Het voorbije joodse dordrecht
Joodse Dordtenaar Miechel Cohen werd
oudste drager Militaire Willems-Orde
* Benjamin Cohen dook onder in zijn woonplaats
* Oorlogarchief familie Cohen aan het NIOD overhandigd
Miechel Cohen op 1 januari 1910. De foto is afkomstig van een Wikipediapagina over hem. De digitale encyclopedie meldt abusievelijk dat hij Michiel heet en is geboren in Dordrecht op 12 november 1877. |
Als hij ervan had geweten, zal hij er vreemd van opgekeken hebben.
Begin september 1963 publiceerde het Dordrechts Nieuwsblad een ‘bespiegeling’ over hoe tijdens de bezettingsjaren de joodse gemeenschap voorgoed uit Dordrecht is verdwenen. De medewerker, ene voornaamloze Enhaes, somde de namen op van bekende joodse families, “gezinnen die in onze jeugd een gewaardeerde plaats in de stadsgemeenschap innamen”.
“Wat is er van overgebleven?”, treurt hij, constaterend dat de joodse gemeenschap in de oorlog “meer dan gedecimeerd” is. “En waarom dat? Het was een groep, die zich, ook al was ze uiteraard hecht aaneengesloten, als goede, aan de overheid onderdanige burgers, toonde met allen te willen samenwerken.”
“Het waren over het algemeen van ouder op ouder ingeboren burgers”, schrijft hij, “met wier kinderen wij in onze jeugd speelden.” En dan komt het. Enhaes vervolgt al mijmerend met: “Wat waren ook wij trots (…) dat een zoon van Cohen uit de oude Raamstraat – een echte Dordtse jongen die als soldaat diende in het Ned. Ind. leger – de Militaire Willemsorde had gekregen, omdat hij een officier onder kogelregen veilig buiten de vuurlijn had gebracht. Hoe hebben wij hem toegejuicht toen hij met verlof in Nederland was en in een open rijtuig naar de Benthienkazerne werd gereden om daar te gehuldigd te worden.”
De toonzetting, de koppen, de aard van het stuk – alles wekte de indruk dat Enhaes het over een verleden tijd had, een afgesloten tijdperk. In de laatste zin van zijn terugblik benadrukt hij dit zelf nog eens: “Helaas is dit alles geschiedenis geworden.”
Het eigenaardige is dat Miechel Cohen, zoals de drager van die Militaire Willems-Orde voluit heet, op dat moment, in 1963, nog springlevend was. Hij woonde inmiddels in een Haags bejaardencentrum aan de Twickelstraat, was hoogbejaard (85), maar schonk nog eigenhandig de koffie in voor bezoekers die hem “voor de 650ste keer” wilden horen vertellen over zijn diensttijd als cavalerist bij de koloniale troepen – zoals in 1965 een journalist van het Nieuwsblad van het Noorden.
Het is niet aannemelijk dat Cohen ginds in Den Haag nog een Dordtse krant las. Maar had hij van de publicatie geweten, dan zou hij verbaasd het hoofd hebben geschud. Hij was er nog, hoor, hij was nog niet voorbij.
In dit verhaal: hoe half Dordrecht in juli 1902 nog uitliep om Miechel Cohen als held toe te juichen, en hoe leden van diezelfde gewaardeerde Dordtse familie Cohen veertig jaar later hun ondergang tegemoet gingen in de gaskamers.
De geboorteakte van Miechel Cohen. |
Ridder
Op woensdag 13 juli 1960 werd Miechel gehuldigd in de oude Cavaleriekazerne in Den Haag, waar hij nog als wachtmeester had gediend. Die dag was het exact zestig jaar geleden dat hij de Militaire Willems-Orde (MWO) kreeg, Nederlandse oudste en hoogste onderscheiding. Bij Koninklijk Besluit was Cohen in 1900 tot ridder der vierde klasse benoemd. In 1960 was Cohen ondertussen uitgegroeid tot de oudste drager van de MWO in Nederland, maar dat niet alleen. Hij had later nóg vier dapperheidsonderscheidingen toegekend gekregen, en die maakten hem tot de hoogst onderscheiden, nog in leven zijnde oud-militair van Nederland.
