Het voorbije joodse dordrecht

Het Kindertransport naar Sobibor: in een
van de 46 wagons stond een Dordts meisje

 trouwfoto van Frans Levie en Rachel Herzfeld

Aanvankelijk stond op deze plek dat er ondanks vasthoudende pogingen geen foto’s zijn gevonden van de familie Levie. Als illustraties kunnen hier daarom alleen enkele advertenties en documenten dienen. Maar een attente bezoeker van de Dordtse beeldbank, Dirk van Namen, vond er toch nog de trouwfoto van Frans Levie en Rachel Herzfeld. Deze wordt hier nu, in een nieuwe versie, getoond. De foto is gemaakt op 10 april 1929, op hun trouwdag, door de Dordtse fotograaf H.G. Beerman.
Foto RAD (nr. 309_12592)

Op dinsdag 8 juni 1943 vertrok vanuit Kamp Westerbork een trein met achter zich een lange sliert goederenwagons, 46 stuks. Hierin waren 3017 joden gepropt, onder wie 1145, mogelijk zelfs 1269 kinderen, van 0 tot nog geen 16 jaar.
        Dit transport, nummer 68, reed de geschiedenis in als het Kindertransport. Na drie dagen en nachten kwam de trein op vrijdag 11 juni aan in het Poolse Sobibor. Daar werd iedereen nog diezelfde dag vermoord. Niemand ontsnapte aan die meedogenloze, onbevattelijke moordpartij, die in Sobibor dagelijks werk was. In één klap waren al die gedeporteerden dood, weg.
        Onder de kinderen die werden weggevoerd met het Kindertransport, bevond zich een Dordts meisje: Anna Levie, 13 jaar oud. Zij was niet alleen. Haar jongere zusje, de in Den Haag geboren, 9-jarige Eva Jenny, was ook in de wagon geladen, net zoals hun moeder, Rachel Johanna Levie-Herzfeld, eveneens een geboren Dordtse. Overal in al die wagons stonden angstige vaders en moeders samen met hun al even bange kinderen.
        Ze konden iedere hoop op een toekomst vergeten, hun sterfdatum stond vast. De trein reed hun noodlot tegemoet.
        In dit verhaal: wat er in Dordrecht én in kamp Vught voorafging aan transport 68.

 vier advertenties die bepalende momenten markeerden in het leven van de ouders van Frans Levie en Rachel Herzfeld

Deze vier advertenties markeren bepalende momenten in het leven van de ouders van Frans Levie en Rachel Herzfeld: de ondertrouw van Salomo Levie en zijn vrouw Anna Asscher (Algemeen Handelsblad, 23.12.1887), het overlijden van Anna Levie (Rotterdams Nieuwsblad, 2.9.1908), de 12,5-jarige echtvereniging van Hugo en Eva Herzfeld (NIW, 12.10.1917) en het overlijden van Hugo Herzfeld (Utrechts Volksblad, 25.2.1938)
Foto’s Delpher


Frans en Rachel Levie woonden er na hun bruiloft in april 1929, op nummer 141 rood, boven het restaurant

Dit is het gebouw van de gedenkwaardige taveerne ‘Ter Merwe’ aan de Wijnstraat, met op de voorgrond het Scheffersplein. Frans en Rachel Levie woonden er na hun bruiloft in april 1929, op nummer 141 rood, boven het restaurant. En het was ook hier dat hun eerste kind Anna werd geboren.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD)

