Het voorbije joodse dordrecht

Joodse begraafplaats 150 jaar oud
maar geen jubileumviering, deel 1

joodse begraafplaat 1942

Een winterse foto van de begraafplaats uit de oorlogsjaren, gemaakt op 18 februari 1942. De begraafplaats is nog bijna volledig doorzichtig en ligt er tamelijk onbeschermd bij, in een bijna leeg, verlaten landschap.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD, nr. 552_313690)

In alle stilte is het in 2021 voorbijgegaan: het jubileum van de joodse begraafplaats aan de Nieuweweg in Dordrecht.
        In 1871 is de oude begraafplaats aan de Hoogt officieel buiten gebruik gesteld. Tegelijkertijd is de nieuwe begraafplaats in gebruik genomen. In 2021 was dat dus exact 150 jaar geleden, normaal gesproken een reden om er bij stil te staan. Maar het jubileum is onopgemerkt gepasseerd.
        Het was wél enigszins bekend, zij het voornamelijk bij enkele ingewijden, dat de begraafplaats er een indrukwekkend aantal bestaansjaren op had zitten. Het Regionaal Archief Dordrecht wees er, in een overzicht van komende jubilea in 2021, al vroegtijdig op dat het 150-jarig bestaan er aan zat te komen. En de oud-journalist van De Dordtenaar, Hans Berrevoets, altijd tuk op de meest uiteenlopende lokale jubilea, attendeerde er in zijn berichten voor de nieuwswebsite Dordrecht.net op 18 juni al op.
        Op 2 en 3 oktober zou er zelfs een programma worden uitgevoerd op de aanpalende algemene begraafplaats Essenhof ‘rond 150 jaar Joodse begraafplaats’, met onder andere lezingen, zo viel te lezen op de gemeentelijke website Koningsdag in Dordrecht.nl. De gebeurtenis werd aangekondigd in een artikel van Dick Verheijen over hoe Dordrecht het einde de Tweede Wereldoorlog wilde herdenken en de vrijheid wilde vieren.
        Daartoe was in 2020 al een programma samengesteld, dat als gevolg van de coronacrisis grotendeels niet kon doorgaan. In 2021 zou het opnieuw worden geprobeerd, onder het motto ‘75+1’. Maar veel viel door de aanhoudende pandemie noodgedwongen weer af, zo ook de jubileumviering van de joodse begraafplaats. Het hele programma is geruisloos geschrapt.
        Hierdoor bleef de goegemeente er volledig onkundig van dat de Dordts-joodse begraafplaats een mijlpaal had bereikt. Want verder bleef het hierover muisstil in de publiciteit. Ook uit joodse kring klonk geen enkel verlangen om het jubileum te markeren.
        In het 151ste bestaansjaar van de begraafplaats wijdt deze Stolpersteine-website, er een dossier aan, meerdere delen omvattend. Het is bedoeld als een soort inhaalmanoeuvre, om in ieder geval tenminste digitaal alsnog stil te staan bij het historische jubileum. De Stolpersteine-site beschrijft weliswaar hoofdzakelijk het oorlogsleed dat honderden joodse Dordtenaren en joodse onderduikers in Dordrecht is overkomen. Toch past het in haar opzet: de begraafplaats is immers ook de laatste rustplaats van joden die tijdens de oorlog zijn overleden, of die er na de oorlog zijn begraven − als overlevenden van de Holocaust. De site weerspiegelt kort gezegd aldus het joodse Dordrecht van voor, in en na de oorlog.
        In al die afzonderlijke delen van het caleidoscopische dossier staat centraal wat er op en rondom de begraafplaats is gebeurd. De totstandkoming ervan komt aan bod, maar ook de restauraties en opknapbeurten een eeuw later van de grafstenen, van het metaheerhuisje en het voorterrein. Een terugblik op de geschiedenis ervan dus.
        Maar aan de orde komt ook het vandalisme dat de begraafplaats zo nu en dan is overkomen, en de nieuwbouw die aan de achterzijde gaat verrijzen op de plaats waar lang een kwekerij stond. En: wie steekt er voor de website ‘Het Stenen Archief’ eigenlijk zoveel tijd in het napluizen van het familieverband van al degenen wier namen op grafstenen staan? Nog zoiets: waar zijn nu precies de stoffelijke resten gebleven van de oude begraafplaats aan de Hoogt, toen daar in de jaren zestig van de vorige eeuw een garage gebouwd ging worden?
        De afleveringen worden ter wille van de leesbaarheid los van elkaar op deze website geplaatst, in opeenvolgende nummering. Dit is deel 1.

