Het voorbije joodse dordrecht

Over de Dordtse joden bestaat
een wirwar aan cijfers en lijsten

Netjes gezegd zijn het: hiaten. Onnetjes gezegd is het: een regelrecht ratjetoe.
         Wie serieus, zoals de Dordtse werkgroep Stolpersteine, naspeuringen doet naar de omvang van de joodse gemeenschap in Dordrecht, zowel voor, tijdens als na de oorlog, is al gauw stupéfait. Er blijken meerdere, nota bene officiële lijsten te circuleren – met grote verschillen. In tal van publicaties worden tal van aantallen genoemd – met grote afwijkingen. En in de namen en leeftijden zitten storende fouten. Er is, kortom, nauwelijks peil op te trekken; de betrouwbaarheid is zoek.
         Toch is nauwgezetheid nodig, de persoonsgegevens van rücksichtslos vermoorde joodse Dordtenaren horen gewoon te kloppen. Punt.
         De Dordtse werkgroep Stolpersteine, ook beheerder van deze website, heeft na omvattende research twee lijsten kunnen samenstellen. De eerste lijst (zie Lijst 1) staat al langer op deze site. Daarop staan de namen, geboorte- en sterfdata, maar ook de adressen en het eventuele familieverband, van alle joden die in de oorlog in Dordrecht woonden, verbleven of waren ondergedoken.
         Ze zijn in deze stad opgepakt, vervolgens gedeporteerd (meestal vanuit het Hoofdbureau van Politie aan de Groenmarkt), en ten slotte in kampen vernietigd. Het zijn er welgeteld 206. Voor hen probeert de werkgroep herinneringssteentjes, Stolpersteine, te plaatsen, in de stoep vlakbij de woning waar zij zich destijds ophielden en werden gearresteerd.
         De tweede lijst (zie Lijst 2) wordt nu gepresenteerd, in 2015. Deze bevat alle namen, plus opnieuw hun woonadressen en gezinssamenstelling, van de joden die in Dordrecht zijn geboren, maar voor de oorlog hun geboortestad al hadden verlaten, om uiteenlopende redenen: huwelijk, werk, ziekte. De voormalige stadgenoten op deze Lijst 2 vertonen in één opzicht een afschuwwekkende overeenkomst met de joodse Dordtenaren op Lijst 1: ook zij zijn allen vermoord. Het zijn er nog eens 179.
         Hoe zijn Lijst 1 en 2 samengesteld? Hoezo was de administratie van joodse Dordtenaren een warboel? Welke bronnen zijn bonafide bevonden, welke ondeugdelijk? In dit verhaal wordt, voorafgaand de presentatie van Lijst 2, alle uitleg gegeven, tevens een verantwoording.

Het Hoofdbureau van Politie aan�de Groenmarkt �1940

Het Hoofdbureau van Politie aan de Groenmarkt, op een foto uit mei 1940. De ingang is beveiligd met zandzakken tegen een eventuele luchtaanval. Vanuit dit gebouw werden verreweg de meeste Dordtse joden gedeporteerd.
Foto RAD (nummer 552_401314)

Criterium
De reden dat de Dordtse Holocaust-slachtoffers niet zijn samengevoegd tot één lijst, is het criterium dat alle werkgroepen Stolpersteine, waar ook in Europa, hanteren: de struikelsteentjes zijn alleen bedoeld voor joden die tijdens de oorlog in een bepaalde stad werden opgepakt. In Dordrecht geboren joden die elders in handen vielen van de bezetter, vallen onder een andere werkgroep. Strikt is de Dordtse werkgroep hier overigens niet in: er worden uitzonderingen gemaakt, bijvoorbeeld als nabestaanden per se een steentje gemetseld willen zien bij het geboortehuis van hun vermoorde familieleden.
         De Dordtse werkgroep had het dus bij die ene lijst (Lijst 1) kunnen laten.
         Dat hier desondanks een tweede lijst wordt geopenbaard, is om websitebezoekers een volledig inzicht te kunnen geven in hoeveel groter het aantal Dordtse Holocaustdoden wel niet is. Daarmee wordt tegelijk ook meer recht gedaan aan de geschiedenis van de (verdwenen) joodse bevolking van Dordrecht – een geschiedenis die vijfenzeventig jaar na de oorlog nog altijd leemten vertoont, en daarom aanleiding tot een promotieonderzoek is voor het werkgroeplid drs. C. Weltevrede.