Huwelijk
Hoe hij haar heeft leren kennen, valt alleen te veronderstellen. Misschien sprong de vonk wel over toen hij tijdens zijn rondtochten door Nederland eens in Dordrecht verzeild raakte. Frans Levie was advertentiereiziger van beroep.
        Hoe dan ook: Levie, geboren in Breda op 22 mei 1896, trad op 10 april 1929 in Dordrecht in het huwelijk met Rachel Johanna Herzfeld (Dordrecht, 24 maart 1908). Hij was al 31, zij pas 21. Zijn ouders, Salomo Levie en Anna Asscher, waren al overleden; de hare konden erbij zijn op die blije dag: Hugo Herzfeld (Ballenstedt, Duitsland, 11.3.1863) en Eva Gobits (Amsterdam, 18.3.1869), toentertijd respectievelijk 66 en 60 jaar oud.
        In het Dordtse adresboek van 1930 staat Frans Levie vermeld, op het adres Wijnstraat 141 rood. Dit is het gebouw waarin de lokaal legendarische taveerne ‘Ter Merwe’ was gevestigd. Het echtpaar woonde boven het café-restaurant, al vanaf hun huwelijksdag. Rachel vertrok op 28 juni 1929 naar Amsterdam, naar de Plantage Middenlaan 25. Ze was zwanger. Haar man reisde intussen door het land.
        Op 9 januari 1930 keerde zowel Rachel als haar echtgenoot terug in Dordrecht, op hetzelfde adres, bij het Scheffersplein. Hier werd hun eerste dochter geboren, Anna Levie, op 26 maart, bijna een jaar na hun trouwen. Enkele maanden later, op 1 juli 1930, verliet het gezin Dordrecht om een woning te betrekken aan het Weteringplein 16 in Den Haag. Rachel’s ouders gingen mee, wellicht omdat ze al op leeftijd waren. Op dit nieuwe adres kwam later dat jaar de tweede dochter ter wereld, Eva Jenny, op 7 oktober 1933.
        Op 8 januari 1937 verhuisden de Levies naar een andere woning, dichter bij zee, aan de Harstenhoekweg 54 in Scheveningen, nog steeds in gezelschap van Rachel’s ouders. Haar vader Hugo Herzfeld overleed een jaar later, op 22 februari 1938. Hij werd begraven op de joodse begraafplaats in Dordrecht.
        Haar moeder, de weduwe Eva Gobits, kreeg behalve met het verlies van haar man met nog een tragedie te maken, van immense omvang: in de oorlog verloren de joden hun bestaansrecht. Dit zou Eva persoonlijk gaan raken: ze eindigde in de hel van Sobibor, op 20 maart 1943, losgescheurd van haar familieleden.

gezinskaarten in het Dordtse archief

De gezinskaarten in het Dordtse archief laten zien dat Rachel tussentijds in Amsterdam heeft gewoond,
tussen 28 juni 1929 en 9 januari 1930, voordat zij terugkeerde naar Dordrecht.
Foto’s RAD


Vught
Ook Frans Levie raakte in de oorlog zijn vrouw en kinderen kwijt. Hoe en waar is niet te traceren. Hij is vermoord in Auschwitz, op 24 september 1943. Dit duidt erop dat hij niet in de nabijheid van Rachel, Anna en Eva was, want die zijn gelijktijdig om het leven gebracht - ook in Polen, maar op een ander tijdstip en in een ander vernietigingskamp, Sobibor.
        Rachel en haar twee kinderen waren opgepakt tijdens zo’n drijfjacht van de nazi’s en zolang opgesloten in kamp Vught. Dit kamp, officieel Konzentrationslager Herzogenbusch geheten, was “niet berekend op kinderen”, zoals Janneke de Moei schrijft in haar boek Joodse kinderen in kamp Vught (2007). Het was “gebouwd om gevangenen te straffen en te laten werken”. Desondanks wemelde het er van de kinderen, op het laatst bijna 1300.
        Gebaseerd op het boek van De Moei bestaat er een gelijknamige website. Die schetst in schrille zinnen hoe de kinderen in het kamp van slag raakten. Ze hadden thuis “al veel meegemaakt”, namelijk al die maatregelen die hun leven “ingrijpend veranderden”: niet meer naar het zwembad, niet meer naar de bibliotheek, de dierentuin en de sportschool. Niet meer naar de eigen school. Langzamerhand werd hun leven geamputeerd, ontmenselijkt.
        In het kamp werd alles nog erger. Vanaf de leeftijd van 4 jaar zaten de kinderen er in aparte barakken. “Zij zagen hun ouders niet of zelden.” Ze raakten van streek. Ze werden baldadig, of ernstig ziek, “vooral de kleintjes”. Allerlei besmettelijke ziekten heersten in de kinderbarakken, die eerst waren gevuld met kinderen uit Amsterdam, daarna door kinderen uit vooral de noordelijke provincies. Anna en Eva zaten ertussen, gescheiden van hun moeder.

