Het voorbije joodse dordrecht

Mr. Gerhard Charles Aalders hielp joden
ook na de oorlog nog decennia achtereen

mr. Gerhard Charles (‘Charlie’) Aalders

Deze foto van mr. Gerhard Charles (‘Charlie’) Aalders komt uit de beeldbank van het Dordtse archief. Zij is vermoedelijk gemaakt toen Aalders raadslid werd voor de ARP, in 1939. Hij zou het raadslidmaatschap blijven uitoefenen tot 1946.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD, nr. 552_315253).

De Dordtse advocaat mr. Gerhard Charles Aalders was een ongewone man.
        De meesten van de talrijke Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog, met gevaar voor eigen leven, joden bijstonden, stopten daar na de bevrijding mee. Hun onvolprezen jodenhulp was niet meer nodig; het was volbracht.
        Zo niet Gerhard Aalders. Hij bekommerde zich niet alleen al tijdens de bezetting om joodse plaatsgenoten, maar ook nog na de oorlog. In de naoorlogse periode accelereerde zijn inzet zelfs. Langdurig, en met taaie volharding spande hij zich in om bijvoorbeeld pensioen- en schaderegelingen voor joodse oorlogsslachtoffers tot wet verheven te krijgen. En in Dordrecht was hij bijvoorbeeld voorzitter van een commissie die in beslag genomen inboedels herverdeelde onder (nabestaanden van) gedupeerde joden en andere getroffenen. En zo deed hij nog zoveel meer.
        Zozeer was zijn toewijding dat Aalders in Israël van Yad Vashem een gedenkpenning kreeg voor zijn goede werk. En dat de progressief joodse jongerenvereniging Scalf hem begin 1973 − postuum − uitriep tot “grootste Nederlandse vriend van het jodendom” van het jaar 1972.
        Wie was deze mr. Aalders, deze jodenhelper pur sang die zich zo onbekrompen, tot aan zijn dood, het oorlogsleed van de joden aantrok? In onderstaand verhaal: een poging tot levenschets, bedoeld om zijn veelzijdige verdiensten terug in de herinnering te plaatsen.

gezinskaart van de Dordtse familie Aalders

De gezinskaart van de Dordtse familie Aalders, voor- en achterzijde. Op de voorzijde staan nog niet de drie kinderen die na eersteling Gerhard Charles kwamen: Maria, Gerhard Charles 2 en Charlotte.
Foto RAD


vader van de Dordtse Gerhard Aalders, prof. dr. Gerhard Charles Aalders

Dit is de vader van de Dordtse Gerhard Aalders, de protestantse theoloog en latere hoogleraar prof. dr. Gerhard Charles Aalders (Londen, 25 maart 1880 – Heemstede, 30 januari 1961, 80 jaar). Zijn moeder heet Jeannetta Maria Westerink (Elburg, 3 januari 1873 – Heemstede, 20 mei 1959, 89 jaar).
Foto Uit het boek ‘Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld’, Amsterdam, 1938.

