Het voorbije joodse dordrecht
Onderduikhulp en jodenbegunstiging,
de Dordtenaren die erover zwegen (3)
Gommair van Eijsden: stevige sigarenroker. |
Van al diegenen die in deze afleveringen worden beschreven als helpers van joden, is Gommair van Eijsden de enige die zijn inzet heeft moeten bekopen met de dood. Hij bezweek in het concentratiekamp Dachau, op 5 februari 1945. In ander opzicht onderscheidt deze geboren Dordtenaar zich ook: alleen over hém is een documentaire gemaakt, door zijn achterkleinzoon Berend Katz.
Deze Rotterdammer reisde 70 jaar na dato, aan de hand van brieven uit de oorlogstijd, langs alle plekken waar zijn overgrootvader heeft vastgezeten, beginnend in diens thuisstad Dordrecht. Telkens liet Katz er een sigaar en een portretfoto achter, als een ‘gedenktekentje’. Gommair van Eijsden was namelijk een stevige sigarenroker. Katz maakte de reis in 2015, gevolgd door een filmcrew. Uit uren materiaal werd een documentaire samengesteld, die thans, vijf jaar later, nog te volgen valt via deze link: dereisvanvaneijsden.nl.
Waaruit bestond het verzetswerk dat ertoe leidde dat Van Eijsden op 26 oktober 1943 in opdracht van de Sicherheitsheitsdienst werd opgepakt door acht Nederlandse rechercheurs? Wat bewoog Katz om zijn overgrootopa achterna te reizen? In dit derde deel van de serie de achtergronden, plus twee andere vormen van jodenhulp in Dordrecht.
Hoofdstuk 5: Achterkleinzoon volgt na 70 jaar het spoor terug
Openingsbeeld van de website over de documentaire van Brend Katz, Gommair’s achterkleinzoon. Katz staat links. |
De familie Van Eijsden woonde vanaf februari 1935 lang in de Hendrikstraat, op nummer 6 rood (nu: 6, de deur links van de fiets). Dat was destijds de bovenwoning |
Gommair van Eijsden heeft officieel vier voornamen: Gommair Joannes Alphonsius Franciscus. Als zodanig werd hij geboren op 21 september 1890, aan de Knolhaven in Dordrecht. Hij is een zoon van Franciscus Hubertus Anthonius van Eijsden (Maastricht, 18 november 1861) en Margaretha Johanna Petronella Hijgemann (Schiedam, 25 september 1864). In totaal kreeg dit echtpaar vijf kinderen, drie zonen en twee dochters.
Gommair, kind nummer twee, kwam als 16-jarige terecht op het Grootseminarie Rolduc en woonde er vlakbij in Venray, tot 11 december 1907. In 1909 verbleef hij een tijd in Rotterdam, om uiteindelijk terug te keren naar Dordrecht. Daar begon hij in 1921 een handel in behang, aan de Vriesestraat 64 (nu: 74-76), zelf wonend op steeds andere adressen: de Johannes Spaanstraat 17 en de Mauritsstraat (nu Mauritsweg) 24 en 9. Tot 1938 bleef hij winkelier, daarna werd Van Eijsden gemeenteambtenaar.
Hij was inmiddels een getrouwd man. Als 29-jarige was hij op 28 september 1921 in Rotterdam gehuwd met de 27-jarige Catharina Rademaker (Rotterdam, 5 mei 1894). Twee kinderen worden er geboren: Margaretha Johanna Petronella (‘Gre’, Dordrecht, 25 december 1922) en Wilhelmina Gertruida (‘Wil’, Dordrecht, 2 juni 1924). Wilhelmina is degene die trouwt met Wilhelm Petrus (‘Bill’) Katz, de opa van Berend Katz. Het gezin vestigt zich op 4 februari 1935 voor lange duur aan de Hendrikstraat, op nummer 6 rood (nu: 6).
Nog altijd ambtenaar zijnd, komt Gommair van Eijsden in de oorlog te werken bij de distributiedienst aan de Wijnstraat. Berend Katz: “Hij was er chef uitgever. Hij had dus toegang tot de distributiebonnen en stamkaarten, die tijdens de bezetting nodig waren om aan voedsel of goederen te komen.” Van Eijsden ging in het verzet. “Via zijn verzetsmakker Gijs van Bemmelen, een Dordtse politieman, kwamen de bonnen terecht bij meerdere gezinnen die joden verborgen.”