oude Achterweg in 1939

Deze foto toont (in 1939) de oude Achterweg, die naast en achter de begraafplaats langsliep en via de overweg doorging naar de andere zijde van de spoorlijn, naar Dubbeldam. Tegenwoordig heet de straat Nieuweweg. De overweg is verdwenen.
Foto RAD

Straatnaam
Vroeger, dit voor de duidelijkheid, lag de joodse begraafplaaats aan de Achterweg, tegenwoordig aan de Nieuweweg. Die straatnaamwisseling had plaats toen de overweg aan het eind van de Achterweg, bij de spoorlijn Dordrecht-Breda, verdween. Voor het gemak is toen maar het kleine Dordtse deel van de Achterweg veranderd in, en gekoppeld aan de toch al bestaande Nieuweweg, en is alleen het Dubbeldamse deel van de Achterweg zo blijven heten.
        Wie anno 2022 over die Nieuweweg langs de joodse begraafplaats loopt, ziet aan de achterkant een zanderig, leeg terrein. Tot voor enkele jaren geleden was hier nog een groene woestenij: struiken en bomen, die ongeremd konden groeien toen het kwekerij dat hier was, was opgeheven. Wie zich kwaadwillend door deze wildgroei heendrong, kon de begraafplaats makkelijk oplopen. Aan de voorzijde was dat niet mogelijk, daar immers vormde een fors hek een barrière.
        Sinds 2021 ligt er direct achter de laatste rij grafmonumenten een afgedekte zandheuvel, een soort beschermwand. Die was er eerst niet, de begraafplaats oogde toen bijgevolg nogal kwetsbaar en weerloos. Op het kale zandperceel worden zo mogelijk tegelijkertijd twee vrijstaande, vergelijkbare nieuwbouwwoningen gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal tien meter. Buurtbewoners is meegedeeld dat de bouw naar verwachting na de zomer van 2022 begint.
        Zodra de huizen bewoond zijn, zal de achterzijde van de begraafplaats een fatsoenlijke aanblik hebben, niet meer die van een desolaat, rommelig terrein.

kale, nog onbebouwde terrein van de voormalige tuinkwekerij Den Hartog anno 2022

Het kale, nog onbebouwde terrein van de voormalige, traditionele kwekerij voor tuinplanten en heesters Den Hartog anno 2022, van voren en van opzij gefotografeerd. Een provisorisch hek moet kwaadwillenden weghouden. Rechts is de afgedekte zandheuvel te zien die aan de achterkant van de begraafplaats is opgeworpen. Op de zandvlakte komen twee woningen. Foto’s Maartje Wildeman 

