Het voorbije joodse dordrecht

Jan en Took Heroma verborgen zeker
drie joden, gewoon omdat dit zo hoort

pand�aan de Dubbeldamseweg 14 van Jan en Took Heroma

Dit is het pand aan de Dubbeldamseweg 14 waarin Jan en Took Heroma indertijd woonden en Jan zijn praktijk had, in de benedenwoning rechts. De joodse vluchtelingen werden in het souterrain verborgen. Foto Redactie Website

Als ze haar vroegen waarom ze het had gedaan, met gevaar voor eigen leven immers, zei ze telkens: “Omdat dat de gewoonste zaak van de wereld is.”
        Took Heroma Meilink en haar man, de Dordtse huisarts Jan Frederik Heroma, verborgen tijdens de oorlog langdurig meerdere joden – minstens drie, en misschien wel meer. Eén Amsterdamse bleef 2,5 jaar; een meisje van zestien beschouwden ze, en koesterden ze, als een pleegkind.
        Na de oorlog lieten de Heroma’s zich niet voorstaan op hun onderduikhulp. En Took Heroma (haar echtgenoot overleed al jong, in 1962) wilde er per se niet voor onderscheiden worden door Yad Vashem.
         “Joden helpen”, vond ze, “dat dóe je gewoon; dat spreekt voor zich.” Toen ze in 1988 uitgebreid werd geïnterviewd door onderzoekers van het United States Holocaust Memorial Museum zei ze het in het Engels minstens zo kernachtig: “It was a natural thing to do.”
        Dit verhaal portretteert Jan en Took Heroma, twee belangeloze, bescheiden Dordtenaren met een sterk moreel plichtsbesef, die van geen heldenmoed willen weten.


Kweekschool

Het lot was genereus voor hen: het verbond twee mensen die ver van elkaar opgroeiden.
        Jan Frederik (‘Jan’) Heroma werd geboren in Utrecht, op 27 maart 1906. Op 6-jarige leeftijd vertrok hij met zijn ouders, de onderwijzer Klaas Heroma en Gerrondina Johanna Ennen, naar Java. Hij doorliep er de hbs, volgde nog een jaar de lessen aan de kweekschool in Bandoeng en werd onderwijzer – “een beroep dat hij echter nooit heeft uitgeoefend”.
        Dit schreef A.H. Hertstein uit Haarlem in juni 1962 in een in memoriam voor het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Hertstein kende Heroma. Hij heeft als arts in Dordrecht gewerkt. Heroma nam bij afwezigheid wel eens diens praktijk waar.
        In plaats van les te geven begon hij in 1925 een andere studie, medicijnen, een opleiding die hij na zijn kandidaatsexamen in 1930 voortzette in Amsterdam. “Uit bewogenheid met de sociale nood van de minder bedeelden” (Hertstein) ontstond in die stad bij Heroma zijn politieke belangstelling. Hij werd lid van de Sociaal Democratische Studentenclub, waaraan hij “zeer actief” deelnam en waarvan hij tot landelijk voorzitter werd gekozen.
        Dieuke (‘Took’) Meilink kwam ter wereld in Amersfoort, op 18 april 1908. Ook haar vader, B.J. (‘Bokko’) Meilink, was het onderwijs toegedaan, als leraar natuurkunde in het voortgezet hoger en middelbaar onderwijs. Haar moeder, die Rensia Hovens Gréve heette, was voor haar huwelijk ook docent geweest, in de huishoudkunde. Het gezin, later aangevuld met nog een meisje, beleed geen godsdienst. Took voelde zich aangetrokken tot het humanisme.