Jaren tachtig
Een eerste grondig onderzoek naar het joodse leven in Dordrecht had plaats in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Mieke S. Jansen, toenmalig medewerkster van de Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht, kreeg in 1983 een telefoontje. Haar werden foto’s aangeboden die afkomstig waren van een huis in Dubbeldam. Op een ervan stond een meisje met een joods uiterlijk, poserend bij een bordje met de tekst ‘Herinnering aan mijn schooltyd 1933’ (zie verhaal 2 op deze site).
         Jansen vermoedde dat er “iets met de foto’s moest zijn”, zoals zij in december 1988 het Reformatorisch Dagblad vertelde. Ze bezocht een joodse familie en wist zodoende “via via de namen van alle mensen op de foto’s te achterhalen”. Zij was geïntrigeerd geraakt en vroeg op het archief toestemming om eens na te gaan wat er over de Dordtse joodse gemeenschap aanwezig was. “Dit bleek niet veel te zijn”, moest ze constateren.
         De foto van het joodse meisje – van wie de identiteit trouwens nog altijd niet is vastgesteld – zette onderzoek in beweging. Jansen deed dit deels samen met archiefmedewerker Henk C. ’t Jong en met de toen nog in Dordrecht wonende schimmenspeler en kunstenaar Ger U. R. Boonstra, op 8 januari 2012 in Schoonhoven op 68-jarige leeftijd overleden.
         Boonstra was feitelijk de eerste die publiekelijk aandacht schonk aan het Dordtse jodendom. Hij initieerde in 1985 in het lokale buurthuis De Keet de tentoonstelling ‘Dordrecht in oorlogstijd’, die zich grotendeels concentreerde op de vervlogen en weggezakte joodse historie van Dordrecht.
         Aan de expositie was een gelijknamig, bescheiden boekje gekoppeld, dat vijf gulden kostte. De uitgave geeft “de belangrijkste citaten” te lezen van een uitgebreid interview dat Boonstra de overlevende Max van Huiden en diens echtgenote A. van Huiden-Lezese had afgenomen, een vraaggesprek dat was uitgewerkt door de historicus drs. Weltevrede. Het echtpaar schetste vrij gedetailleerd het wel en wee van de Dordtse kille.

zuil in het stadhuis scherm in zuil in het stadhuis kubus aan de gevel van het stadhuis

Dit is de zuil in het stadhuis die op een klein scherm permanent
de namen toont van 221 vermoorde Dordtse en Zwijndrechtse joden,
zoals die van Rosalie Cohen de Heer.
Foto Redactie Website

 

Deze kubus aan de gevel van het stadhuis is via een niet-zichtbare, diagonale lijn verbonden met het gedenkteken binnen.
Foto Redactie Website

Niets tastbaars
Samen met deze Ger Boonstra, en met hulp van ’t Jong, verrichtte Mieke Jansen haar intensieve onderzoek. Dordrecht, merkte ze, had een levendige joodse gemeenschap gekend, van 300 tot 400 joden, maar in de jaren tachtig hadden nog maar weinigen daar weet van. Jansen weet dit onder meer aan het feit dat er, afgezien van de joodse begraafplaats aan de Nieuweweg, “niets tastbaars” meer is dat herinnert aan het joodse volksdeel. En wat ook bleek: dat het lot van de Dordtse joden in de jaren 1940-1945 “nauwelijks is gedocumenteerd”.
         Haar eerste wetenschappelijk onderzoek bracht veel tot stand. Er verscheen in 1988/1989 over alle resultaten een speciale uitgave van het archieftijdschrift Kwartaal & Teken. Het blad vergezelde de tentoonstelling ‘Joods leven in Dordrecht’ in het Gemeentearchief. Dit nummer was snel uitverkocht. Velen drongen aan op een herdruk, en die kwam er, in een andere vorm: als boek. Het is gepubliceerd in februari 1995, met als titel De verdwenen Mediene Dordrecht, en bevat vele aanvullingen op het eertijdse tijdschrift.
         Maar er gebeurde meer. In het stadhuis kwam een joods monument te staan, in gebruik genomen op 12 september 1989. Het is een vierkante granieten zuil, die van binnenuit permanent wordt belicht, en die ‘verbonden’ is met een kubus aan de gevel. Daarop staat: “Je moet het je kinderen vertellen”. Aan één zijde van de kap van de zuil is een klein beeldscherm aangebracht. Daarop lichten computergestuurd, doorlopend, een voor een, de namen van de slachtoffers op, met hun geboorte- en sterfdatum. Het zijn er 221, onder wie 19 Zwijndrechtenaren, in totaal 202 Dordtenaren dus.
         Achterin het boek worden al deze namen nog eens opgesomd en staat ook de wordingsgeschiedenis beschreven van het monument. Het is ontworpen door wijlen de grafisch ontwerper Jurriaan Schrofer, en is een initiatief van de in oktober 1985 opgerichte Stichting Joods Monument Dordrecht. In het bestuur zaten Boonstra en Jansen, en daarnaast: J. Buwalda, F. van der Linden en G.J. Schweitzer.