Gemeentearchief Den Haag

Na Dordrecht werd Den Haag de woonplaats van het gezin Levie.
Rachel’s ouders gingen mee, en Eva Jenny werd er geboren, in 1933.
Foto Gemeentearchief Den Haag


geruchtmakende proclamatie

De geruchtmakende proclamatie, waarin de leiding van kamp Vught
meedeelt dat alle kinderen uit het kamp moeten vertrekken, om
“in een speciaal kinderkamp” te worden ondergebracht.
Dit massale vertrek zou rechtstreeks leiden tot hun dood in Sobibor.
Foto Wikipedia

Verwijderen
Door de toestroom van al die in Duitse ogen incourante, joodse kinderen raakte het kindergedeelte van kamp Vught overvol. Halverwege 1943 viel het besluit om de kinderen te verwijderen. Ze werkten toch niet, en moesten daarom weg. Op 8 mei was er een eerste groot transport van gezinnen met drie, vier of meer kinderen. Hoeveel mensen er werden weggevoerd, vermeldt de website niet. Twee weken later volgde een tweede deportatie, nu van 1250 mensen, onder wie 300 kinderen.
        En toen brak die fatale laatste fase aan, begin juni. Het gonsde al van de geruchten in het kamp, melden website en boek, en op 5 juni “kwam de klap”: alle resterende kinderen moesten nu vertrekken. Er werd een proclamatie voorgelezen, die is bewaard en die daarom kan worden geciteerd. Een harteloze boodschap wordt erin uitgeserveerd in een walm van hypocrisie.
        “Tot ons grote leedwezen”, schrijft de kampleiding aan de kampbewoners, “moeten wij u op de hoogte stellen van een verschrikkelijk ongeluk, dat ons getroffen heeft.” En dat is: “Op hoog bevel van elders, moeten alle kinderen van 0 tot ca. 16 jaar het kamp verlaten om, zoals men ons meedeelde, in een speciaal kinderkamp te worden ondergebracht.”
        Kinderen tot en met 3 jaar moeten worden vergezeld door hun moeders, kinderen van 4 tot 16 jaar door één van de ouders. De ouder die in de industrie tewerk is gesteld, moet namelijk achterblijven. Vrijgesteld van deze deportatie zijn alleen halfjoden en diegenen die een Abstammungsverfahren “aangevraagd of lopende hebben”.
        De kampleiding is zich “volkomen bewust”, schrijft zij, “van de draagwijdte van deze verschrikkelijke slag, en dat het leed dat ons allen treft, moeilijk te overwinnen is.” Niettemin wordt iedereen vriendelijk verzocht de orde en rust zoveel mogelijk te bewaren, zodat “ons door een verscherpt optreden van de zijde van de SS een eventueel nog groter onheil bespaard blijve”.
        Tot slot deelt de kampleiding mee, dat met het oog “op deze verschrikkelijke toestand” er voor “het hele Jodenkamp” een rouw van acht dagen wordt afgekondigd. En tot zaterdag 12 juni 5 uur ’s middags zijn alle vermakelijkheden “van welke aard ook” verboden.

