Het voorbije joodse dordrecht

Het joodse begraafplaatsje van Asperen 
en de banden met Dordrecht: een dossier
* Holocaust kostte acht Aspenaren het leven

satellietopname van de omgeving van de joodse begraafplaats in Asperen

Een satellietopname van de omgeving van de joodse begraafplaats in Asperen. De begraafplaats, die van bovenaf op een vierkant lijkt, ligt aan de binnenzijde van de Oude Zuiderlingedijk, vlak naast het Galgenwiel. Achter de dijk stroomt de Linge. Foto Google Maps

Onderaan de Oude Zuiderlingedijk in het Gelderse Asperen – niet aan de rivierzijde, maar aan de landzijde – ligt enigszins verscholen een kleine joodse begraafplaats. Het is misschien wel de kleinste van Nederland, en mogelijk zelfs de onbekendste.
         Zeven mensen zijn er begraven, althans: er staan zeven leesbare grafstenen. “Een achtste steen is voor het overgrote deel weggezakt in de bodem”, rapporteert de digitale encyclopedie Wikipedia.
        Vermoedelijk was de begraafplaats “het privébezit” van de familie Nieuwendijk, een naam die niet direct als joods te herkennen is. Op vijf van de zeven stenen komt deze achternaam voor. “Familieverbanden met [de twee] andere begraven personen zijn niet aangetoond.”
        Wikipedia sluit het hoofdstuk af met de mededeling dat Asperen geen zelfstandige joodse gemeenschap had, maar onder Leerdam viel, dat aan de overkant van de Linge ligt. Asperen telde op 1 januari 2020 3120 inwoners, Leerdam 18.670.
        Het stadje Asperen ligt op grofweg veertig kilometer afstand van de stad Dordrecht. Dat doet niet direct een verband veronderstellen. Toch is er een relatie, in tweeërlei opzicht zelfs: twee mannelijke leden van de joodse familie Nieuwendijk trouwden met Dordtse vrouwen.
        Emanuel Samuel Nieuwendijk huwde Johanna van den Bergh en Elias Nieuwendijk echtte Geertruida Anna Maria Wesselman. De eerste was ook joods, de tweede niet.
        Johanna Nieuwendijk-van den Bergh komt elders op deze website voor op de zogenoemde Lijst 2, om een dieptrieste reden: zij is vermoord door de nazi’s. Hetzelfde overkwam Mozes David, een van de twee kinderen van Johanna en Emanuel. Omgebracht is ook hun schoonzoon Alexander Oostra, de echtgenoot van hun vroeg gestorven tweede kind, Cato Rijna.
        Geen van allen zijn zij begraven op die uiterst bescheiden joodse begraafplaats van Asperen. Net als miljoenen andere joden werden zij immers verbrand in de ovens van de concentratiekampen.
        In dit verhaal wordt de onvermoede band tussen ‘Asperen’ en ‘Dordrecht’ belicht en uitgediept. Wie maakten deel uit van de betrokken families? Hoe stak de joodse gemeenschap van Asperen in elkaar? Hoe tastte de Holocaust hun levens aan?
        De Asperens-Dordtse connectie: een dossier.

de joodse begraafplaats in Asperen

Beelden van de kleine begraafplaats, die ooit privébezit was, maar nu eigendom is van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap te Amsterdam. Zeven stenen staan er zichtbaar, een achtste is grotendeels verzonken in de bodem. Foto’s Redactie Website 

Zinnetjes
Eerst het totaalplaatje, uit een helikopterblik.
        Twee zinnetjes slechts wijdt Pinkas aan de joodse begraafplaats van Asperen. Pinkas is een gezaghebbend, fors boek van 672 pagina’s, in 1999 verschenen bij uitgeverij Contact. Het is een kroniek van de geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland.
        Asperen heeft hierin geen zelfstandig lemma, maar is ondergebracht bij Leerdam. En in dat hoofdstuk staat dit: “Buiten Leerdam, aan de Appeldijk te Asperen, ligt een kleine joodse begraafplaats die privé-eigendom was en waar tussen 1870 en 1911 is begraven. Hier zijn nog zeven zerken aanwezig.”
        De joodse gemeente van Leerdam had volgens Pinkas “zeker vier begraafplaatsen”. De oudste was het 17de-eeuwse ‘Jodenkerckhof’, waarvan de locatie “tot op heden onbekend is”. De tweede dateerde van 1767 en lag bij de Hoogpoort. De derde, een gedeelte van de Algemene Begraafplaats, werd aangekocht in 1832. “Omdat geen toestemming werd verkregen tot uitbreiding, werd in 1745 een stuk land aan de Lingedijk aangekocht en als dodenakker gebruikt”: de vierde.
        Deze laatste begraafplaats bestaat nog steeds, de twee oudere zijn in 1960 en 1964 geruimd.
        In 1937 is de joodse gemeente van Leerdam “definitief bij die van Gorinchem gevoegd”, zoals Dordrecht tegenwoordig bij Rotterdam hoort.
        En dan volgt die tweede zin waarin Asperen wordt genoemd, luidende: “De begraafplaatsen te Leerdam en Asperen worden momenteel door de burgerlijke gemeenten Leerdam en Lingewaal – waar Asperen onder valt – onderhouden.”
        Twee zinnetjes, zó minimaal, zo onbeduidend haast, is de betekenis van de joodse begraafplaats van Asperen.

grafstenen op de joodse begraafplaats Asperen

Dit is de grafsteen voor Abraham Nieuwendijk, overleden 2 november 1911.

De steen voor Sophia Nieuwendijk-Adelaar,
overleden 25 oktober 1890. Zij was de echtgenote van Abraham.

De steen voor Hendrina Nieuwendijk-Vorst, overleden 24 augustus 1895.