Ondanks deze indrukwekkende statuur circuleren er op internet enkele foutieve, essentiële persoonsgegevens over Miechel Cohen. Er is bijvoorbeeld op Wikipedia een pagina gewijd aan hem. Hier wordt hij Michiel Meyer Cohen genoemd, geboren in Dordrecht op 12 november 1877. Diezelfde gegevens komen ook voor in een overzicht dat mevrouw H.W.G. van Blokland-Visser uit Papendrecht samenstelde over joodse families in de Drechtstreek tussen 1740-1940, zie de website ‘Dordtenazoeker’. Ook op andere websites duiken dezelfde ‘feiten’ op, blijkbaar heeft de een ze blindelings gekopieerd van de ander.
Voor een drager van de Militaire Willems-Orde is dit allemaal nogal oneervol.
Op 1 juni 1878 keerde het gezin Cohen, inmiddels vier kinderen tellend, vanuit Goes terug in Dordrecht, |
Op 13 juli 1900 kreeg Miechel op Java de Militaire Willems-Orde vierde klasse toegekend. Op 14 juli 1902 huldigde Dordrecht hem uitbundig. Volgens het verslag in de Dordrechtsche Courant van de 15de werd de rondtocht per rijtuig door de binnenstad “een zegetocht”, met overal langs de route zwaaiende hoeden en petten. |
Enige
Michiel Meyer Cohen heet officieel Miechel Cohen. Hij is geboren in Goes, op 24 november 1877. Hij is de enige van de elf kinderen Cohen die in Zeeland ter wereld kwam, zijn broers en zussen zijn allemaal geboren Dordtenaren.
De vader van Miechel is koopman Meijer Jozeph (ook wel: Meyer Joseph) Cohen, geboren in Dordrecht op 19 maart 1846. Zijn moeder, Rosetta de Heer, is een Rotterdamse, geboren op 15 mei 1850. Rosetta is behalve de echtgenote, een nicht van Meijer Cohen. Elf kinderen krijgt het echtpaar, van wie één, de elfde, levenloos, op 27 november 1892.
Jozeph is de eerste, hij wordt geboren op 19.6.1871. Daarna volgen: 2. Philip (27.7.1873), 3. Sophia (1.8.1875), 4. Miechel (24.11.1877) 5. Jacob (8.2.1880), 6. Samuel (23.1.1882), 7. Jacoba (14.3.1884), 8. Israël (17.1.1886), 9. Hartog (3.6.1888), 10. Benjamin (13.6.1890) en de dode baby.
Miechel is het vierde kind. Met hun eerste drie kinderen vertrokken Meijer en Rosetta op 4 november 1876 naar Goes. Miechel werd hier verwekt. Het gezin Cohen bleef maar kort in de Zeeuwse stad wonen, namelijk tot 1 juni 1878. Vóór vertrek naar Zeeland woonde de familie Cohen op het adres C 376 en D 961, na terugkeer betrok ze eerst een woning op D 597, daarna vestigde zij zich voor de lange duur in de Raamstraat, waar zij op verschillende nummers huisde: 9, 11 en 17.
In het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) is een document te vinden dat iets zegt over Miechel Cohen als jongere. In een register van werkkaarten voor leerplichtigen staat hij op 20 april 1893 genoteerd als werkend bij de Dordtse mechanicus C.H. Tollens. Miechel Cohen is dan vijftien. Maar de techniek begeestert hem niet; Miechel Cohen ontwikkelt zich tot een onverschrokken militair. Zijn bijnaam wordt: ‘De onkwetsbare korporaal’. Op latere leeftijd geeft hij ook ‘handelsagent’ en ‘journalist’ als beroep op, maar militair zal hij niettemin blijven.
