Het voorbije joodse dordrecht
Kleermaker Mozes Tonninge:
telg van een uitgewiste familie
Over Mozes Tonninge, een eerzame, joodse kleermaker uit Dordrecht, is bedroevend weinig te vinden. In gemeentelijke archieven is hij niet beklijfd.
Zijn naam, beroep en huisadres zijn uiteraard bekend, en uit gedigitaliseerde lokale kranten vallen enkele verhuisbewegingen en zijn roepnaam op te maken: Max. Maar meer dan zakelijke levensfeiten geven de archieven niet prijs. Mozes Tonninge was zo’n burger zoals velen: mensen die onopgemerkt hun leven leven.
Eén zin vormt hierop een uitzondering. Met één zin heeft Mozes Tonninge de lokale geschiedschrijving gehaald.
Die zin staat in De verdwenen Mediene Dordrecht, een boek uitgegeven in 1995, waarin Mieke Jansen voor het eerst de historie, én de ondergang, van de joodse gemeenschap in Dordrecht beschrijft. Op pagina 39 richt ze de schijnwerper even op Mozes Tonninge.
Jansen leidt in dat de Duitsers per 3 mei 1942 de joden verplichten om “een uiterlijk kenteken te dragen en wel een zespuntige ster met daarin het woord Jood, zwart gedrukt op gele stof”. En dan vervolgt ze met: “Het opnaaien van de sterren levert kleermaker Mozes Tonninge aan de St. Jorisweg nog enig inkomen op.” Joden werden in toenemende mate ingesnoerd en in de ban gedaan; ze raakten langzaam maar zeker brodeloos, zoals Mozes.
Die ene zin is in retrospectief een trieste. Want Mozes zal misschien niet hebben beseft dat het opnaaien van de Jodenster de inleiding vormde tot de complete ravage die de nazi’s onder joden, maar bovenal in zijn eigen familie zouden aanrichten.
Zijn broers en zussen waren ver voor de oorlog vanuit Dordrecht al uitgezwermd naar Amsterdam, en hadden daar kinderrijke gezinnen gesticht. Al die verwanten van hem, plus die neefjes en nichtjes, zijn stuk voor stuk vermoord, bijna dertig. Hun lichamen werden rookpluimen in Auschwitz, Sobibor en Mauthausen. In tal is de familie Tonninge het derde meest vermoorde joodse gezin van Dordrecht, na de Braadbaarts en de Kleinkramers.
Slechts één nichtje van Mozes, Flora, wist zichzelf de gruwelen te besparen. Maar in het Australische Sydney waar ze vervolgens neerstreek, op 13 januari 1949 met het stoomschip ‘Volendam’, is zij volledig onvindbaar geraakt. Niets getuigt in openbare archieven nog van haar bestaan.
In dit verhaal: een kleine geschiedenis van de uitgewiste familie Tonninge.
Twee foto’s, uit een verschillend tijdperk, van de Mariënbornstraat, de straat die de familie Tonninge als de thuisbasis beschouwde. De linker foto dateert van 1928, de rechter van 1967. Van de originele straat is niets meer over. |
De Dordrechtsche Courant (DC) maakt op 14.1.1886 |
Stoet
Abraham Tonninge, een koopman uit Arnhem, geboren 8 december 1851, trouwde op 12 januari 1886 in Dordrecht, met de nog vrij jonge Duifje Broekewasscher. Zij, geboren in Dordrecht op 5 april 1868, was pas zeventien; haar man 34, dubbel zo oud. En zo begon het: het ontstaan van de uitgebreide familie Tonninge, uiteindelijk een stoet van veertien kinderen omvattend.
Nog aan het eind van het huwelijksjaar kwam de eerste al: Grietje, op 4 december 1886. Daarna ging het rap, met meestal een tussenpoos van twee jaar. Hartog (17.8.1888) werd nummer twee, na hem baarde Duifje: Beletje (16.9.1890), Salomon (19.2.1892), Gerrit (13.1.1894), Rijntje (29.5.1895), Izaak (14.2.1897), Henriette (26.6.1898), Mozes (11.6.1900), Nathan (29.10.1902), Louis (14.2.1904), Simon (7.9.1905), Hendrik (8.8.1907) en, als laatste, Veronika (27.9.1908).