De steen voor Sara Reens-Horneman, overleden 5 november 1878.

grafsteen op de joodse begraafplaats Asperen

grafstenen op de joodse begraafplaats Asperen

De beschadigde steen voor Mozes Nieuwendijk, overleden 24 oktober 1902. Hij was de echtgenoot van Hendrina Vorst.

De steen voor Elias Nieuwendijk, overleden 16 augustus 1905.

Wie bij deze weggezakte grafsteen is begraven, is niet te achterhalen: de tekst is verdwenen in de grond. foto’s Redactie Website

Courant
De blik wordt nu, inzoomend, scherp gesteld op Asperen zelf.
        Ir. Th. G.F. (‘Theo’) Witjes, voorzitter van de historische vereniging Oud-Asperen, heeft vanaf 2016 op en af onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de joodse medeburgers van Asperen. In het verenigingstijdschrift De Asperensche Courant van mei 2018 heeft hij zijn bevindingen gepubliceerd, in een artikel van achttien geïllustreerde pagina’s, getiteld ‘Joods en uit Asperen’. Het is via internet simpel op te roepen.
        Al in de eerste alinea signaleert Witjes dat zelfs in Asperen zelf het bestaan van de joodse begraafplaats allerminst gemeengoed is. En ook dat het er de schijn van heeft dat Asperen geen joden heeft gekend. In zijn woorden: “Als men zoekt naar joodse bewoners van Asperen, dan lijkt het alsof deze er niet of nauwelijks zijn geweest. Er is een joodse begraafplaats aan de Oude Zuiderlingedijk, maar zelfs dát feit is nauwelijks bekend in Asperen. Op deze begraafplaats staan desalniettemin 7 stenen en een 8ste steen is dermate weggezakt dat deze niet meer leesbaar is. Dat wil niet zeggen dat er (slechts) 8 personen liggen natuurlijk.”

Waterpoort Asperen

Deze ongedateerde zwart-wit foto, afkomstig uit het bezit van de vereniging ‘Oud-Asperen’, toont vooraan de Waterpoort, het bekende café van Dirk Kleppe, zoals de toelichting meldt. Om de hoek, in de Hoge Minstraat, was de winkel van schinkel van Jan en Merrigje de Vries. En dáárnaast woonde Salomon Nieuwendijk, die een manufacturenzaak had.
Foto ‘Oud-Asperen’

Máár, vervolgt hij streng, het is “evident onjuist” dat joodse burgers in Asperen “een zeldzaamheid waren, of slechts voor een korte periode”. Zijn studie heeft dat uitgewezen. En op grond daarvan kan Witjes dít feit presenteren: “Vele honderden jaren hebben joodse families geleefd en gewoond in onze stad.” De “eerste tekenen” daarvan duiden op medio 1782, al is het “zeker niet zo” dat joden er vóór die tijd niet ook al zijn geweest.
        Speurend in het bevolkingsregister van de gemeente Asperen drongen twee joodse familienamen zich “het meest prominent” op, zag Witjes. De eerste is die van de familie Nieuwendijk (vluchtige schets: Hoge Min en Molenwal, manufacturen en kooplieden). De tweede is de familie Reens (diverse huizen op de Voorstraat, slager, kooplieden). Waarna Witjes uitvoerig uiteenzet hoe deze families in elkaar staken.
        Los van deze “prominente families” belicht Witjes verderop in zijn onderzoeksverslag nóg twee lokale joodse families, die echter “slechts kortere tijd” in Asperen hebben geleefd: de families Van Straten en Blanes. Maar deze worden, net als de familie Reens, in dit verhaal niet behandeld. Zij vallen buiten het bestek van dit dossier. Hier zijn de banden tussen Asperen en Dordrecht de hoofdmoot, en bij de families Van Straten, Blanes en Reens is geen enkele samenhang te bespeuren met joods Dordrecht (zie evenwel het kader). Het zoeklicht wordt daarom alleen nog gericht op de familie Nieuwendijk.

Hoge Minstraat Asperen

Deze foto toont het desbetreffende pand aan de Hoge Minstraat beter. Volgens Theo Witjes was dit al in de 19de eeuw het huis van Salomon Mareus Nieuwendijk en vervolgens van al zijn nazaten hierna. Mareus Moses Nieuwendijk, geboren in 1750 en overleden in 1823, was de eerste Nieuwendijk in Asperen. Salomon Mareus wordt als volgende Nieuwendijk gemeld, als geboren in 1782 en overleden op 18 augustus 1842.
Foto ‘Oud-Asperen’


satellietfoto van de de Hoge Minstraat in Asperen

Nog een satellietfoto, nu van de de Hoge Minstraat. Witjes licht toe: “Rechts (nummer 8: de Waterpoort en nummer 12: Hoge Minstraat) is de kroeg van Dirk Kleppe en op nummer 11 woont de kroegbaas. Wij gaan er vanuit dat met de informatie bij de oude zwart-wit foto wordt bedoeld dat ná het café, op nummer 10 de “winkel van schinkel” zat. En dan woonde Salomon Nieuwendijk dus op nummer 9.”
Foto Google Maps

De Dordtse connectie, deel 1:

