de nazi’s, kwam uit Italië.”]

****

Samenstelling elftal
Keeper:
Wim Allemans (Dordrecht, 24.10.1916 – onbekende gemeente, 16.4.2010), 93 jaar
Verdediging:
Louis (‘Lou’) Sons (Rotterdam, 6.11.1907 – Den Haag, 10.8.1980), 72 jaar
Henri (‘Harry’ en ‘Harrie’) Leviticus (Dordrecht, 5.12.1912 – Auschwitz, 31.1.1943), 30 jaar
Middenlinie:
Samuel Herman Meijer (Zwijndrecht, 14.8.1891 – Auschwitz, 5.12.1942), 51 jaar
Izaak Herman Meijer (Zwijndrecht, 29.5.1876 – Westerbork, 28.1.1943), 66 jaar
Voorhoede:
Wolf Frenkel (Rotterdam, 26.10.1909, overleden in Duitsland, in een onbekende gemeente op 9.5.1945), 35 jaar
Hessel Frenkel (Rotterdam, 20.7.1918 – Auschwitz, 30.9.1942), 24 jaar
Barend Zadoks, (Dordrecht, 4.11.1918 – Blechhammer, 21.1.1945), 26 jaar
Meijer (‘Jan’) Levisson (Dordrecht, 22.12.1916 – Papendrecht, 19.8.1995), 78 jaar
Simon (‘Tom’, ‘Siem’) Levisson (Dordrecht, 11.7.1914 – Dordrecht, 5.7.2000), 85 jaar

Tobias (‘Toby’) den Hartog (Zwijndrecht, 22.6.1918 – Auschwitz, 31.3.1944), 25 jaar

Ook genoemd als teamleden:
Elie van Beugen (waarschijnlijk: Elias, Onstwedde, 1.5.1915 – Sobibor, 9.7.1943), 28 jaar
Maurits Frank (al voor de oorlog naar Palestina gegaan, verdere levensloop onbekend)
Simon de Jong (Dordrecht, 23.11.1908 – onbekend)
Jacob (‘Jaap’) de Liver (Dordrecht, 9.5.1919 – Gorinchem, 7.3.1974), 54 jaar
Sallie Levisson (is vermoedelijk Samuel, Sal: Rotterdam, 2.12.1906 – Dordrecht, 28.10.2002), 95 jaar

Izak Leviticus (‘Izak,’ of ‘Ies’, is de roepnaam van Isidore Leviticus, geboren in Dordrecht op 6 januari 1920). Is na de oorlog naar Israël geëmigreerd, waar hij Jitschak werd genoemd, de Hebreeuwse naam van Izak. Is overleden, datum vooralsnog onbekend.
Louis Leviticus (ook een zoon van Felix: Dordrecht, 18.7.1918 – Sobibor, 30.4.1943), 30 jaar

Aanwezig bij opening sportterrein als vertegenwoordigers van het NIG, afdeling Dordrecht:


A. den Hartog: geen gegevens bekend.
M. de Liver (is zeer waarschijnlijk Meijer, de vader van Jaap. Meijer is geboren in Nijkerk, 21.6.1886 - Auschwitz, 26.2.1943), 56 jaar.




* en ** De namen worden hier weergegeven zoals ze destijds in de krant stonden of zijn genoteerd in het bijschrift bij de privéfoto.


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'