Het voorbije joodse dordrecht
Mozes de Jong: de enige joods-Dordtse
militair die in de oorlog sneuvelde
Deze foto van de Mariënbornstraat in de jaren vijftig toont, |
In het stadsarchief is geen foto voorhanden van huizen |
Hij is de enige, en mogelijk zelfs de allereerste.
Mozes de Jong, een joodse Dordtenaar, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog niet in een vernietigingskamp de dood ingejaagd, zoals miljoenen van zijn geloofsgenoten overkwam. Ook stierf hij niet in de onderduik, tijdens de hongerwinter of gedurende een dodenmars. De gemechaniseerde volkerenmoord die de nazi’s op joden pleegden, liet hem onverlet, in elk denkbaar opzicht.
Hij kwam op een ándere manier om het leven, rechtstreeks als gevolg van Duitse oorlogshandelingen: als dienstdoend soldaat. Op de eerste oorlogsdag, 10 mei 1940, sneuvelde hij al, tijdens gevechten bij de politiekazerne in Willemsdorp, het gehucht dat pal voor de Moerdijkbrug ligt. Daarmee is hij het enige joodse militaire slachtoffer uit Dordrecht.
Op de erehof die is ingericht op de Algemene Begraafplaats in Dordrecht voor de 94 gevallenen uit de Tweede Wereldoorlog, is De Jong’s joodse status onmiddellijk zichtbaar. Alleen op zíjn grafsteen – en er zijn er 26 die ook aan 10 mei 1940 zijn gewijd – staan Hebreeuwse letters.
Mozes de Jong staat verder op de Erelijst van Gevallenen 1940-1945, een document dat sinds 1960 is te vinden in de hal van de ingang van de Tweede Kamer, aan Binnenhof 1a. Achttienduizend namen zijn in deze Erelijst opgenomen, zowel die van militairen als van verzetsstrijders. Elke dag slaat een medewerker van de Tweede Kamer een pagina om, zodat het belangstellende publiek steeds nieuwe namen te zien krijgt.
Mozes de Jong wordt genoemd op bladzijde 1343, met alleen zijn naam, geboorte- en overlijdensdatum en zijn rang: dienstplichtig soldaat. Zijn joodse afkomst blijft hier begrijpelijkerwijs onvermeld: niet om zijn geloof overleed hij, maar dienend in het leger.
In dit verhaal wordt hij verbijzonderd. Het zal zijn achtergebleven vrouw en twee dochters niet hebben getroost indertijd, maar dat Mozes de Jong als joods militair sneuvelde, is lokaal-historisch een belangwekkend feit.
Zelf heeft hij het niet geweten, maar familieleden van hem kregen hardvochtig te maken met het banale kwaad van de nazi’s.
In het stadsarchief bevindt zich deze groepsfoto van militairen van het Dekkingsdetachement Willemsdorp. |
In deze woning aan de Adriaan van Altenastraat 16 woonde Mozes de Jong voor zijn overlijden. |
Twaalf
Mozes is een kind uit een gezin van grote omvang. Zijn vader, Gerard Joachim de Jong, trouwde op 4 augustus 1904 in Dordrecht met plaatsgenote Grietje Tonninge. Hij was geboren op 8 juni 1879, zij op 27 december 1885. Op hun huwelijksdag waren zij 25 en 18 jaar oud. Hun eerste telg heette Katharina. Zij kwam ter wereld op 1 maart 1905, vreemd genoeg in Oud-Beijerland. Was moeder Grietje er bij toeval op bezoek, woonde het echtpaar er tijdelijk? Het is niet meer na te gaan.
In voortvarende tempo, soms met een pauze van enkele jaren, verschenen de navolgende kinderen; in totaal zou Grietje er twaalf baren.* Rijntje (25.05.1906) kwam als tweede, daarna Abraham (05.12.1907), Simon (23.11.1908), Mozes (02.10.1909), Saartje (al na 6 maanden overleden op 03.07.1912), Sander (21.10.1913), Saartje (08.06.1915), Anna (30.06.1916), Leendert (01.07.1912), Meijer (03.12.1923) en ten slotte Lena (26-07.1925).
Vader verdiende de kost als koopman en lompenhandelaar.