Kort na de geboorte van Veronika overleed de eersteling, Grietje. Zij stierf, nog pas 23 jaar oud, op 15 juli 1910. Een jaar later moesten Abraham en Duifje nog een dood kind betreuren: Gerrit, op 3 februari 1911. Nog eens zeven jaar later werd Duifje weduwe. Op 26 april 1918 overleed na “een kortstondige ziekte” haar echtgenoot Abraham - “diep betreurd door ons allen”, zoals zij meedeelde in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) van 3 mei. Hij was 56 jaar geworden.
Een overlijdensadvertentie in Het Joodsch Weekblad van 2 januari 1942 en |
Habitat
Met haar opgroeiende kinderen bleef Duifje in de Mariënbornstraat wonen. In deze straat, op nummer 45, was de eerste geboren, en de Tonninges zouden deze straat lang trouw blijven. Weliswaar betrokken ze er verschillende keren een ander pand; zij woonden op de nummers 50, 27, 52R, 52rood en ten slotte 29. Maar de straat zelf gingen ze niet uit, zij was hun habitat, hun natuurlijke en vanzelfsprekende woonomgeving, hun thuisbasis. Inmiddels is van de originele Mariënbornstraat niets meer over. Begin jaren zestig van de vorige eeuw ging deze volksstraat tegen de vlakte.
Hartog, kind nummer twee, verliet Dordrecht als eerste Tonninge. Hij ging naar Rotterdam, waar hij vanaf 25 juli 1910 als magazijnknecht werkte “ten huize van Polak”, terwijl hij volgens de archiefkaart woonde aan de Zandstraat 65a. Nauwelijks twee maanden later verruilde hij Rotterdam voor Nijmegen, om er op 2 september 1910 in de Waalkazerne te trekken, wellicht om verlaat zijn dienstplicht te vervullen.
Op 30 april 1919 is 30-jarige Hartog terug in Den Haag, als koopman in metalen. Die dag trouwt hij met de 25-jarige boekbindster Aaltje Wolff, een geboren Haagse (6.10.1893). Het echtpaar krijgt drie kinderen, om te beginnen Abraham (2.1.1921), die nog in Dordrecht wordt geboren. Klaarblijkelijk was het echtpaar naar die stad gegaan. De twee andere kinderen, een tweeling, kwamen ter wereld in Den Haag, op 7 augustus 1925, waar Hartog en Aaltje zich op 12 april 1921 vestigden, allereerst in de Breedstraat, op nummer 73. Dora en Helena heetten de beide meisjes.
Beletje is de tweede Tonnige die uit Dordrecht wegtrekt, ook al vroeg, in 1912. Zij, kind nummer drie, trouwt op 31 juli 1912 in Amsterdam, met los werkman Samuël Lopes Dias (Amsterdam, 27.4.1891). Daar wordt nog geen anderhalve maand later, op 14.9.1912, hun eerste kind geboren, Rachel. Op 19 mei 1913 bevindt het jonge stel zich ineens in Rotterdam, op het adres Zandstraat 65a – waar eerder Beletje’s broer Hartog verbleef.
Rotterdam trekt niet, want op 25 augustus 1913 gaat het gezin terug naar Amsterdam, om zich er te huisvesten in de Rapenburgerstraat, op nummer 86. Beletje en Samuël krijgen een tweede kind, David, op 30 januari 1916. Twee jaar later sterft Samuël, op 6 februari 1918. Beletje hertrouwt vier jaar later, op 23.8.1922 met David Drees (Amsterdam, 14.5.1867). Beiden gaan band en garen verkopen op de Nieuwmarkt, zo blijkt uit een legitimatiebewijs dat is gemaakt door de Dienst Marktwezen.
