Het voorbije joodse dordrecht

De joodse gevangenen in het
Dordtse Huis van Bewaring

Huis van Bewaring

Het Huis van Bewaring in de jaren dertig en, van een andere zijde gefotografeerd, in de jaren zestig. Het gebouw stond zowel in de Doelstraat als op de hoek van het Stek. Opgepakte joden werden hier begin jaren veertig opgesloten.
Foto’s Regionaal Archief Dordrecht (RAD), nummers 552_407787 en 552_351719

In het oorlogsjaar 1941 belandden drie joden in het Huis van Bewaring in Dordrecht. Niet door toedoen van de nazi’s, eerder door eigen schuld: zij hadden kleine misdrijven begaan.
        Aron Wolf Boekbinder, Philip Grishaver en Hartog Khan werden er opgesloten wegens landloperij. Geen van allen waren zij Dordtenaren trouwens, maar respectievelijk geboren in Rotterdam, Amsterdam en Hoogeveen.
        Hun verblijf in Huis van Bewaring (HvB), gelegen tussen de Doelstraat en het Stek, vlakbij het gebouw van de arrondissementsrechtbank, is ontdekt door de Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen. Zij heeft eerder in 2024 in het Nationaal Archief te Den Haag twee registers uit de jaren ’40 gefotografeerd. En thuis heeft zij vervolgens de namen uit beide registers, waaronder een register met ‘voorlopig aangehoudenen’, overgetikt – namen die met het HvB in Dordrecht te maken hebben.
        Bij die gelegenheid kwam Van Dooremalen nog meer namen tegen − van drie joodse mannen bijvoorbeeld die in juni 1942 eveneens kort hebben vastgezeten in het HvB. Ook bij hen speelden niet de Duitsers als bezettingsmacht een rol, maar hun eigen criminaliteit. Deze drie waren Hartog Schouten en de broers Samuel en Herman Levisson, allen afkomstig uit Rotterdam. Zij waren veroordeeld wegens diefstal. Zij zijn nadien overgebracht naar de strafgevangenis in Haarlem.
        Voortspeurend ontdekte Van Dooremalen nog enkele joodse delinquenten, ook allemaal betrapt in de oorlog. Wie waren deze mensen? Wat is er later in de Tweede Wereldoorlog met hen gebeurd? Een zoektocht naar het lot van joodse gedetineerden die tijdens de bezetting in Dordrecht zijn gearresteerd, en er tijdelijk door eigen toedoen hebben vastgezeten.

Arend Wolf Boekbinder 1911 Arend Wolf Boekbinder 1912

Alleen van de gevangene Arend Wolf Boekbinder is een foto gevonden, twee verschillende zelfs. 
De ene is van 1911, de andere 1912.
Foto’s Stadsarchief Amsterdam

Kaart Arend Wolf Boekbinder 1911

De kaarten met foto's van Arend Boekbinder komen uit het Stadsarchief Amsterdam,
waar ze zijn ondergebracht in de categorie ‘Veroordeelden’.
Foto’s Stadsarchief Amsterdam

Overlevende
Aron Wolf Boekbinder – dat zij maar vast vooropgesteld – heeft de Holocaust overleefd. Hij is op 19 juli 1887 in Rotterdam geboren, als eerste kind van koffiehuisbediende Wolf Boekbinder en koopvrouw Barendina de Leeuw. Hij overleed uiteindelijk ook weer in Rotterdam, op 8 september 1961, 74 jaar oud.
        Aron had één zus, Jansje (14 juli 1888), en drie broers: Salomon (9 januari 1890), Levie (28 december 1891) en Meijer (30 november 1893). Ook zij zijn allen geboren in Rotterdam, net als hun ouders.
        Vader Wolf is overleden op 8 februari 1927, in de leeftijd van 63 jaar. Hij was toen al niet meer getrouwd met Barendina. Zij waren gescheiden. Op 26 april 1916 hertrouwde de inmiddels 52-jarige Wolf met de 41-jarige weduwe Mathilda van Bever (Rotterdam, 28 november 1874). Met haar kreeg Wolf nog twee kinderen: Elizabeth (Rotterdam, 14 september 1916) en Rachel (Rotterdam, 14 januari 1918).
        Mathilda had in haar eerdere huwelijk met David van Ploeg al tien kinderen gekregen, negen jongens en als laatste een meisje.
        Aron heeft verschillende beroepen gehad, zoals varensgezel, kolentremmer op de grote vaart, koopman te water en los werkman. Die laatste baan gaf hij op toen Aron op 24 juli 1941 door de politierechter in Dordrecht werd veroordeeld wegens landloperij. Hij werd één dag in het Huis van Bewaring vastgezet, om vervolgens te worden overgebracht naar de Rijkswerkinstelling (RWI) te Veenhuizen.
        Na de oorlog werd Aron opnieuw in Dordrecht gesignaleerd. Uit politierapporten blijkt dat hij zich op vrijdag 14 november 1947 bij het Hoofdbureau van Politie (HB) meldde, “met het verzoek om opzending naar de Rijkswerkinrichting te Veenhuizen. Op woensdag 20 april 1949 wordt genoteerd dat bij het Leger des Heils in Dordrecht “nachtverblijf is verleend” aan Aron. Op vrijdag 22 juli 1949 krijgt hij nachtverblijf op het HvB.