Voornaam
Zo ging dat in die tijd: de zoon kreeg de voornaam van zijn vader, en de zoon zelf gaf die traditie ook weer door. Gerhard Charles (‘Charlie’) Aalders heette alzo naar zijn vader, de latere hoogleraar oudtestamentische vakken aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, prof. dr. Gerhard Charles Aalders.
        Gerhard junior werd geboren in Ermelo op 1 oktober 1912, in een gereformeerd gezin dat uiteindelijk drie zonen en één dochter zou omvatten. Zijn vader was 32 jaar eerder ter wereld gekomen in Londen, op 25 maart 1880; zijn moeder Jeannetta Maria (‘Jeanet’) Westerink 39 jaar eerder in het Gelderse Elburg, op 3 januari 1873. Het was in Wonseradeel dat de echtelieden waren getrouwd, op 25 september 1903, en het was in hetzelfde Friesland dat zij op 30 november 1905 in Tzummarum hun eerste kind kregen: Gerhard Jean Daniel (1905-1986).
        Gerhard junior werd vierde boreling. Dat dit gebeurde in alweer een andere woonplaats, is eenvoudig te verklaren: Gerhard senior was predikant, hij werd beroepen in steeds een andere gemeente.
        Nadat Gerhard junior het gymnasium had voltooid in Hilversum, ging hij rechten studeren aan de VU. Op 5 november 1937 vestigde hij zich als advocaat en procureur in Dordrecht, waar hij de praktijk overnam van mr. J. van Andel. Hij was afkomstig uit Arnhem en settelde zich aan de Spuiweg, op nummer 44 (nu: 68). Mr. Aalders was nog ongetrouwd. Dat veranderde op 24 augustus 1938, bijna een jaar later. Op die dag huwde hij in Hilversum de een halfjaar jongere Elisabeth (‘Bep’) Sluis, een geboren, en gereformeerde Amsterdamse (14 april 1913).
        Even tussendoor: uitzonderlijk is, zeker voor die periode, dat van hun trouwdag een amateurfamiliefilm is gemaakt door Joost Sluis, een oom van de bruid. De reportage bevindt zich in het archief van Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid te Hilversum. Zij toont hoe de bruiloftsgasten naar buiten komen, en dat het bruidspaar in de auto stapt, om even later weer uit de auto te stappen en een kerk in te lopen. Als het kerkelijk huwelijk voorbij is, komt iedereen weer naar buiten en poseert voor de camera, zie: amateurfilmplatform.nl/films/sluis-familiefilms-huwelijk-bep-en-charlie.

Filmpje van huwelijk van Charlie Aalders met Elisabeth Sluis, op 24 augustus 1938

Van het huwelijk van Charlie Aalders met Elisabeth Sluis, op 24 augustus 1938 in Hilversum, is een filmpje gemaakt, dat is opgeslagen in het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Dit is een stilstaande beeld uit de reportage.
Foto Website ‘Amateurfilmplatform.nl’


Geboorte eerste kind geboren, Gerhard Charles

Op 19 juni 1939 werd het eerste kind geboren, Gerhard Charles genoemd naar zijn vader en grootvader. In de ‘Dordrechtsche Courant’ van de 22ste juni werd de geboorte vermeld. De baby overleed al na 7 weken.
Foto Krantenbank RAD

Geboorte tweede kind geboren, Maria

Terwijl de oorlog gaande is, wordt in het gezin Aalders een tweede kind geboren, Maria, op 20 juni 1941, bericht het dagblad ‘De Standaard’ op de 21ste juni.
Foto Delpher

Baby
Ruim twee weken na de huwelijksplechtigheid verruilt de bruid op 7 september Hilversum voor Dordrecht. Samen met haar man gaat zij wonen in de Toulonselaan, op nummer 13 (15-17), in het pand dat Charlie al op 7 december 1937 had betrokken. In het jaar erna, op 1 augustus 1938, verhuist het echtpaar alweer, nu naar de Singel 179 (293). En daar zou het tot kort na de bevrijding blijven wonen. Het is in deze woning dat mr. Aalders kantoor gaat houden.
         Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 21 juni 1939 wordt Aalders gekozen tot raadslid, namens de Anti-Revolutionaire Partij. Twee dagen eerder gebeurde er iets dat aanzienlijk meer vreugde zal hebben gegeven: op 19 juni 1939 werd de eersteling van Charlie en Elisabeth geboren. De zoon kreeg – uiteraard − de voornaam van zijn vader, Gerhard Charles. Maar de baby bleef niet lang leven. Al na vijftig dagen overleed de jongen, op 7 augustus 1939. Het navolgende kind verscheen pas toen in Nederland de oorlog al was uitgebroken: Maria, op 20 juni 1941. Marietje werd ze genoemd, en tegenwoordig heet ze Mary de Jong-Aalders. Eenmaal gelokaliseerd in Purmerend hielp zij de redactie van deze Stolpersteinesite in mei 2020 welwillend aan uiteenlopende informatie over vader.
        Een andere belangrijke bron is een tamelijk biografische artikel dat een zekere Ronnie Naftaniel over mr. Charlie Aalders publiceerde in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) van 2 februari 1973. Aanleiding ervoor was de postume eer die de jongerenvereniging Scalp bewees aan Aalders: zij had hem verkozen tot man van het jaar 1972. Hij werd uitgeroepen tot “de Nederlander, die het afgelopen jaar de grootste vriend van het jodendom genoemd kan worden”. Uit Naftaniels vrij gedetailleerde terugblik op Aalders’ leven wordt hier royaal geciteerd.

