Het voorbije joodse dordrecht
De echtgenote van Amsterdams laatste
hoofdsjochet was Saartje uit Dordrecht
* Overzicht familie Allemans
* Overzicht familie Vedder
In het midden van de Sarisgang, vlakbij de boom, stond in 1882 de wieg van Saartje Allemans. De Vriesestraat ligt links en rechts in de zijstraten. |
Het zal niet de eigenschap zijn geweest die ze verkikkerd op elkaar deed worden, maar Saartje uit Dordrecht en Elia uit Amsterdam deelden een wonderlijke overeenkomst. Hun ouders hadden evenveel kinderen gekregen: dertien.
Kinderrijke gezinnen waren in de vorige en de voorgaande eeuwen niets bijzonders. Zoals het jammer genoeg al evenmin uitzonderlijk was dat baby’s maar kort leefden, of zelfs levenloos ter wereld kwamen. Maar dat de ouders van Saartje en Elia er precies evenveel verwekten, valt op.
Saartje en Elias trouwden in 1906, in zoals te doen gebruikelijk was, háár woonplaats. Maar ze namen geen voorbeeld aan hun ouders: zij hielden het bij twee kinderen, Alida (1909) en Willem (1911). Van dit bescheiden gezin was na de Tweede Wereldoorlog alleen Alida nog over. Haar ouders en haar broer zijn in vernietigingskampen om het leven gebracht.
Hoe en waar Alida de oorlog ongeschonden is doorgekomen, is in nevelen gehuld. Op haar Amsterdamse archiefkaart staat alleen dat zij zich op 6 juni 1946 in Rolde bevond. Drie jaar later vertrok ze naar Palestina.
Dit verhaal gaat vooral over hoe ’t het gezin vóór de oorlog is vergaan, met een aparte rol voor Elia Vedder. Hij genoot aanzien in joods Amsterdam. Hij was niet alleen hoofdcontroleur van het rabbinaat, predikant en geestelijk leider, maar ook beestensnijder, ofwel sjochet. Toen hij op 23 juli 1943 in het Poolse Sobibor werd vermoord, verloor de kehilla Amsterdam zijn laatste hoofdsjochet.
Het adres van Saartje’s geboortehuis was destijds D970 van de Vriesestraat, zoals blijkt uit de geboorteakte. |
Gesloopt
De binnenstad van Dordrecht telt nog tientallen eeuwenoude panden. Maar het woonhuis van Saartje Allemans bestaat niet meer. Sloop, kaalslag, sanering en regelrechte verpaupering hebben geleid tot het verdwijnen van honderden woningen, zo ook Saartje’s geboortehuis.
De plek waar Saartje op 7 juli 1882 is geboren, om 23 uur op het toenmalige adres D970 van de Vriesestraat, is nog wel te vinden. Ga op de Sisarijs- of Sarisgang dáár staan waar deze winkelboulevard links en rechts kruist met de Vriesestraat. In het midden stond destijds Saartje’s wieg. Zij was het achtste kind van de dertien die Willem Allemans en Rozette Braadbaart voortbrachten.
En, belangrijker nog, zij was een van weinigen die in leven is gebleven. Van alle nakomelingen die haar ouders kregen, stierven er negen: een bleek bij de geboorte dood, de overigen overleden na 16 dagen, een maand, een jaar of twee jaar. Tragisch is het om op het familieoverzicht dat is gemaakt, te zien hoe de ouders de naam van een overleden baby weer aan een navolgende gaven. Er zijn twee Saartjes en twee Philips. Hartbrekend is dat zij tot viermaal toe een nieuwe baby Antje bleven noemen.
De laatste keer, bij de Antje die op 24 juli 1890 verscheen, bleek het een kind te zijn dat een tamelijk volledig leven was gegund: ze werd 57.
De huwelijksakte van Elia en Saartje. De handtekeningen van zijn ouders ontbraken bij de plechtigheid in Dordrecht, zij waren al overleden. |
Begraven
Willem Allemans en zijn vrouw Rozette waren beiden autochtone joodse Dordtenaren. Hij is er geboren op 21 juni 1847; zij een jaar later op 9 oktober. Hij was koopman; zij had vooral de zorg over de kinderen.