Uitsnede uit het register van het Huis van Bewaring met details over Philip Grishaver
Uitsnede uit het register van het Huis van Bewaring met details over Philip Grishaver

Uitsnedes uit het register van het Huis van Bewaring met details over Philip Grishaver.
Foto’s Collectie-Van Dooremalen

Meerdere keren
In hetzelfde jaar 1941 is ook timmerman Philip Grishaver in het HvB opgesloten – van 17 oktober tot en met 21 oktober: vijf dagen – eveneens voor landloperij. Op de 22ste werd ook hij naar Veenhuizen gestuurd, om er een straf uit te ziten van twee jaar en zes maanden.
        Het was niet de eerste keer dat hij werd gearresteerd, integendeel. Hij heeft eerder enkele keren in de gevangenis van Den Bosch gezeten (1909, 1910, 1921, 1925 en 1927) en in Breda (1914).
        Philip is geboren in Amsterdam, op 21 december 1886, als zoon van werkman Hijman Grishaver (1840-1895) en Rachel Dagloonder (1859-1901). Hij was het tweede van hun vier kinderen. Philip is op 23 maart 1945 omgekomen, of omgebracht, in het Duitse Extern kommando Langenstein-Zwieberge, op 58-jarige leeftijd. Dit concentratiekamp was een sub-kamp van Buchenwald, op gestart in 1944 bij het dorp Langenstein in Saksen-Anhalt.
        Volgens ‘Joods Monument’ was Philip alleenstaand, er is althans geen gezinsverband bekend.

document van de Oorlogsgravenstichting over het lot van Hartog Khan

Een document, voor- en achterzijde, van de Oorlogsgravenstichting over het lot van Hartog Khan: vermoord in Sobibor.
Foto’s Nationaal Archief

Joodsche-Raadkaart van Hartog Khan

Op zijn Joodsche-Raadkaart staat Hartog Khan
op 18 mei 1943 op transport ging.
Foto Arolsen Archief

Kosher
Bakker Hartog Khan verbleef ook wegens landloperij één dag in het Dordtse HvB van 4 op 5 november 1941. Daarna werd hij naar Veenhuizen gestuurd voor de duur van zes maanden.
        Hartog is geboren in Groote Kerksteeg, Hoogeveen, op 6 januari 1900, als derde van de in totaal elf kinderen Khan. Zijn vader is Levie Joseph Khan (1856-1939), zijn moeder Jetje Cohen (1856-2 februari 1940). Hartog is op 21 mei 1943 vermoord in Sobibor, als 48-jarige. Volgens ‘Joods Monument’ (JM) was Hartog alleenstaand, een gezinsverband kon niet worden gereconstrueerd.
        Eerder werkte hij enkele keren als bakkersknecht, vult JM aan, in de koshere bakkerij van Alex Härtz in de Nieuwstraat in Deventer. Hij zwierf nogal rond, van Apeldoorn naar Hoogeveen, vandaar naar Amsterdam en weer terug naar zijn geboorteplaats. Om die reden kan JM waarschijnlijk ook geen adres van hem vermelden.

Amsterdamse archiefkaart van de niet-joodse broodbakker Pieter Velders

De Amsterdamse archiefkaart van de niet-joodse broodbakker Pieter Velders.
Hij was op het laatst getrouwd met Eva Blits, die is omgebracht in Auschwitz op 14 januari 1943,
de dag waarop Pieter in het Huis van Bewaring in Dordrecht werd opgesloten.
Foto Stadsarchief Amsterdam

Joodsche-Raadkaart van Eva Blits

De Joodsche-Raadkaart van Eva Blits.
Op 11 januari ging zij op transport vanuit Kamp Westerbork, waar zij de negende was afgeleverd.
Foto Arolsen Archief