Fries
Ingezoomd wordt nu op de eerste Dordtse vrouw die met een Aspenaar trouwde, Geertruida. Van wie is zij er een?
        De familie Wesselman is deels Fries, deels Noord-Hollands, en geenszins joods. Het gezin vestigde zich op 1 januari 1890 in Dordrecht, en betrok een woning aan de Buiten Walevest, op nummer 6. Geertruida is de enige van de zes kinderen die in Dordrecht is geboren, zij was overduidelijk een nakomeling.
        Hoe is de familie samengesteld? Vader Johannes George is afkomstig uit Hoorn, waar hij op 27 april 1856 ter wereld kwam. Zijn vrouw Anna Maria Siderius is een geboortige Friezin (Leeuwarden, 10 maart 1856), en ietsje ouder dan haar man, een schoenmaker die later badmeester van beroep werd. Zij trouwde met hem op 5 januari 1876 in haar geboorteplaats, allebei 19 jaar oud.
        In datzelfde Leeuwarden baarde zij de eerste vier kinderen. De allereerste nakomeling was George Willem, geboren op 20 maart 1876. Vier maanden later overleed hij al, op 2 augustus 1876. De navolgende kinderen zijn Cornelia (5 augustus 1877), George Willem de tweede (24 september 1878) en Catharina Johanna Maria (30 juli 1880). Dan verhuist het gezin naar Noord-Holland, naar Nieuwer-Amstel, het tegenwoordige Amstelveen. Daar bewonen zij een huis dat in de bevolkingsadministratie slechts is aangeduid als W 171. Op die locatie krijgen Johannes en Anna nog twee kinderen: Johan Jacob (3 januari 1883) en Leonora Dorothea (20 april 1885). En ten slotte, nog eens zeven jaren verder en inmiddels verhuisd naar Dordrecht, verschijnt dan als laatste Geertruida, op 3 juli 1892.
        In het Dordtse bevolkingsregister van 1890-1917 is in de kolom ‘Kerkgenootschap’ aanvankelijk genoteerd dat vader Johannes Evangelisch Luthers was, de rest van het gezin Nederlands Hervormd. Naderhand is dat bij allen doorgestreept en vervangen door ‘geen’. Het adres Buiten Walevest 6 is later 20E geworden en dat is in de jaren vijftig van de vorige eeuw omgenummerd naar 21. Tegenwoordig staat er nieuwbouw.

gezinskaart van de familie Wesselman in Dordrecht

De gezinskaart van de familie Wesselman in Dordrecht, voor- en achterzijde. Geertruida, de latere vrouw van Elias,
is het laatste kind dat Johannes George Wesselman en Anna Maria Siderius krijgen. Het gezin woonde aan het Maartensgat, op nummer 7.
Foto’s RAD

Vuurwapen
Op 29 augustus 1924 zijn de Wesselmannen die nog thuis waren, naar een straat vlakbij getrokken, aan de overkant van de Nieuwe Haven, het Maartensgat, nummer 7. Dit pand heeft nog altijd hetzelfde nummer. Vlakbij beschikte vader Johannes over de woonark ‘Quo Vadis’. Alleen daar en in zijn woonhuis mocht hij overigens zijn vuurwapen (‘een revolver gewoon model’) bewaren, volgens de wapenvergunning die de gemeente hem op 7.6.1932 verleende. Waarom hij bewapend wilde zijn, valt niet op te maken uit de machtiging. Misschien voelde hij zich er veiliger mee, hij was immers al 76.
        Geertruida was niet aanwezig bij de verhuizing naar het Maartensgat. Zij, onderwijzeres geworden, is vier jaar eerder, op 7 juli 1920, met haar echtgenoot Elias Nieuwendijk naar Schiedam gegaan, naar de Singel 215. Haar broer Georg en zus Leonora kozen eveneens voor het onderwijs. George werd zelfs hoofd van een Gemeenteschool. Broer Johan werd machinist, zus Catharina naaister.
        Op Leonora en Catharina na hebben alle kinderen Dordrecht verlaten zodra ze volwassenen werden. Leonora trouwde met Willem Kes (Dordrecht, 4.9.1875) die op 82-jarige leeftijd overleed op 16 september 1957. Zijzelf stierf als 70-jarige op 16 september 1955, ook in Dordrecht. Zus Catharina bleef ongehuwd en overleed op 67-jarige leeftijd op 18 april 1948 in Dordrecht. Nog enkele afsluitende wetenswaardigheden over de familie Wesselman (voor zover vindbaar): Geertruida’s broer Johan Jacob trouwde op 2 mei 1912 in Schiedam met Sarah Emma Wilton van Reede. Hij is overleden in Barendrecht, op 2 maart 1969, 86 jaar oud. Zus Cornelia trouwde op 4 december 1902 in Dordrecht met Gerrit de Kluizenaar uit Dubbeldam. Zij overleed in Den Haag op 13 september 1965, 88 jaar oud.
        Tot slot de ouders: vader Johannes is tachtig geworden. Hij overleed op 20 mei 1936 in Dordrecht. Anna, de weduwe, is in de oorlog gestorven, 87 jaar oud, op 20 februari 1944, ook in Dordrecht.

Maartensgat Dordrecht

Het Maartensgat, anno 2021. De woning links vooraan is het woonhuis geweest van de familie Wesselman.
Foto Redactie Website

Keesje
En Elias Nieuwendijk, de man van Geertruida. Van wie stamde hij af? En wat gebeurde er rondom zijn familie in Asperen? Dat wordt nu uiteengezet.
        Elias Nieuwendijk is de zoon van Salomo Nieuwendijk (Asperen, 21.10.1855) en Catharina (‘Kaatje’) Wilhelmina van der Pol (Asperen, 1.10.1859). Hij werd geboren in Asperen op 23 januari 1893. Zijn vader, winkelier van beroep, was joods, zijn moeder daarentegen niet. Zij behoorde tot de Nederlands Hervormde kerk. Catharina en Salomo trouwden op 12 april 1882 in ’s-Gravenzande, hij was 26, zij 22. Salomo was “de laatste Asperse jood”, schreef ‘Ome Keesje’ (oftewel Roel Zondag) in mei 2020 in de De Asperensche Courant, het tijdschrift van de vereniging Oud-Asperen. Zondag leeft nog, hij is volgens voorzitter Theo Witjes “een wandelend lexicon van namen”. Tegenwoordig woont hij aan de Leerdamseweg. In zijn jeugd was Zondag de buurman van Salomo Nieuwendijk, indertijd aan de Molenwal.
        Over het joods zijn van Salomo schreef Zondag terugblikkend in de courant: “Salomo had een winkel in lappen stof op de Ketsheuvel, tegenwoordig de Hoge Minstraat. In de oorlog had iedereen een persoonsbewijs nodig. De Joden kregen er een met een “J” op hun persoonsbewijs.” Nieuwendijk was toen al 84.
        De kinderen van Salomo en Catharina werden volgens Roel Zondag “Hervormd gedoopt”. Zelf verklaart Salomo “in het voorjaar van 1941 dat hij bij geen kerkgenootschap was aangesloten. In 1882 was volgens Salomo de Joodse Kerkgemeenschap [van Asperen] opgeheven.”