Van Bemmelen, voluit Gijsbertus Gerardus (Wateringen, 21 augustus 1898) geheten, is lid van de groep-Beinema, genoemd naar Sytze Roelof Beinema, één van de grondleggers van het Dordtse verzet. In die rol hielp hij onderduikers aan bonkaarten. Katz vult aan dat “een deel van de bonnen” naar de Biesbosch ging, “voor onderduikers die daar verscholen zaten en die alleen met de boot te bereiken waren”.
Welke onderduikers dit waren, welke gastgezinnen de joden verborgen – het zal waarschijnlijk voor altijd geheim blijven. Berend Katz kan geen namen noemen. “Ik weet ze niet.”
Katz aan het begin van zijn reis, in kamp Vught. |
Razzia’s
De nacht van 25 op 26 oktober 1943 is een fatale voor de verzetsmannen Van Eijsden en Van Bemmelen, en ook voor tientallen anderen. In één etmaal, van maandagochtend tot dinsdagmorgen vroeg, worden er 31 mensen opgepakt, onder wie achttien joden. De razzia’s vormen “één van de grootste operaties” waarbij Harry Evers betrokken is geweest. De actie stond onder leiding van zijn kompaan Arie den Breejen. Beiden waren politieagent, beiden waren de ergste jodenjagers van Dordrecht. Acht rechercheurs namen deel aan de operatie, (die wordt beschreven in het boek Vogelvrij van Sytze van der Zee): twee van de Haagse Documentatiedienst, twee van de gelijknamige dienst uit Leiden en vier van de Dordtse Politieke Politie.
Volgens Katz is zijn overgrootvader die nacht gearresteerd voor ‘Judenbegunstigung’. Hoe de rechercheurs überhaupt wisten van deze jodenhulp, is hoogstwaarschijnlijk te danken aan verhoormethodes. In deel 1 van Het Grote Gebod − een gedenkboek van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog over de LO (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers) en de LKP (Landelijke Knokploegen) − staat een hoofdstuk van mevrouw J. Grandia-Smits. Dit handelt over de provinciale geschiedenis van de LO-afdeling Zuid-Holland. De schrijfster heeft in het onderschrift bij portretfoto’s genoteerd dat zowel Van Bemmelen als Van Eijsden is opgepakt “t.g.v. doorslaan gearr. Joden”.
Van Bemmelen belandde in het buitencommando Markich van het concentratiekamp Natzweiler-Struthof. Hij stierf op 20 juli 1944, 45 jaar oud. Voor Gommair van Eijsden was de arrestatie het begin van een lange, barre tocht, waarin hij van het ene concentratiekamp naar het andere werd gedeporteerd – om uiteindelijk als gevolg van vlektyfus op 5 februari 1945 te sterven in Dachau, op 54-jarige leeftijd. Onderweg werd hij een tijdje gevangen gezet in Natzweiler Struthof, de plek waar zijn verzetsmakker Van Bemmelen sneefde*.
De filmploeg bij Moerdijk. Ook daar was een kamp, wat niet algemeen bekend is. |
Eén van de brieven die Gommair van Eijsden naar huis schreef. |
Van Eijsden overleed aan vlektyphus in Dachau. Berend Katz herdacht zijn overgrootvader daar op 5 februari 2015, 70 jaar later, door er een pasfoto en een sigaar achter te laten. |
Brieven
Van Eijsden schreef tijdens zijn gevangenschap brieven aan zijn gezin. Aan de hand van die correspondentie volgde achterkleinzoon Berend Katz zeventig jaar later, in 2015, het spoor terug.
Wat beoogde Katz met de “symbolische reis” die hij in de winter per trein ondernam, die zes dagen duurde en honderden kilometers omvatte? Antwoorden. Hij stelde zich deze vragen, staat op de website ‘De Reis van Van Eijsden.nl’: “Hoeveel kun je nog te weten komen over iemand die 70 jaar geleden verdween? Hoe dicht kun je iemand nog benaderen, zoveel jaren later? Kun je een gat van drie generaties dichten en na 70 jaar nog met iemand mee reizen?”
Hij wilde meer te weten komen over het lot van zijn overgrootvader. “Het is een poging”, licht hij toe, “drie generaties te overbruggen en de werkelijke gebeurtenissen in beeld te brengen.” Voor vertrek had hij maandenlang onderzoek gedaan naar zijn overgrootvader, “om zoveel mogelijk informatie over hem te vinden”.
Dordrecht was het startpunt. Daarna ging Katz naar het Oranjehotel in Scheveningen, naar kamp Vught, het concentratiekamp Dachau, het buitenkommando Allach en naar Natzweiler Struthof. Op het laatst reisde hij terug naar Dachau, waar hij zijn overgrootvader op 5 februari 2015 herdacht, precies zeventig jaar na diens dood. Een filmploeg volgde hem al die tijd, overal.
