Het voorbije joodse dordrecht
‘Dordtse’ overlevenden van de Holocaust,
een korte serie, deel 1: Marcel Freij
* Acht foto’s ontdekt van de familie Freij
Deze foto is een stilgezet beeld uit het interview dat Marcel Freij |
In Dordrecht wordt dit jaar, 2020, 75 jaar na de bevrijding, specifiek aandacht besteed aan de Dordtse overlevenden van de Holocaust.
Het idee kwam van Bertie Troost-Rodrigues (1941), mede-oprichtster van de groep Bne Dor (‘Kinderen van Dordrecht’) en het Ivrietkoor ‘Alharot’. Als baby van een Amsterdams liberaal joods gezin ontkwam zij zelf ook aan de jodenvervolging, in de onderduik bij een christelijk gezin in Sneek.
“Hadden zíj wat te vieren?”, vroeg zij zich af over de joodse burgers die na de oorlog terugkeerden uit de concentratiekampen of uit de onderduik. Zo ontstond dat idee: hoe was voor hen de bevrijding? Op Bevrijdingsdag 5 mei wil zij de overlevende kinderen van toen belichten, en bij de Jom Hasjoa van 20 april, de herdenkingsdag voor de slachtoffers van de Holocaust, de moeders.
Al jaren eerder had Rob Hamburger (1931), een Dordtse, gepensioneerde docent Nederlands er al eens voor gepleit om niet alleen de overledenen van de Holocaust in de herinnering te houden, maar om ook eens in te zoomen op de overlevenden. Hij schreef dit in 2013 een brief, die terechtkwam bij de redactie van deze Stolpersteine: ”Is het niet minstens zo zinnig om eens te onderzoeken hoe het de joodse inwoners van Dordrecht is vergaan die zich aan de deportatie onttrokken hebben – en met hen die de deportatie hebben overleefd?”, wierp Hamburger op.
Ook Hamburger ontkwam aan de Duitsers, door als jonge Rotterdamse jongen onder te duiken in de Dordtse wijk Krispijn.
Dit jaar gaat het er van komen – dat de overlevenden in het volle licht worden gezet. Volgens Pinkas, de kroniek van de joodse gemeenschap in Nederland, waren dat er in Dordrecht 55. In de oorlog zijn er vanuit Dordrecht “ongeveer 290 mensen gedeporteerd”, aldus Pinkas. “Van hen zijn er slechts vijf teruggekeerd. Vijf anderen lukte het te ontkomen naar het buitenland. In totaal hebben 55 joden uit Dordrecht de oorlog overleefd, de meesten omdat ze waren ondergedoken.”
Vooruitlopend op de herdenkingen later in 2020 worden in dit artikel vier van zulke overlevenden beschreven. Onderling verschillen ze nogal. Twee van hen zijn geboren in Dordrecht, een hunner is er begraven, de vierde is er komen wonen. Tot dusverre zijn drie van hen − Marcel Freij, Johanna Helena Elisabeth Michell en Friedrich Sigmund Meijer − op deze website niet ter sprake gekomen, om de eenvoudige reden dat er nog geen verhaal aan hen is gewijd. Zo bleven zij onbenoemd en anoniem. In dit artikel krijgen zij de schijnwerper op zich gericht.
De vierde overlevende is Bertie Rodriques zelf, de initiatiefneemster. Zij is al geportretteerd in verhaal 205, maar dat gaat hoofdzakelijk over de tegenwoordige tijd. Haar onderduik komt slechts summier aan de orde, in een enkele zin. Wat zich werkelijk in Friesland heeft afgespeeld en wat haar familie is overkomen, wordt pas in deze korte serie geschetst, in aflevering 4.
Later in 2020 verschijnt op deze website een lijst met andere overlevenden. De persoonsgegevens over hen zijn gezeefd uit de meer dan 215 verhalen die tot nog toe hier zijn gepubliceerd. Voorzover mogelijk probeerde de redactie bij de research voor deze verhalen altijd óók te achterhalen of van gezinnen van Dordtse joden die door de nazi’s zijn vermoord, of van joden die zich in Dordrecht verstopten en werden ontdekt en omgebracht, overlevenden zijn te melden. Dat bleek soms het geval te zijn geweest, en díe gelukkigen worden in dat aanstaande overzichtsartikel bij elkaar gebracht.
De komende herdenkingen bewijzen het weer eens indringend: de oorlog is dan wel voorbij, maar nog lang niet over.
