Het voorbije joodse dordrecht

De Dordtse kunstenares Monique Polak:
het stille lijden van een naoorlogs kind
* Overzicht familie Polak

Monique Polak

Een privéfoto van een jonge Monique Polak. Zij ging in Dordrecht eerst
aan de Markettenweg wonen met haar eerste echtgenoot Arie de Koff,
later in het Augustijnenkamp.
Foto Privébezit  

Behalve een veelzijdig kunstenares was Monique Polak nog iets anders: tweedegeneratieslachtoffer.
        In haar eerste hoedanigheid had ze in Dordrecht zeker een naam verworven. Collega’s, en vooral die van het Teekengenootschap Pictura, kenden en waardeerden haar. Maar dat zij leed onder het leed van haar ouders − haar grootouders van vaderszijde zijn vermoord in Sobibor – wist slechts een enkeling. Ze zweeg er liever over. Ze ging liever op in haar werk.
        Wie was de in 1947 geboren Monique Polak eigenlijk? Wat hadden de Duitsers aangericht in haar familie? En hoezeer raakte de naoorlogse Monique daar tot heel ver na de oorlog door beschadigd?
        Schijn en wezen: een portret van een getraumatiseerde joodse, Dordtse kunstenares − die zelf ook nog eens het leven vroegtijdig moest verlaten.

grootouders van Monique van vaderszijde, Hijman Polak en Clara Kan

De grootouders van Monique van vaderszijde, Hijman Polak en Clara Kan, zijn door de Duitsers omgebracht in Sobibor. Van hun naderende einde getuigen kaarten, die afkomstig zijn uit het Arolsen Archief in Bad Arolsen (’s werelds grootste archief van slachtoffers en overlevenden van het naziregime). De eerste kaart laat zien dat Hijman op 22 april 1943 eerst is opgesloten in concentratiekamp Herzogenbusch in Vught. Volgens de tweede kaart is hij vervolgens op 23 mei naar kamp Westerbork overgebracht.
Foto’s Arolsen Archives

Pseudoniem
Officieel heet Monique Polak helemaal niet zo. Haar echte naam is Ria Anneke Polak. Monique is het pseudoniem dat zij zich beroepsmatig heeft aangemeten, een nôme de plume. En de Tweede Wereldoorlog heeft zij niet eens meegemaakt: Ria is geboren in Hilversum op 3 maart 1947. De opa en oma van vaderszijde, bruut vergast in het Poolse concentratiekamp Sobibor, heeft zij niet gekend. De grootouders van moederszijde waren niet joods.
        Niettemin heeft de oorlog, hebben de wreedheden van de nazi’s, als een schaduw over haar leven gelegen, zo ook bij haar ouders, en bij haar broer Frits en haar zus Lucie. Verbazingwekkend was dat geenszins: de Holocaust heeft nogal zijn tol geëist bij de familie Polak. Zeven directe verwanten zijn omgebracht, slechts vier van hen overleefden de gruwelen, zoals blijkt uit het overzicht dat onder dit artikel staat.
        Psychisch hebben zij allemaal de gevolgen gedragen van de gebeurtenissen in de oorlog. En soms dragen ouders (ongewild) hun trauma over aan hun kinderen.
        Frits Polak, de enige van het oorspronkelijke gezin die nog leeft, reageerde aanvankelijk afhoudend toen hem in maart 2021 werd gevraagd te schetsen hoezeer de pijn van de ene op de andere generatie heeft doorgewerkt. “Ook na zoveel jaren vind ik het te belastend om uitgebreid in zoveel detail te vertellen over de oorlogsnarigheid die een zwaar stempel heeft gedrukt op de jeugd van mijn zussen en mij.”
        Later overwon hij zijn aarzelingen en gaf er toch iets van prijs, zoals hij ook graag meewerkte aan dit portret van zijn zus Ria. Hij stelt de aandacht voor haar “zeer op prijs”. Al wil hij wel een kanttekening plaatsen bij haar naam: “Monique is de artiestennaam die zij als kunstenares had en die in gebruik was onder vrienden. Ikzelf ken haar eigenlijk alleen als Ria.”
        Ter wille van de herkenbaarheid wordt Ria in dit verhaal zo consequent mogelijk Monique genoemd. Onder geen andere naam kent men haar immers, zeker niet in Dordrecht, haar langjarige woonplaats.