familiegraf van de familie Van der Pol in Asperen

Brief
Zondag vond “in de archieven” nog documenten over zijn buurman – die veelzeggend zijn. “Op 1 juni 1944 moest Salomo zich melden bij de Sicherheitsdienst (SD) in Rotterdam. Burgemeester J. van Meeuwen schreef een brief aan de SD, waarin hij meedeelde dat Salomo niet kon reizen. Bij deze brief was een verklaring van dokter Kars uit de Voorstraat ingesloten. De burgemeester verzocht of het goed was dat Salomo zich op 1 juli zou melden. Dit werd toegestaan. Op 28 november herhaalde zich dat nog eens. Salomo moest zich toen op 1 december melden bij de SD.”
        En dan besluit Zondag als ‘ome Keesje’: “Ome Keesje kan met bijna zekerheid schrijven dat als Salomo in een grote stad had gewoond, hij ondanks het feit dat hij hoogbejaard was, door de Duitsers naar een vernietigingskamp gebracht zou zijn. Hulde aan burgemeester Van Meeuwen en dokter Kars.”
        Salomo is overleden in maart 1945, kort voor de bevrijding, op 90-jarige leeftijd. Zijn vrouw Kaatje was al gestorven op 21 februari 1930, in Amsterdam, op 70-jarige leeftijd. Dat gebeurde “onverwachts” toen zij op bezoek was bij haar zoon A.A. Nieuwendijk in Amsterdam, Adm. de Ruyterweg 178. Deze Arie Adrianus was geboren op 16 februari 1885 in Asperen en staat in de burgerlijke stand van Amsterdam genoteerd als ‘N.H.’
        Bij de Grote Kerk van Asperen bevindt zich een grote grafsteen van de familie Van der Pol. Ervoor ligt volgens ‘ome Keesje’ “heel bescheiden een kleine grafsteen” voor Salomo Nieuwendijk. Naar joodse gewoonte legt Roel Zondag er regelmatig een steentje.

krantenknipsel die verband houden met de familie Wesselman krantenknipsels die verband houden met de familie Wesselman

Nog drie krantenknipsels die verband houden met de familie Wesselman. Op 21 februari 1930 overlijdt in Amsterdam de vrouw van Salomo Nieuwendijk, Catharina van der Pol, op 70-leeftijd.
Foto’s CBG

  Op 20 februari 1944 overlijdt in Dordrecht Anna Maria Wesselman, de vrouw van Johannes George, op 88-jarige leeftijd (‘Dordrechtsche Courant’, 21.2.1944).
Foto RAD

  Op 30 november 1959 sterft in Schiedam Elias Nieuwendijk, 66 jaar oud (‘Rotterdams Parool-De Schiedammer’, 3.12.1959).
Foto Krantenbank Gemeentearchief Schiedam

In de ‘NRC’ van 1 juli 1920 delen Elias en Marie mee dat zij getrouwd zijn. Foto Delpher

Geboorten Nieuwendijk 1924-1931

In de ‘Schiedamsche Courant’van 6 mei 1924 wordt bekendgemaakt dat Elias en Catharina die dag hun eerste kind hebben gekregen, Wilhelmina Catharina. In 1931 krijgt het echtpaar het tweede kind, Johan George, geboren op 24 januari. Twee dagen later wordt de geboorte gemeld in een advertentie in de ‘Schiedamsche Courant’.
Foto’s Delpher

Vaderjood
Terugkerend naar Salomo’s zoon Elias: hij was een zogeheten vaderjood, en hij trouwde met een vrouw die net als zijn moeder al evenmin joods was: de eerder genoemd Geertruida Anna Maria Wesselman uit Dordrecht. Zoals al is gemeld was zij oorspronkelijk hervormd, later was zij niet meer bij een kerkgenootschap aangesloten.
        De jodenvervolging is (misschien daarom) aan Salomo voorbijgegaan, en aan diens zoon Elias. Nadat Elias op 30 juni 1920 in Dordrecht in de echt was getreden met Geertruida, bouwde het echtpaar een leven op in Schiedam. Daar werden hun twee kinderen geboren, als eerste Wilhelmina Catharina Nieuwendijk op 6 mei 1924. Zij is op 26 september 1963 jong overleden, 39 jaar oud, als vrouw van Paul Johannes Soeters. Het tweede kind is Johan George Nieuwendijk, geboren op 24 januari 1931.
        En hiermee wordt de kroniek van de familie Nieuwendijk-Wesselman afgesloten.