Niet-joods
Op 14 januari 1943 komt broodbakker Pieter Johannes Velders in het HvB terecht. Hij was opgepakt wegens een inbraak en diefstal. Op 12 maart vonnist de rechtbank dat hij zes maanden gevangenisstraf moet ondergaan, met aftrek. Op 19 maart verlaat hij de gevangenis.
        Pieter is een geboren, niet-joodse Hagenaar (22 februari 1908), die op 27 augustus 1941 in Amsterdam trouwde met het joodse dienstmeisje Eva Blits (Amsterdam, 2 februari 1924). Eva is op 14 januari 1943 vermoord in Auschwitz, in de leeftijd van 18 jaar. Zij werd met andere woorden omgebracht op de dag dat haar man Pieter in het HvB terechtkwam.
        Eva was een dochter van Saartje Blits-Meents (Amsterdam, 29 juli 1901 – Sobibor, 9 april 1943; 41 jaar) en Salomon Blits (Amsterdam, 22 juli 1899), die voor de oorlog al was gestorven, in Amsterdam op 7 juli 1938, 38 jaar oud. Eva was in Amsterdam enige tijd de bovenbuurvrouw van haar moeder. Deze Saartje woonde van januari 1943 in bij de familie van Gerrit Wagenhuizen, op nummer 29-II van de Swammerdamstraat. Tijdens de oorlog is Eva verhuisd naar Staalstraat 11 III. Daarvandaan is ze gedeporteerd.
        Zij was overigens niet de eerste echtgenoot van Pieter. Hij was eerder, als 24-jarige, op 9 november 1932 in het huwelijk getreden met de 20-jarige Everdina du Burck (Den Haag, 22 september 1912), een huwelijk dat op 2 december 1937 werd ontbonden door echtscheiding.
        Na Eva huwde Pieter een derde maal, nu met Aagtje Geertruida Johanna Kaufmann (Venlo, 27 oktober 1922). Zij werd weduwe toen Pieter op 4 januari 1963 in Den Haag overleed, op 54-jarige leeftijd, op het laatst conciërge van beroep zijnde.

Joodsche-Raadkaarten van Hartog Schouten

De twee Joodsche-Raadkaarten van Hartog Schouten. Hij belandde in Westerbork op 5 januari 1943
en werd op de elfde naar Sobibor getransporteerd.
Foto’s Arolsen Archief

Diefstal
In het zogenoemde register van Voorloopig Aangehoudenen in het Dordtse Huis van Bewaring staat verder ook de joodse vernikkelaar Hartog Schouten genoteerd. Hij zat er vast van 25 juni tot 31 augustus 1942, wegens diefstal. Daarna is hij overgebracht naar de Strafgevangenis in Haarlem. Van 18 december 1942 tot 1 april 1943 zat Hartog wederom gevangen, nu in het Oranjehotel te Scheveningen, in cel 360.
        Hartog is op 14 februari 1923 geboren in Rotterdam, als zoon van Barend Schouten (Rotterdam, 24 juli 1895 – Sobibor, 16 juli 1943) en Elisabeth Kloot (Amsterdam, 19 april 1902 – Sobibor, 11 juni 1943). Hij was het tweede van vijf kinderen. Hartog is vermoord in Sobibor, op 30 april 1943, 20 jaar oud. Ook zijn broers Salomon en Elkan en zijn zussen Sara en Flora zijn omgebracht door de nazi’s, in Auschwitz en Sobibor.

Rotterdamse archiefkaart van Herman Levisson

De Rotterdamse archiefkaart van Herman Levisson, voor- en achterzijde.
Waar en wanneer Herman is vermoord, is niet vastgesteld kunnen worden.
Foto’s Stadsarchief Rotterdam

Joodsche-Raadkaarten van Samuel Levisson

Drie opeenvolgende Joodsche-Raadkaarten die alle Samuel Levisson betreffen, de broer van Herman. 
Hij zat op 19 juli 1943 in Westerbork, maar werd op 27 augustus ontslagen.
Foto’s Arolsen Archief