Hijman en Clara op transport gezet naar Sobibor

Twee dagen later, op 25 mei, zijn Hijman en Clara op transport gezet naar Sobibor, waar zij op 28 mei werden vergast.
Foto’s Arolsen Archives

Verhuisd
Onderwijzer Meijer Polak, geboren in Amsterdam op 11 januari 1906, trouwde in augustus 1935 met de Amsterdamse Henriëtta Carolina Corts, aldus De Gooi- en Eemlander van de vijfde augustus. Zij waren allebei 31, en een maand eerder in ondertrouw gegaan.
        Meijer woonde al lang in Hilversum. Zijn ouders waren op 22 mei 1918 vanuit Amsterdam in deze stad neergestreken, in de Gijsbrecht van Amstelstraat op nummer 93. Zijn vader was de sigarenmaker Hijman Polak (Amsterdam, 12 oktober 1883), zijn moeder Clara Kan (Amsterdam, 12 december 1884). Aanvankelijk had het echtpaar Polak − in Amsterdam in het huwelijk getreden op 20 september 1905 − nog aan de Neuweg 282 in Hilversum gewoond, volgens het lokale Adresboek van 1920. Maar in 1935, toen hun zoon Meijer Henriëtte huwde, was het woonadres Asterstraat 6 geworden.
        Vijf jaar later breekt in Nederland de oorlog uit. Meijer en Henriëtta wonen inmiddels zelfstandig, aan de De Bazelstraat, op nummer 23. Zij gaan merken hoe de bezetter de joodse gemeenschap beïnvloedt: joodse kinderen worden afgezonderd in een aparte school. De Gooi- en Eemlander meldt in de editie van 30 maart 1942 dat “aan den Groene Gerritsweg no. 2 de school voor Joodsche kinderen in gebruik wordt genomen. Hoofd van deze school wordt “de heer M. Polak uit Hilversum”, Meijer.
        Al die tijd is het echtpaar Polak kinderloos gebleven, maar dat verandert nog in datzelfde jaar, midden in de oorlog: op 11 september 1942 komt eersteling Lucie ter wereld. Bijna twee jaar later volgt hun tweede kind, Frits Rudolf, op 14 mei 1944. Na een oproep in maart 1944 is Meijer, die als jood voor zijn leven te vrezen had, veiligheidshalve ondergedoken. Waar en vanaf wanneer is tot op heden niet bekend geworden. Frits: “Ik weet het niet. In de familie werd alleen maar verteld dat mijn vader langdurig ondergedoken heeft gezeten.”

Hijman Polak en Clara Kan zijn overleden in Sobibor

Op 15 maart 1950 noteert de ambtenaar van de burgerlijke stand in Hilversum dat
Hijman Polak en Clara Kan zijn “overleden” in Sobibor.
Foto’s Noord-Hollands Archief  


trouwfoto Meijer Polak en Henriëtte Corts

De ouders van Monique, Meijer Polak en de niet-joodse Henriëtte Corts, trouwden in augustus 1935 in Hilversum. Dit is hun trouwfoto.
Midden in de oorlog werd hun eerste kind geboren, Lucie, op 11 september 1942.


Beschoten
Moeder Henriëtte werd als niet-joodse met rust gelaten, wat niet wil zeggen dat zij zorgeloos kon voortleven. Frits: “Mijn moeder is tijdens de oorlog beschoten. Daar was nog een groot litteken in haar arm van overgebleven.”
        Bij alle moordzucht van de nazi’s bleef dit ene gezin Polak intact. Dat gold niet voor de grootouders van Meijer, Hijman en Clara. Ze werden opgepakt, afgevoerd en tegelijk vergast in het verre, Poolse doodsoord Sobibor, op 28 mei 1943, 59 en 58 jaar oud. Drie kinderen had dit echtpaar, Meijer meegeteld. Jonas, geboren in Amsterdam op 29 oktober 1907, stierf jong, in Bergen, op 27 augustus 1930, nog pas 21 jaar oud. Meijer en Samuel (Amsterdam, 6 februari 1914) overleefden de oorlogsverschrikkingen.
        Maar Hijman en Clara waren niet de enige slachtoffers van het nazigeweld. Zoals het overzicht hieronder laat zien, werden ook twee broers en een zus van Hijman, plus hun partners, vermoord. Eén broer, Salomon, een psychiatrisch patiënt, overleed in Bloemendaal. De herdenkingswebsite ‘Joods Monument’ rangschikt zijn dood ook onder de oorlogsgetroffenen.
        Na de oorlog keerde Meijer uit de onderduik terug in zijn gezin. Ze waren er allemaal nog, zo met z’n vijven. Elders in de families Polak bleek een kind van zijn oom Emanuel de bezettingstijd te hebben doorstaan, en was Betje Bed, de vrouw van oom Isaac Polak, nog in leven, samen met haar twee kinderen Julia en Jacques. Betje had geluk gehad: ze was vervoerd naar Bergen-Belsen, nog zo’n vernietigingskamp, maar is klaarblijkelijk bevrijd.