In het orgaan Natzweiler Berichten van de Stichting Vriendenkring van oud-Natzweilers (nr. 1, maart 2015), doet Berend Katz verslag van zijn zoektocht naar het lot van Gommair van Eijsden. Hij vertelt dat hij álle locaties waar Gommair van Eijsden opgesloten is geweest, heeft kunnen bezoeken en filmen. “Eén van de meest indrukwekkende ervaringen” was het ondersneeuwde Natzweiler Struthof, dat overigens het enige Duitse kamp op Frans grondgebied is, op zo’n vijftig kilometer buiten Straatsburg liggend.
Het kwam door “de kilte en wreedheid” van deze plek. “Die heeft ons diep geraakt. De verhalen die ons er verteld werden over de onmenselijke omstandigheden in het kamp, zal ik nooit meer vergeten.” In de documentaire komen twee overlevende kampgevangenen aan het woord, de 92-jarige Jan de Vaal en de 92-jarige Ernst Sillem. Zij praten over de wreedheden van de kampbewaarders, het gebrek aan eten en contact met de familie, over de dwangarbeid die ze moesten verrichten.
Bij de poort van Natzweiler heeft Katz, zoals bij elke vorige plek, een sigaar en een kaartje met een foto erop van Gommair van Eijsden achtergelaten. In de brieven vroeg Van Eijsden zijn familie regelmatig om rookgerei.
Het concentratiekamp Natzweiler-Struthof, waar Van Eijsden een tijdje gevangen heeft gezeten, |
Gezicht
Uit alle filmbeelden is een documentaire van een uur gesneden. Katz: “De hoeveelheid informatie die je in een uur kwijt kunt, is maar beperkt. Over het verzet in Dordrecht is daardoor niet zoveel opgenomen.” De documentaire, door hem gemaakt in samenwerking met het Vlaardingse designbureau b-creative, is op 1 mei 2016 in première gegaan in het Nationaal Monument Kamp Vught. De film is nu alleen nog te zien via de hierboven genoemde link en via de website ‘De Reis van Van Eijsden’.
Op deze website vertelt Katz nog dat door het lot van één man in beeld te brengen, de geschiedenis hopelijk een gezicht heeft gekregen. “Miljoenen doden, duizenden transporten en honderden concentratiekampen: het is makkelijk om te vervallen in de abstractie van grote getallen. Dit verhaal geeft een van de slachtoffers zijn gezicht terug: een verzetsman die zijn leven waagde en verloor.”
Het was wel “een zwaar verhaal” om te vertellen, voegt hij toe. “Maar het is van groot belang dat we het blijven vertellen. Daardoor vergeten we de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog niet en blijven we alert op het voorkomen van dit soort excessen in de toekomst.”
Hoe verging het de achterblijvers, de gezins- en andere familieleden?
De vader van Gommair van Eijsden, Franciscus, overleed kort na de oorlog, in Rotterdam op 21 december 1947, 85 jaar oud; moeder Margaretha enkele jaren nadien, op 23 oktober 1954, ook in Rotterdam, 90 jaar oud. Gommairs echtgenote Catharina stierf op 31 januari 1983, op 88-jarige leeftijd. Zij was tot 3 februari 1970 in de Hendrikstraat blijven wonen, en toog daarna naar Nijmegen, naar het zorgcentrum ‘De Honinghoeve’ aan de Fanfarestraat. De beide kinderen van Gommair en Catharina leven niet meer: Margaretha overleed op 31 mei 1980 in Nijmegen, 57 jaar oud; Wilhelmina op 2 juli 2009 in Naarden 85 jaar oud.
Postuum is aan Gommair van Eijsden op 23 oktober 1981 het Verzetsherdenkingskruis toegekend.
[ * Een tijdje nadat bovenstaand verhaal op deze website was geplaatst, kreeg de redactie eind augustus 2020 enkele aanvullende gegevens over Gijsbertus van Bemmelen, de opperwachtmeester van de Dordtse politie die hierboven kort wordt genoemd. De reactie kwam van Wim Hins uit Elst, gemeente Overbetuwe. Van Van Eijsden is hij een kleinkind, van de filmmaker Berend Katz een achterneef.