Nog een kind wordt geboren bij de Tonninges, meldt de DC op 11.9.1905. Dit is Simon, kind nummer 12. |
In 1918 overlijdt Abraham, 56 jaar oud, vader van in totaal veertien kinderen. Duifje blijft met hen achter. |
Kalfsvlees
Dan Rijntje, de jongere zus van Beletje. Ook Rijntje belandt in Amsterdam, door haar huwelijk op 28.3.1917 met Lion Buitekant (Amsterdam, 16.12.1887), een grossier in kalfsvlees. Het echtpaar krijgt vijf kinderen, allen te Amsterdam: Flora (16.8.1917), Dora (14.1.1923), Paulina (31.12.1925), Abraham (21.12.1927) en Greta (24.9.1929). Nog een verhuizing, op 22 februari 1922: Henriette gaat volgens de Dordtse gezinskaart naar Amsterdam, naar de Molensteeg 8, waar zij inwoont bij ene Roselaar. Henriette heeft twee jaar eerder een kind gebaard, Anna, op 3 januari 1920. Zij is ongetrouwd. De baby laat zij bij het vertrek uit Dordrecht achter bij haar moeder Duifje.
In de loop van de jaren twintig beginnen ook andere telgen van de Dordtse familie Tonninge zich te verspreiden. Mozes bijvoorbeeld vertrekt op 10 februari 1921 naar Amsterdam, naar de Binnen Bantammerstraat 7. Hendrik, slager van beroep, vertrekt op 4 september 1926 naar Den Haag, om zich er te vestigen aan de Parallelweg 110. Lang houdt hij het daar niet uit; op 15 augustus 1928 verhuist hij opnieuw, nu naar Amsterdam, naar de Cronjéstraat 7. Op 5 oktober 1926 verlaat nog een Tonninge Dordrecht: S. Tonninge. De Dordrechtsche Courant (DC) bericht dat hij, kantoorbediende, van de Groenmarkt 2 rood naar de Vrolykstraat 60 in Amsterdam is verhuisd.
De ‘S’ staat hoogstwaarschijnlijk voor Simon, want hij is het die in de oorlog in Amsterdam wordt opgepakt, en van zijn broer Salomon is sinds de geboorte geen enkel nader archiefgegeven opgedoken.
Twee jaar later nemen meerdere Tonninges tegelijk afscheid van Dordrecht. In de rubriek ‘Van komen en gaan’ van de DC worden ze opgesomd, in de editie van 15 februari 1928: moeder Duifje Broekewasscher, perser Nathan, bankwerker Louis en ten slotte haar kleinkind Anna, de dochter van Henriette. Van Duifje wordt in de krant het nieuwe adres gemeld: Cronjéstraat 7, en bij de anderen staat: ‘id.’ (idem). De gezinsleden lijken dus in eerste instantie allen in te trekken bij Hendrik, die hen is voorgegaan.
Izaak Tonninge voelt zich ook niet meer thuis in Dordrecht. De DC laat op 25 juli 1933 weten dat hij van Matena’s Pad 54 rood naar Amsterdam is vertrokken. Hij huwt Elizabeth Koekoek (Amsterdam, 4.12.1901). Zij krijgen een kind, op 29.9.1934, dat naar Izaak’s moeder wordt vernoemd: Duifje. Samenvattend woont het overgrote deel van de familie Tonninge nu in Amsterdam, en zal daar ook blijven. Mozes, kind nummer negen en kleermaker, is de enige die terugkeert naar Dordrecht.