Trauma’s
Thuis, in het Hilversumse gezin Polak, ging het niet goed. De oorlog bleek een sleutelmoment te zijn geweest. Maar dat was niet direct merkbaar. De nare herinneringen, de trauma’s zouden het gezin pas gaan kwellen toen de kinderen de volwassenheid naderden. En dat waren er in totaal drie geworden: Ria Anneke kwam erbij, op 3 maart 1947. Zij was een naoorlogs kind, maar dat maakte niet uit: de oorlog kreeg evengoed vat op haar.

Lucie Polak werd journaliste bij Het Vrije Volk

Lucie Polak werd journaliste. Zij begon haar loopbaan bij
‘Het Vrije Volk’, bij de edities Utrecht en Hilversum. Dit is een rechtbankverslag van haar, uit HVV van 8 april 1970.
Lucie Polak eindigde bij het NOS-Journaal.
Foto Delpher

        Hoe verging het de kinderen? In vogelvlucht:
        Lucie Polak groeide uit tot journaliste. Ze werkte in Utrecht en Hilversum voor Het Vrije Volk, voordat zij ten slotte eindredacteur werd bij het NOS-Journaal. Ze werkte bij dit instituut van 1988 tot 2001. Ze kreeg een zoon, David Polak, die tegenwoordig David Thijssen heet. Lucie Polak stierf op 25 mei 2005, op 62-jarige leeftijd.
        Ir. Frits Rudolf Polak ging van 1956 tot 1963 naar Het Nieuwe Lyceum in Hilversum, behaalde daar zijn diploma gymnasium-B. Van 1963 tot 1969 volgde hij op de TU in Delft de studie lucht- en ruimtevaarttechniek. Aansluitend ging hij 37 jaar als senior scientist werken bij het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium in Amsterdam. Hoofdonderwerp: automatisering van de luchtverkeersleiding. Sinds april 2005 is hij met pensioen. Hij woont in Abcoude.
        Ria Anneke werd Monique, de schuilnaam die ze zich gunde als de kunstenares die ze werd. Haar biografie volgt hierna en is uitgebreider, eenvoudigweg omdat zij de hoofdpersoon is van dit artikel.

Ruzies
Terug naar Hilversum, terug naar het oorlogsleed dat het gezin Polak in de greep kreeg.
        Frits Polak, het overgebleven gezinslid, vertelt dat de ouders hun verdriet verzwegen. “Dat resulteerde in veel spanning en ruzie thuis. Mijn moeder ging vaak ’s middag laat naar een lunchroom en kwam dan later thuis, waardoor het avondeten te laat werd opgediend. Mijn vader gooide dan soms het eten in de tuin. Ik sloot mij af en bleef op mijn kamertje. Mijn beide zussen voelden zich onbegrepen door mijn ouders. Lucie had veel last van de nare sfeer in het gezin door al die ruzies, ik ook. Bijkomend probleem was dat onze ouders relatief laat kinderen hebben gekregen. Toen Ria werd geboren, was onze moeder al 42 jaar.”
        De kinderen gingen gebukt onder de huiselijke spanningen, in feite werden zij tweedegeneratieslachtoffers. Zij groeiden op met ouders die niet konden of wilden praten over wat zij in de oorlog hadden meegemaakt.
        Frits: “De oorlog en het lot van onze grootouders en van mijn vader, de onderduik, hadden een grote invloed op ons gezinsleven. Het gevolg van onze thuissituatie was dat wij alle drie om verschillende redenen op ongeveer 18-jarige leeftijd het ouderlijk huis hebben verlaten. Lucie vond het bijvoorbeeld heel vervelend dat zij regelmatig voor het eten moest zorgen en daarvoor vaak op haar kop kreeg, terwijl onze moeder dus juist om etenstijd in de lunchroom zat. Ook Lucie ging daarom zo snel mogelijk het huis uit.”
        Voor zijn vader Meijer, die zijn eigen ouders was kwijtgeraakt plus ooms en tantes, bleef de oorlog ook anderszins almaar doorwerken. Frits: “Onze vader heeft na de oorlog nog jaren gewerkt voor het [instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies] NIOD, onder leiding van Lou de Jong. Hij was daarvoor vaak op reis in het buitenland, op zoek naar oorlogsmisdadigers. Met als gevolg dat hij nooit goed is losgekomen van de oorlog. Hij stuurde wel geregeld ansichtkaarten naar zijn kinderen.”
        Meijer Polak, dit ter afsluiting, is op 19 april 1979 als 73-jarige overleden. Frits: “Op zijn sterfbed hoorde hij nog de vliegtuigen overkomen.” Echtgenote Henriëtte leefde iets langer, tot 8 februari 1982. Zij is 76 geworden.