Drie beelden van het hedendaagse kamp Vught

Drie beelden van het hedendaagse kamp Vught, dat nu een nationaal museum is. Het huidige kamp laat zich moeilijk vergelijken met het verschrikkingsoord uit de oorlog.
Foto Redactie Website 

Westerbork
De kinderen gaan helemaal niet naar een speciaal kamp, tenzij je Sobibor zo zou willen noemen.
        Op 6 juni vertrekt de eerste lichting, de kinderen tot vier jaar. Op 7 juni volgen de oudere kinderen, onder wie Anna Levie en haar zusje Eva. Beide groepen belanden in kamp Westerbork, het doorgangskamp, samen met (een van) hun ouders.
        Hoeveel kinderen op die twee dagen zijn weggevoerd, is niet nauwkeurig te bepalen. Op de website wordt er een apart hoofdstuk aan gewijd, dat uitlegt waarom er verschillen in aantallen zijn. Weliswaar zijn de zogenoemde transportlijsten van Vught bewaard gebleven, maar op die getypte lijsten zijn zowel namen geschrapt als bijgeschreven. En omdat er op beide dagen “een chaotische situatie” heerste in kamp Vught, “kunnen we er niet vanuit gaan dat de lijsten geheel kloppen”, staat er.
        Voor 6 juni geldt met een vraagteken het getal 806, voor de zevende 502. Maar de namen van de 1308 kinderen vergelijkend met In Memoriam (SDU, 1995), het forse boek over alle Nederlandse Holocaust-slachtoffers, zijn daarin 41 kinderen niet gevonden. Van die 41 bleken er 18 al in Westerbork te zijn overleden, en van de 23 overigen is vastgesteld dat er 21 de oorlog hebben doorstaan. De twee ontbrekende namen zijn bekend, maar of het hun werkelijke namen zijn of hun onderduiknamen, is niet zeker.
        Welk getal wordt nu gehanteerd? Het zijn er twee: 1296 en 1269. Er zijn “tenminste 1296 kinderen uit Vught” weggehaald, noteert de website, maar op het monument dat in Vught in 1999 is geplaatst, om hen te herdenken, staan 1269 namen. “Dit zijn de kinderen van wie zeker is, dat zij op 6 en 7 juni 1943 uit Vught werden weggevoerd en zijn omgebracht in vernietigingskampen of overleden in Westerbork”, aldus de uitleg.

Gezicht
Er rouleert, verwarrend genoeg, echter nòg een getal.
        De schrijver en dichter Guus Luijters heeft in 2012 een boek met 1024 pagina’s gepubliceerd met de namen van 17.964 kinderen die tijdens de oorlog in 102 transporten vanuit Nederland zijn gedeporteerd. Met deze uitgave, ook In Memoriam (Nieuw Amsterdam) geheten, heeft hij deze kinderen “uit de anonimiteit van het grote getal” willen halen, is de toelichting. Van ieder kind zijn de naam, de geboortedatum en het -adres opgenomen alsmede de sterfdatum en -plaats. Om ze op die manier hun naam terug te kunnen geven, en waar mogelijk een gezicht. Van drieduizend kinderen zijn foto’s achterhaald, die in dit boek en in een addendum staan afgebeeld.
        Het gruwelijke transport 68, die lange trein met 46 afgeladen wagons waarin Anna, Eva en Rachel Levie zich bevonden, staat uiteraard in het monumentale boek. Pagina na pagina ontrolt zich bij dit beruchte transport een schier eindeloze rij namen van kinderen - beginnend bij bladzijde 536, eindigend bij bladzijde 556.
        Luijters rept van 3017 gedeporteerden, van wie 1145 kinderen, nog een afwijkend aantal.

het ‘Monument der verloren kinderen’

Dit is het ‘Monument der verloren kinderen’, dat achterin het kamp is geplaatst. Het herdenkt de 1269 kinderen van wie zeker is dat zij vanuit Vught met het Kindertransport naar de gasovens van Sobibor zijn gedeporteerd. Op een plaquette vlakbij wordt de hoop uitgesproken dat hun zielen worden gebundeld in de “bundel van het eeuwige leven”.
Foto Redactie Website