deel van de lijst die is opgesteld voor het herdenkingsmonument in het Dordtse stadhuis

Dit is een deel van de lijst die is opgesteld voor het herdenkingsmonument in het Dordtse stadhuis, 221 personen omvattende, onder wie 19 Zwijndrechtenaren. De volledige lijst staat in het boek 'De verdwenen Mediene van Dordrecht'.

Ongeordend
De Dordtse werkgroep Stolpersteine, die in wezen voortborduurt op alle inzet van Jansen en Boonstra, ondervond vanaf 2013 dezelfde problemen als Jansen c.s. in de jaren tachtig: over de gevolgen van de Holocaust in Dordrecht is geen eenduidig archiefmateriaal voorhanden. Wie zich in die tijd verdiept, stuit op een ongeordende, en daardoor tamelijk oneerbiedige, mengelmoes van documenten.
         De werkgroep ontkwam er niet aan om ook de namenlijst van de stichting Joods Monument te controleren.
         De werkgroep, dit voor een beter begrip, beperkt zich met de Stolpersteine noodgedwongen tot joden die in de oorlog in Dordrecht waren. Het deporteren van deze joden ving in 1942 aan en aan het eind van dat jaar konden de Duitsers Dordrecht als Judenrein beschouwen. Joods leven was vanaf 1943 voltooid verleden tijd. De joodse begraafplaats werd eind 1943 zelfs gesloten, omdat de Nederlands Israëlitische Gemeente was opgeheven en geliquideerd. Slechts een klein aantal joden leefde nu nog in Dordrecht, angstig ondergedoken.
         Om precies vast te kunnen stellen welke joden in Dordrecht het slachtoffer werden van de nazi-wreedheden, en waar zij woonden, moest de werkgroep ten eerste de namenlijst van de stichting nalopen. Deze maakte namelijk niets duidelijk over deze mensen, niets over hun woonadressen of over hun mogelijk familieverband, alleen dat zij in de oorlog de dood vonden. En om al die achtergronden aan de weet te komen, moest de werkgroep oorspronkelijke archiefstukken raadplegen, en deze weer vergelijken met nieuw, hedendaags materiaal.
         Dit vergelijken is tegenwoordig vrij eenvoudig en snel te doen, dankzij het internet. Sinds de jaren negentig is er een kolossale hoeveelheid bruikbare informatie beschikbaar gekomen, doordat kranten, bibliotheken en regionale archieven digitaal werden opengesteld. Bovendien is er nu de website Joods Monument, die geldt als de gezaghebbendste en actueelste bron van gegevens over Nederlands-joodse oorlogsslachtoffers. Zij wordt constant aangevuld, ook met foto’s, en is daardoor onbetwistbaar uitgegroeid tot dé standaardwebsite over joods Nederland.
         Opnieuw begon de werkgroep dus, dertig jaar na de eerste onderzoekspogingen van Jansen c.s. Maar de research viel tegen: het archiefmateriaal, ook soms het nieuwe, is onvolledig. Zelfs de namenlijst van het monument bleek niet te kloppen – wat de onderzoekers van toen niet euvel is te duiden, gezien hun informatieachterstand: internet bestond nog niet.
         Enkele schrijnende voorbeelden.

Een deel van de Duitse lijst met met allerlei persoonsgegevens over in Dordt wonende joden

Een deel van de Duitse lijst met met allerlei persoonsgegevens over in Dordt wonende joden, en hun adressen en beroepen. De lijst bevindt zich in het NIOD.