uitslag van de gemeenteraadsverkiezing

Een uitsnede uit een paginagroot artikel in de ‘Dordrechtsche Courant’ van 22 juni 1939 over de uitslag van de gemeenteraadsverkiezing de dag ervoor. De galerij toont de nieuwe raadsleden, onder wie Gerhard Aalders
(links onderin), die aantreedt als raadslid voor de AR, de Anti-revolutionaire Partij.
Foto Krantenbank RAD

groep Dordtse advocaten achter een feestdis

“Een groep Dordtse advocaten achter een feestdis”, luidt het bijschrift bij deze foto in de beeldbank van het RAD. De datering ervan is nogal grof, ergens tussen 1938 en 1942. Gerhard Aalders is volgens het RAD de tweede man zittend links. Gezien andere foto’s van hem is het eerder de derde staande van rechts. Dit zijn, opnieuw volgens het RAD, de heren en die ene dame: v.l.n.r. zittend: W.O. de Kat Angelino, G.Ch. Aalders, E.J.E.G. Vonkenberg, J.A.C.H.U. van Drooge, K.K. Douw van der Krap, J.A.W. Burger en G.J.W. van Tricht; v.l.n.r. staand: W.P. Bijleveld, D. Huurman, L. Salomonson, P.J. Sigmond, D.W.C. v.d. Velde, D.T. Henny, mej. L.C.H. Dubois, B.A.M. Knüppe, F.G. Rens, P.L. v.d. Polder, J.G. van der Steenhoven, Z.J. de Langen en W. Beernink.
Foto RAD (nr. 552_323592)


Singel nummer 179 (nu: 293)

Na eerst zo’n negen maanden te hebben gewoond op de Toulonselaan, betrok het echtpaar Aalders per 1 augustus 1938 deze woning aan de Singel, op nummer 179 (nu: 293). Gedurende de oorlog zou het daar blijven wonen.
Foto Redactie Website

Schakel
Zodra de Duitsers Nederland bezetten, ging Charlie Aalders “meteen in het verzet”, achterhaalde Naftaniel. Waar dat illegale verzetswerk uit bestond? Naftaniel: “De Dordtse ondergrondse bouwde aan een net om onderduikers van bonnen en persoonsbewijzen te voorzien. Aalders was in dat net één van de schakels.”
        Mary de Jong-Aalders beaamt dit. Zij bezit een kopie van haar vaders legitimatiebewijs van de LO, de Landelijk Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, en vertelt: “Mijn vader gaf hulp aan onderduikers, ook joodse. Hij heeft waardevolle bezittingen van hen op hun verzoek in bewaring genomen, bij hem thuis, in de kluis in zijn advocatenkantoor. Na de oorlog is alles teruggegeven aan eigenaren of nabestaanden. Ook gaat het verhaal dat mijn vader belangrijke papieren rondbracht met mij in de kinderwagen. Onder het matrasje bevond zich een luik, waarin illegale krantjes en andere papieren werden verstopt. Verder werd er thuis niet gesproken over het verzetswerk.”
        In het voorjaar van 1944 ging het mis. Sytze Roelof (‘Roel’) Beinema (Haarlem, 8 mei 1894), een van de grondleggers van het Dordtse verzet en ook het hoofd ervan, werd na verraad op 18 april 1944 opgepakt, samen met enkele anderen, onder wie Charlie Aalders. Beinema kwam terecht in het hoofdbureau van de Rotterdamse politie aan het Haagse Veer, later in Kamp Vught. Daar is op 11 augustus 1944 gefusilleerd, op 50-jarige leeftijd.
        Aalders belandde ook eerst in Rotterdam, zo blijkt uit de arrestantenkaart die begin 2020 door het Rotterdamse Stadsarchief is vrijgegeven. Volgens dit document had hij in zijn portemonnee 465,40 gulden zitten. Verder trof de Sicherheitsdienst (SD) bij hem aan: een horloge, een notitieboekje, een etui met sigaretten, een sigarettenkoker, een zakmesje, een schaaltje, een vulpen en vulpotlood en een “actetasch” met inhoud. Op 25 mei, dus na vijf weken, werd Aalders overgebracht naar Kamp Amersfoort.