Jan Heroma geslaagd voor zijn candidaats

Twee krantenknipsels die laten zien dat Jan Heroma in Utrecht geslaagd is voor zijn candidaats
(Het Volk, 7 oktober 1930) en in Amsterdam is bevorderd tot arts. (De Tijd, 13 mei 1936)
Website Delpher

Vertalen
Took bedwong de hbs in Arnhem en meldde zich vervolgens aan bij de School voor Maatschappelijk Werk in Amsterdam. Daar ontspon zich voor haar een beslissende periode. Zij deed er kennis op die haar stuurde in het leven. In een biografische schets van de rechtshervormer, arbeidsjurist en rechtssocioloog prof. dr. Hugo Daniel Sinzheimer (1875-1945) staan er aanvullende details over.
        Bijvoorbeeld dat Meilink er les kreeg van onder anderen Marius Levenbach (economie) en Sal Mok (arbeidsrecht). “Zij behaalde haar diploma omstreeks 1931 en ging vervolgens werken bij het documentatiebureau van de NVV”, meldt prof. dr. Erik de Gier, hoogleraar Vergelijkend Arbeidsmarktbeleid aan de Nijmeegse Radbouw Universiteit, in de schets, die hij schreef voor Mededelingen No. 6, een blad van het Hugo Sinzheimer Instituut, Amsterdam (1993).
        Nadat Mok haar had gewezen op prof. Sinzheimer, een Duits-joodse immigrant die met zijn gezin op de Minervalaan woonde, kwam het tot een intense samenwerking. Took Meilink werd zijn secretaresse en vertaalde Sinzheimers boek De taak der rechtssociologie in het Nederlands, volgens De Gier “de eerste echte inleiding in de rechtssociologie in ons land”.
        Over het vertaalwerk deed ze ongeveer twee jaar. Het werk gebeurde in de avonduren in het huis aan de Minervalaan, soms tot laat. Het boek verscheen in 1935. Ook zette Meilink de latere Leidse oratie van Sinzheimer om in het Nederlands. Overdag werkte zij, vanaf 1933, als maatschappelijk werkster.
        Het was in deze progressieve Amsterdamse kringen dat Heroma en Meilink elkaar ontmoetten. Na Heroma’s artsexamen trouwden zij en vestigden zich in 1936 in Dordrecht. Volgens de woonkaart in het Dordtse archief verbleven zij kort op de Brouwersdijk 101, om op 24 augustus 1937 definitief te settelen op de Dubbeldamseweg 10 zwart (nu: 14), een benedenwoning met souterrain.
        Took Heroma bleef gewoon aan als maatschappelijk werkster. Haar man betoonde zich ook buiten zijn beroep maatschappelijk betrokken: in 1939 werd hij raadslid namens de SDAP, een functie die hij tot in 1941 heeft vervuld. Vanzelfsprekend sloot hij zich ook aan bij de Dordtse afdeling van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst. Volgens Hertstein groeide hij er uit tot “een waardevolle figuur, op wiens helder, duidelijk geargumenteerd, niet van humor gespeend oordeel en goede zeggingskracht grote prijs werd gesteld”.


Jan Heroma

Twee foto's die Jan Heroma op verschillende leeftijd tonen. De ene stond in Het Volk van 24 maart 1932 bij een verslag over het Congres van den Bond van sociaal-democratische studentenclubs in Doorn; de andere bij zijn overlijden in 1962 in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