Juli
Wanneer in 1871 is de begraafplaats geopend? Gepensioneerd journalist Hans Berrevoets meent: in oktober. In een bericht op Dordrecht.net over het hernieuwde plaatsen van Stolpersteine in Dordrecht op 5 oktober 2021, voegde hij toe: “De datum van 5 oktober past ook bij de tijd van het jaar. De Joodse begraafplaats staat rond die tijd stil bij 150 jaar.” Vandaar wellicht ook dat er een jubileumprogramma is opgezet voor 3 en 4 oktober 2021.
        Maar oktober 1871 is onjuist. Het is: 3 juli 1871. Op die dag is de begraafplaats in gebruik genomen.
        De datum is gevonden in een gemeentelijke archiefmap, die is ingezien in het Regionaal Archief Dordrecht. Daarin zit documentatie die te maken heeft met het voltooien van de restauratie van het metaheerhuisje, in 2001. Ter gelegenheid daarvan was een bijeenkomst georganiseerd in de Essenhof. Wethouder Jaap Bijl hield er een speech. Voor een persbericht over de totale opknapbeurt die het metaheerhuisje voor 185.000 euro had ondergaan, droeg een ambtenaar “bouwstenen” aan: zakelijke, geschiedkundige feiten over de aanleg van de begraafplaats en over de periode na WOII.
        En daarin staat de datum van 3 juli.
        Er valt nog meer van op te steken. Dat het Israëlitisch kerkbestuur in 1867 een inspectiebezoek bracht aan de oude begraafplaats aan de Hoogt, in de stad. Het constateerde dat de aanleg van een nieuwe begraafplaats “niet langer kon worden uitgesteld”, aldus het ambtelijk overzicht. “In overleg met het college van B&W werd naar een nieuwe locatie gezocht.”

gerestaureerde metaheerhuisje

Een verslag in ‘De Dordtenaar’ van 19 oktober 2001: het gerestaureerde metaheerhuisje is de dag ervoor heropend. Links wethouder Jaap Bijl, rechts ambtelijk medewerker W. Zaalberg.

Driehoekje
In 1869 werd die gevonden aan de Achteweg. Feitelijk kwam de begraafplaats ingeklemd te liggen tussen de spoorlijn en de Achterweg, en zo is het nog altijd: een door sloten omgeven driehoekje dat geen kant op kan. In 1870 werd het werk aanbesteed en gegund aan de heer H. de Borst uit Papendrecht voor een bedrag van 960 gulden.
        Via een dam met daarop een ijzeren toegangshekwerk, uitgevoerd voor 353 gulden door J. Blok te ’s-Gravendeel, kan de begraafplaats worden betreden. Daarna volgt het metaheerhuisje, het reinigingshuisje voor de rituele lijkbewassing. Dit is, in typisch laat 19de-eeuwse vormgeving, ontworpen door de gemeente-architect H. Linse en gebouwd door M. Goverts voor 1395 gulden.
        Zodra de nieuwe begraafplaats was ingericht, zou de oude worden gesloten. Dat was althans officieel de bedoeling. Maar in het boek De Verdwenen Mediene Dordrecht (in 1995 uitgegeven door de Dienst Kunsten en het Gemeentearchief Dordrecht) stelt archiefmedewerker Henk van der Hert dat “nog tot 1883 is voortgegaan met daarop te begraven”.

toegangspoort van de oude begraafplaats aan de Hoogt

Een foto van de toegangspoort van de oude begraafplaats aan de Hoogt,
daterend van de jaren twintig van de vorige eeuw.
Foto RAD (nr. 552_314198)