arrestantenkaart uit het Rotterdamse Stadsarchief

Aalders sluit zich in de oorlog aan bij het verzet. In 1944 wordt hij opgepakt en naar Rotterdam afgevoerd. Dit is ‘zijn’ in mei 2020 vrijgegeven arrestantenkaart uit het Rotterdamse Stadsarchief.
Foto Stadsarchief


kampbeul Kotälla klaagt Aalders aan wegens smaad

Grote ophef ontstaat als minister van Justitie prof. mr. C.H.F. (Carel) Polak eind jaren zestig de Drie van Breda wil vrijlaten. Aalders is daar fel tegen gekant. In een interview met ‘Vrij Nederland’ beschimpt hij de kampbeul Kotälla, die hem daarop aanklaagt wegens smaad, bericht ‘De Tijd’ op 2.12.1969.
Foto Delpher

Beul
Tijdens de oorlog zijn in dit Polizeiliches Durchgangslager in totaal 37.000 gevangenen opgesloten geweest, van wie er volgens Wikipedia circa 20.000 werden gedeporteerd naar (meestal Duitse) concentratiekampen. Kamp Amsersfoort was berucht: “Beulen als de SS’er Joseph Kotalla maakten er de dienst uit en werden door niets in hun wreedheid beperkt,” meldt Wikipedia. Ook Charlie Aalders maakte volgens Naftaniel “kennis met de misdadige activiteiten” van het duo [Karl Peter] Berg en [Joseph] Kotälla. “Toen Aalders vrijkwam was hij een schim, overdekt met luizen, vol met eczeem.”
        Aalders werd volgens zijn dochter Mary op 19 augustus 1944 ontslagen uit Kamp Amersfoort, ongeveer na drie maanden dus – overigens “met steun van Albert Heijn”. Voor Aalders was het “een vreselijk zware periode” geweest. Decennia later zou Aalders de wrede Kotälla, die samen met Ferdinand Aus der Fünten, Franz Fischer en Kotälla de ‘Drie van Breda’ ging vormen, openlijk en scherp aanvallen. Kotälla klaagde hem daarop aan wegens smaad: de kampbeul was intens beledigd.
        Kort na zijn terugkeer in Dordrecht beviel Aalders’ echtgenote Elisabeth van een nieuwe nakomeling, op 4 december 1944. Deze zoon kreeg dezelfde voornamen als het broertje dat hem was voorgegaan en zoals zijn vrijgelaten vader, Gerhard Charles. Want zo doe je dat immers.