Augustijnenkamp

In dit historische, derde pand van links, aan het Augustijnenkamp,
had Monique Polak decennia lang haar woning en atelier.
Foto Redactie Website

Rotterdam
Ria Polak, het naoorlogse kind, studeerde van 1976 tot 1981 aan de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam. Haar docenten waren Gijs Voskuyl, Cees Stoel en Dordtenaar Otto Dicke. Ze betoonde zich veelzijdig. Ze bekwaamde zich in keramiek, beeldhouwen, tekenen en schilderen. Nog tijdens haar opleiding, in 1980, werd zij in Dordrecht werkend lid van het legendarische Teekengenootschap Pictura (1704), waarvan Dicke een markant lid was.
        Volgens haar broer Frits was Monique onmiskenbaar artistiek. “Ze wilde etalages inrichten bij De Bijenkorf in Amsterdam. Dat was haar droom,” vertelde hij het dagblad De Dordtenaar in 2016 in een terugblikkend artikel over zijn zus. Het pakte anders uit: ze werd etaleuse bij C&A. Maar ze bleef daar niet in hangen, ze zou haar artistieke vaardigheden gaandeweg breed uitspreiden.
        In Rotterdam leert Monique Arie de Koff kennen. Zij trouwt met hem in Hilversum. Volgens het dagblad De Tijd van 20 maart 1974 opent zij met hem op het adres Frits Ruysstraat 28a een boek- en bijbelhuis. De Koff is een stripverzamelaar die eerder aan de Goudserijweg een stripwinkel had, Old Comic House. Later verhuisde hij naar het Zwaanshals, nog vier jaar later startte hij, bekeerd tot het geloof, in de Ruysstraat een bijbelwinkel, met in de kelder een stripafdeling. Ook in Dordrecht runde hij naderhand een bijbelwinkel.
        Op 24 mei 1977 vestigde De Koff zich lijfelijk in Dordrecht, volgens de gemeentelijke woonkaart op het adres Markettenweg 8. Op 24 juni 1981 vertrok De Koff, hij echtscheidde van Monique, en betrok een pand aan de Spuiweg, op nummer 108. Zij bleef nu alleen achter op de Markettenweg, maar verhuisde in 1989 naar de binnenstad, naar Augustijnenkamp 64.
        In een interview met het Picturablad, gepubliceerd in maart 2008, vertelde zij dat haar allereerste atelier in de vroegere keuken van de Buitenschool aan de Vrieseweg was. De huur was slechts 76 gulden per maand. “Ik heb er met veel plezier gewerkt.” Maar de Buitenschool werd gesloopt, en toen begon voor haar en andere Dordtse kunstenaars die er werkten, “de ellende”. Vervangende ateliers bleken allemaal “vreselijk duur”.

advertentie in het Nieuw Israëlitisch Weekblad

In dat atelier gaf zij als tekendocente ook les, zoals blijkt uit deze advertentie van haar
in het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ van
25 oktober 1991.
Foto Delpher