Vermoedens
Waar zijn de doden van de Hoogt nadien gebleven? Van der Hert meldt dat een deel van de grond van de oude begraafplaats op 2 december 1958 is verkocht aan de verchroom-inrichting Ampère van de firma W. van Mierlobensteijn. Het kerkbestuur was hiertoe gemachtigd door het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK), maar “de vereiste toestemming van de opperrabbijn om op die grond een garage te bouwen, ontbrak”.
        Het Opperrabbinaat stemde “desalniettemin in” met het opgraven van de stoffelijke resten. Op de bijeenkomst in oktober 2001 in de Essenhof noemde drs. Y. Attema, medewerkster van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, dat in háár speech “een uitzondering”. “Want joodse begraafplaatsen mogen in principe niet worden geruimd.”
        De doden werden, voordat de bouw van de garage begon, onder toezicht van een rabbijn overgebracht naar de begraafplaats aan de Nieuweweg. “Hier”, schrijft Van der Hert, “werden de stoffelijke resten in een strook langs de heg, parallel aan de spoorlijn, herbegraven.” En dan voegt hij toe: “Over wat er met de zich op de Hoogt bevindende grafstenen is gebeurd, bestaan slechts vage vermoedens.”
        Dit was de situatie in 1995. Maar in 2001 was er al meer duidelijkheid. Mevrouw Attema vertelde dat links na de ingang van de begraafplaats “verschillende 18de-eeuwse grafzerken liggen, die afkomstig zijn van een oudere begraafplaats”. Deze brokken liggen er nog steeds.
        Op de Hoogt zijn overigens een jaar na de publicatie van ‘De Verdwenen Mediene Dordrecht’, eind maart 1996, andermaal stoffelijke resten gevonden, bij het afgraven van vervuilde grond, zie ook verhaal 250 op deze site. Deze zijn uiteindelijk herbegraven op de joodse begraafplaats in Strijen, onderaan de Bonaventurasedijk. Op een herdenkingssteen wordt uitleg gegeven.
        [Er hebben zich rond de voormalige begraafplaats aan de Hoogt meer vermeldenswaardige ontwikkelingen voorgedaan. Bijvoorbeeld de ontdekking bij toeval van de stichtingssteen van de begraafplaats, uit 1738, in maart 2020. Of dat er vroeger naar de huidige begraafplaats aan de Nieuweweg een pad liep vanaf de naastliggende tuinkwekerij Den Hartog. Dat pad bestond uit brokstukken grafstenen die afkomstig waren van de Hoogt. Ook dit staat in verhaal 250.]

in 1873 is deze obelisk geplaats op de nieuwe begraafplaats

Clara Norden was de eerste die op 6 juli 1871 werd begraven op de nieuwe begraafplaats. Om dit én de ingebruikname van de begraafplaats te gedenken, is er in 1873 deze obelisk geplaats, rechts achterin.
Foto RAD (nr. 552_303488)


Eerste
Terug naar de 19de eeuw, naar de ingebruikname van de nieuwe begraafplaats. De eerste die er ter aarde werd besteld, was de acht-jarige Clara Norden, een dochter van Aron Salomon Norden, godsdienstleraar, oppervoorzanger en secretaris van de Israëlitische gemeente, en Naatje Salomons. Clara, geboren op 14 april 1863 in Middelburg, stierf op 5 juli 1871, en werd de volgende dag begraven.
        Een halfjaar later, in de vergadering van 4 januari 1872, besloot de kerkeraad om op haar graf een monument te plaatsen, dat herinnerde aan het tijdstip waarop de begraafplaats voor de eerste maal in gebruik is genomen. Dat is de obelisk geworden die vanaf de ingang gezien helemaal achterin te vinden is, rechts in de hoek. Het bijzondere monument is geplaatst in het najaar van 1873, aldus Van der Hert. Clara wordt hierop Gella genoemd. Mevrouw Attema preciseerde in 2001 dat Clara “als symbolen de Magen David en een geknakte bloeiende bloem” meekreeg, die “duidelijk verwijst naar het feit dat Clara in de bloei van haar leven stierf.”
        Toen het boek ‘De Verdwenen Mediene Dordrecht’ verscheen, 124 jaar later, lagen er inmiddels zo’n vierhonderd personen begraven; het werd er krap. In 1938 is nog overwogen om “wat meer ruimte krijgen”, door een deel van de uitbreiding van de Algemene Begraafplaats te kopen. Maar daarmee was 15.000 tot 20.000 gulden gemoeid, een bedrag dat de kerkeraad niet kon opbrengen. Bij de heropening van het metaheerhuisje in 2001 zei ing. W.F.K. Zaalberg − de beleidsmedewerker plantsoenen en begraafplaatsen die zich jarenlang heeft ingezet voor de opknapbeurt − dat er toentertijd nog ongeveer tien joodse gezinnen in Dordrecht en omgeving woonden, en dat voor hen twaalf plekken zijn vrijgehouden.

onthulling noemt ‘De Dordtenaar’ het monument van een welsprekende soberheid

In zijn verslag van de onthulling noemt ‘De Dordtenaar’ het monument van een “welsprekende soberheid”.
Foto Krantenbank RAD

19 september 1947 wordt bekendgemaakt dat er op de joodse begraafplaats in Dordrecht een monument wordt onthuld ter nagedachtenis van de niet-teruggekeerde leden van de gemeente Dordrecht

In het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ van 19 september 1947 wordt bekendgemaakt dat er op de joodse begraafplaats in Dordrecht op de 23ste een monument wordt onthuld ter nagedachtenis van de “niet-teruggekeerde leden” van de gemeente Dordrecht. 