Joodsche-Raadkaart van Samuel Levisson

Dekens
Eerder in 1942 waren de broers Samuel en Herman Levisson, zonen van Mozes Levisson en Jette de Boers, in bewaring gesteld in het HvB.
        Stoker Samuel, geboren in Rotterdam op 12 december 1906, zat er zelfs tweemaal: van 21 april tot 21 juni 1942, en van 12 november 1943 tot 11 januari 1944. Hierna ging hij naar de strafgevangenis in Arnhem.
        De eerste keer werd hij ervan verdacht een partij manufacturen en dekens te hebben gestolen uit een schoolgebouw aan het Nieuwkerksplein, samen met nog twee mannen. Samuel woonde inmiddels in Dordrecht, in de Van Blanckenburgstraat in Oud-Krispijn, op nummer 7. Van de tweede aanhouding is geen documentatie gevonden.
        Samuel is weliswaar op 19 juli 1943 ingeschreven geweest in Kamp Westerbork (barak 62), maar hij heeft de Holocaust weten te overleven. Hij is op 28 oktober 2002 overleden in Dordrecht, op 95-jarige leeftijd. Hij was sinds hun trouwdag in Dordrecht op 14 juni 1928 – hij 21, zij 16 − de echtgenoot van Elisabeth van der Linden (Dordrecht, 4 juli 1911). Zij is al op 23 september 1962 heengegaan, in Dordrecht, 51 jaar oud.
        Samuels broer Herman Levisson, matroos van beroep en geboren in Rotterdam op 23 februari 1910, zat eveneens een tijdje vast in het Huis van Bewaring, van 23 maart tot en met 16 juli 1942, daarna volgde voor hem de strafgevangenis in Haarlem. Herman was getrouwd, op 27 april 1933 in Dordrecht met Wilhelmina Johanna Huijgen (‘Mien’, Alblasserdam, 4 januari 1914). Zij was 19 jaar oud, hij 23. Het echtpaar kreeg vier kinderen: Jette (1934-1936), Grietje (1935-1937), Marie Roza (1937-2010) en Greta Johanna (1939-2006).
        Herman is volgens de website Oorlogsbronnen op een onbekende datum en een onbekende locatie overleden. De website ‘Wie is Wie’ meent beter te weten: Herman is vermoord in Auschwitz, op 30 september 1942. Maar deze overlijdensdatum betreft de Herman Levisson die op 18 november 1919 in Zwijndrecht is geboren; een gans andere Herman dus.

Ludwig Hartog Aart Visser

Ludwig Hartog Aart Visser:
flessen cognac gestolen uit Americain.
Foto Privébezit

Zaklantaarn
Aan het eind van 1942, op 18 december, wordt Ludwig Hartog Aart Visser voorgeleid aan de Officier van Justitie. Hij is de zoon van Della Eleonora Behr, een joodse Surinaamse uit Paramaribo, die voor de Tweede Wereldoorlog met haar protestantse echtgenoot Gerrit Adrianus Visser en hun drie joodse kinderen in Dordrecht was gaan wonen, in de Schuitenmakersstraat op nummer 7. Op deze website is verhaal 309 aan haar gewijd.
        Ludwig, geboren in Paramaribo op 7 april 1925 en huisknecht van beroep, komt tweemaal voor in de dagrapporten van de Dordtse politie. Op zondag 15 november 1942 was hij “te 19.00 uur bekeurd door agent Schaesberg, “ter zake het gebruik maken van een zaklantaarn met wit licht”. Een maand later, op 14 december, leverde rechercheur C. van Keulen Ludwig af op het bureau aan de Groenmarkt.
        Hij wordt ervan verdacht “in dienstbetrekking flesschen cognac bij Americain” te hebben gestolen. Hij bleef in bewaring en werd op de 18de voorgeleid aan de OvJ. Ludwig wordt op 24 december zolang in het Huis van Bewaring opgesloten, een gevangenhouding die op 23 januari 1943 met dertig dagen wordt verlengd en op 22 februari nog eens met dertig dagen.
        De officier beslist uiteindelijk dat Ludwig op 27 april 1943 zijn straf als tbs’er moet ondergaan. De volgende dag wordt hij daartoe naar Beekbergen gebracht, naar het gevangenisgesticht De Kuil.
        Ludwig Visser is niet oud geworden. Hij is op 26 december 1950 in Zwolle, werkzaam als jeugdleider, overleden, op 25-jarige leeftijd.
        Zijn moeder Della heeft midden in de oorlog ook diefstal gepleegd. Op maandag 27 augustus 1943 stal zij in het warenhuis van Kofa Linders iets dat een waarde had van 2,19 gulden, wat het was is niet vastgelegd in het dagrapport. Della werd betrapt, aangehouden en na een reprimande heengezonden uit het hoofdbureau van politie. Della is tegen het einde van de oorlog overleden, op 4 januari 1945, 46 jaar oud. Haar man Gerrit was op 2 maart 1941 al heengegaan, in Delft, op 40-jarige leeftijd.






< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'

omslag van het boek dat Truus Menger-Oversteegen zelf schreef over het verzetswerk van haarzelf en haar zus Freddie