De uitdijende familie woonde aanvankelijk in de Heer Heijmansuijsstraat 49, later in de Knoopmakersgang 2 rood, een armoedige zijstraat van de Mariënbornstraat in de binnenstad, inmiddels volledig gesloopt. Naarmate de kinderen volwassen werden, zwermden ze uit, in Dordrecht zelf of daarbuiten. De tamelijk volgeschreven gezinskaart laat zien dat Katharina in 1925 naar Amsterdam verhuisde (Sarphatipark 106), Abraham in 1918 naar Zandvoort, Anna in 1936 naar Den Haag (Wagenstraat 38).
Mozes, de aankomende soldaat, bleef in Dordrecht. Hij huwde op 2 januari 1936 Pierkje Haksteen (geboren 23.02.1913), die net zo authentiek Dordts was, maar niet joods. Pierkje had Nederlands Hervormd als geloofsrichting. Hun kinderen, Grietje (01.03.1937) en Johanna Pierkje (01.01.1940), bleven ongelovig, blijkens de gezinskaart.
Mozes werkte als fabrieksarbeider bij de metaalhandel Jos Cohen & Zonen, aan de Maasstraat in de wijk de Staart. Aanvankelijk vormde de Waalstraat 18 rood zijn woonadres, nadien werd dit de Adriaan van Altenastraat 16, een bescheiden huis dat nog altijd bestaat en hetzelfde nummer heeft.
Het detachement van Mozes de Jong moest de Moerdijkspoorbrug en -verkeersbrug verdedigen, |
De eerste foto toont de nog nieuwe marechausseekazerne in |
Mobilisatie
De voortekenen waren er: de Duitsers koesterden een meedogenloze expansiedrift. Hun legers waren in april 1940 Denemarken en Noorwegen binnengevallen, aan Engeland en Frankrijk was al de oorlog verklaard, Oostenrijk en Sudetenland raakten geannexeerd. Nederland zou niet neutraal kunnen blijven, voorvoelde de regering; in augustus 1939 werd er een algehele mobilisatie afgekondigd.
In het recente boek Dordrecht 40-45 schrijft auteur Wim van Wijk dat zich op 29 augustus 1939 in Dordrecht enerzijds honderden Dordtse dienstplichtigen bij het station verzamelen om naar hun garnizoensplaats vervoerd te worden. Anderzijds stappen daar ook zo’n 1600 mannen uit; Dordrecht is zelf ook een garnizoensplaats. Dat Mozes de Jong zich tussen een van beide groepen bevond, is aannemelijk: hij was immers dpl.sld. Hij was een manschap van het Nederlandse leger.
Wat zijn bewegingen in de aanloop tot de oorlog ook waren, feit is dat hij “tijdens de mobilisatie als soldaat gelegerd was bij het dekkingsdetachement in Willemdorp” (I-41 RI). Dit gegeven is afkomstig van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, en wordt vermeld op de website Joods Monument. En daar, in dat petieterige buurtschap, gelegen aan de voet van de Moerdijkbrug over het Hollands Diep, werd hij neergeschoten, nog voordat de Tweede Wereldoorlog in Nederland goed en wel was begonnen.
De Moerdijkbruggen vormden de enige toegang tot de Vesting Holland en werden daarom verdedigd. Maar de Nederlandse legerleiding was in de vroege ochtend van de tiende mei “niet voorbereid” op de overrompelingstactiek van de Duitsers. Een formatie Junker 52-bommenwerpers wierp omstreeks vier uur bommen af boven de kazernes van Willemsdorp en het afweergeschut bij het dorp Moerdijk. “Minder dan een uur later”, aldus Van Wijk, “doemen transportvliegtuigen op, waaruit honderden parachutisten springen, die aan beide kanten van de bruggen landen.”
De Fallschirmjäger krijgen de bruggen vrij gemakkelijk en onbeschadigd in handen. Via de Rijksstraatweg, de verbindingsweg met de Dordtse binnenstad, rukken ze op. Onderweg worden Nederlandse militairen gedwongen tot overgave. Enkele soldaten sterven bij gevechten die toch nog volgen, en even later is het pleit beslist: ook de Zwijndrechtse brug is in Duitse handen. Een vrije doortocht naar Rotterdam en Den Haag is nu verzekerd.