Cornelis de Wittstraat, op toenmalig nummer 61 (later 77-79)

Aalders wordt in juni 1945 voorzitter van een commissie die inboedels van landverraders en vijanden gaat opslaan en herverdelen onder oorlogsslachtoffers. Het bureau dat daartoe wordt opgericht, zetelt in dit pand aan het eind van de Wittstraat, op toenmalig nummer 61 (later 77-79), vlakbij de brug over de Spuihaven. Het is een zogeheten Rijkswoning, pal naast de Lange Loods. De familie Aalders gaat er per 3 juli 1945 wonen. Het kloeke gebouw, waarin in later jaren het kantoor van de ABN werd gevestigd, bestaat niet meer.
Foto RAD (nr. 556_4263)

Landverraders
Kort na de bevrijding installeerde de burgemeester van Dordrecht, Jacob Bleeker (Dokkum, 24 augustus 1885), in juni 1945 een commissie, die tot taak kreeg de roerende goederen van vijanden en landverraders te beheren. Daartoe kwam aan de Cornelis de Wittstraat 61 (nu: 77-79) een bureau. Voorzitter ervan werd de inmiddels herstelde mr. Charlie Aalders, die in dit pand ook per 3 juli 1945 met zijn gezin ging wonen.
        Het bureau haalde met behulp van in dienst genomen personeel inboedels op uit de huizen die de bewoners, landverraders en vijanden, hadden verlaten of bewoners die geïnterneerd waren. De huisraad werd opgeslagen in een voormalig pand van de zogeheten Centrale Werkplaats aan de Papendrechtsestraat, én in een deel van het Rijksmagazijn (de Lange Loods), toen staand aan de Spuihaven. De goederen werden gesorteerd en vervolgens verdeeld onder oorlogsslachtoffers.
        In een rapport over zijn werkzaamheden, gedateerd 21 november 1945, meldt het bureau dat het “ongeveer driehonderd oorlogsslachtoffers en gedupeerden alsmede een aantal instellingen” heeft kunnen helpen. Die hulp kwam “in hoofdzaak” toe aan joden, aan “door bombardement getroffenen en aan door de Duitsche bezetting beroofden”, plus aan enkele schippers die “ook door de Duitschers alles waren kwijtgeraakt”.
        Het lot van (joodse) oorlogsslachtoffers en oud-verzetsstrijders liet de inmiddels herstelde Aalders niet los, in tegendeel. Geleidelijk maar gestaag begon hij, los van zijn werk als advocaat, te ijveren voor financiële regelingen. Nog maar net had het bureau zijn werkzaamheden voltooid of Aalders werd in 1946 hoofdbestuurslid van Expogé, de Nederlandse vereniging van ex-politieke gevangenen uit de bezettingstijd. In 1951 zou hij zelfs de voorzitter worden van deze belangwekkende organisatie, en dat twintig jaar aaneen blijven, totdat hij plotseling overleed in 1972.

familiefoto Aalders uit juli 1945: moeder, vader, Maria en Gerhard Aalders

Deze familiefoto is van net na de Tweede Oorlog, van juli 1945, zo licht dochter Maria, tegenwoordig Mary geheten, toe. Te zien zijn: moeder (Bep) Aalders, vader (Charlie) Aalders, dochter Maria (Marietje) Aalders, 4 jaar oud en zoon Gerhard Aalders, 8 maanden oud.
Foto Privébezit


Hallincqlaan 5

Op 30 november 1953 verhuist de familie naar de Hallincqlaan 5,
thans ook nog nummer 5.
Foto Redactie Website