Toen hun 23-jarige dochter Saartje op 12 december 1906 trouwde met de 30-jarige ritueel slachter Elia Gaim (of: Chaïm) Vedder (Amsterdam, 9 april 1876), waren zij er getuige van. De ouders van Elia daarentegen ontbraken. Zij waren al overleden. Vader Abraham Vedder, geboren in Amsterdam op 20 april 1830, was in zijn geboorteplaats heengegaan op 13 januari 1900 (69), zijn moeder Aaltje Levie Hoos, geboren in Amsterdam op 27 maart 1835, op 1 oktober 1898 (63). Beiden zijn begraven in Muiderberg.
Elia’s vader had dezelfde beroepen als Elia ging uitoefenen: kerkbediende, kerkambtenaar en beestensnijder. Zijn moeder Aaltje, die op 22 december 1852 op 17-jarige leeftijd de 22-jarige Abraham huwde, was en bleef zonder beroep. Zij was vooral en bovenal moeder. Ze beviel van in totaal dertien kinderen, als eerste van een Sophia, op 5 september 1855, zie via deze link het familieoverzicht.
Ook in dit Amsterdamse gezin stapelde het leed zich op. Vier kinderen werden niet ouder dan tien maanden, één maand, drie maanden en twee jaar. En van één kind – Mirjam, geboren in 1856 of 1866 – is merkwaardig genoeg geen enkel persoonsgegeven van later datum te vinden. Het is uit de archieven verdwenen.
De ouders van Saartje stierven kort na elkaar. Willem Allemans op 28 juli 1919, 72 jaar oud, in Den Haag. Hij is begraven op de joodse begraafplaats in Wassenaar. Rozette overleed in Dordrecht, op 3 september 1923, 74 jaar oud. Zij is begraven in Dordrecht, als ‘Rozetta’ overigens.
De grafstenen van Willem Allemans (overleden in Den Haag op 28 juli 1919, begraven in Wassenaar) en zijn vrouw Rozette (overleden en begraven in Dordrecht op 3 september 1923, en hier Rozetta genoemd). |
Dienstbode
Hoe hebben Saartje uit Dordrecht en Elia uit Amsterdam elkaar eigenlijk leren kennen?
Vermoedelijk doordat Saartje als dienstbode in Amsterdam werkte. Volgens het bevolkingsregister betrad ze Amsterdam op 17 juni 1892. Op 27 september 1898 diende ze in diezelfde functie bij een andere familie. Drie adressen worden bij haar genoteerd, achtereenvolgens: Ring 4, Amstel 178 en de Jodenbreestraat 66 (per 12 februari 1894). Maar of dit haar eigen woning betrof of die van haar werkgever, is niet duidelijk.
Saartje en Elia trouwden in het Dordtse stadhuis. Ruim twee jaar later beviel zij in Amsterdam van hun eerste kind: Alida, op 14 februari 1909. Nog eens twee jaar later verscheen Willem, op 12 mei 1911. Het is niet bekend op welke adressen deze kinderen ter wereld kwamen: hun geboorteaktes zijn niet te vinden. Maar de website ‘Joods Amsterdam’ meldt in een biografisch artikel over Elia dat het gezin “voor 1910 woonde aan de Plantage Doklaan 12”, en in die periode “een dienstmeisje had”.
Of Saartje maatschappelijke bezigheden heeft gehad nadat de kinderen groot waren geworden, is al evenmin te achterhalen. Haar naam duikt in openbare archieven alleen op in verband met de Kazernestraat. Daar, op nummer 8 II, kwamen zij en haar man te wonen, zij volgens de archiefkaart op 13 juli 1931, komend uit Apeldoorn, hij per 1 september 1934.
Waarom zij kennelijk los van elkaar hebben gewoond, is ook niet vast te stellen. Het gemeentearchief van Apeldoorn beschikt over woongegevens van Saartje, maar die zijn digitaal niet op te roepen. Elia staat in ieder geval niet als bewoner van Apeldoorn gemeld.