Oral history
De Duitsers vielen Nederland binnen, een wervelwind aan verbijsterende gebeurtenissen stak op.
        Hoe Took en Jan Heroma de horror van de bezetting hebben beleefd, en wat zich in hun onderhuis heeft afgespeeld, is alleen in schaarse na-oorlogse buitenlandse bronnen te vinden.
        Op 18 juli 1988 interviewden Gay Block en Malka Drucker haar in Amsterdam, op video. Zij werkten voor de afdeling Oral History (Gesproken Geschiedenis) van het Amerikaanse Holocaust Museum in Washington DC. Zij ondervroegen haar vooral over waarom Took ervoor koos joden te verbergen. Bij die gelegenheid was haar eerst verbaasde reactie al: “Omdat dat de normaalste zaak ter wereld is.”
        Tien jaar later verscheen een uitgebreide getuigenis van Took Heroma, ook over de jodenvervolging, in het boek Mothers, sisters, resisters, dat als ondertitel heeft: Oral Histories of Women Who Survived the Holocaust. De studie is uitgegeven in 1998 door de University of Alabama Press, in Tuscaloosa.
        Voor het hoofdstuk over de verzetsactiviteiten en jodenhulp van haar man en haarzelf, had zij op 22 mei 1985 een vraaggesprek met Ray Kamer. Het boek is alleen in de VS verkrijgbaar. De video kan worden bekeken via deze link: http://collections.ushmm.org/search/catalog/irn506522
        Beide relazen wijken in detail nogal van elkaar af; Elise wordt bijvoorbeeld in het ene interview Alice genoemd. Terwille van de overzichtelijkheid zijn de essentiële gegevens hier gecombineerd.


Gevaren
Het verstoppen van joden begon voor de Heroma’s in 1942. Eerder al hielpen ze het ondergrondse verzet met kleine beetjes: door voedselbonnen uit te delen, Jan’s auto uit te lenen en door in het geniep joodse patiënten bij te staan. In het huis kwamen daarnaast regelmatig, en illegaal, vooraanstaande sociaal-democraten bijeen om over de na-oorlogse inrichting van Nederland te discëren, de geheime, zogenoemde Dordtse Kring.
        Naarmate de razzia’s zich verhevigden, zochten verzetslieden steeds naarstiger adressen waar joodse mensen konden worden verstopt. Ook de Heroma’s kregen op een dag zo’n verzoek.
        Ze aarzelden niet, ze stelden direct een lege kamer beschikbaar. De Heroma’s wisten dat zij hiermee grote risico’s liepen. Took, in het boek: “Wie joden verborg, werd als een jood behandeld. Je kon worden opgesloten, gedeporteerd of doodgeschoten.” Wat hier nog bijkwam, is dat een achterbuurman – Josephus A. Mussert, wonend aan het Oranjepark 8 – de broer was Anton Mussert, de leider van de NSB. “Zijn tuin grensde aan de onze. Het was gevaarlijk.”
        Maar dit deerde het echtpaar niet werkelijk. Als eerste verborgen ze achterin een alleenstaande vrouw uit Amsterdam, zo’n 45 jaar oud. Haar naam blijft in beide ooggetuigenverslagen ongenoemd. “We kenden haar niet”, zegt Took over haar, “ze had familie die ook ondergedoken was.” De vrouw is 2,5 jaar gebleven. Het was “absoluut onmogelijk” voor haar om naar buiten te gaan. “Dat kon alleen ’s nachts, als er geen maan scheen. Maar zelfs dan moest je nog uitkijken voor de buren.”

Was
Haar gewassen kleding kon niet worden opgehangen. De vrouw was groter dan Took; buren zouden meteen doorhebben dat er iets niet klopte.
        De Amsterdamse werd deel van het gezin, ze at mee aan tafel. In het tweede jaar stelde de vrouw voor dat zij wat zou betalen voor de stookolie, opdat zij beneden, in het souterrain, warm en soms alleen kon zitten. Ze gunde de Heroma’s wat privacy. Alhoewel het eenzaam was voor de vrouw, stemde Took erin toe.
        Ook nog in 1942 sprak een jonge patiënte van Jan Heroma hem aan, Carla. “Ik ben een joodse en ik weet niet waar ik heen moet. Ik weet niet hoe ik kan ontsnappen.” Ze was alleen. Haar vader was al naar kamp Westerbork overgebracht en zijn vrouw was met hun twee meisjes vlakbij komen wonen. Toen de moeder doorkreeg hoe het toeging in Westerbork (elke dinsdag vertrokken propvolle treinen naar de vernietigingskampen) zei ze tegen Carla: “Hier heb je vijfhonderd gulden. Ga weg. Probeer jezelf te redden.”
        Zestien jaar oud was ze, en de Heroma’s namen ook haar in huis. Beneden was nòg een kamertje vrij. Carla, die er niet joods uitzag, was een rebel, vertelde Took. “Na zes weken pakte ze haar fiets en verdween. Ik weet niet waarheen, maar ze kwam altijd terug. Ze was dan zo vuil dat je haar niet kon aanraken. Maar ze nam een bad, verschoonde zich, en zei: ‘Het is goed om thuis te zijn.’ En na vier weken verdween ze weer.”
        Jan en Took Heroma, die zelf geen kinderen hadden, vatten genegenheid op voor de puberende Carla – van wie de achternaam ook onvermeld blijft. Ze beschouwden en behandelden haar als een pleegkind.