Vakkundig
In haar woning aan het Augustijnenkamp begon ze daarop een potterie- en schilderatelier. Daar ging ze lesgeven, en ook tentoonstellingen houden. In een advertentie in het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 25 oktober 1991 prees ze zichzelf onbewimpeld aan: “Monique Polak exposeert eigen werk van een verfijnde realistische dierenwereld tot een abstract gouache. (…) Ook voor uw opdrachten en vakkundig onderricht.”
        Een jaar eerder had ze in eigen beheer een boek uitgegeven, over een van haar specialismen. Keramiek en draaiwerk is de titel ervan. Haar schilderwerk kenmerkte zich door “een abstract figuratieve stijl”, vonden Zegwaart en Leidelmeijers, antiquairs die in oktober 2019 een werk van haar verkochten.
        Verslaggever Rob van Es van De Dordtenaar interviewde in 2016 enkele oud-cursisten. Hester Sigtermans leerde als havo-leerlinge van haar docente anders kijken. “We scheelden heel wat jaren. Maar het voelde vanaf het eerste moment alsof we gelijken waren.”, zei ze. En oud-cursiste Caroline de Kok vertelde: “Ik kom zelf uit het bedrijfsleven. Het was een verademing om les van haar te krijgen.”
        Monique manifesteerde zich in Dordrecht als docente en kunstenares, ze bouwde een zekere faam op. In kunstkringen kende men haar, zeker de leden van Pictura. Maar wisten die collega’s ook hoezeer de oorlog het leven van haar en haar overgebleven familieleden heeft getekend? Sprak ze erover, of liet ze dat geheim rusten?
        Haar broer Frits weet het niet, zegt hij desgevraagd. “Ik kan die vraag niet goed beantwoorden. In haar Dordtse periode had ik weinig contact met mijn zus. Ze was wel erg geïnteresseerd in en zeer betrokken bij haar joodse afkomst [Monique was een zogenoemde vaderjood]. Volgens mij deed ze echter nauwelijks aan de joodse rituelen. Alhoewel, met Pasen waren er matzes. Dat doe ik ook.”

Teekengenootgenootschap Pictura

Al in 1980 werd Monique Polak werkend lid van het Teekengenootgenootschap Pictura in Dordrecht. Deze groepsfoto, gemaakt in de jaren tachtig, toont de Picturaleden die deelnamen aan het wekelijkse modeltekenen. Monique is de vierde van rechts. Uiterst links staat Otto Dicke, die zij kende als docent van de Rotterdamse academie.
Foto Beeldbank Regionaal Archief Dordrecht (nr. 552_317880)

Nauwelijks
Aan verscheidene Picturaleden is het gevraagd: vertelde Monique over het oorlogsleed van haar ouders en grootouders? Nauwelijks, hoogst zelden, zo blijkt bij een rondgang.
        Ron Gennisse, lithograaf en schilder: “Monique sprak meer over de kunst dan over haar privé-leven. Ik had destijds ook contact met haar man, Arie, over ons gezamenlijke, evangelisch geloof. De gesprekken waren doorspekt met joodse uitdrukkingen. Maar het ‘directe’ van de oorlog kwam niet veel aan de orde.”
        Margreet Huisman, beeldhouwster: “Haar werk heb ik meer gekend dan haar persoon. Het waren gesprekken over klei en werkavonturen. Ze zweeg over het oorlogsleed in de familie, maar in de werkgesprekken kwam wel eens iets naar boven. Nooit expliciet, maar gewoon omdat het haar achtergrond was. Over het verleden sprak ze terloops. Door haar werk kon ze daarmee leven. Er naar vragen had geen zin, ze verwerkte alles. Voor mij ging ze altijd enthousiast op in haar werk.”
        Frans van Lent, fotograaf en performancekunstenaar: “Nee, ik heb haar nooit over het oorlogsleed horen spreken. Maar ik ook nooit echt met haar om. We zeiden alleen gedag.”
        Diana van Hal, lino’s en schilderijen op paneel: “Ik kende Monique eigenlijk niet echt. We hebben elkaar vaak ontmoet in Pictura, maar meer in het voorbijgaan.”
        Trudy Kunkeler, keramische beelden, installaties en projecten: “Ik heb haar gekend, maar weinig contact met haar gehad. En dat was dan voornamelijk werkgerelateerd. Over haar achtergrond heeft zij nooit met mij gesproken.”
        Oud-voorzitter mr. Ad Fraanje van Pictura: “Ik kwam haar vaak tegen, wij woonden en werkten dicht bij elkaar. Zij: Augustijnenkamp, ik: Steegoversloot hoek Schoolstraat. We maakten dan een praatje, ze had altijd wel een mooi verhaal. Ik ben ook wel eens in haar atelier geweest. Maar nee, ik kan me niet herinneren dat zij over het oorlogsleed sprak.”