Twee kranteberichten die aantonen dat de Tonninges wegtrekken naar Amsterdam. Het ene bericht, uit de DC van 15.2.1928, meldt dat moeder Duifje en haar zonen Nathan, Louis en Mozes zijn verhuisd. Meegegaan is Anna, dochter van een andere Dordtse Tonninge. Het tweede bericht, uit de DC van 25.7.1933, deelt het vertrek van Izaak mee. Izaak gaat later dat jaar, zie het derde bericht uit de DC van 9.12.1933, in ondertrouw met de Amsterdamse Elizabeth Koekoek. |
Mozes Tonninge keert uit Amsterdam terug naar Dordt en adverteert in de DC van 24.9.1937 als Max Tonninge. |
Rondzwerven
Volgens de woonkaarten in het Dordtse stadsarchief verschijnt Mozes al op 20 oktober 1928 weer in Dordrecht; hij heeft zijn moeder dus maar zo’n acht maanden vergezeld. Hij gaat rondzwerven in de stad, steeds verkassend van het ene naar het adres: van de Vriesestraat 85 rood (20.10.1928) naar de Voorstraat 329 (14.12.1928) naar de Wijnstraat 70 (27.6.1932) naar Matena’s Pad 54 rood (2.1.1933) naar de Voorstraat 192 rood (7.8.1933) en dan weer naar de Vriesestraat 10-12 rood (19.9.1933).
Op 15 september 1937 settelt Mozes zich eindelijk - op de Sint Jorisweg, op nummer 33. Vanuit dit pand, eind vorige eeuw gesloopt als nummer 49, gaat hij nu langdurig zijn vak uitoefenen. In de Dordrechtsche Courant van 24 september 1937, een dikke week na zijn aankomst, plaatst hij een advertentie, de aandacht op zijn kleermakersvaardigheden wijzend: voor een winterjas naar maat kan men zich melden bij Max Tonninge, kosten minimaal 32,50 gulden.
Ongetrouwd is Mozes, die zich kennelijk in de omgang Max liet noemen. Hij is niet de enige vrijgezel. Uit het familieoverzicht dat voor dit artikel is samengesteld, valt op te maken dat zijn broers Louis, Simon en Hendrik ook nog alleenstaand bleven. Alle andere Tonninges hebben met hun partners een schare kinderen voortgebracht.
Mozes gaat wonen aan de St. Jorisweg 33, in een van de drie pandjes links, achter de twee dames met hoedjes op. De foto is uit de jaren dertig. De drie panden zijn lang geleden al gesloopt, eind jaren tachtig. De tweede foto, uit 1988, toont ze dichterbij, maar in haveloze staat, net voor de afbraak. |
Genocide
De jaren veertig breken aan, een massamoord op joden is aanstaande.
De onversneden jodenhaat van de nazi’s krijgt ook in Nederland zijn beslag. Joden werden apart gezet, ontrecht en daarna onafwendbaar naar hun einde gestuwd.
Mozes Tonninge kreeg rechtstreeks te maken met de dreigende genocide, eerst nog alleen in zijn beroep, later persoonlijk.
Niet-joodse Nederlanders werd het verboden met joden om te gaan; Mozes zag zich ontdaan van klanten. Het opnaaien van de gele davidsterren gaf hem financieel nog enig soelaas. Hij hielp ook Izak Andriesse, een geloofsgenoot uit het naburige ’s-Gravendeel. Die moest voor de buitenwacht doen lijken alsof hij zijn gezin in de steek had gelaten, en logeerde daartoe een tijdje bij Mozes, vanaf 20 juli 1942. Izak bleef er niet lang. In verhaal 120 op deze site staat beschreven dat Izak binnen de kortste keren terugging naar zijn gezin en zich daar gedurende de rest van de oorlog onder de vloer van de dijkwoning verstopte.
Een jaar later, op 17 juni 1943 in alle vroegte, viel er voor Mozes zelf niet meer aan te ontkomen: de nazificatie, het opruimen van joden, had zijn voordeur bereikt. Die nacht werd hij gearresteerd door de twee beruchte jodenjagers van de Dordtse politie, de agenten A. den Breejen en H.M. Evers. Om 01.30 uur, zo laat het gedigitaliseerde politiedagrapport zien, werd Mozes opgesloten in het politiebureau.
Iets meer dan drie weken later bestond hij niet meer. Hij is op 9 juli 1943, 43 jaar oud zijnd, van zijn leven beroofd in het Poolse vernietigingskamp Sobibor, as was al wat van hem restte.