Geertruida Anna Maria Wesselman en haar dochter Wilhelmina Catharina

Bij toeval is deze foto ontdekt in de omvangrijke Collectie-Beerman van het Regionaal Archief Dordrecht (zo’n 44.000 glasplaten). De foto toont Geertruida Anna Maria Wesselman, de niet-joodse die trouwde met Elias Nieuwendijk en met hem in Schiedam ging wonen. Het meisje is haar dochter Wilhelmina Catharina.
Foto RAD(nr. 309_3800)

De Dordtse connectie, deel 2:

Oliën
Ingezoomd wordt nu op de tweede Dordtse vrouw die een Aspenaar huwde, Johanna.
        Johanna van den Bergh, de echtgenote van Emanuel Samuel Nieuwendijk, is een van de vele telgen van het tamelijk kinderrijke gezin Van den Bergh. Koopman in oliën en vetten David van den Bergh was geen autochtone Dordtenaar, hij komt van Eindhoven (16 juli 1842). Hij trouwde op 23 augustus 1871 in Dordrecht met Kaatje Allemans, in die plaats geboren op 20 februari 1853. Bruid en bruidegom scheelden elf jaar, hij was al 29, zij pas 18.
        Pas op 15 juli 1874 ging het echtpaar daadwerkelijk in Dordrecht wonen, komend uit Breda – althans volgens het bevolkingsregister van Dordrecht.
        Kaatje was toen al bevallen van eersteling Nathan Levie, in Gorinchem, op 16 juni 1873. Alle navolgende kinderen kwamen ter wereld in Dordrecht. Merkwaardigerwijs is er via de website ‘Dordtenazoeker’ echter ook een overlijdensakte op te roepen van ene Daniel van den Bergh, een kind van David en Kaatje dat na vijf maanden is overleden in Dordrecht op 8 oktober 1872. Hoe dit te rijmen is met de ‘aankomstdatum’ in Dordrecht in 1874 en het verblijf in Gorinchem in 1873, blijft vooralsnog onopgehelderd.
        Wie zijn de Dordtse Van den Berghs? Na Daniel en Nathan beviel Kaatje achtereenvolgens van: Daniel Aäron (12 februari 1875), Johanna (14 november 1876), Rosalie (1 september 1878), Joseph (23 mei 1880), Abraham (8 januari 1882), Louis (23 juli 1883), Mauritz (26 februari 1886) en Samuel (29 maart 1888). Deze laatste heeft maar kort mogen leven: Samuel stierf na twee maanden, op 23 juni 1888.

Tien
In totaal kregen Kaatje en David al met al tien afstammelingen, van wie er dus twee vroegtijdig heengingen. Krap drie jaar na de geboorte van Samuel stierf moeder Kaatje, nog pas 38 jaar oud, op 28 februari 1891. Het gezin woonde toen nog op de Voorstraat, op toenmalig nummer 66. Later is Vest 7 (nu ook nog 7) het woonadres geworden. Kaatje heeft niet meer mogen meemaken dat haar dochter Johanna in het huwelijk trad met Emanuel Samuel Nieuwendijk (Asperen, 28.1.1867). Dat was op 11 augustus 1897 in Dordrecht. De echtelieden scheelden in leeftijd tien jaar, want hij was 30, zij pas 20.
        Weduwnaar David van den Bergh was wel bij de huwelijksvoltrekking. Hij heeft vervolgens ook nog kennis kunnen nemen van de geboorte van twee kleinkinderen, Mozes David op 25 maart 1898 in Asperen en Cato Rijna op 25 juni 1899 in Leerdam. Uiteindelijk is hij elf jaar na de geboorte van de laatste overleden, in Dordrecht, op 68-jarige leeftijd op 12 oktober 1910.
        Hoe het de andere kinderen Van den Bergh ongeveer is vergaan?
        Een overzicht: koopman in oliën en vetten Nathan Levi trouwde als 29-jarige op 25 juni 1902 in Den Haag met de 21-jarige Mathilda Jochems uit Den Haag; koopman in olie Daniel Aäron als 32-jarige op 28 augustus 1907 met de 33-jarige Anna Meerloo uit Den Haag; Rosalie als 25-jarige op 3 mei 1904 in Dordrecht met de 26-jarige manufacturier Jozeph Sternfeld uit Renkum; Joseph als 26-jarige op 11 augustus 1906 in Dordrecht met de 23-jarige Margaretha Goldschmidt uit het Duitse Dortmund; koopman Abraham als 28-jarige op 19 juli 1910 in Amsterdam met de 27-jarige Josephina Roos uit Rotterdam; Louis als 24-jarige op 4 september 1907 in Breda met de even oude Henriette Beerenborg uit Zevenbergen en ten slotte Mauritz als 26-jarige op 30 mei 1912 in Rotterdam met de 26-jarige Cato Louise Akker uit Rotterdam.

Holocaust
Het gezin dat Emanuel Samuel stichtte met de Dordtse Johanna van den Bergh is zwaar getroffen door de Holocaust. Vader, moeder, één van hun twee kinderen én de partners van beide kinderen – allen zijn omgebracht tijdens de oorlog. Er is geen enkele nabestaande.
        Eind jaren dertig waren Emanuel en Johanna neergestreken in Amsterdam, per 18 oktober 1938 op het adres Amstellaan 92 II. Hun eerste zoon Mozes David, geboren in Asperen op 25 maart 1898, woonde toen al in Amsterdam. Hij was als 34-jarige op 24 mei 1932 getrouwd met de 25-jarige Selma Blog, afkomstig uit Leipzig (16 maart 1907). Zij was op 25 november 1911 in 1914 met haar ouders in Amsterdam beland. Aanvankelijk woonde dit echtpaar nog in Hilversum, op 8 september 1937 vestigden zij zich in Amsterdam, aan het Oosterpark op nummer 22 huis.
        Het tweede kind van Emanuel en Johanna was Cato Rijna, geboren in Leerdam op 25 juni 1899. Correspondente Cato huwde als 23-jarige op 15 augustus 1922 in Amsterdam, waar zij al sinds 6 maart 1919 woonde, de 38-jarige veehandelaar Alexander Oostra (Utrecht, 23 oktober 1883). Het echtpaar verhuisde diverse keren binnen de stad, voor de oorlog was het woonadres: Westeinde 26 huis. Eén kind kregen Cato en Alexander: Johanna Willy, op 16 oktober 1924.
        De nazi’s verbraken alle familieverbanden. Emanuel en Johanna werden tegelijk op een en dezelfde dag omgebracht, op 5 februari 1943 in Auschwitz, hij 76 jaar oud, zij 66. De levens van zoon Mozes David en schoondochter Selma werden eveneens op dezelfde dag beëindigd, in Auschwitz, op 6 maart 1944, hij 45, zij 36. Dochter Cato Rijna stierf door natuurlijke oorzaak, op 24 december 1932, op 33-jarige leeftijd. Maar haar man Alexander werd vermoord, in Auschwitz, op 9 juli 1943, 59 jaar oud. En hun dochter Johanna Willy eindigde ook in dat vernietigingskamp, op 3 september 1943, 18 jaar oud, iets minder dan twee maanden na haar vader.