Tijdrovend
Nog in de Cornelis de Wittstraat kregen Aalders en zijn echtgenote een derde kind, op 28 februari 1948: Charlotte Jeanette. In 1953, op 30 november, werd een andere woning het ouderlijk huis voor de kinderen, op nummer vijf (5) aan de Hallincqlaan. Maar het kantoor kwam nu elders: aan het Oranjepark, op nummer 9 (9). Aalders had er een praktijk met nog twee advocaten: mr. J.G. van der Steenhoven en mr. W.P. Bijleveld.
        Ronny Naftaniel, officieel geheten Ronald Maurice, noemde het voorzitterschap van Expogé “een uiterst tijdrovende functie”. De vereniging stelde zich ten doel “te waken over democratie in Nederland, op te komen voor de rechten van verzetsstrijders en oorlogsslachtoffers en waar ook ter wereld concentratiekampen te bevechten”. Expogé werkte “nauw samen” met Amnesty International, het voormalig verzet en met de Stichting ’40-’45.
        “Veel werk was er nog te doen om oorlogsleed te verzachten”, schreef Naftaniel (Amsterdam, 10 oktober 1948) in het NIW. “Aalders stond vaak op de stoep bij het ministerie van CRM, om te knokken voor een goede pensioenregeling voor invalide verzetsstrijders.” En die regeling kwam er, maar daarmee was de kwestie voor Aalders allerminst afgedaan. Tot zijn overlijden, voegt dochter Mary toe, “is hij actief geweest in het adviescollege ‘Toekenning van de wet buitengewoon pensioen 1940-1945’, een wet die erkenning betekende voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.

Charlie Aalders en Ronnie Naftaniel

Deze portretfoto van Aalders (abusievelijk J. Aalders genoemd) stond als illustratie bij het uitgebreide artikel dat Ronnie Naftaniel, een Nederlandse activist van joodse komaf, publiceerde in het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ van 2 februari 1973. Aalders was het jaar ervoor overleden op 26 februari 1972, maar werd postuum uitgeroepen tot ‘grootste vriend van het jodendom’ van 1972. De andere portretfoto toont Ronny Naftaniel anno 2020 op zijn Facebookpagina.
Foto NIW en Privébezit

Syndroom
Nog een wetsontwerp dat Aalders hielp voorbereiden betrof het concentratiekampsyndroom, waarvan joden in toenemende mate lichamelijk en geestelijk gevolgen ondervonden. Aalders nam zitting in een commissie die voorstelde om hen een schadevergoeding toe te kennen: de Rijksgroepsregeling Vervolgingsslachtoffers (RU 1971). In 1973 werd deze omgezet in de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
        Terwijl Expogé naast dit alles ook protesteerde tegen concentratiekampen in Rusland, Hongarije, Marokko, Spanje en Portugal, groeide bij Aalders de betrokkenheid bij het joodse volk. Hij volgde de verrichtingen van nazijager Simon Wiesenthal, die “hij zeer goed kende”. En na de Zesdaagse Oorlog van juni 1967 bezocht hij Israël met enkele Expogé-vrienden. Dat werd “een indrukwekkende ervaring”, vertelt dochter Mary. Bij die gelegenheid mocht Aalders in het Holocaust-herdenkingscentrum Yad Vashem de vlam aansteken en kreeg hij een gedenkpenning voor zijn inzet.
        “Mede op zijn naam” kwam er daarnaast in Nir Etzion, vlakbij Haifa, het ‘Aalders-Expogébos’, “met als doel om Israël tot bloei te brengen”. In dit bos hebben Mary en haar moeder Elisabeth in oktober 1973 de eerste boom geplant, ruim anderhalf jaar na het overlijden van Charlie Aalders. Tijdens die Expogé-reis brak de Yom Kipoer-oorlog uit, en dat liep maar net goed af. “We hebben toen in een schuilkelder gezeten. Dit was heel confronterend voor de aanwezige verzetsmensen. In vele plaatsen hebben wij destijds de oorlog aan den lijve ondervonden. Op de terugreis werd ons vliegtuig door de Israëlische luchtmacht geëscorteerd, tot Cyprus.”
        In 1986 is Mary samen met haar man Jan Franciscus de Jong teruggeweest in Nir Etzion. Zij troffen er een mooie gedenksteen aan, gewijd aan Aalders.

steen, gewijd aan Gerhard Aalders, in het Israëlische Aalders-Expogépark

De steen, gewijd aan Gerhard Aalders,
in het Israëlische Aalders-Expogépark.
Foto Privébezit