Meijer Polak en Henriëtte Corts

Nog twee privéfoto’s, van Monique’s ouders op latere leeftijd, en van moeder Henriëtte, uit 1969.
De moeder veroorzaakte spanningen in het gezin, door tegen etenstijd naar de lunchroom te gaan.
Foto’s Privébezit  

Norsig
Hetzelfde patroon – van vooral werken en verdriet verdringen – tekende zich ook af bij Lucie, de zus van Monique. Enkele oud-Journaal-collega’s melden over Lucie dat ook zij de oorlog liever onaangeroerd liet.
        Astrid Klijnman-van de Broek, regie-assistente: “Over Lucies verleden heb ik niet zoveel te vertellen. Behalve dan dat ze een wat norsige collega was, maar goed voor de regie-assistente. In die tijd was de hiërarchie ook nog heel anders, en over een oorlogsverleden werd dan eigenlijk niet zoveel gepraat.”
        Marga van Praag, voormalig presentatrice: “Lucie heb ik goed gekend. Wij zijn jaren met elkaar opgetrokken. Ze kwam vaak bij ons. Over haar familie in de oorlog weet ik weinig. Ze had een hekel aan haar moeder. ‘Mijn moeder is een loeder’, zei ze vaak. Volgens mij is haar vader bij familie van haar ondergedoken geweest; ik weet dat niet helemaal zeker. Haar vader heb ik niet gekend. Ik weet wel dat ze hem een lieve slapjanus vond, die onder de plak zat van haar moeder. (…) Lucie was lastig en had uitgesproken ideeën.”
        René Went ten slotte, eindredacteur van Nieuwsuur, daarvoor van het NOS-Journaal: “Ik heb Lucie in verschillende posities meegemaakt: als chef van de Haagse redactie, als redactiechef en als plaatsvervangend hoofdredacteur. Dan werk je best nauw samen, maar je zit niet de hele dag aan hetzelfde uitzendblok met haar. Misschien is het de moeite waard om contact te zoeken met Pia Dijkstra, want die heeft jarenlang wel zo met haar gewerkt. [Pia Dijkstra heeft niet gereageerd, red.]
        “Hoe ook: ik was met Lucie op goede voet. Wat niet vanzelfsprekend was, omdat zij een strenge eindredacteur van het Acht uur-journaal was, die hoge eisen stelde aan de onderwerpen van verslaggevers en redacteuren. Dat kon ze, omdat ze heel goed was. Daarbij was ze heel precies met de taal. Als iemand schreef dat ‘de storm voor overlast zorgde’, riep ze altijd: ‘zorgen doe je voor je oude moeder!’ En als iemand Filipijnen verkeerd schreef – wat vaak gebeurde – dan riep ze luid: ‘Eén L en één P!’
        “Ik zie overigens nu pas dat ze daarmee – onbewust, vermoed ik − haar initialen noemde. In het redactiesysteem werkte je daarmee. Pia was PD, ik RW, en Lucie dus LP. Maar dit terzijde. Over haar privéleven vertelde ze mij nimmer, maar Pia mogelijk wel. Ik meen te weten dat ze jarenlang alleen woonde in een bescheiden huisje, in Bussum of Hilversum. Ze rookte enorm, trouwens.
        “Inhoudelijk citeren we haar nog wel eens, omdat zij in de ochtendvergadering bijna elke dag begon over wat ze bij de groenteboer had gehoord. Dat was misschien niet letterlijk zo, maar het liet zien dat ze zich ervan bewust was dat we oog moesten hebben voor wat er leefde onder de mensen die gewoon elke dag boodschappen deden, merkten hoe duur alles was en daar bespraken wat er in de wereld – beter nog wellicht: hun wereld – zoal gebeurde. Dat was voor zo’n vergadering toch altijd weer een impuls om niet te blijven hangen bij de zoveelste persconferentie in Nieuwspoort. Leerzaam dus!
        “Bij mijn weten was er geen groot afscheid, kwam ze ook nooit meer op de redactie en waren we wel eens bezorgd over de verhalen dat ze haar dagen eenzaam sleet. Ze overleed, meen ik, toen ze op bezoek was bij haar (enige) zoon in Guadeloupe. En ze was ook nog oma. Dat vond ze dan weer geweldig.”