De persoonskaart van Saartje uit het Amsterdamse Stadsarchief. Zij kwam vanuit Apeldoorn op 13 juli 1934 weer in Amsterdam wonen, in de Kazernestraat op nummer 8 II. Waarom zij naar Apeldoorn was gegaan en haar man niet, is niet bekend. |
Elia Gaim Vedder, de man van Saartje, meldde zich op 1 september 1934 in de Kazernestraat, volgens zijn persoonskaart. |
Deze foto toont de woning van het gezin Vedder in de Kazernestraat, |
Statig
Wat hier ook allemaal van zij: Saartje en Elia kwamen gezamenlijk in de Kazernestraat te wonen, op nummer 8 II. En in die straat manifesteerde Saartje zich nogal.
Dit is af te leiden uit een reportage van E. van Amerongen in het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 9 september 1983. De kop ervan luidt: ‘Weemoed naar saaie Kazernestraat’. Van Amerongen heeft vanaf zijn tweede levensjaar, in 1914, tot aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog gewoond in deze laatste zijstraat van de Sarphatistraat na de Muiderpoort.
Hij noemt het een “onaantrekkelijk en saai achterafstraatje, waar in dertien woonhuizen hooguit veertig gezinnen leefden”. Hij beschrijft verschillende bewoners ervan en komt zo uit bij nummer 8, waar Elia en Saartje waren gehuisvest. Elia wordt een collega genoemd van Salomon (‘Sally’) Goudsmit van nummer 6 boven: beiden waren sjochet. Saartje, ofwel ‘mevrouw Vedder’, noemt hij “de koningin van de straat”. Zij maakte “grote indruk door haar statige houding en haar prachtige, met veren uitgedoste hoeden”.
Nummer 8 had overigens geen benedenwoning. Er bevond zich op die plek een poort, “die toegang gaf tot het kantoor en de timmermanswerkplaats van de aannemersmaatschappij De Volharding”.
De reportage over de “saaie” Kazernestraat in het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ ‘(NIW) van 9.9.1983. |
Vroedvrouw
De kinderen – hoe was het ondertussen met hen?
Willem, de jongste, is net als zijn vader en grootvader slager geworden. Blijkens zijn archiefkaart was hij in de jaren dertig, twintiger inmiddels, nog ongetrouwd en woonde hij bij zij ouders in de Kazernestraat.
Dochter Alida zat in die jaren dertig in Rotterdam. Zij volgde op de Rijkskweekschool voor vroedvrouwen aan de Henegouwenlaan 82 de opleiding tot verloskundige. Op 1 september 1934 was zij ingeschreven in Rotterdam. Op 13 augustus 1936 vertrok zij, volgens haar Rotterdamse archiefkaart, naar Heerlen, naar de Meezenbroekerweg 48c, het adres van ene A.C. v.d. Berg. Misschien ging ze in Heerlen als vroedvrouw werken, een eerste baan. Hoe lang ze dit is blijven doen, is raadselachtig. Op haar Amsterdamse persoonskaart staat namelijk niets over een verblijf in Limburg. De kaart rept er slechts van dat zij op 1 september 1934 (dus net als haar vader) werd ingeschreven als wonend in de Kazernestraat op nummer 8 II, en de eerstvolgende ambtelijke notitie is van na de oorlog: “6jun46 Rolde”. Haar oorspronkelijke beroep “verpleegster” is doorgestreept en vervangen door “verloskundige”.
De persoonskaart van Willem Abraham, de zoon van Elia en Saartje. Hij werd slager, net als zijn vader en grootvader.
Foto Stadsarchief Amsterdam |
Dochter Alida kwam volgens de Amsterdamse kaart op 1.9.1934 terug naar Amsterdam uit Rotterdam, |
Maar volgens de Rotterdamse archiefkaarten van haar, voor- en achterzijde, is zij merkwaardig genoeg juist op 1.9.1934 vanuit Rotterdam naar Heerlen verhuisd, misschien voor een eerste betrekking. |
Willem Vedder, de zoon, verbeterde met een bepaald toestel de slachtmethode. ‘Het Nieuws van den Dag’ berichtte op 22 juli 1933 dat de opperrabbijnen het toestel verplicht wilden stellen. |
Slachten
Terug naar haar ouders, met name naar haar vader Elia.