Nog meer leed
Hiermee is nog niet alle leed geschetst dat de familie Van den Bergh is aangedaan. Josephina van den Bergh-Roos (Rotterdam, 18.8.1882), de vrouw van Johanna’s broer Abraham, werd in Auschwitz vermoord op 28 september 1942, 60 jaar oud. Zij woonde op het laatst aan de Godelindeweg 42 in Naarden. Haar man Abraham (‘André’) was al op 14 oktober 1935 in Bussum overleden.
        [Op de website ‘Joods Monument’ schrijft ene Joyce, geboren in het ziekenhuis van Bussum in maart 1948, hoe zij er in mei 2013 achterkwam dat in haar ouderlijk huis, aan de Godelindeweg, Josephina heeft gewoond, en hoe na haar ‘vertrek’ er NSB’ers zijn ingetrokken. “Dat was behoorlijk schrikken.” Zie: joodsmonument.nl/nl/page/406249/mijn-ouderlijk-huis.
        En dan het gezin van Joseph van den Bergh, een andere broer van Johanna. Joseph en zijn vrouw Margaretha Goldschmidt zijn beiden vergast in Auschwitz, op 7 december 1942, hij 62, zij 60. Hun dochter Cato Ilse, geboren in Dordrecht op 27 februari 1908, werd om het leven gebracht in Sobibor, op 23 april 1943, 35 jaar oud.
        Op diezelfde dag stierf ook haar echtgenoot koopman Salomon Elias Simons (Amsterdam, 28 juni 1901), 41 jaar oud. Hun enige kind, Vera Margaretha Simons, geboren op 25 november 1939 in Amsterdam, overleefde de Holocaust. Zij trouwde op 29 juni 1961 in Amsterdam met Jonny Schlomo de Jong.
        Hiermee is de familie Nieuwendijk-van den Bergh in grote lijnen geschetst.

De Dordtse connectie, slot:

Verder terug
Liggen er nu op de kleine joodse begraafplaats in Asperen mensen die verwant zijn aan personen die figureren in dit verhaal? Jazeker.
        Om bij hen uit te komen, moet evenwel nog verder afgedaald worden in de familie Nieuwendijk, moet nóg een generatie worden teruggegaan.
        Want van wie was Salomo, de vader van Elias, er een? Van wie stamde hij af?
        De ouders van Salomo, die overigens in de geboorteakte Salomé wordt genoemd, waren Mozes Nieuwendijk en Hendrina Vorst. Hij is in Asperen geboren, op 31 december 1823 en overleden in Asperen op 24 augustus 1895; 71 jaar oud. Hendrina komt uit het naburige Culemborg, waar ze is geboren op 19 maart 1924. Hendrina stierf in Asperen op 24 oktober 1902, 78 jaar oud.
        Beiden waren dertig jaar oud, toen zij elkaar in Culemborg het ja-woord gaven, op 8 december 1854. In deze volgorde kwamen er deze kinderen, allen te Asperen:
        
        1. Salomé of Salomo (21.10.1855).
        2. Samuel (29.11.1856, na zes jaar overleden op 11.9.1863).
        3. Naatje (27.4.1858, na vijf jaar overleden op 22.8.1858).
        4. Elias (9.11.1859, manufacturier, na 45 jaar overleden op 16.8.1905).
        5. Kaatje (6.8.1861, na 65 jaar overleden in Renkum op 26.2.1927 als echtgenote van Salomon Isaac Sternfeld).
        6. Abraham (1.5.1863, trouwde op 24 mei 1894 in Fijnaart en Heijningen met Johanna van Straten, geboren in die plaats in 1869. Zij kregen vier kinderen, in Leerdam:
                1. Reina Rozalina (31.8.1895 – Sobibor, 5 maart 1943; 47 jaar),
                2. Rozalina Jacoba (5.9.1897 – Auschwitz, 3.9.1942; 44 jaar),
                3  Mozes Jacob (12.9.1902) en
                4. Jacoba Sophia (19.9.1904). Na het overlijden van Johanna op 24 maart 1922 hertrouwde hij op 29 november 1922 in Amsterdam met de 55-jarige Mietje Lezer (Assen, 6 april 1867). Het echtpaar scheidde drie jaar weer, op 4 mei 1925. Mietje overleed in Amsterdam op 28 oktober 1935, 68 jaar oud. Abraham is net als twee van zijn kinderen Reina en Rozalina in de oorlog vermoord: in Sobibor op 30 april 1943, 79 jaar oud.
        7. Hanna (7.6.1865, na 69 jaar overleden in Gouda op 3.4.1935, als echtgenote van Jozef Gazan.
        Theo Witjes in De Asperensche Courant: “Mozes en Hendrina hebben een kleine dynastie gesticht in Asperen met een groot gezin, welke zich later over heel Nederland heeft verspreid.”