Monique Polak foto is begin 2008 gemaakt door wijlen de fotograaf Fred van Rijen

Deze foto is begin 2008 gemaakt door wijlen de fotograaf Fred van Rijen, die in het Augustijnenkamp tegenover Monique Polak woonde. Monique was inmiddels verhuisd naar het gehucht De Heen in westelijk Brabant. Na het overlijden van haar tweede echtgenoot Ton van Tour nodigde zij de redactie van het Picturablad uit om een verhaal te schrijven over het gastatelier dat collega’s bij haar konden huren.
Foto Fred van Rijen

Zoon
Ook Monique, Lucies zus, had een zoon. Dat was in Dordrecht nauwelijks bekend. Zoals Monique bij voorkeur de oorlog buiten de gesprekken hield, zo weinig mededeelzaam was ze ook over haar zoon, die zij had gekregen met Arie de Koff. Hij heette Ravel Cornelis de Koff, hij is geboren in Rotterdam op 29 november 1968. Monique noemde hem Tajiri.
        Volgens Frits Polak koos Ravel op zijn twaalfde, dus vanaf 1970, voor zijn vader. “Als volwassene woonde hij in Rotterdam. De verhouding met zijn moeder liet veel te wensen over. Ze hadden weinig contact en wij daarom ook niet.” Met ‘wij’ doelt hij op hemzelf, zijn vrouw Ria en hun twee kinderen Odette (1973) en Sven (1977).
        Monique Polak hertrouwde, met de zeeman Ton van Tour. Met hem ging ze een nieuwe levensfase in, die achteraf meteen haar laatste bleek, en een schrijnende. Bovenop alle geestelijke pijn die de oorlog bij haar teweegbracht, ervoer ze ook nog twee flinke tegenslagen in haar latere leven. Het leven zat haar niet mee.
        Op 1 mei 2002 verliet Monique Dordrecht, samen met Ton. Aan de Waterweg in De Heen, een gehucht in het uiterste westen van Noord-Brabant, vlakbij Steenbergen, hadden zij midden in de verlaten polder ‘De Blikke’, een boerderijwoning gekocht. Van Tour sleutelde er in de garage aan klassieke auto’s, ernaast bevond zich pas een jaar een fonkelnieuw houten atelier, 72 vierkante meter groot.
        Daar ging Polak werken. Niet alleen aan haar plastieken, aquarellen, pastels, gouaches, keramiek en olieverven, ze ging er ook workshops en cursussen geven, aan bedrijven en belangstellenden. Dordrecht raakte op de achtergrond, al bleef ze trouw lid van Pictura.
        Ton van Tour overleed op 23 mei 2007, vijf jaar later. Emotioneel en financieel raakte ze behoorlijk van slag. In de hoop de boerderijwoning en het aanpalende atelier langer aan te kunnen houden, nodigde ze de redactie van het Picturablad uit, begin 2008. Of er een stukje geschreven kon worden: ze had een gastatelier in de aanbieding, huurprijs 375 euro per maand. Misschien hadden collega’s er zin in?
        Het atelier, benadrukte ze, was groot en keek uit op landbouwpolders. Die weliswaar leeg en stil waren en in een uithoek lagen, maar: “Door de verlatenheid functioneer je. Je kunt je beter concentreren; je komt hier tot rust.” Wc en douche bevinden zich in de boerderijwoning. Slapen kan op de slaapbank in het atelier, of op de vide daar, of gewoon in het huis, in de logeerkamer. Op loopafstand is er het natuurgebied ‘De Heense Gorzen’.
        Het atelier kon het hele jaar betrokken worden. En, gaf Monique toe, ze keek uit naar de komst van collega’s. Ze hunkerde naar “communicatie”, naar “contact met gelijkgestemden”. Dat was hard nodig, want in de omgeving woonden “hele simpele mensen, zeg maar de aardappeleters van Van Gogh”. “Daar is niets mis mee, maar voor een kunstenaar is het geestelijke armoede. De kunst houdt hier op bij Breda.”

laatste foto van Monique Polak gemaakt op 12 juli 2016

Dit is een laatste foto van Monique Polak, gemaakt op 12 juli 2016. Ze had alvleesklierkanker, en stierf een maand later.
Zij omhelst hier haar broer Frits, die na Lucie en voor Monique werd geboren.
Foto Privébezit