Took Heroma

Ook van Took Heroma zijn weinig publieke foto's beschikbaar.
Deze staat op de website Parlement & Politiek,
bij biografische gegevens over haar.

Ziekte
Elise werd hun derde onderduikster. In een pand waar patiënten van Heroma verbleven, was ook een joods gezin ondergebracht. Om de Duitsers buiten de deur te houden, plaatste hij op zulke plekken soms waarschuwingsbordjes dat hier een besmettelijke ziekte heerste. Toen gebeurde het dat de woning werd gebombardeerd. Het gezin, bestaande uit een echtpaar en een zus van de echtgenote, stond op straat. Dit was een noodsituatie, de mensen moesten snel elders gehuisvest worden.
        De zus, Elise, kon bij de Heroma’s komen. De Amsterdamse vrouw was zojuist vertrokken, terug naar vrienden in Amsterdam, er was plek vrij. Elise’s man, ook joods, zat als krijgsgevangene opgesloten. Ze had een dochtertje van twee, Anne, dat ergens in Utrecht was verstopt. Ze verlangde er naar haar kind te zien.
        In februari of maart 1945 vroeg Elise aan Took of het nu veilig genoeg was om Anne naar Dordrecht te halen. Besloten werd om het te proberen. Iemand ging op pad. Het pakte teleurstellend uit: Anne herkende haar moeder niet meer na drie jaar afwezigheid. Elise werd ‘tante Elise’ voor Anne. Elise durfde haar dochter niet te vertellen dat zij haar moeder was, bang als ze was dat het meisje het niet zou geloven.
        Een week voor de bevrijding maakte Took een tafereel mee dat ze niet zou vergeten. Moeder en dochter stonden samen de afwas te doen in de keuken en ineens kwam Anne de woonkamer binnengestormd, blij dansend met grote ogen. Ze zei tegen Took: “Ik heb een moeder, ik heb een moeder!” Het bleek dat Elise het eindelijk had aangedurfd de waarheid te vertellen. “Maar stel je voor,” reageerde Took geschrokken, “dat ze naar buiten gaat en het uitschreeuwt?”
        Gelukkig is dat niet gebeurd.

Dordrechtsche Courant

Twee andere knipsels, ditmaal over zijn Dordtse praktijk. De ene gaat over de zondagsdienst en stond in de
Dordrechtsche Courant van 14 maart 1942. Er zijn tientallen van zulke weekeinddienst-berichten.
Het andere meldt dat Heroma zijn dokterstas is verloren (Dordrechtsche Courant, 17 maart 1944).
Website Delpher