Dwarsverbinding?
Hendrina en Mozes, de ouders van al deze kinderen, zijn ter aarde besteld in de joodse mini-begraafplaats van Asperen. Hun zoon Elias ligt er ook.
        De Abraham van wie verder er een graf is, is een andere Nieuwendijk, geboren in Utrecht op 26 januari 1819 en overleden op 2 januari 1911 als zoon van Salomon Nieuwendijk (overleden 15.8.1842) en Naatje Mozes Groenewoud (overleden 25.10.1836). De echtgenote van deze Abraham, Sophia Joseph Adelaar uit Schoonhoven (overleden op 25.10.1890) is ook hier begraven. Deze Abraham en Sophia komen verder niet in dit artikel voor.
        Dat geldt ook voor laatste twee van zeven begravenen, Roosje Cohen-Blok (Alphen a.d. Rijn, overleden 21.5.1870) en Sara Horneman-Reens (Oudewater, 21.7.1849 – Asperen, 5.11.1878).
        Ter afronding: afgezien van de gemeenschappelijk achternaam (Nieuwendijk) en de gemeenschappelijk woonplaats (Asperen) is er geen directe relatie, geen dwarsverbinding, tussen Emanuel Samuel Nieuwendijk en Elias Nieuwendijk, de echtgenoten van de respectieve Dordtse vrouwen Johanna van den Bergh en Maria Wesselman. Emanuel is een zoon van Mozes Nieuwendijk en Rijntje Vos, terwijl Elias een zoon is van Salomo Nieuwendijk en Catharina van der Pol.

Monument
Aan het slot van zijn rapportage schrijft Theo Witjes dat hij dikwijls in Asperen mensen heeft gesproken die zeiden “dat er in Asperen weinig is gebeurd” in de oorlog. Samengevat: “Niet veel aan de hand, geen slachtoffers.”
        Witjes corrigeert dat. Hij geeft toe dat “onze joodse medeburgers op dat moment wellicht elders woonden, getrouwd of verhuisd”. Maar dat is niet het goede criterium, vindt hij. Zijn research heeft “evident en aantoonbaar” opgeleverd dat “vele” joodse Aspenaren – die nota bene in Asperen zijn geboren en soms zelfs ook zijn getogen, getrouwd en er een gezin hebben gesticht –, zijn vermoord in de vernietigingskampen of elders gestorven (zie kader). Hij wil deze mede-standgenoten graag herdenken, maar evengoed óók de andere slachtoffers: de niet-joodse Aspenaren die zijn omgekomen als gevolg van oorlogshandelingen.
        Gedreven besluit Witjes zijn pleidooi in De Asperensche Courant met: “Laat dus niet meer gezegd worden dat we niemand te herdenken hebben in Asperen en laten we ons inzetten voor een gedenksteen voor de door de Duitse bezetter vermoorde Asperenaren.”
        Deze wens sprak hij uit in 2018. Is er inmiddels gehoor aan gegeven? Witjes schudt teleurgesteld het hoofd: “Nee, een monument is er niet gekomen. Er is zelfs een beetje een rel over geweest. In Asperen is wél een monument geplaatst voor omgekomen geallieerde piloten. Mannen die destijds zijn neergestort binnen de voormalige gemeente Lingewaal (per 1 januari 2019 opgeheven).
        “De gemeente was behoorlijk aangebrand toen wij dit als vereniging niet steunden. Maar wij wilden een monument voor iedereen (bewoners, militairen) die in de gemeente is omgekomen, of elders. De initiatiefnemers wilden echter per se specifiek een vijftal neergestorte piloten herdenken. Daar stemden wij niet mee in. Toch is het aldus gebeurd: in 2019 kwam er een “algemeen” monument in de vorm van een regenboog uit glas, zonder uitleg. Iedereen denkt dat het een homo-monument is.”

Holocaust kostte acht Aspenaren het leven

Acht geboren, joodse Aspenaren zijn in de Tweede Wereldoorlog vermoord, zo blijkt uit ‘Joods Monument’, de enige, officiële website die álle 104.000 joden in Nederland noemt die de Holocaust niet hebben overleefd.
        Hoewel dit dossier zich concentreert op de familie Nieuwendijk, worden in dit kader niettemin óók de joden genoemd die tot andere Asperse joodse families behoorden. Op die manier ontstaat immers enig idee van wat de nazi’s in Asperen hebben aangericht.
        Dit zijn de namen van de omgebrachten, het familieverband en de woonplaats waarin zij tijdens de oorlog op het laatst verbleven.

1. Leendert Blanes (Asperen, 7 februari 1873 – Auschwitz, 24 september 1942, 69 jaar. Leendert, een zoon van Joseph Blanes en Jeannette Cohen, was niet gehuwd. In maart 1927 kwam hij vanuit Oudkarspel in Diemen wonen, op het woonwagenkamp aan de Ouddiemerlaan. In maart 1939 verhuisde hij naar de Zwanenburgwal 84 in Amsterdam.

 

Adriaan van Dongen

Deze foto toont Salomon Abraham van Straten en is afkomstig uit het ‘Boek der Tranen’. Daarin zijn foto’s opgenomen van alle joodse werknemers (zoals Salomon) die op woensdagavond 11 november 1942 zijn weggevoerd uit de textielfabriek Hollandia-Kattenburg in Amsterdam. De Sicherheitspolizei deed die dag om half vijf ongeveer een inval in dit bedrijf, onder leiding van Willy Lages. Ook van de werknemers die al eerder op transport waren gesteld, staat een foto in het boek.
Foto Website ‘Joods Monument’

Roosje

Op deze foto staat Roosje omstreeks 1937 in haar zusterkleding, voor hotel ‘Corvin’, het koloniehuis van de Friedmannstichting in Hilversum waar zij werkte.
Foto ‘Joods Monument’

2. Salomon Abraham van Straten (Asperen, 12 september 1898 – Midden-Europa, 31 december 1943, 45 jaar). Salomon, magazijnchef van beroep, was een zoon van Salomon van Straten en Annaatje van Gelder. Hij trouwde op 4 september 1924 in Amsterdam met Anna Parijs (Amsterdam, 1 mei 1894). Zij is op 16 april 1943 vermoord in Sobibor, 48 jaar oud. Het echtpaar woonde in Amsterdam aan de Kuinderstraat 50 I.