Ziek
In 2015 sloeg het noodlot sloeg andermaal toe. Monique kreeg kanker. “Ze was er in een vroeg stadium bij en kon met succes worden geopereerd”, schreef De Dordtenaar op 29 oktober 2016 in een In Memoriam. “Haar herstel ging gepaard met een golf van nieuwe energie en creativiteit. Ze ging zelfs weer lesgeven.”
         Maar de ziekte kwam in april 2016 terug. Monique wist dat de alvleesklierkanker nu ongeneeslijk was. Met haar jeugdvriend Dries Harshagen en nicht Odette bracht ze haar huis in Den Heen aan kant. De opbrengst van haar schilderijen, zo had ze jaren ervoor al bepaald, moesten worden geschonken aan het Joods Nationaal fonds – die daarvan bomen plant in Israël.
        Op 5 september 2016 was het afgelopen: Monique overleed, 69 jaar oud. Op de overlijdenskaart kwam te staan: “Moegestreden, maar tot het allerlaatst de regie [houdend], heeft de ziekte je uiteindelijk toch kleingekregen.” Behalve het gezin van Frits werd op de kaart ook Ravel genoemd, “met wie het contact kort voor haar overlijden wat beter was” (Frits). Ondertekend hadden ook “De poetebeten”. Zo liefkozend noemde Monique Polak haar twee poezen.
        Frits Polak was nu als enige over. Hij werd dan ook testamentair executeur. In die hoedanigheid regelde hij dat ongeveer vijftig ingelijste schilderijen van zijn zus konden worden opgehaald en verkocht, voor het fonds. “Helaas is het fonds daar zeer onzorgvuldig mee omgegaan, door ze als ‘wandversiering’ bij een veiling aan bieden, in plaats van ze op concrete waarde geschat te verkopen. De opbrengst was daardoor minimaal! Jammer! Ze hebben zichzelf te kort gedaan.”
        Nog geen drie weken na het overlijden van Monique bleek dat haar zoon Ravel werd vermist. Na maanden van onzekerheid werd hij op 10 december levenloos gevonden, in Vijfhuizen. Hij is 48 jaar oud geworden.

***

Monique Polak is ‘thuis’ begraven, in haar geboortestad Hilversum.
        Dat wilde ze per se, zegt Frits. “Ze was zeer gehecht aan de natuurlijke omgeving van zuidelijk Hilversum, waar we geboren en getogen zijn. Daar wilde ze dan ook beslist begraven worden. Ze had haar graf zelf tevoren al uitgezocht.”




(Met medewerking van Erica van Dooremalen)

Overzicht familie Polak

Sigarenmaker Hijman Polak, de grootvader van Monique Polak, was een zoon van kleermaker Jonas Hijman Polak (Zwolle, 3 april 1861) en Judith de Vries (Amsterdam, 13 januari 1861). Hij had drie broers en een zus. In de oorlog is het gezin Polak grotendeels vermoord. Dit zijn de gegevens over hen:

1. Hijman Polak (Amsterdam, 12 oktober 1883 – Sobibor, 28 mei 1943; 59 jaar). Beroep: sigarenmaker. Hij was op 20 september 1905 in Amsterdam getrouwd met Clara Kan (Amsterdam, 12 december 1884 – Sobibor, 28 mei 1943; 58 jaar). Twee doden.

Emanuel Abraham Polak, broer van Hijman

Emanuel Abraham Polak,
broer van Hijman.
Foto Website ‘Joods Monument’

2. Emanuel Abraham Polak (Amsterdam, 8 december 1887 – Sobibor, 4 juni 1943, 55 jaar). Beroep: schoenmaker. Was getrouwd met Saartje Wurms (Amsterdam, 11 juli 1898 – Sobibor, 4 juni 1943: 44 jaar). Een kind heeft de oorlog overleefd. Twee doden, 1 overlevende.

3. Salomon Polak (Londen, 1 januari 1896 – Bloemendaal, 26 september 1941: 45 jaar). Salomon Salomon was patiënt in het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht ‘Het Apeldoornsche Bos’ in Apeldoorn. Eén dode.

4. Frederica van Os-Polak (Londen, 20 februari 1898 – Sobibor, 11 juni 1943: 45 jaar). Beroep: zakkenstopper. Zij was getrouwd met Isaac van Os (Amsterdam, 15 december 1895 – Midden-Europa, 31 maart 1943; 47 jaar). Hun zoon Nathan (Amsterdam, 8 november 1929) werd tegelijk met moeder Frederica omgebracht, op 13-jarige leeftijd. Drie doden.

5. Isaac Polak (Londen, 13 mei 1900 – Extern Komando Fallersleben, 21 april 1945; 44 jaar). Beroep: kleermaker. Hij trouwde op 17 augustus 1922 in Amsterdam met Betje Bed (Amsterdam, 7 augustus 1897) en had een kleermakersatelier aan huis in de Nieuwe Amstelstraat 43 III. Betje is volgens de gezinskaart in het Amsterdamse stadsarchief naar Bergen-Belsen getransporteerd, maar heeft de oorlog overleefd, evenals haar twee kinderen: Julia en Jacques. Betje is overleden in Amsterdam, op 24 november 1952, 55 jaar oud. Eén dode, drie overlevenden.


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'