Gedenksteen
Na de Tweede Wereldoorlog was de ooit zo bloeiende joodse gemeenschap van Dordrecht, met rond de driehonderd leden, gedecimeerd tot enkele tientallen. Ter nagedachtenis en “in eerbiedige herinnering aan de joden die door de terreur 1940-1945 het leven lieten”, kwam er pal voor het metaheerhuisje een gedenksteen te staan. Op zondag 21 september 1947 werd dit monument door twee meisjes onthuld, volgens een verslag in De Dordtenaar van de volgende dag in aanwezigheid van “een kleine schare”.
        De voorzitter van de uitgedunde Dordtse gemeenschap, S.E. Duits, zei na een minuut stilte: “Voor ons ouderen is het levensideaal verdwenen, doch wij gaan toch verder, omdat wij, ter wille van degenen die er niet meer zijn, onze krachten nodig hebben voor de nabestaanden. Bij dit monument mogen wij de gelofte afleggen dat wij alles wat in ons vermogen ligt, in dienst zullen stellen van degenen die onze hulp nodig hebben. Het bestuur der Joodse gemeente zal dit monument met de nodige zorg behoeden.”
        Na hem sprak rabbijn L. Vorst uit Rotterdam. Hij herinnerde aan de bloedige terreur van de nazi’s. “Wij buigen deemoedig het hoofd en vragen de Almachtige ons kracht en wijsheid te schenken en de berusting om dit grote leed te kunnen dragen. Laten we bidden voor al deze doden, opdat zij eeuwige rust mogen vinden.”
        Vorst vertaalde vervolgens de Hebreeuwse tekst die in de gedenksteen is gebeiteld: “Zo bemind en geliefd tijdens hun leven, in de dood niet gescheiden.” Op het monument staat verder: “God wreke hun bloed”. Vele nabestaanden legden ten slotte bloemen bij het monument, dat naar de mening van de krant “welsprekend is door zijn soberheid”.

monument staat pal voor het reinigingshuisje

Het monument staat pal voor het reinigingshuisje. Deze foto dateert van de jaren tachtig.
Foto Redactie Website

Onderhoud
Nog geen twee jaar later bleek al hoezeer het sterk afgenomen ledental de Nederlands Israëlitische Gemeente (NIG) van Dordrecht schaadde. Zij zag steeds minder kans om de begraafplaats te onderhouden. In een brief van de dienst Openbare Werken en Stadsontwikkeling OWS) aan het college van B&W, gedateerd 26 maart 1979 en te vinden op de website ‘Dordtenazoeker.nl’, openbaart de dienst dat de NIG in 1949 de gemeente heeft verzocht het onderhoud “over te nemen”.
        Het college verklaarde zich daartoe, “tegen een geringe vergoeding”, bereid. Maar de NIG zag er vanaf. De reden: degene die het onderhoud uitvoerde, wilde dit “nog enige tijd waarnemen”. De man kon dit nu echter, in 1979, “niet meer opbrengen”, waardoor het onderhoudsprobleem weer actueel was geworden. Daar kwam nog iets bij, schreef de dienst OWS: de joodse gemeenschap van Dordrecht was inmiddels nóg kleiner geworden, zij bestond thans nog uit totaal 7 gezinnen met 28 personen.
        Financieel was het onderhoud niet meer te doen.
        De dienst stelde voor dat het dagelijkse onderhoud voor onbepaalde tijd wordt overgedragen aan de gemeente, beter gezegd: aan de afdeling Beheer en Beplantingen, zegmaar de afdeling Groen. De eisen die uit het onderhoud voortvloeiden, waren “zeer beperkt”: enige keren per jaar het gras maaien, de grindpaden onkruid- en bladvrij houden, de beukenhaag knippen, bloemen op de graven verwijderen en de stroken onkruidvrij houden. En “daarnaast zal successievelijk het rechtzetten van de stenen (niet de reparatie) ter hand worden genomen”.
        Aldus werd besloten, en meegedeeld aan het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) in Amsterdam, met een afschrift naar de Dordtse afdeling van de NIG. Op papier bleven eigendom en beheer berusten bij de joodse gemeenschap (NIK/NIG).