Gevangene
Gedurende de oorlog heeft het verzet de Heroma’s ook gevraagd om professor Myers, een rechtsgeleerde uit Londen, op te nemen in hun huis. Dat moesten ze weigeren; ze hadden werkelijk geen ruimte beschikbaar voor hem. Anderzijds is het voorgekomen dat een joodse patiënte van Heroma, een oudere vrouw, in de onderduik op een ander adres, stierf. Zij kon niet naar de begraafplaats vervoerd worden. Heroma heeft haar toen zolang in zijn tuin begraven.
        Enkele maanden heeft Jan Heroma nog gevangen gezeten. In hun huis, waar de deur altijd openstond, bevonden zich doorlopend tientallen mensen, wachtend op de huisarts. De praktijk was een ideale, onverdachte ontmoetingsplaats voor spionerende verzetsstrijders uit het hele land, die er boodschappen aan elkaar doorgaven. De Heroma’s deden er zelf niet aan mee; ze duldden het.
        Een van die jongens had het adres in een notitieboekje genoteerd. Hij werd opgepakt met als gevolg dat op een avond de Gestapo voor de deur stond. Jan Heroma werd meegenomen, maar Took wist niet waarheen. Ze fietste naar Rotterdam en vandaar naar Utrecht, waar ze hem lokaliseerde. Jan Heroma bleek niet mishandeld noch geëxecuteerd. Hij slaagde er uiteindelijk in zich vrij te praten, met behulp van wat psychologische trucs.
        De oorlog was voorbij. Elise werd in de woning van de Heroma’s herenigd met haar man. Iedereen vertrok. Carla stierf later, in een onbekend gebleven jaar, aan een hartaanval. Met Elise en haar man hield Took contact, maar niet voldoende, zei ze in het interview. Elise bezocht in 1962 de begrafenis van Jan Heroma, samen met haar man, maar op haar beurt was Took afwezig op de begrafenis van Elise’s echtgenoot. Ze vindt dit achteraf “onachtzaam” van haarzelf.

Jan Heroma's overlijdensadvertentie

Jan Heroma overleed al jong, op 56-jarige leeftijd.
Dit is de overlijdensadvertentie in Het Vrije Volk
van 28 april 1962.

Indonesië
Jan Heroma staakte zijn huisartspraktijk na de oorlog. Volgens Hertstein vond hij dat hij in het bevrijde Nederlandsch-Indië, “waar de medische nood enorm groot was, nuttiger werk kon verrichten” dan in Dordrecht. Op 15 oktober 1945 vertrok hij als leider van een Rode-Kruisteam “naar het land dat hem lief was en dat hij twintig jaar geleden” had verlaten. Zijn standplaats werd Muntok op Bangka. “Later ging hij over naar de Dienst der Volksgezondheid en was hij werkzaam aan Sumatra’s oostkust.”
        Took reisde hem na in 1947 en keerde tegelijk met hem terug naar Nederland, met Kerstmis 1949. Nu werd Amsterdam hun woonplaats, al bleven ze Dordrecht nadien nog wel geregeld bezoeken. Niet ver van hun vroegere adres aten ze dan tussen de middag mee bij Pieter en Gemma Mentzel-van Aken, op het Oranjepark 24 (voorheen 32).
        Took kende de latere vormingswerkster, docente en politica Gemma (1917- 1986) uit de tijd dat zij samen op de School voor Maatschappelijk Werk zaten. Met haar man Pieter (1915-1996), een vrijzinnig hervormd predikant, had ook Gemma joodse onderduikers in huis gehad, in hun pastorie in Hoogkarspel. De ene onderduiker was een bekende van Took: Hugo Sinzheimer, de ander was Ab(raham) Michael Herzberg, zoon van de legendarische advocaat en (toneel)schrijver Abel Herzberg.
         De hulpvaardigheid van de Mentzels en Heroma’s bleef onbesproken, vertelt Paul Mentzel (1942), een van de drie zonen van het echtpaar. De anderen zijn Vincent Samuel (1945) en Maarten Abraham (1948). “Onze ouders spraken niet veel en ook niet graag met ons over de oorlog. Zo kwam die ook niet ter sprake tijdens het eten, als Took en haar man er waren.”