Wat aan zijn loopbaan – door de Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen gereconstrueerd aan de hand van passagierslijsten en andere archiefstukken –, vooral opvalt, is dat Miechel Cohen gedurende tientallen jaren voortdurend heen en weer reist tussen Nederland en voormalig Nederlands-Indië – de Indiëganger transformeerde tot Indiëvaarder. In eerste instantie nog alleen, maar later in gezelschap van zijn eerste en tweede vrouw, woonde hij er ook op en af, in bijvoorbeeld Batavia, Bandoeng en Semarang. Zijn enige zoon wordt zelfs in deze vroegere kolonie geboren. Daarover straks meer.
Miechel Cohen reisde regelmatig heen en weer tussen Nederland en Nederlands-Indië. In 1909 bevond hij zich, inmiddels getrouwd met de Rotterdamse Evalina van Leeuwen, op 19 augustus in Bandoeng. Daar werd hun zoon geboren, hun enige kind: Frans Max. Het Algemeen Handelsblad meldde het op de 22ste. |
Bende
Welk heldhaftig gedrag heeft Miechel Cohen vertoond, dat hem de uitzonderlijk eervolle Miltaire Willems-Orde zou opleveren?
Terugvallend op interviews die hij gaf aan het weekblad Elsevier (9.7.1960) en het Nieuwsblad van het Noorden (24.4.1965), imponeerde hij, samengevat, met een gebeurtenis tijdens de Atjeh-oorlog, op 14 november 1899.
Een peloton cavalerie, onderdeel van het 14de bataljon van het Nederlands-Indische leger, reed een vallei binnen om slag te leveren met de beruchte bende van Atjehs meest gevreesde vechtersbaas, stamhoofd Pang Limba Polim. Aan drie kanten omsloten door rotsen, barstte er ineens vijandelijk vuur los. De patrouille, met Cohen als reserve-luitenant, galoppeerde terug om de infanterie erbij te halen.
Cohen zag onderweg dat de schimmel van wachtmeester Verbeek onbemand meeliep. Hij liet halt houden en vroeg vrijwilligers om mee terug te gaan, om de zwaar gewonde Verbeek te halen. Niemand bood zich aan. “Zelfmoord”, zeiden ze, en trokken verder. Cohen zocht en vond Verbeek, hevig bloedend en pijnlijdend in het struikgewas. Verbeek hoefde niet gered te worden, liet hij weten, waarop Cohen zei: ‘Moet je dan getjingtjangd worden?’ [afschuwelijk verminkt door Atjehers, red.]. Dat niet, besloot Verbeek.
Intussen kwamen drie Atjehers vanaf de rotsen naderbij, om Cohen en Verbeek te pakken. Met zijn karabijn legde Cohen er twee neer, de derde vluchtte. Cohen wist de wachtmeester op zijn (ernstig gewonde) paard te tillen en liep met het dier aan de teugels de vallei uit. Maar na 1200 meter, en op 500 meter van de eigen troepen, keerde hij resoluut terug, terug de vallei in. Hij had zijn karabijn laten liggen en wist: zonder geweer ben ik niets waard, zonder geweer thuiskomen, betekent straf.
Hij raapte zijn geweer op. De Atjehers in de vallei “waren zo verbluft dat ze vergaten te schieten”. Verderop schoten ze alsnog, en raakten ze Verbeek in de billen. Maar hij, en de dodelijke vermoeide korporaal kwamen veilig in de kampong aan, Verbeeks leven was gered.
Het was voor deze stoutmoedige actie dat Miechel Cohen op 13 juli 1900, in Salatiga op Java, de Militaire Willems-Orde kreeg toegekend.
De Dordrechtsche Courant bericht dat de vader van Miechel, Meijer Jozeph Cohen, |
Zwaaien
Dordrecht was apetrots op de heldenmoed van Cohen. Nadat hij op donderdagavond 10 juli 1902 in IJmuiden, en vrijdagochtend in Amsterdam al feestelijk was verwelkomd, kreeg Miechel Cohen in zijn eigen stad op maandagavond de 14de ook nog eens “veel eerbewijzen”. De Dordrechtsche Courant deed er uitgebreid verslag van in de editie van 15.7.1902.