Wreed
In oktober 1969 gaf Charlie Aalders een interview aan Vrij Nederland. De toenmalig minister van Justitie, Carel Polak, wilde de overgebleven Drie van Breda vrijlaten, al zou hij daar na advies van de Hoge Raad van af zien. Aalders was als voorzitter van Expogé “een fervent tegenstander” (Naftaniel) van vrijlating. In het vraaggesprek belichtte hij de walgelijke wreedheid van kampbeul Kotälla – die hij in Amersfoort immers persoonlijk had meegemaakt. “Hij had het voornamelijk op de geslachtsdelen voorzien, ging met poken te werk, stampte erop, het is niet onder woorden te brengen. Mijn standpunt is dat je zijn slachtoffers en de nabestaanden niet nog eens een extra geestelijke opdonder mag geven door ze vrij te laten.”
        De Drie van Breda moeten, zei hij verder, moeten “blijven zitten voor alles wat ze individueel hebben gedaan. Kotälla heeft niet één keer, maar ik meen 48 keer een mens doodgeslagen. Zij hadden meteen na de oorlog geliquideerd moeten worden, zoals dat met anderen wel is gedaan. Mussert en Max Blokzijl zijn in feite niet zo intens gemeen geweest als deze oorlogsmisdadigers.”
        Kotälla was woedend over deze uitlatingen. Hij diende een klacht in tegen Aalders. Hem waren, berichtten kranten, handelingen ten laste gelegd die “nooit bewezen” zijn, ook niet tijdens het proces waarin hij werd veroordeeld.
        Drie jaar later, in 1972, ontstond er opnieuw grote ophef over de Drie van Breda. Minister van Justitie Dries van Agt wilde de drie “wat meer vrije lucht geven”, zoals Naftaniel het formuleerde. De bewindsman liet doorschemeren positief te willen reageren op het gratieverzoek van de drie. Emotionele debatten volgden, en Aalders werd volgens Naftaniel “overstelpt met telefoontjes”.
        Maar dit keer hield Aalders zich afzijdig. De reden hiervoor? Zijn gezondheidstoestand liet al geruime tijd te wensen over. Hij was “al zwak”, rapporteerde Naftaniel. In drie jaar tijd was hij al tweemaal geopereerd.

familiefoto Aalders uit februari 1949: vader, moeder, Marietje, Gerhard en Charlotte

Nog een familiefoto, nu van februari 1949. Inmiddels zijn er vijf gezinsleden:
vader, moeder, Marietje, Gerhard en Charlotte, 13 maanden oud.
Foto Privébezit

Verjaardag
Charlie Aalders overleed uiteindelijk op 26 februari 1972, 59 jaar oud. Hij kreeg een hartaanval terwijl hij in Zevenaar op bezoek was bij zijn bijna jarige dochter Charlotte. In het overlijdensbericht in Trouw deelde de familie mee dat er “geen verband” is met alle commotie rond de Drie van Breda. Expogé-secretaris Tom Stamer vertelde de krant dat Aalders juist had verzocht “zo weinig mogelijk betrokken te worden” bij de verwikkelingen rond de Drie van Breda.
        Hun vrijlating is trouwens in de Tweede Kamer afgewezen en vervolgens afgeblazen. Charlie Aalders heeft niet meer mogen meemaken dat de Kamer besloot dat ze alle drie in hun cellen moesten blijven zitten. Kotälla stierf in 1979, Aus der Funten en Fischer in 1989.
        Aalders werd begraven op de algemene begraafplaats in Dordrecht. Aan de begrafenis ging een rouwdienst vooraf in de gereformeerde Wilhelminakerk aan de Blekersdijk. Laat dat nu precies de kerk zijn die zijn verzetswerk symboliseert. Roel Beinema, zijn ‘leidsman’ in het Dordtse verzet, was aan deze kerk verbonden, en onder de achterste rij kerkbanken bevond zich, stelt Wikipedia, een geheime bergplaats, waarvan de verzetsgroep gebruikmaakte.