Hins wijst er uitdrukkelijk op dat Van Bemmelen meer was dan slechts een strijdmakker van Van Eijsden: zij deelden opvallend vaak hetzelfde lot. Hins: “Hij is in dezelfde nacht als mijn grootvader aangehouden. Zij hebben samen in het Oranjehotel, KZ Vught, Dachau en Natzweiler gevangen gezeten. Het gevangenennummer van mijn grootvader in Vught was 68889, dat van Van Bemmelen was 68883. In Dachau waren hun nummers respectievelijk 13403 en 13454. Tot het overlijden van Van Bemmelen, door een ondergronds ongeval in de steengroeve bij Natzweiler [officieel geregistreerd op 20 juli 1944, red.], stonden zij steeds op dezelfde transportlijsten. Kort daarna werd het kamp Natzweiler ontruimd, omdat de geallieerde troepen naderden. Alle gevangenen werden teruggetransporteerd naar Dachau.” En daar, in Dachau, overleed Gommair van Eijsden ten slotte, aan een hersenvliesontsteking.
Over het ongeval meldt Hins verder nog: Van Bemmelen en Van Eijsden waren beiden tewerkgesteld in Markirch, een buitenkamp van Natzweiler. Van Bemmelen is daar zwaar gewond geraakt en later overleden, doordat een lorrie op een stilstaande trein botste. Het ongeluk en ook het verblijf in Dachau staan beschreven in het boekje Overleven in Dachau, ervaringen in Duitse gevangenschap (1985) van Leo van der Tas.]
In het Duitse Arolsen-archief van slachtoffers van de nazi’s is een lijst van het Rode Kruis te vinden, die Van Bemmelen vermeldt. De lijst geeft iets preciezere informatie over zijn overlijden. Hij is op 16 juli 1944 overgebracht naar Markirch (tegenwoordig: Sainte-Marie-aux-Mines), een buitenkamp van het concentratiekamp Natzweiler Struthof in de Franse Elzas, en er op 17 of 18 juli overleden. |
Hoofdstuk 6: dominee G. Alers in cel om het bijstaan van joden
De hervormde predikant Gerard Alers, in toga gefotografeerd voor een koorbank in de Grote Kerk, eind jaren dertig of begin jaren veertig. |
Alers heeft in 1944 drie weken vastgezeten in Rotterdam. Een reden voor de aanhouding staat niet op zijn arrestantenkaart, maar vermoedelijk was het omdat hij werd verdacht van jodenhulp. |
Nog een dominee op wie wordt gewezen in drs. Geert Hovinghs overzicht van predikanten die joden hielpen, is de hervormde predikant Gerard Alers. Hovingh stelt dat Alers op 18 april 1944 is gearresteerd ‘op verdenking van Jodenhulp’, en is overgebracht naar het bureau Haagsche Veer in Rotterdam, “doch spoedig weer vrijgelaten”.
De reden voor Alers’ aanhouding – namelijk wat de Duitsers ‘jodenbegunstiging’ noemden – wordt vaker genoemd, bijvoorbeeld in een artikel over een collega van Alers in Dordrecht, dominee Jan Eikema van de Grote Kerk, op de website ‘Mei tot mei, de Zaanstreek in de Tweede Wereldoorlog’. Daar staat: “Enkele maanden nadat Eikema Dordt heeft verlaten, houdt de Sicherheitsdienst ter plaatse de hervormde predikant G. Alers aan, op verdenking van ‘jodenhulp’.”
Alers, geboren in Rotterdam op 1 juni 1886 en op 21 september 1911 in Schiedam getrouwd met Lena Hille (Schiedam, 13 november 1885), is onbetwijfelbaar gearresteerd. Dat bewijst de arrestantenkaart uit het Rotterdamse archief, die in mei 2020 online beschikbaar kwam. Volgens die kaart is hij op 18 april 1944 inderdaad opgesloten en op 11 mei 1944 weer vrijgelaten. Hij had ƒ 0,68 in zijn portemonnee, had een notitieboekje en diverse papieren bij zich, een sleutel en een horloge met ketting.
Maar er is geen reden voor de aanhouding genoteerd, al zal de Sicherheitsdienst hem heus niet zomaar hebben vastgezet. De precieze reden is evenwel duister. Desgevraagd kan Hovingh ook “niet met harde bewijzen” staven dat dominee Alers joodse onderduikers ter wille is geweest.
Maar hij voegde toe: “Zeker is dat Alers tijdens de oorlogsjaren als hervormd predikant in Dordrecht heeft gestaan. Hij behoorde tot de richting van de Gereformeerde bond, en dat maakte hem voor mij interessant, omdat de ‘Bonders’ bepaald niet anti-Duits waren en dus (?) ook weinig voor joodse onderduikers hebben gedaan. Ik had de hoop dat Alers daarop een uitzondering was, maar dat heb ik tot nu toe niet hard kunnen maken.”