Als hoofdsjochet, schrijft ‘Joods Amsterdam’, “behoorde men tot de elite van de stad”. In dat verband verwijst ook deze website naar mevrouw Vedder, de koningin van de Kazernestraat.
‘Joods Amsterdam’ beschrijft gedetailleerd hoe een sjochet een dier hoort te slachten. De joodse spijswetten vereisen dat dit op “uiterst respectvolle” en “vakkundige” wijze gebeurt, hoe wordt hier niet herhaald. Zie desgewenst het artikel via deze link: joodsamsterdam.nl/elia-gaim-vedder/
Willem, de zoon van Elia, heeft volgens ‘Joods Amsterdam’ de slachtmethode in 1931 weten te verbeteren, “Zijn doel was het dier op rustiger manier op de grond te krijgen voor de halssnede werd aangebracht. Er was met zijn methode minder kans op beschadigingen van het dier.” Willem had daartoe een toestel uitgevonden. In het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) werd aan deze innovatie een uitvoerig artikel gewijd, aldus ‘Joods Amsterdam’.
Op 21 juli 1933 berichtte De Telegraaf dat de vergadering van Opperrabbijnen in Nederland “heeft besloten het gebruik van het toestel (…) algemeen verplichtend te stellen, zoodra de proeven tot verbetering het toestel zodanig hebben geperfectionneerd (sic), dat het aan de eischen van doelmatigheid beantwoordt”.
Elia Vedder jubileerde op 1 februari 1940; hij was 40 jaar sjochet. Op de voorpagina van het NIW van 26 januari 1940 werd Elia lof toegezwaaid.Elia Vedder jubileerde op 1 februari 1940; hij was 40 jaar sjochet. Op de voorpagina van het NIW van 26 januari 1940 werd Elia lof toegezwaaid. |
Voorpagina
Op 1 februari 1940, kort voordat de oorlog zou uitbreken, was Elia Gaim Vedder veertig jaar sjochet bij de Nederlands Israëlische Hoofdsynagoge van Amsterdam. In het NIW van 26 januari werd er vooraf aandacht aan besteed – en nog wel prominent op de voorpagina. De jubilaris kreeg royaal lof toegezwaaid.
Er werd aan herinnerd dat Elia als zoon van “den bekenden Amsterdamschen sjochet, wijlen A. Vedder, als het ware voorbestemd was eens als primus inter pares onder de Nederlandsche sjochetiem te gelden”. Hij genoot zijn opleiding in de rabbijnen-afdeling van het Nederlands Israëlitisch Seminarium. Hij verwierf de graad van Darsjan en werd vereerd met de Choweirtitel. Later was hij aan dit seminarium werkzaam als docent voor de Sjechieta. “Zijn onderricht kenmerkt zich door scherpzinnigheid en methodische behandeling der literatuur”.
Buurman Goudsmit van de Kazernestraat wordt ook nog genoemd: Elia is door hem mede gevormd en is “een waardige opvolger” van Goudsmit geworden.
Er was nog zoveel meer lovenswaardig te melden. Aan Elia was de hoofdsjochet-opleiding toevertrouwd geworden. Hij maakte zich “verdienstelijk door de zeer gewaardeerde wijze, waarop hij elken Sjabbosmiddag een Sjoelchan Ngoroeg-Sjiengoed leidt in de synagoge van de vereniging Keren Re’eim”, de oude sjoel van de familie Lehren in de Rapenburgerstraat. Bij de autoriteiten genoot Elia Vedder “het volle vertrouwen, niet in het minst door zijn grondige kennis der bronnenliteratuur, Talmoed en ook latere verklaarders. “Doch ook de consentieuse (sic) en accurate wijze, waarop hij zijn taak opvat, maakt hem tot een bijzonder ambtenaar.”