Brieven
Hoeveel het er ook precies waren; al die kinderen werden in Sobibor terstond vergast, even systematisch als routinematig.
        Op weg naar Polen werden brieven en kaarten uit de trein gegooid. Goedwillenden hebben deze op de post gedaan. In zijn boek Vernietigingskamp Sobibor noemt Jules Schelvis, de zeldzame Nederlander die Sobibor als door een wonder overleefde, een kaart van ene Stella, geschreven op 8 juni 1943. Luijters op zijn beurt citeert de kaart, een hartbrekend testament, in zijn boek. Hij spreekt het vermoeden uit dat Stella mogelijk Stella Duque-Werkedam was.
        Stella, met als Anna en Eva ook uit kamp Vught verdreven, wist niet dat ze op weg was naar Sobibor. Zij schrijft:
        “Lieve vrienden, Zitten in de trein. Waarheen, wie weet het. De één zegt Polen, de ander Riga. Geven jullie Jochem ook bericht alsook Ines. Zijn moedig en hopen op spoedig wederzien. Mevrouw de Leeuw en Gien zullen ook wel mee gaan. ’t Zijn 3000 mensen. Meest vrouwen en kinderen onder de zestien. De mannen mochten niet mee. Wat een ellende. Toch hoop ik op een wederzien, maar hoe ik ben behoef ik niet te schrijven. Stuur Ines en Sam die afscheidsgroet. Chel en Jochem nog in Vught met Jeannette. Hoe lang nog? Blijven jullie voor hen zorgen. Dank, dank voor alles. Steeds het beste. Tot ziens. Hopelijk spoedig. Werken jullie later voor ons [als] wij terug mogen. Begrijpen jullie hoe wij te moede zijn? Heel veel groeten en een afscheidskus. Tot ziens zo God wil.
        Jullie toegen. Stella”

namen van Anna en Eva Levie staat ook op de gedenkplaten

De namen van Anna en Eva Levie staat ook op de gedenkplaten,
tussen andere kinderen Levi, Leviet en Levij.
Foto Redactie Website

Monument
Stella, Anna, Eva en al die honderden andere kinderen werden kort na aankomst vermoord en opgeruimd. Ze hebben nergens een graf gekregen, ze zijn als as verwaaid.
        Maar ze zijn niet vergeten of veronachtzaamd. Luijters heeft ze hun naam teruggegeven in zijn boek, en in Vught zijn hun namen vereeuwigd op een monument.
        Het Monument der verloren kinderen heet het. Het is ontworpen door Teus van den Berg-Been en het staat sinds 5 september 1999 achter het voormalige crematorium in kamp Vught – dat tegenwoordig een nationaal monument is. Elk jaar, op of rond 6 juni, is er bij dit monument een herdenkingsbijeenkomst.
        Het monument bestaat uit, bericht Wikipedia, een natuurstenen onderstuk met daarop bronzen gedenkplaten, die aan de bovenkant worden verbonden met davidsterren. Hier, tussen die 1269 namen van ontzielde kinderen, staan Anna en Eva, bij de L. Aan de onderkant ligt in brons gegoten kinderspeelgoed.
        Vlakbij, op een plaquette, staat deze tekst:
        “Meer dan 1800 joodse kinderen werden van hier op transport gesteld, naar vernietigingskampen. Slechts enkelen overleefden. Van 1269 van deze kinderen staan hier de namen. Zij werden weggevoerd met het kindertransport op 6 en 7 juni 1943 en omgebracht. In hen gedenken wij alle kinderen die van kamp Vught werden weggevoerd om nooit meer terug te keren.
        Mogen hun zielen gebundeld worden in de bundel van het eeuwige leven.”

        In het voetstuk van het monument staat nog een tekst, in het Nederlands en in het Hebreeuws. Het is een zin uit de Bijbel, uit Genesis 37:30: “Het kind is er niet en ik, waar moet ik heen!”

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'