Inleidend werd gemeld dat Cohen eerst in Nederland twee jaar als huzaar in dienst was geweest, en daarna als gewoon cavalerist naar Indië was gegaan. Daar had hij al drie eervolle onderscheidingen ontvangen: het Lombokkruis, een Eervolle Vermelding Lombok en het Expeditiekruis Lombok. En hier was nu de MWO aan toegevoegd. Onderwijl was Cohen in Indië bevorderd tot korporaal, op 31 januari 1901 tot wachtmeester. Zes jaar was hij nu al in Indië geweest, ofschoon hij nog pas 24 jaar oud was.
Terwijl de Raamstraat, waar zijn ouders woonden, vol hing met vlaggen, stonden op het stationsplein de muziekkorpsen van de pontonniers en de schutterij opgesteld. Toen de trein uit Amsterdam om tien over zes aankwam, speelden de korpsen het Wilhelmus en bliezen ze het Wien Neerlandsch Bloed. Twee kleine meisjes, “dochters van den schoonbroeder van Cohen”, gaven hem een bloemruiker. Binnen, in de wachtkamer 1ste klasse, werd hij gloedvol toegesproken.
Lopend onder een erewacht stapte Cohen daarna in een van de gereedstaande rijtuigen, voor een rondrit door de binnenstad, eindigend bij de Benthienkazerne. De krant: “’n Verschrikkelijke menigte was op de been, die ijselijk drong. Het politietoezicht was zeer onvoldoende. (…) Overal langs den geheelen weg werd Cohen toegejuicht.” Om half acht bereikte de stoet de kazerne, gelegen aan de Buiten Walevest. “’t Was een heele zegetocht zwaaiende hoeden, zwaaiende petten, enfin een warm enthousiasme dat zich heel den langen tocht liet waarnemen”, sloot de verslaggever af.
Een bericht in het Bataviaasch Nieuwsblad van 26 maart 1927: |
Handschoen
Cohen, in 1902 met het stoomschip ‘Koning Willem I’ vanuit Batavia aangekomen in Nederland, vertrekt in 1905 alweer naar Nederlands-Indië, met het ss ‘Sindoro’. Op 11 oktober 1905 trouwt hij in Rotterdam met naaister Evelina van Leeuwen, die in deze stad is geboren op 18 november 1880. Cohen is zelf niet aanwezig bij de plechtigheid; het wordt een zogenoemd huwelijk met de handschoen. Een gevolmachtigde vervangt dan de afwezige partner. Evelina, een dochter van Samuel van Leeuwen en Vrouwtje Oppenheim, vertrekt nog in 1905 vanuit Rotterdam naar Nederlands-Indië, per ss ‘Ophir’.
Het is haar eerste verre reis, in 1908 en 1914 zal ze nog eens heen en weer varen tussen Nederland en de kolonie. Haar man, handelsagent inmiddels, heeft er al meerdere tochten opzitten en zal deze ook blijven maken.
Eén kind komt uit het huwelijk voort. Op 19 augustus 1909 wordt Frans Max Cohen geboren in Bandoeng. Op 9 april 1914 is hij samen met zijn vader en moeder in Rotterdam, eerst in een woning aan de Vliegerstraat, op nummer 40a, later aan de 2e Middellandstraat 4a. Op 8 mei 1915 kiezen moeder en zoon voor Bandoeng; vader Miechel volgt enkele maanden later, op 20 november.
En dan loopt het huwelijk spaak. Op 18 april 1920 scheidt Evelina in Batavia van haar man. Tot 8 maart 1921 blijft zij met Frans in Soerabaja wonen; vervolgens remigreert zij naar Nederland, naar Rotterdam, waar ze gaat wonen op het adres Oostzeedijk 194b. Op de Rotterdamse gezinskaart staat met potlood de enigszins raadselachtige, ambtelijke notitie dat Frans (12 pas) al op 5 maart is aangekomen in Holland en “van eigen middelen heeft geleefd. Zegt dat nu geld op is. Moeder woont ook daar.”
In de tussentijd is Miechel zijn ouders al kwijtgeraakt. Meijer Cohen overlijdt in Dordrecht op 16 oktober 1909, op 63-jarige leeftijd; zijn moeder Rosetta in Klundert, acht jaar later, op 13 februari 1917, 66 jaar oud. Zijn ex-vrouw Evelina van Leeuwen overlijdt in Rotterdam op 29 december 1936, 56 jaar oud. Zij wordt begraven op de joodse begraafplaats aan het Toepad.