Mozes de Jong wordt genoemd in de |
Kazerne
Mozes de Jong was toen al dood. In Willemsdorp stond een politiekazerne, gebouwd in 1938. Hierin werden de politietroepen van het Nederlandse leger ondergebracht. Eromheen lagen barakken. Deze waren, zo licht Van Wijk desgevraagd toe, “gebouwd voor het werkvolk dat de verkeersbrug gebouwd heeft en stonden er nog.” In die barakken, die samen met de kazerne een soort kamp vormden, waren in 1940 Nederlandse soldaten gehuisvest. Hoogstwaarschijnlijk hield ook Mozes de Jong zich er ’s nachts op.
Bij gevechten “ter hoogte van de kazerne” nu, zo bericht de website Zuidfront Holland 10-15 mei 1940, trof een fatale, dodelijke kogel de 30-jarige Mozes, nog pas vier maanden ervoor voor de tweede keer vader geworden. Ook Daniel M. Metz, die voor het tijdschrift Misjpoge in januari 2009 een overzicht samenstelde van de joodse militaire slachtoffers van 1940, concludeert dat Mozes de Jong is “gesneuveld bij de politiekazerne”.
Gedetailleerder over zijn sneuvelen is alleen J.W. de Leeuw, de kolonel b.d. die het boek Nederlandse gesneuvelden in de meidagen 1940 schreef. Hij heeft over Mozes dit achterhaald: “Gevallen op de weg voor de kazerne,of groepsgebouw van de politietroepen, in de felle gevechten met leden van het 2de Bataljon van het 1ste Regiment Fallschirmjäger, die direct noord van Willemsdorp waren geland. Schot in het hoofd.”
De ravage die is aangericht rond de kazerne is gefotografeerd. De Duitse fotograaf Bernhard Borghorst was 15 mei ter plekke. Zijn foto, opgeslagen in de beeldbank van het Bundesarchiv en digitaal oproepbaar onder nummer 116-483-022, toont de “zerstörtes Barackenlager neben Deich”, zoals hij bijschrift luidt. De kazerne bestaat nog altijd, zij het nu als een appartementencomplex.
Op de erehof van de Algemene Begraafplaats liggen de stoffelijke resten van de 94 militairen en burgers die tijdens de Tweede Wereldoorlog op het Eiland van Dordrecht zijn gesneuveld. Elk jaar worden zij herdacht, in mei, door leerlingen van het Dordtse Insula College (zij hebben het beeld geadopteerd). |
Rustplaats
Mozes is de enige joodse Dordtenaar die als militair sneefde. Volgens Daniël Metz is ook nog Salomon Cauveren “in militaire voorhoede nabij Dordrecht” gedood, maar deze 1ste luitenant van 1-1-34 R.I. is geboren in Haarlem en woonde in Zeist. Hij sneuvelde een dag na Mozes de Jong en ligt begraven op de joodse begraafplaats in Haarlem.
Mozes kwam terecht op de Algemene Begraafplaats van Dordrecht, op het erehof dat daar “als laatste rustplaats” is aangebracht voor zowel militairen als burgers die vielen tijdens de oorlog. Merendeels zijn het officieren, onderofficieren en manschappen van de Nederlandse krijgsmacht, die omkwamen tijdens de oorlogsdagen van mei 1940 op het Eiland van Dordrecht. De overigen werden slachtoffers in het verzet tegen de bezetter.
Ieder jaar worden bij elk van de 94 perfect onderhouden grafstenen witte rozen geplaatst, en wordt er namens het gemeentebestuur een krans gelegd bij het beeld van de geëxecuteerde man, dat de gevallenen symboliseert. Het kunstwerk is van de beeldhouwer Cor van Kralingen. Al in 1940, ergens tussen 15 mei en 30 juni, was er op deze begraafplaats een eerste herdenking van gevallen militairen. Het ministerie van Defensie heeft er foto’s bewaard in de beeldbank, zie bijvoorbeeld nimh-beeldbank.defensie.nl/
Hiermee is nog niet alle eer bewezen: ook in Willemsdorp zelf is een monument dat Mozes de Jong en de kameraden herdenkt. En daarnaast komen deze oorlogsdoden voor in de Erelijst op het Binnenhof.
Gaskamers
Mozes de Jong werd niet om zijn joodse geloof doodgeschoten. Maar zijn familieleden ervoeren wel hoezeer de Duitsers de netten sloten om de joden, om ze vervolgens onverdraaglijk wreed te vermoorden.