Vader, moeder Aalders en zoon Gerhard liggen begraven op de Algemene Begraafplaats van Dordrecht

Vader, moeder en jonggestorven zoon Gerhard liggen begraven op de Algemene Begraafplaats van Dordrecht, verenigd onder één steen.
Foto Website ‘Online Begraafplaatsen.nl’

Verbaasd
Aalders raakte niet in vergetelheid. Postuum kreeg hij het Verzetsherdenkingskruis, dat nu in het bezit is van zijn dochter Mary. [Bij leven kreeg hij, in 1955, al een koninklijke onderscheiding. Aalders werd benoemd tot Officier in de orde van Oranje Nassau, als dank voor zijn vrijwillige, maatschappelijk inspanningen.] Postuum werd hij ook door ‘Scalf’ gekozen tot man van het jaar 1972. In het NIW van 2 februari 1973 schreef Naftaniel daar een uitgebreid artikel over.
        In mei 2020 vroeg de redactie van deze website aan Ronny Naftaniel of hij wellicht de ‘Ronnie’ is die de familie Aalders namens de jongerenvereniging de onderscheiding kwam overhandigen? Ronny Naftaniel was van 1980 tot 2013 directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) in Den Haag en is thans vice-voorzitter van het Centraal Joods Overleg (de koepel van Joodse organisaties in Nederland) en voorzitter van de adviesraad van het Joods Humanitair Fonds. Hij schudde het hoofd. Nee, liet hij weten. Het “lijkt me niet waarschijnlijk” dat hij in februari 1973 over Charlie Aalders heeft geschreven in het NIW. “Helaas weet ik niets over hem, sorry dat ik u niet kan helpen.” En overigens: ‘Ronnie’ was “indertijd gewoon” een fout van het NIW; zo heeft hij nooit geheten.
        Naftaniel vroeg of wij hem het desbetreffende artikel konden toesturen. Dat deden we. En toen reageerde hij verontschuldigend. “Ik ben verbaasd mijn eigen stukje te lezen. Het is 47 jaar geleden. Ik kon het me niet meer herinneren.” Naderhand liet Naftaniel nog weten dat hem “in toenemende mate spijt bekroop” dat hij het NIW-artikel was vergeten. Hij voegde toe: “De daden van een groot en dapper man als Aalders dienen juist nooit vergeten te worden. Hij stond op, terwijl de meeste anderen wegkeken.”
        In het desbetreffende stuk staat dat Scalf de weduwe Aalders een “zelf vervaardigd bloemstuk” heeft gegeven, en dat zij bomen “in ontvangst” heeft genomen, afkomstig uit het Aalders-Expogé-woud. (Hoe de lezer zich dat moet voorstellen, is niet duidelijk.) En dat er meerdere redenen waren voor de onderscheiding: het verzetswerk van Aalders, zijn twintigjarig voorzitterschap van Expogé, zijn “vele werk” voor pensioenregelingen voor verzetsstrijders en joden en ten slotte voor zijn inzet tegen de vrijlating van de Drie van Breda.

Schaal
Mary Aalders heugt zich Naftaniel juist nog wel. “Mijn zus en ik kunnen ons nog goed herinneren dat Ronnie Naftaniel en een andere jongeman op een zaterdagmiddag in ons ouderlijk huis aan de Hallincqlaan op bezoek zijn geweest. Volgens mij kreeg mijn moeder een koperkleurige, bewerkte, vrij grote schaal overhandigd.”
        Die moeder, Elisabeth Aalders-Sluis, is nog lang na het overlijden van haar man blijven leven, veertig jaar. Zij stierf op 8 december 2002, nog altijd wonend in Dordrecht, op 89-jarige leeftijd. Ook zíj is begraven op de Algemene Begraafplaats – bij haar man en haar eerste kind. Gedrieën liggen ze verenigd onder één steen.

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'