Gerard Alers kwam naar Dordrecht op 3 november 1930 vanuit Nieuw-Lekkerland. Samen met zijn vrouw Lena en hun zoon, de kantoorbediende Gerard junior (Goudriaan, 6 november 1912), ging het gezin wonen aan de Stooplaan, op nummer 3. In 1951 nam hij afscheid van de Hervormde Kerk, tijdens een bijeenkomst in het gebouw ‘Waarheid en Vrede’. De Dordtenaar publiceerde er een verslag over op 26 september, met een schets van zijn loopbaan. De oorlogsjaren kwamen daarin niet ter sprake.
Bijna blind geworden keerde Alers na zijn emeritaat terug naar zijn geboortestad, hij vestigde zich aan de Heemraadsingel 90. Hij vervulde er nog tal van preekbeurten. De predikant stierf in Rotterdam op 76-jarige leeftijd op 25 april 1963. Wanneer zijn vrouw is overleden, is tot nog toe niet vastgesteld.
Hoofdstuk 7: familie Braadbaart verstopt zich bij fabrieksarbeider
De Dwarsgang, die liep van de Nieuwstraat via de Kolfstraat en de Kromme Elleboog naar de Vriesestraat, bestaat niet meer. Vandaar deze archieffoto, gemaakt in de jaren zestig van de vorige eeuw. De foto toont de Dwarsgang vanuit de Nieuwstraat. Op nummer 1 rood, dat op de hoek met de Nieuwstraat stond, woonde de familie Van Hees. In de oorlog heeft in de bovenwoning van het pand het gezin Braadbaart zich verstopt. |
Op woensdagochtend 16 juni 1943, om vijf minuten over twaalf, kwamen ze aan op het Hoofdbureau van Politie aan de Groenmarkt in Dordrecht: de drie leden van het gezin Braadbaart. Ze werden er “op last van de Feldgendarmerie in bewaring gesteld”, zoals genoteerd staat in de (gedigitaliseerde) politiedagrapporten uit de periode 1942-1944.
“Reeds vele maanden” waren deze gezochte joden spoorloos geweest, maar de avond ervoor waren ze ten slotte gevonden. Ze hadden zich al die tijd weten te verstoppen op het adres Dwarsgang 1 rood. Hoe de politie deze stadgenoten had weten te vinden, vermeldt het dagrapport niet, en is ook nadien niet bekend geworden.
Wie de gezinsleden waren? Vader Philip Jacob Braadbaart (Dordrecht, 10 mei 1887), moeder Kaatje Breemer (Dordrecht, 23 september 1892) en hun dochter Rozetta (Dordrecht, 7 augustus 1922). Drie weken na hun arrestatie werden zij systematisch en tegelijk vermoord, in Sobibor, op 9 juli 1943. Deze Braadbaarts, behorend tot een omvangrijk Dordts geslacht (zie verhaal 98), werden respectievelijk 56, 50 en 20 jaar oud.
Het dagrapport noemt soms de eigenaar van een pand waar joden werden verborgen, dit keer niet. Maar achterhaald is dat de woning op 1 rood toebehoorde aan de fabrieksarbeider bij Penn & Bauduin Gijsbertus van Hees (Dordrecht, 5 oktober 1915). Hij kwam er volgens de gezinskaart op 20 mei 1939 te wonen, samen met Maria Clasina Spaaij (Dordrecht, 16 mei 1921), met wie hij drie dagen eerder, op de 17de, in Den Haag was getrouwd. Op 29 september 1940 kreeg dit echtpaar een dochter, Gijsbertha Johanna. Het gezin was rooms-katholiek.
Of de familie Van Hees de drie Braadbaarts persoonlijk in huis heeft genood, of dat zij op verzoek onderdak bood – dit is en blijft allemaal in nevelen gehuld. Vaststaat alleen dat de familie Van Hees in de oorlogstijd verbleef op de Dwarsgang. Want pas na de oorlog, op 2 september 1945, verhuisde ze naar een andere woonstee, in de nabijgelegen Nieuwstraat, op nummer 30.
Van de Dwarsgang is niets meer over. Vroeger liep dit kleine straatje van de Nieuwstraat tot aan de Vriesestraat.
< Onderduikhulp en jodenbegunstiging, de Dordtenaren die erover zwegen (1)
< Onderduikhulp en jodenbegunstiging, de Dordtenaren die erover zwegen (2)
Onderduikhulp en jodenbegunstiging, de Dordtenaren die erover zwegen (4) >
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'