 

3. Maria Adriana Koekoek-van Straten (Asperen, 7 februari 1896 – Auschwitz, 19 november 1942, 46 jaar). Maria, net als Salomon een kind van Salomon en Annaatje, trouwde op 14 augustus in Amsterdam met gummibewerker Samuel Koekoek (Amsterdam, 6 september 1899). Ook hij is vermoord in Auschwitz, op 28 februari 1943, 43 jaar oud. Het echtpaar, dat woonde aan de Saffierstraat 53 III in Amsterdam, had twee kinderen, die tegelijk op dezelfde dag met hun moeder zijn omgebracht in Auschwitz:
        1. de 9-jarige Anna (Amsterdam, 20 augustus 1933) en
        2. de 16-jarige Sophia (Amsterdam, 25 augustus 1926).
Vader Samuel werkte in de plaatselijke textielfabriek Hollandia-Kattenburg.

 

4. Izak Reens (Asperen, 15 juni 1878 – Leeuwarden, 20 januari 1942, 63 jaar). Izak, hoteleigenaar, had samen met Elizabeth Reens-van Creveld (Rotterdam, 30 oktober 1877 – Sobibor, 16 juli 1943, 65 jaar) drie kinderen. Twee van hen hebben de oorlog overleefd. dochter Rosa (‘Roosje’, Rotterdam, 8 september 1905) werd net als haar moeder vermoord in Sobibor, op dezelfde dag, 37 jaar oud. Het echtpaar woonde aan de Lange Marktstraat 18. (‘Joods Monument’ herdenkt alle joden die in de oorlog, tijdens de Sjoa, zijn omgekomen of omgebracht, ook zij die niet in de kampen werden vermoord, maar bijvoorbeeld thuis stierven, redactie.)

 

Izak Reens, zijn vrouw Elizabeth en hun drie kinderen

Dit zijn Izak Reens, zijn vrouw Elizabeth en hun drie kinderen. Een van de kinderen, Roza (‘Roosje’), is omgebracht in Sobibor. Een ander kind dook onder en emigreerde naar Amerika. Het derde kind was voor de oorlog getrouwd, had al gezin met drie kinderen en wist ook de oorlog te overleven.
Foto ‘Joods Monument’

5. Asser Reens (Asperen, 4 mei 1881 – Rotterdam, 2 januari 1943; 61 jaar). Vleeshouwer Asser was een zoon van Jacob Levie Reens en Eva Sterner. Hij huwde als 27-jarige op 17 maart 1909 in Rotterdam met de 24-jarige Eva Frank (Wouw, 26 januari 1885), die op 5 maart 1943 is vermoord in Sobibor, 58 jaar oud. Het echtpaar woonde aan de Mathenesserlaan 407 in Rotterdam.

 

Asser Reens overleed op 8 januari 1943

Asser Reens overleed op 8 januari 1943 in het Rotterdamse christelijke ziekenhuis Eudokia, aldus de advertentie in ‘Het Joodsche Weekblad’. Zijn echtgenote Eva Frank werd krap twee maanden later vermoord in Sobibor. Foto ‘Joods Monument’

Mozes en Selma zijn verloofd

Mozes en Selma delen in het ‘Algemeen Handelsblad’ van 4 februari 1930 mee dat zij verloofd zijn.
Foto Delpher

Mozes en Selma zijn getrouwd

In het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ van 27 mei 1932 laten Mozes en Selma weten dat zij getrouwd zijn.
Foto Delpher

6. Mozes David Nieuwendijk (Asperen, 25 maart 1898 – Auschwitz, 6 maart 1944; 45 jaar). Vertaler Mozes is op dezelfde dag vermoord als zijn echtgenote Selma Blog (Leipzig, 16 maart 1907), zij was 36 jaar oud. Het echtpaar woonde eerst in Hilversum, maar sinds 8 september 1937 aan het Oosterpark, op nummer 22 huis. Voordat zij werden afgevoerd naar Polen, verbleven zij op nog drie andere adressen in Amsterdam. Mozes en Selma hadden volgens ‘Joods Monument’ twee kinderen, die de oorlog hebben overleefd. Hun namen zijn niet bekend.

 

7. Emanuel Samuel Nieuwendijk (Asperen, 28 januari 1867 – Auschwitz, 5 februari 1943, 76 jaar). Emanuel was een zoon van Mozes Nieuwendijk en Rijntje Vos. Zoals in het hoofdverhaal staat, trouwde hij op 11 augustus met Johanna van den Bergh (Dordrecht, 14 november 1876 – Auschwitz, 5 februari 1943; 66 jaar). Het echtpaar woonde aan de Amstellaan op nummer 92 I en had twee kinderen:
        1. Cato Rijna (Asperen, 25 juni 1899 – Amsterdam, 24 december 1932; 33 jaar) en
        2. Mozes David (Asperen, 25 maart 1898 – Auschwitz, 6 maart 1944, 45 jaar; zie hierboven).

 

8. Abraham Nieuwendijk (Asperen, 1 mei 1863 – Sobibor, 30 april 1943; 79 jaar). Abraham is een zoon van Mozes Nieuwendijk en Hendrina Vorst. Hij trouwde met Johanna van Straten (Fijnaart 16 februari 1869 – Amsterdam, 24 maart 1922; 53 jaar). Vier kinderen kreeg het echtpaar:
        1. Reina Rozalina,
        2. Rozalina Jacoba,
        3. Mozes Jacob en
        4. Jacoba Sophia, zie hierboven.
Na het overlijden van Johanna hertrouwde Abraham met Mietje Lezer, van wie hij na drie jaar weer scheidde. Abraham woonde in februari 1941 in de Trompenburgstraat op nummer 105 a-I in Amsterdam.



< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'