De gezinskaart van het Rotterdamse archief, voor- en achterzijde. In april 1914 is het gezin Cohen terug in Nederland, |
Evalina van Leeuwen, de ex-vrouw van Miechel, overlijdt op 29 september 1936 (56). Zij wordt begraven op de joodse begraafplaats in Rotterdam. |
Hertrouwen
Miechel is jaren eerder al hertrouwd, met Sophie Goldsmann (Caïro, Al Qahirah, 11.4.1884). Uit een bericht in het Bataviaasch Nieuwsblad van 28 maart 1927 blijkt dat Miechel en zijn nieuwe echtgenote zich in dat jaar al samen verscheepten naar Batavia.
Miechel Cohen blijft globetrottend rondtrekken. In het Haagse Stadsarchief bevindt zich een persoonskaart van hem. Nu heeft hij opgegeven journalist te zijn. Op 15 oktober 1936 is Cohen vanuit Nice in Den Haag komen wonen, op het adres Laan van Meerdervoort 504. Op 20 november, een maand later, vertrekt hij alweer, naar Semarang. De ambtenaar van de burgerlijke stand noteert: “Is reizende.” Frans Max, de zoon van Miechel, is in diezelfde maand ook naar Semarang gegaan, maar vanuit Rotterdam, en al iets eerder, op 14 november.
Als de oorlog tegen Japan uitbreekt, betoont Miechel zich de militair die hij in diepste wezen het liefst is.
Hij woonde op Celebes, het jaar is 1941. Cohen zegt, volgens het interview met het Nieuwsblad van het Noorden (NvhN), tegen Sophie: “Wijfie, het is weer oorlog. Ik ga me melden voor de dienst.”
“Ben je gek, man”, zei ze, “je bent 64.”
“Ja,” zei Cohen plechtig, “dat is waar, maar ik heb de eed afgelegd, dat ik mij door al mijn vermogen steeds zal trachten waardig te maken de onderscheiding mij door de Koningin verleend, dus kan ik mij hier niet achter mijn leeftijd verschuilen. Ik moet gaan.”
De militaire overheid op het eiland lijfde hem prompt in en belastte hem als eerste luitenant voor speciale diensten, met het leiden van munitietransporten aan het front. Onder moeilijke omstandigheden deed hij opnieuw dapper zijn werk, wat hem het Bronzen Kruis opleverde. Ook verwierf hij de Verzetsster Oost-Azië 1942-1945. Deze werd hem “toegekend wegens zijn moedig en voorbeeldig gedrag in een jappenkamp”, gedurende de tijd dat Cohen gevangen zat in het kamp voor geallieerde krijgsgevangenen, Makassar.
De Haagse kaart van Miechel Cohen. Hij is, blijkbaar ondertussen journalist geworden, in november 1936 vanuit Nice in Den Haag aangekomen, maar gaat een maand later alweer weg, naar Semarang. De ambtenaar noteert: “Is reizende”. |
Tal van familieleden van Miechel Cohen worden vermoord in de oorlog, zoals zijn broer Benjamin. Miechel zelf weet te overleven. |
Vergast
Miechel Cohen kwam ongeschonden uit de Tweede Wereldoorlog. Dat geluk was sommige familieleden van hem niet beschoren; zij stierven in de gaskamers. Het navolgende overzicht geeft weer dat drie broers en een zus ten onder gingen in de verschrikkingen van de Holocaust.
1. Joseph: overleden in Dordrecht op 19.7.1931.
2. Philip: overleden in Amsterdam, op 22.12.1935.
3. Sophia: overleden in Klundert, op 9.12.1925.
4. Miechel: overlevende.
5. Jacob, getrouwd met Esther Meijer (Dordrecht, 10.9.1881), is vergast in Auschwitz, tegelijk met zijn vrouw, op 10.9.1942. Hun dochters Rozetta (Den Haag, 7.11.1907) en Sophia (Den Haag, 5.12.1912) eindigden daar ook, op respectievelijk 19.11.1943 en 26.9.1942. Eén kind, Elizabeth Esther (Den Haag, 20.6.1909), overleefde de oorlog. Zij is op 8 mei 1981 overleden in Amsterdam. Een vierde kind, Meijer Jozeph (Den Haag, 5.9.1915), was na een halfjaar gestorven, op 27.3.1916. Vier doden, één overlevende.