Beletje Tonninge trouwt in Amsterdam met David Drees en gaat met hem op de markt werken, getuige dit identiteitsbewijs van de Dienst Marktwezen. |
Kroniek
Bij Mozes bleef het niet. Al zijn omringende familieleden ondergingen dezelfde wrede verschrikkingen. In het geval van de Tonninges waren dat er noemelijk veel. Hieronder wordt met naam en toenaam weergegeven wat de Dordtse Tonninges successievelijk is overkomen, van moeder af tot en met haar laatste kleinkind – als een staalkaart van Duitse gruwelijkheden, en een kroniek van verlies.
Weduwe Duifje Tonninge-Broekewasscher stierf nog door natuurlijke oorzaak, op 25.7.1942, op 74-jarige leeftijd, wonend aan de Sparrenweg 26 III in Amsterdam. Ze ligt begraven op de joodse begraafplaats in Diemen. Maar van een normaal overlijden was geenzins sprake bij haar kinderen, klein- en achterkleinkinderen. Hier volgt hoe over hun levens beschikt is, in volgorde van geboortejaar. Voor goed begrip: vader Abraham en de kinderen Hartog, Gerrit en Grietje waren voor de oorlog al heengegaan.
1. Beletje Tonninge (1890), woonde Sparrenweg 26 II. Beletje is met haar tweede echtgenoot, David Drees, vermoord in Auschwitz, op 24.9.1942. Haar zoon David stierf daar iets eerder op 6.8.1942. Drie doden.
2. Rijntje Tonninge (1895), woonadres Johann Keplerstraat 61 I huis, Amsterdam. Rijntje en haar echtgenoot Lion worden vermoord in Auschwitz, op 14.9.1942, samen met twee van hun vijf kinderen: Abraham en Greta. Twee andere kinderen van hen, Dora en Paulina, eindigen ook in Auschwitz, op 30.9.1942. Alleen Flora, inmiddels Flora Moscow-Buitekant geheten, weet de oorlog te overleven; over haar later meer. Overigens was ook Dora al getrouwd, op 20.7.1942, met Jacques Croese, over wie op de website Joods Monument verder niets wordt meegedeeld. Zes doden, één overlevende.
3. Izaak Tonninge (1897): woonadres Burmanstraat 23 III, Amsterdam. Vergast in Auschwitz, 30.12.1942. Zijn echtgenote Elisabeth Koekoek en zijn dochter Duifje stierven in Sobibor, beiden op 11.6.1943. Drie doden.
4. Henriette Tonninge (1898), woonde Warmoesstraat 25 huis, Amsterdam. Vermoord in Sobibor, 9.4.1943. Haar dochter Anna heeft de oorlog overleefd. Eén dode en één overlevende.
5. Nathan Tonninge (1902): trouwde met Aleida Brouwer (Amsterdam, 2.8.1901) en kreeg met haar twee kinderen: Abraham Sal (Amsterdam, 12.9.1934) en Mia (Amsterdam, 21.2.1940). Moeder en kinderen werden tegelijk vergast in Auschwitz, op 16.8.1942; Nathan anderhalve maand later, eveneens in Auschwitz, op 30 september 1942. Hun woonadres was: Vrolikstraat 315 I te Amsterdam. Vier doden.
6. Louis Tonninge (1904), niet gehuwd, woonde in bij zijn broer Nathan. Vermoord in Sobibor, 9.7.1943. Eén dode.
7. Simon Tonninge (1905), ongetrouwd, woonde in bij de familie Cohen, in de Van Musschenbroekstraat 13 huis in Amsterdam. Vermoord in Sobibor, op dezelfde dag als Louis: 9.7.1943. Eén dode.
8. Hendrik Tonninge (1907), ongetrouwd, woonadres: Kleine Wittenburgerstraat 3 I. Vermoord in Mauthausen, 26.8.1941. Eén dode.