Vader Gerard Joachim, weduwnaar sinds zijn echtgenote Grietje op 3 april 1931 was gestorven, eindigde in de gaskamers van Auschwitz, op 26 oktober 1942, samen met zijn jongste dochter Lena. Twee andere kinderen van hem, ook nog thuiswonend, werden op andere dagen omgebracht, maar even zo goed in vernietigingskampen: Leendert in Auschwitz op 30 september 1942, Meijer op 16 april 1943 in Sobibor.
Anna, de dochter die als dienstmeisje in Den Haag werkte, op de Brouwersgracht 19a, vond eveneens de dood in Auschwitz, op 26 februari 1943. Rijntje, als huishoudster wonend aan de Grote Spuistraat 15 in Dordrecht, stierf als dezelfde dag in hetzelfde kamp als haar vader en Lena.
En dan is er nog Abraham, de lompensorteerder die ook in de Adriaan van Altenastraat woonde, maar enkele huizen verder, op nummer 19: hij stierf in Midden-Europa, op een onbekend gebleven locatie, op 31 maart 1944. Zijn vrouw Betje de Jong-van de Kar (Rotterdam, 10 februari 1913) werd vergast in Auschwitz, op dezelfde dag als dochter Grietje (Dordt, 20 december 1935), op 19 november 1942.
Van de andere leden van het grote gezin De Jong zijn geen openbare gegevens voorhanden gevonden.
Ook in Willemsdorp zelf is een monument aangebracht voor de gevallenen. Mozes de Jong wordt er als tweede genoemd. |
Hertrouwd
Inmiddels leeft vermoedelijk niemand meer van dit geslacht. Pierkje Haksteen, de weduwe, hertrouwde op 21 september 1944 met metselaar Johannes de Vos. Een kleine tien jaar later, op 13 januari 1953, verlaat hij het huis van zijn vrouw aan de Adriaan van Altenastraat 16 en keert terug in zijn eigen, oorspronkelijke woning aan de Ant. Camerlinghstraat 32. Waarschijnlijk is er sprake van een echtscheiding, want Pierkje wordt op de woonkaart weer aangemerkt als “hoofd van het gezin”.
In deze 21ste eeuw zal Pierkje inmiddels overleden zijn, al hebben naspeuringen vooralsnog geen sterfdatum opgeleverd.
Van de twee dochters van Mozes, Grietje en Johanna Pierkje, leeft Grietje anno 2024 nog altijd. Grietje, geboren op 1 maart 1937, trouwde op 3 april 1958 met Aart Cornelis Zwaan en uit dit huwelijk werden twee dochters geboren − als eerste Elisabeth (‘Ellen’) Zwaan, die op 58-jarige leeftijd is overleden op 13 april 2022, en als tweede Astrid Zwaan, geboren op 17 februari 1966. Astrid trouwde op 31 december 2013 met Ronald Adrianus Joseph Wagemakers. Grietje een Aart Cornelis zijn gescheiden op 26 maart 1985. Zij en haar dochter Astrid (die de redactie van aanvullende gegevens over de familie voorzag) wonen beiden nog altijd in Dordrecht.
De zus van Grietje − Johanna, bijgenaamd Jopie − trouwde met Cornelis (Kees) Kusters, die is gestorven op 20 april 1967. Johanna zelf is overleden op 30 januari 2013, aldus de overlijdensadvertentie in de krant I. Er worden daarin geen namen van nabestaanden genoemd, alleen haar adres: Weizigtweg 417. Zij blijkt “toch nog onverwacht” te zijn gestorven, op 73-jarige leeftijd, melden “allen die haar dierbaar waren”. Volgens genealogische sites is het echtpaar kinderloos gebleven.
Al wat dus nog rest van Mozes de Jong en zijn gezin zijn die eerbewijzen, in Dordt, Willemsdorp en Den Haag. Zich opofferend voor het vaderland is hij jong gestorven, maar na zeven decennia wordt zijn naam onverminderd hoog gehouden.
[*Eigenlijk kregen Grietje en Gerard Joachim veertien kinderen. Op de website ‘Het Stenen Graf’, met gegevens over joodse overledenen in Nederland, staat dat er ook nog twee kinderen levenloos ter wereld kwamen, op 2 augustus 1920 en 27 maart 1931. Een week na de geboorte van het levenloze kind is Grietje van Tonninge overleden, op 3 april 1931.]
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'