Dordts-joodse begraafplaats is bestempeld tot Cultureel Erfgoed

Deze vier foto’s, gemaakt in oktober 1985, komen uit de collectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
De Dordts-joodse begraafplaats is bestempeld tot zulk erfgoed. De dienst acht de begraafplaats van architectuurhistorische, cultuurhistorische en funeriair-historische waarde alsook van “grote genealogische waarde”, omdat de begraafplaats “een aandenken vormt aan de joodse gemeenschap in Dordrecht en omgeving”.
Foto’s Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Verplichting
Weer twintig jaar later wordt deze overeenkomst veranderd. Nog steeds blijven NIK en NIG eigenaar van de begraafplaats, maar de gemeente Dordrecht krijgt per 1 januari 2000 definitief en volledig het beheer ervan, juridisch, administratief en technisch. Bovendien gaat de gemeente het vervallen metaheerhuisje restaureren en het voorterrein renoveren. Dit staat in een beheersovereenkomst, die op 6 december 1999 wordt ondertekend door de betrokken drie partijen.
        In het document met “bouwstenen” voor een persbericht over de bijeenkomst in oktober 2001 in de Essenhof staat puntsgewijs waarom de gemeente hechtte aan duurzaam beheer van de joodse begraafplaats. NIK en NIG beschikken over onvoldoende mankracht en financiën om dit zelf te doen. De begraafplaats is “van grote cultuurhistorische waarde” voor Dordrecht. De vooroorlogse joodse gemeente van Dordrecht maakte “meer dan drie eeuwen een integraal onderdeel uit van de Dordtse samenleving”. En zelf vindt de gemeente dat zij “een morele verplichting heeft om dit culturele erfgoed in stand te houden”.
        Op 18 oktober 2001 is het dan zover: zo’n honderd genodigden zijn erbij als wethouder Bijl en mevrouw Attema spreken in de Essenhof. Onderdeel van de bijeenkomst is dat er een zevenarmige kandelaar (menora) wordt ontstoken. Op een muur worden tegelijkertijd de namen geprojecteerd van de 221 joden uit Dordrecht en Zwijndrecht die tijdens de Holocaust zijn omgebracht.
        Aansluitend loopt het gezelschap naar de joodse begraafplaats, om het opgeknapte metaheerhuisje te bezichtigen.
        In De Dordtenaar van de volgende dag valt beeldend te lezen hoe slecht dit gebouwtje er aan toe was. “Het stucwerk kwam van de muren af, overal zat schimmel, het dak lekte en de deuren en vloeren waren verrot.” Nu is het dak vernieuwd, de vloeren en deuren zijn vernieuwd, binnen is er gestukt. Zaalberg, tegen verslaggeefster Jill Waas: “Het huisje heeft een metamorfose ondergaan. (…) We hebben geprobeerd om het zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat te houden. Alle gebedsborden in het Hebreeuws zijn bijvoorbeeld bewaard gebleven.”
        In herstelde staat is het metaheerhuisje even eerder, in september, geplaatst op de lijst van Rijksmonumenten − samen met de begraafplaats zelf.

***

        Vijftien jaar later, in 2016, was het huisje alweer dringend aan restauratie toe, een klus die werd uitgevoerd door het plaatselijke schildersbedrijf T. Nijhoff. Onderhoud is tijdloos.


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'