In deze woning aan de Groenedijk is Marcel Freij geboren, op 9 juni 1923. De woning had toentertijd nummer 92, nu is dat 82. |
Polen
Tien jaar heeft Marcel Freij in Dordrecht gewoond. Hij werd er geboren op 9 juni 1923, voluit hetend Marcel Alexander Jehudah Freij. En op 1 september 1933 vertrok hij naar Delft, samen met zijn ouders en zijn jongere broer Sylvain – die het moest doen met slechts één voornaam. Marcel’s vader is een Poolse jood, afkomstig uit Zolynia. Daar kwam hij ter wereld op 18 december 1887.
Wanneer hij in Nederland verzeild is geraakt, en waaróm, valt niet uit openbare documenten te destilleren. Maar op 12 juni 1922 trouwde hij met de al even joodse Henriëtta (‘Henriëtte’), geboren in Delft op 29 november 1895, die vier voornamen heeft: Henriëtta Anna Lucretia Elisabeth. Op 25 augustus 1922 trok zij bij haar man in, die al in Dordrecht verbleef, in de Wijnstraat op nummer 1 (nu nog: 1). Met haar ging Mendel op die dag op een ander adres wonen, op Krispijnseweg nummer 83 beneden (nu: 61). Terwijl Henriëtte zwanger was, verhuisde het echtpaar op 10 april 1923 opnieuw, nu naar de Groenedijk 92 (nu: 82). En hier beviel zij van Marcel, en een ruim jaar later, op 28 oktober 1924, van Sylvain.
Moeder Henriëtte was mankerende, zo bleek. Enkele maanden na de geboorte van Sylvain werd zij opgenomen in het krankzinnigengesticht ‘Endegeest’ in Oegstgeest. Na een halfjaar keerde ze terug, op 20 juli 1925, om drie maanden later, op 18 oktober 1926 weer te worden opgenomen, maar nu in ‘Het Apeldoornsche Bos’, een inrichting in Apeldoorn. Daar bleef ze tot 28 januari 1927. Al deze data zijn genoteerd op de Dordtse gezinskaart van de familie Freij.
Haar echtgenoot Mendel werd tussentijds genaturaliseerd, bij wet, op 22 juli 1927.
Op 1 september 1933 verliet het gezin, inclusief de moeder, Dordrecht. Het vestigde zich in Scheveningen, eerst nog in de Nieuwe Parklaan 155, een week later in de Alkmaarsestraat op nummer 6 en vanaf 4 juni 1934 vlakbij het strand, in Zeekant 104.
De Dordtse gezinskaart van de familie Freij. Na Marcel kregen Mendel en Henriëtte nog een tweede zoon: |
De overlijdensakte van Henriëtta, waaruit blijkt dat haar overlijden (om 10 uur ’s ochtends) is gemeld |
Op 11 juni 1940 overleed moeder Henriëtta (soms: Henriëtte), in Vught, waar zij waarschijnlijk werd verpleegd in een inrichting. Haar naam komt namelijk niet voor op de lijsten van gevangenen van kamp Vught. In welke krant de overlijdensadvertentie stond, heeft het Centrum voor Familiegeschiedenis (CBG) niet genoteerd. |
Oorlog
In de oorlog wist het gezin uit handen van de Duitsers de blijven, op moeder Henriëtte na. Zij stierf op 10 juni 1940, ’s ochtends om tien uur, in Vught. Zij is hoogstwaarschijnlijk overleden in een gesticht, mogelijk de psychiatrische inrichting ‘Voorburg’, want haar naam komt niet voor op de lijsten van mannen, vrouwen en kinderen die zijn omgekomen in Kamp Vught. Haar dood werd aangegeven door een portier, de 57-jarige Theodorus van den Biggelaar uit Vught.
In de overlijdensadvertentie voor Henriëtte, zonder datum en bron opgeslagen bij het Centrum voor familiegeschiedenis CBG in Den Haag, wordt niet nader aangeduid waar zij is heengegaan, alleen dat het “kalm en zacht” is geweest − tot “groote droefenis” van Mendel, Marcel (‘Jiedel’ genoemd) en Sylvain.
Hoe vader Mendel en zijn beide zonen de oorlog en de jodenvervolging hebben doorstaan, is alleen bekend van Marcel. Hij heeft zich op 6 september 1965 in Tel Aviv als Jewish survivor laten interviewen door Malka Keiny over zijn oorlogstijd. Het vraaggesprek, dat 1.46 uur lang is, is te vinden in het visuele archief van de USC Shoah Foundation, zie vhaonline.usc.edu/viewingPage?testimonyID=5737&returnIndex=0#
Daarin zijn meer dan 54.00 ooggetuigenverslagen opgenomen van Holocaustoverlevenden. Marcel vertelt dat hij zich het leven heeft weten te redden door onder te duiken in ziekenhuizen in Wassenaar, totdat hij werd bevrijd door het Canadese leger.