Saartje Vedder-Allemans overlijdt midden in de oorlog, op 60-jarige leeftijd, meldt ‘Het Joodsche Weekblad’ |
Zoon Willem Abraham werd in de oorlog in het Franse Drancy opgepakt. Hij was blijkbaar op de vlucht geslagen. Op 28 augustus 1942 werd hij vanuit Drancy naar Auschwitz vervoerd, en daar op 1 september vermoord. |
Frankrijk
Afsluitend wenste het NIW hem “nog een lange reeks van jaren in ongestoorde gezondheid” toe.
Juist dát heeft niet zo mogen zijn. De oorlog begon enkele maanden later, vervolgens ontketenden de Duitsers een jacht op joden. En intussen overleed zijn vrouw, Saartje. Het gebeurde op 27 augustus 1942. Saartje is 60 geworden. Elia plaatste een overlijdensadvertentie in Het Joodsche Weekblad van 4 september 1942.
Des te triester is deze annonce voor wie weet dat Willem Abraham, de zoon, drie dagen eerder in Auschwitz was vermoord. Willem heeft geen afscheid van zijn moeder kunnen nemen.
Volgens de Joodsche-Raadkaart van hem was (de nog altijd ongetrouwde) Willem blijkbaar al op de vlucht geslagen. Vergeefs. Hij is namelijk vanuit het Franse Durchgangslager Drancy ten noorden van Parijs op 28 augustus 1942 afgevoerd naar Auschwitz, waar hij op 1 september werd vergast, op 31-jarige leeftijd.
Zijn vader is vanwege zijn kerkelijke functies aanvankelijk gesperrt geweest, een tijdje vrijgesteld van gedwongen deportatie. Maar uiteindelijk werd ook Elia Vedder opgepakt, en opgesloten in Barak 62 van Kampo Westerbork, op 17 juli 1943. Op de 20ste werd hij in een goederenwagon geladen, om drie dagen later in Sobibor te kunnen worden vermoord, 67 jaar oud. De laatste hoofdsjochet van Amsterdam was niet meer.
De Joodsche Raad-kaarten van vader Elia. Hij is eerst nog gesperrt geweest, maar hij werd nadien niettemin op 20.7.1943 via Westerbork (Barak 62) naar Sobibor gedeporteerd, en daar op 23 juli 1943 vermoord. |
Deze zogenoemde Amsterdamse pensioenkaart van Alida laat zien dat zij als leerling-verpleegster is begonnen in net Tesselschadeziekenhuis, en er op 1 november 1933 verpleegster werd. |
Overlevende
Zoals gezegd: Alida doorstond de Holocaust. Haar Amsterdamse persoonskaart is vrij gedetailleerd over haar naoorlogse levensomstandigheden. Er staat alleen niet hoe en waar zij zich in de oorlog heeft kunnen schuilhouden. Ook ‘Joods Amsterdam’ weet het niet, de website veronderstelt dat Alia “waarschijnlijk de oorlog in de onderduik” heeft overleefd.
Het staat vast dat zij een overlevende is. De persoonskaart getuigt ervan. Niet alleen staat daarop dus die vermelding over Rolde, ook dat zij vanaf 2 november 1946 [nota bene] in Westerbork woonde, plus dat op 26 september 1949 naar Palestina emigreerde. Ook Alida was ongetrouwd.
Ze bleef niet voorgoed in Israël. Op 9 augustus 1954 is ze teruggekeerd naar Amsterdam, waar ze zich vestigde in de Boerstraat, op nummer 16 III. Een halfjaar later, op 6 april 1955, verhuisde zij naar Beverwijk, naar de Hendrik Burgerstraat 16, nog altijd pas 46 jaar oud.
Na enkele verhuizingen in Beverwijk is Alida Vedder in die gemeente ten slotte overleden op 7 mei 1974, 65 jaar oud.
Alida, de ongetrouwde dochter, wist de Holocaust te overleven, zo laat deze persoonskaart zien. Zij heeft enkele jaren in Israël gewoond, keerde terug naar Amsterdam en verhuisde vandaar naar Beverwijk. Of en wanneer zij is overleden, is niet achterhaald kunnen worden. |
|
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'