6. Samuel: overleden in Amsterdam, op 10.6.1922.
7. Jacoba, getrouwd met Tjalie Werij (Rotterdam, 7.3.1893), werd omgebracht in Sobibor, op 16.7.1943. Haar zoon Eduard Jacques (Rotterdam, 5.11.1925) stierf in Auschwitz, op 30.9.1942. Tjalie overleefde de oorlog, evenals dochter Rosetta Wilhelmina (Rotterdam, 18.10.1920). Hij overleed in Amsterdam op 11.7.1970, zij op 22.5.1982, eveneens in Amsterdam. Twee doden, twee overlevenden.
8. Israël: overleden in Amsterdam, 27.7.1936.
9. Hartog, getrouwd met Marianne Cohen de Heer (Dordrecht, 29.11.1886), is tegelijk met haar vergast in Sobibor, op 23.7.1943. Hun dochter Sientje (Dordrecht, 20.8.1921) verloor het leven daar op 9 juli 1943. Drie doden.
10. Benjamin, getrouwd met Roosje van Wezel (Amsterdam, 19.10.1888). Hij is omgebracht in Auschwitz, op 15.12.1942, zij in Bergen-Belsen, op 9.4.1945, hun dochter Elly Cohen (Soerabaja, 11.7.1921) ook in Bergen-Belsen, op 27 maart 1945. Twee kinderen overleefden de oorlog: Max (Amsterdam, 28.8.1923) en Eduard (Amsterdam, 24.1.1925). Drie doden, twee overlevenden.
De joodse gemeenschap van Dordrecht is gedecimeerd, maar het Dordtse gezin Cohen is geminimaliseerd. Slechts een enkeling is het gegund geweest voort te leven.
Een deel van het grote interview met Cohen dat het Nieuwsblad van het Noorden publiceerde op 24 april 1965. |
Het Algemeen Handelsblad van 13 februari 1961 meldt dat Sophia, de tweede vrouw van Miechel, is gestorven, in Den Haag, op 76-jarige leeftijd. Foto Delpher |
Soldij
Miechel Cohen is één van die spaarzamen. Hij weet tot 17 oktober 1968 in leven te blijven. Dan overlijdt hij, in Den Haag, 90 jaar oud. De oudste drager van de Militaire Willems-Orde is niet meer. Tegen het NvhH had hij drie jaar eerder, in 1965, verteld dat aan de MWO een riddersoldij is verbonden, vanaf het begin. Destijds in 1900 bedroeg het tachtig gulden, tegenwoordig vierhonderd gulden per jaar. Samen met zijn pensioen kon hij daarvan in het bejaardencentrum “leven als in een paradijs”.
Sophie, zijn tweede echtgenote, was er toen al niet meer. Zij is begin februari 1961 overleden, berichtte het Algemeen Handelsblad op de 13de. En Frans, zijn zoon? Deze was in februari 1955 vanuit Indonesië naar Nederland teruggekeerd, naar Rotterdam. Daarna raakte hij het volledig uit het zicht.
Anno 2018 zal hij niet meer leven – zoals alle Dordtse familieleden die hem begin vorige eeuw nog omringden, geschiedenis zijn geworden.
* Oorlogarchief familie Cohen aan het NIOD overhandigd Inzoomend op Benjamin Cohen, een van de elf kinderen van Meijer Jozeph Cohen en Rosetta de Heer, vallen er nog meer nieuwe wetenswaardigheden te melden: het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies heeft het archief van Max Cohen geschonken gekregen. Dat is al gebeurd in 2016, maar is eerst nu bekend geraakt. Verhuisd
Vervalsen Verraden |
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'