Tweede Kamer
Terug in Nederland begon Took Heroma aan haar indrukwekkende, politieke loopbaan. In 1953 hield ze op maatschappelijk werkster te zijn; op 15 september van dat jaar werd zij Tweede Kamerlid voor de PvdA. Op de website Parlement & Politiek staat in een terugblik dat zij zich ontpopte als “een gewaardeerd lid”, dat “veel gezag” had als deskundige op het gebied van maatschappelijk werk, volksgezondheid en ontwikkelingssamenwerking. Ze was verder een “uitstekend commissievoorzitter”. Ze speelde “een belangrijke rol” bij het debat over de Algemene Bijstandswet.
        Jan Heroma is zich op de geneeskunde blijven concentreren. In 1950 werd hij controlerend geneesheer bij de Raad van Arbeid in Amsterdam. Enkele jaren later ging hij over naar het zojuist opgerichte Gemeenschappelijk Administratie Kantoor, in dezelfde functie. Hij was er volgens Hertstein “door zijn zin voor de wet-technische en juridische kant van de sociale verzekering zeer op zijn plaats. Voor hem was de verzekerde niet iemand die al of niet arbeidsongeschikt was, maar een mens met wie hij contact had.”
        Took Heroma werd al jong weduwe. Jan stierf “na een korte, hevige ziekte” op 26 april 1962, nog pas 56 jaar oud. Hertstein herdacht hem als “moedig, onbaatzuchtig en strikt collegiaal”. “Voor velen was hij een oprecht goede en gezellige vriend.”
        Maar welk een figuur Jan Heroma eigenlijk was, kwam volgens Hertstein pas tot uiting door zijn houding in de bezettingsjaren. Kort en krachtig: “Enkele joodse onderduikers hebben het behoud van hun leven te danken aan de gastvrijheid en de zorg van het echtpaar Heroma-Meilink.”

Mothers, Sisters, Resisters

In dit boek, tweedehands opgesnord in de VS,
vertelt Took Heroma waarom zij en haar man joden verborgen.
Foto Redactie Website

Staatsraad
In haar eentje is Took Heroma consequent maatschappelijk dienend en betrokken gebleven. Zeventien jaar lang bleef zij Kamerlid, tot 10 mei 1971. Tweemaal was zij uit dien hoofde lid van de Nederlandse delegatie die in 1963 en 1964 de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York bijwoonde.
        De oorlog bleef terugkomen in haar werk: zij was bijvoorbeeld (vice)voorzitter van de Uitkeringsraad Vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Ze was ook mede-oprichtster van het Humanistisch Verbond en directrice van het Humanistisch Centrum ‘Mens en Wereld’. In 1975 volgde haar benoeming tot lid van de Raad van State, als staatsraad in buitengewone dienst. Ze bleef dit tot 1 januari 1978.
        Intussen verhuisde ze van Amsterdam naar Amstelveen om te eindigen, rond 1996, in Amersfoort, haar geboorteplaats. Ze overleed er op 11 maart 1998.

Verbaasd
Waarom verstopte u joden? luidde de steeds weerkerende vraag die Amerikaanse interviewers haar in haar laatste levensjaren stelden. Die vraag verwonderde haar, omdat het volgens haar zo vanzelfsprekend is dat je zoiets doet. Ze had haar ouders ook altijd anderen zien helpen. Misschien vloeide het dus wel voort uit haar opvoeding, opperde ze.
        Maar in het boek ‘Mothers, sisters, resisters’ gaat ze ten slotte iets dieper op de beweegredenen van haar en haar man. “Natuurlijk wist je dat je risico’s nam. Maar ik denk dat mijn man en ik de overtuiging hadden dat wanneer er bepaalde dingen op het spel staan, je die risico’s moet nemen. Omdat je anders niet meer eerlijk tegenover jezelf kan zijn. Het hoorde zo, het was natuurlijk. We konden niet méér doen, maar we hebben ten minste iets gedaan. Wij kwamen de oorlog door aan de goede kant.”

Took Heroma in 1988

Vier scènes uit het interview dat Took Heroma in 1988 in Amsterdam toestond aan twee onderzoeksters
van het United States Holocaust Memorial Museum (USHMM), afdeling Oral History.
Foto's USHMM



< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'