Hoeveel?
Hoeveel joodse Dordtenaren telde de stad aan het begin en gedurende de oorlog? Die eenvoudige vraag, een kwestie van burgerlijke stand, is al niet eens sluitend te beantwoorden.
         Eén mogelijke reden daarvan is dat de toenmalige archivaris van Dordrecht kort na de oorlog “vele bescheiden” naar het NIOD heeft gestuurd, destijds nog het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) geheten. Mieke Jansen heeft de directeur ervan, drs. A.H. Paape, daar al in september 1988 op gewezen, en hem gevraagd welk materiaal het RIOD over Dordtse joden beschikt. Het is niet te achterhalen of hij ook daadwerkelijk heeft gereageerd.
         Een andere reden is dat er nog steeds uiteenlopende lijsten circuleren.
         Boonstra bijvoorbeeld overhandigde Jansen indertijd twee lijsten uit de eerste oorlogsjaren, met de namen van de joodse bewoners van Dordrecht. Beide zijn afkomstig uit het RIOD. De ene lijst is in het Duits gesteld, bevat tien bladen, 7 kolommen en vermeldt 265 joodse Dordtenaren.
         De tweede lijst, eveneens in het Duits, maar van latere datum, en met 9 kolommen, komt op 373 personen. Ingedeeld naar ras worden 297 van hen aangeduid als judisch, 33 als arisch en 43 als Mischling (gemengd gehuwden).
         Dan is er nog een derde bron, die wéér andere cijfers noemt: een na-oorlogs manuscript van H. Beem, dat zich bevindt in het Joods Historisch Museum. Beem, die in 1992 mede auteur was van het boek Pinkas: geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, schrijft al in de eerste zin:
         “Am 1. Oktober 1941 worden 347 Volljuden registriert, von denen 6 deutscher en 18 andere nicht hollaendischer Staatsangehoerigkeit.” Beem telt met andere woorden 323 Dordtse Volljuden.
         [Terzijde: dat hij wijst op de aanwezigheid van zes Duitse joden is geen verrassing. Elders op deze website staan artikelen over Duitsers die al in de jaren dertig naar Dordrecht vluchtten. Het Vluchtelingencomité van de Israëlitische Gemeente Dordrecht behandelde bijvoorbeeld, zo is bekend uit archieven, in 1934-1935 liefst 217 gevallen, in het volgende jaar 42.]
         Er bestaat nóg een lijst, die evenwel ook geen goed overzicht biedt. Op 3 september 1942 stuurde de directeur van de Dordtse Bouw- en Woningdienst, ir. Chr. G. van Buuren, het Marinebekleidungsamt in Dordrecht een alfabetische lijst met alle panden waarin joden woonden. Lijst van panden bewoond door J. staat er klinisch boven. Deze lijst noemt alleen per adres de hoofdbewoner, vaak de man des huizes. Er staan 75 personen op. Maar dit aantal zegt natuurlijk niets over de eventuele huwelijkse staat en het kindertal.

lijst van panden "bewoond door J." (joden) van de Gemeente Dordrecht

Deze lijst van panden ;"bewoond door J." (joden) verstrekte de Gemeente Dordrecht in eerste versie in september 1942 aan het Marinebekleidingsamt in Dordt, en vulde zij later aan met nieuwe gegevens: gevlucht, gevorderd.

Overleefd?
Hoeveel joodse Dordtenaren, en in Dordrecht ondergedoken of toevallig logerende joden, zijn er gedeporteerd of hebben de oorlog weten te overleven? Ook hierover zijn geen eenduidige cijfers te vinden. Beem bijvoorbeeld schrijft dat er 290 mensen zijn gedeporteerd, van wie er vijf terugkeerden. Hierbij telt hij de vijf andere Dordtse joden op die uit het buitenland terugkwamen, en de ondergedokenen. Zo komt hij op 55 overlevenden. [‘Ingesamt blieben mit dem versteckten 55 Personen am Leben.’] Deze cijfers hanteert ook de website Joods Amsterdam consequent voor haar hoofdstuk over Dordrecht.

gemeentelijke lijst, nu van na de oorlog

Nog een gemeentelijke lijst, nu van na de oorlog, met de namen van Dordtse joden die zijn weggevoerd en "voor zoover bekend" niet teruggekeerd.

         Maar dan slaat de verwarring toe. De gemeente Dordrecht zelf komt tot een lijst met 210 namen, waaronder 19 van Zwijndrechtenaren. Is: 202 Dordtenaren. In de gedenkboeken van de Oorlogsgravenstichting prijken de namen van 167 Dordtenaren. Mieke Jansen refereert in de brief aan Paape verder aan een lijst die in de na-oorlogse synagoge rondging en die 191 personen uit Dordrecht betreurt. “Kortom, grote verschillen in aantallen”, concludeerde ze destijds, enigszins ontmoedigd klinkend.
         In Israël is er Yad Vashem, het wereldwijd bekende Holocaustonderzoekscentrum, -museum en -monument. Het instituut heeft een database met daarin gegevens over alle zes miljoen joodse Shoah-slachtoffers. Vul ‘Dordrecht’ in en er komen 391 namen te voorschijn.
De werkgroep heeft ze uitputtend vergeleken met de website Joods Monument, en signaleert bij Yad Vashem (soms grove) tekortkomingen: namen zijn dubbel tot driedubbel geteld, namen zijn verkeerd gespeld, geboortejaren zitten ernaast, en dan zijn er nog veel meer namen die verbazingwekkend genoeg ontbreken.
         Ten slotte is er ook nog de studie die Marnix Croes in 2006 publiceerde in het issue van de Holocaust en Genocide Studies (Oxford Journals). Zijn onderzoek, getiteld The Holocaust in the Netherlands and the Rate of Jewish Survival, noemt Dordrecht ook – met 297 joodse slachtoffers.