Na de oorlog emigreerde hij naar Israël, op 14 mei 1948. In schriftelijke notities die bij het interview horen, valt te lezen dat hij en zijn vrouw Frances Freij-Wasserman twee zonen hebben, Byron en Eytan Freij. De achternaam is op de website veranderd in ‘Frey’.
Via internet zijn twee ‘levenstekens’ van hem te vinden. Op 2 april publiceerde de International Herald Tribune een kort ingezonden brief van Marcel Frey uit Tel Aviv, waarin hij zich ergert aan een artikel over een jonge matador. Als die zo graag zijn soepel ronddraaiende lichaam wil vertonen, kan hij beter klassiek ballet gaan leren in plaats van zich te bezondigen aan zo’n wrede ‘sport’ als stierenvechter, protesteert Frey.
In een andere brief, geplaatst in The New York Times van 8 april 2005, prijst hij paus Johannes Paulus II, die enkele dagen eerder is overleden, op 2 april. “Het is mijn overtuiging”, oordeelt Frey, “dat als Johannes Paulus paus was geweest in de jaren 1933-1945, de Holocaust niet gebeurd zou zijn. Ik kan geen groter hommage brengen aan welk ander persoon ook.”
Per 1 september 1933 vestigde het gezin Freij zich in Den Haag, in de Alkmaarsestraat 6, |
Vader Mendel en zijn beide zonen overleefden de oorlog. Mendel Freij kreeg in 1950 als hoofdingenieur van Unilever het Belgische ereteken van officier in de Orde van Leopold II (‘Het Vrije Volk’, 6.5.1950). |
Mendel Freij, de vader, overleed in december 1975 in Scheveningen, 88 jaar oud (‘De Telegraaf’, 31.12.1975). |
Onderscheiding
Mendel, de vader van Marcel, is na de oorlog hoofdingenieur geworden bij Unilever. Op 6 mei 1950 berichtte Het Vrije Volk dat de consul-generaal van België in Rotterdam aan Freij het ereteken heeft uitgereikt van officier in de Orde van Leopold II. Bij het overlijden van Mendel Freij, wiens naam ook vaak als ‘Frey’ werd vermeld, werd deze titel genoemd in de overlijdensadvertentie in De Telegraaf van 31 december 1975. En daaruit bleek dat hij ook ridder in de Kroonorde van België was. Weduwnaar Freij stierf “zacht en vredig” op 29 december, in de leeftijd van 88 jaar.
Sylvain Freij, de broer van Marcel, emigreerde eveneens, naar Brazilië, in 1952. Hij werd in Rio de Janeiro geregistreerd op 17 mei, comerciario zijnde, koopman. De emigratiekaart, te vinden op de website ‘FamilySearch’, is ondertekend door de consul-generaal van Brazilië in Amsterdam, op 6 oktober 1952. Het verblijf was tijdelijk, want op dezelfde website staat ook een immigratiekaart, maar nu ondertekend door de consul-generaal van Brazilië in New York, op 25 mei 1959.
Sylvain vestigde zich in deze stad als meubelmaker. Zijn voornaam veranderde hij in ‘Steve’. En als zodanig is hij in mei 2014 overleden in Baltimore, 89 jaar oud.
In Pikesville, in de staat Maryland, een plaats vlak boven Baltimore, bleek zich inmiddels Frances Frey te hebben gevestigd, de vrouw van Marcel Frey en schoonzus van Steve. Zij overleed op dinsdag 17 april 2007, volgens The Baltimore Sun. Haar zoon Ethan woont eveneens in Baltimore, haar andere zoon Byron in Londen, meldt het overlijdensbericht.
Het heeft er met andere woorden schijn van dat het Israëlische gezin Frey in zijn geheel naar de VS is verhuisd, of dat Marcel in Tel Aviv is overleden en weduwe Frances daarna naar Amerika is vertrokken. Vooralsnog is echter geen overlijden van oud-Dordtenaar Marcel aangetroffen via internet, hij zou anno 2020 anders 97 zijn.
Marcel emigreerde in 1948 naar Israël, zijn broer Sylvain in 1952 eerst naar Brazilië, later, in 1954, naar New York. In de VS ging hij zich Steve noemen. Steve Freij overleed in mei 2014 in Baltimore. Foto Website ‘FamilySearch’ |
|
|
|
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'