9. Veronika Tonninge (1908), woonde Eerste Oosterparkstraat 106 I in Amsterdam, met Simon Croonenberg (Amsterdam, 7.11.1896). Veronika werd omgebracht in Sobibor, op 9 juli 1943, samen met haar tweejarige zoontje Ronny (Amsterdam, 29.11.1940) en haar vijf maanden oudere dochtertje Dora (Amsterdam, 26.1.1943). Simon stierf eerder in Sobibor, op 11.6.1943). Vier doden.
10. En dan is er tot slot Aaltje Wolff, de weduwe van Hartog Tonninge (1888). Hartog is overleden op 5 augustus 1938, in Apeldoorn, 49 jaar. Aaltje woonde in Den Haag, aan de Jan Blankenstraat 99, toen de oorlog Nederland overspoelde. Aaltje is om het leven gebracht in Sobibor, 20.3.1943, haar twee kinderen Abraham en Helena eveneens, op 9.7.1943, Dora, de andere helft van de tweeling, stierf in Auschwitz, op 21.1.1943. Vier doden.
Inclusief Mozes leert dit overzicht dat van de familie Tonninge 29 directe en aanverwante leden moedwillig zijn vernietigd in de kampen.
Twee gebeurtenissen uit het leven van Rijntje Tonninge en Lion Buitekant. |
Anna Tonninge, een nichtje van Mozes dat de oorlog overleefde, is in 2000 overleden. Haar graf bevindt zich op de joodse begraafplaats in Diemen. |
Spoorloos
Slechts twee kinderen, nichtjes van hoofdpersoon Mozes, waren nog in leven toen Nederland werd bevrijd. Het ene meisje was Anna. Research wees uit dat zij op 14.6.1948 in Amsterdam eerst trouwde met Daniel Gerardus Redeker en op 9.10.1952 van hem scheidde. Op 16.10.1954 hertrouwde zij, ook weer in Amsterdam, met Adrianus Vermeulen (Velzen, 6.1.1921). Anna is overleden op 15 januari 2000, tachtig jaar oud. Ze is begraven op de joodse begraafplaats in Diemen. Op de grafsteen staat: ‘Hier rust dicht bij haar oma Duifje ons lief moedertje Anna Vermeulen Tonninge 3-1-1920 15-1-2000’.
De andere overlevende is spoorloos geraakt.
Dat was Flora, de dochter van Rijntje. Het staat vast dat zij voor de oorlog Edward Moscow, een ingezetene van Londen, geboren 17.12.1913, heeft leren kennen. In het NIW wordt geannonceerd dat zij zich op 5 februari 1939 hebben verloofd in Amsterdam. Hoe het stel daarna de oorlog is doorgekomen, en waar, is niet te reconstrueren. Als eerstvolgend feit doemt de geboorte van hun zoon John Edward op, in 1947.
Begin 1949 emigreert het gezin naar Australië, het vertrekt met het ss ‘Volendam’ naar Sydney, waar het op 13 januari 1949 arriveert, volgens gedigitaliseerde passagierslijsten. Edward gaat zich in Phillip, de stad in New South Wales waar hij zich met Flora en John vestigt, John Edward noemen.
En daarmee stokken alle naspeuringen. Volgens de genealogische website Geni is Flora inmiddels overleden, en dat zal ook opgaan voor haar echtgenoot, die anders immers in 2016 103 jaar zou zijn. Ook zou er nog een tweede kind zijn geboren, ene Morgan, maar Geni is doorgaans niet zo betrouwbaar, getuige ook de merkwaardige wijze waarop Flora’s achternaam Buitekant er wordt weergegeven, als ‘Bauitcunt’.
Hoe dan ook, gerechtvaardigd is de conclusie, dat er van de Dordtse Tonninges geen erven meer zijn die nog herinneringen aan hen hebben. Ze zijn voorbij.
Op deze foto staat de tweeling Dora en Helena (rechts) Tonninge, temidden van vriendjes en vriendinnetjes. Dora en Helena zijn kinderen van Hartog Tonninge en Aaltje Wolff. Aaltje, de tweeling en zoon Abraham worden vermoord in de oorlog, Hartog overlijdt voor die tijd al. |
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'