In Kusel zijn zogenoemde Stolpersteine, herderkingssteenjes, aangebracht voor de familie Mayer, v.l.n.r. vader Oskar, dochter Hedwig, zoon Hans en moeder Rosa.Foto Jack Weil

Een pagina uit de lijst van joden die in enig verband met Dordrecht staan, op de website van het onderzoeksinstituut Yad Vashem. De lijst telt 391 namen.

Wirwar
Maar hiermee is de verwarring over alle afwijkende cijfers nog niet ten einde.
         Na haar oprichting geeft de Stichting Joods Monument een folder uit. Daar nodigt zij de lezers uit om bijdragen te storten voor het monument in het stadhuis. En in die folder is sprake van weer een ander aantal omgebrachte Dordtse joden. In grote letters stelt de stichting zich op het voorblad de vraag: ‘Waar herdenken de Dordtenaren hun 285 vermoorde Joodse stadgenoten?’
         Des te merkwaardiger is het dat – als het monument eenmaal is ingewijd in september 1989 – dezelfde stichting op een lager aantal uitkomt: 221, inclusief 19 Zwijndrechtenaren.
         Er is een wirwar aan cijfers, zoveel is duidelijk.
         Zoals gezegd moest de werkgroep de namenlijst van de stichting ook verifiëren. Met name moest zij zien uit te vinden waar de 202 Dordtenaren op deze lijst in de oorlog verbleven, en hoe zij zijn overleden. De Stolpersteine zijn bijvoorbeeld niet bedoeld voor joden die een natuurlijke dood stierven. En ook niet voor joden die hun geboortestad voor de oorlog al hadden verlaten. Voor een ex-Dordtenaar die in Amsterdam is opgepakt, komt de Amsterdamse werkgroep in het geweer, zo is de afspraak.
         Het nalopen van de namenlijst was makkelijk, omdat zij tegenwoordig kan worden afgezet tegen de minutieus gecontroleerde informatie op Joods Monument. Maar de uitkomst was ontnuchterend: de namenlijst is onvolkomen.
         De werkgroep heeft Mieke Jansen, die inmiddels een andere archieffunctie in Den Haag vervult, gevraagd wat indertijd het criterium was om iemand op de namenlijst te zetten. Zij reageerde per e-mail: het ging om mensen die in 1942 in Dordrecht of Zwijndrecht woonden. “En dan niet alleen degenen die vermoord zijn, maar ook degenen die door ziekte, honger of uitputting zijn omgekomen.”
         Dat zijn heldere uitgangspunten. Toch zijn er merkwaardigheden in de lijst geslopen. De werkgroep stelde na haar eigen research vast dat op de lijst ten eerste:
         • Drie namen ontbreken van mensen die toch echt in Dordrecht zijn opgepakt.
         • Dertien namen voorkomen van mensen van wie geen enkele band met Dordrecht is vast te stellen of die helemaal niet in Dordrecht zijn gearresteerd, maar elders, in Amsterdam, Gorcum of Waalwijk.
         • Eén persoon voorkomt, die een natuurlijke dood in een bejaardenhuis is gestorven.

Geheugen
Alles tegen elkaar afwegend komt de werkgroep op deze manier op dat eigen, in de inleiding vermelde aantal van 206 joden, die tijdens de oorlog in Dordt waren. Zij gaan geëerd worden met een Stolperstein.
         Maar de overige honderden slachtoffers – geboren Dordtenaren die vanuit een andere gemeente werden getransporteerd naar de concentratiekampen – worden niet veronachtzaamd. Elders op deze site, in een zelfstandig hoofdstuk, volgt nu dan Lijst 2, een zo zorgvuldig mogelijk samengestelde lijst over ex-Dordtenaren die net zo goed ten prooi vielen aan de nazi’s – joden die het net zo goed verdienen dat hun namen uit de schaduw treden en terugkeren in het collectieve geheugen van de stad.


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'