Het voorbije joodse dordrecht
Een mezoeza en kapstok uit gesloopte
synagoge opgedoken, Thorarollen niet
Het vooraanzicht van de verdwenen synagoge is vrij bekend, door foto’s die daarvan circuleren op diverse websites en in verschillende publicaties. Deze foto’s zijn alle afkomstig uit de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht (RAD). Dit is er een voorbeeld van, gemaakt in augustus 1931. De synagoge is nog onaangetast. |
Vreemde ogen dwingen, blijkt maar weer eens.
De Amsterdamse historica Rian Verhoeven, geboren in het Noordbrabantse Sleeuwijk, heeft 25 jaar voor de Anne Frank Stichting gewerkt, schreef diverse boeken over de Tweede Wereldoorlog en publiceerde in 2019 haar nieuwste boek: Anne Frank was niet alleen. Dit beschrijft het dagelijks leven van de vijftig ándere joodse gezinnen op het Merwedeplein, het plein dat zijn roem dankt aan Anne Frank en waar Verhoeven in 2003 zelf kwam te wonen.
Beroepshalve stelt Verhoeven ook belang in de joodse gemeenschap van Dordrecht, die in de oorlog meedogenloos is uitgedund. En zíj was het, deze vreemdeling, afgestudeerd in geschiedenis aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, die de redactie van deze Stolpersteinewebsite kon wijzen op twee voorwerpen die te maken hebben met de gesloopte Dordtse synagoge.
Een veel minder bekend beeld van de synagoge, een soort zijaanzicht, biedt deze foto uit omstreeks 1910. De foto laat goed zien hoe de Varkenmarkt indertijd oogde, en de bedrijvigheid die er was, in de vorm van sleperskarren. Zichtbaar zijn de zogenoemde wacht- of voorhuisjes, die niet bij de synagoge hoorden, maar van de gemeente waren. Onder andere werd de gemeentelijke brandspuit in zo’n huisje bewaard, meldt J. de Korte op de RAD-site. |
|
De foto is gemaakt vanuit een raam op de eerste verdieping van het huis Gravenstraat 23 op de Varkenmarkt. Volgens het RAD is dat stukje Gravenstraat omstreeks 1918 veranderd in Aardappelmarkt nummer 5. Links staat een koets van het verhuurbedrijf Van Twist, dat aan de Varkenmarkt was gevestigd. Deze firma maakte decennia later van de afgedankte synagoge een garage. |
Het ene voorwerp bevindt zich in het Joods Historisch Museum in Amsterdam, het andere in het Museum ’40-’45 in Dordrecht − en dat allebei al lange tijd. Maar als je dat niet weet, ontgaat het je. Een Cruijffsiaanse zegswijze luidt immers: “Je gaat het pas zien als je het door hebt.” De voorwerpen verdienen het om gesignaleerd te worden op deze website; ze vormen samen kleine stukjes overgebleven erfgoed van joods Dordrecht.
De tip van Verhoeven wordt in dit artikel uitgewerkt: hoe zit het precies met die twee voorwerpen? Maar de gelegenheid is ook aangegrepen om op dat ene grote raadsel in te gaan dat sinds de bevrijding, al 75 jaar dus, onopgehelderd is gebleven: waar zijn toch de Thorarollen, de gebedsrollen, uit de Dordtse synagoge? Wie heeft ze?
Deze mezoeza heeft op de deurpost van de Dordtse synagoge bevestigd gezeten of aan de deurpost van het huis van de hulprabbijn, aan de overkant. Het voorwerp is in 1999 geschonken aan het Joods Historisch Museum. |
Kokertje
Het Joods Historisch Museum (JHM) kreeg het geschenk in 1999, vertelt collectiemedewerker Anton Kras. Het is een klein object, nog geen tien centimeter lang: een mezoeza, een kokertje dat traditioneel op deurposten van joodse huizen wordt bevestigd. Deze bepaalde mezoeza is cilindrisch, van hout en zonder decoratie. De bovenkant is afschuifbaar, de koker is uitgehold, zodat er een bedrukt perkamenten tekstrolletje in past.
Wie deze mezoeza indertijd aan het JHM heeft afgestaan, blijft voor buitenstaanders onbekend. Kras deelt mee dat het “ons beleid is” om de naam van een schenker onvermeld te laten. Maar dat het een Dordtse mezoeza is, staat onbetwistbaar vast, zo ook dat het voorwerp te maken heeft met de synagoge aan de Varkenmarkt in Dordrecht.
Het enige dat niet meer kon worden achterhaald is of de mezoeza afkomstig is van de deurpost van de synagoge of van het woonhuis aan de overkant, de woning van de hulp van rabbijn en voorzanger Hartog van Beugen, op nummer 7 rood. Dit pand, tegenwoordig genummerd 9-11, staat nog altijd aan de Varkenmarkt. In een toelichting schrijft het JHM: “Tijdens de Tweede Wereldoorlog is deze mezoeza door de zwager van de schenker van de deurpost verwijderd, toen de Duitsers de godsdienstleraar Hartog van Beugen vanuit zijn woning aan de Varkensmarkt hadden meegenomen.”
Hartog van Beugen en zijn vrouw Roosje Monasch zijn op 9 november 1942 gearresteerd. Zij kwamen daarna in Amsterdam tijdelijk op de Tugelaweg 13 te wonen, met hun kinderen Elias en Sientje. Hartog, ernstig ziek, overleed hier op 13 juni 1943. Zijn echtgenote, Elias en Sientje werden tegelijk vermoord in Sobibor, op 9 juli 1943, zie verhaal 112.
Deze kapstok, in de vorm van een davidster, hangt in het Museum ’40-’45. Autorijschoolhouder W.P. Jelier heeft het museum verzekerd dat de kapstok, die bij hem in het bedrijf hing, afkomstig is uit de Dordtse synagoge. |
Kapstok
Boven een staande vitrine met foto’s, documenten en voorwerpen die herinneren aan omgebrachte joodse Dordtenaren, hangt hij: de kapstok in de vorm van een davidster uit de synagoge.
Voorzitter Theo Berendsen van het Museum ’40-’45 aan de Nieuwe Haven meent dat de kapstok zo ongeveer in 2002 aan het museum is geschonken. De gever was de eigenaar van de opgeheven Dordtse autorijschool van Willem Pieter Jelier (geboren Dordrecht, 16 mei 1929), sinds 1973 gevestigd aan de Transvaalstraat 27. Het was conservator Joop van Helden (Dordrecht, 1929) die indertijd de autorijschoolhouder aan de telefoon kreeg. “Heeft u interesse in een joodse kapstok?”, vroeg deze. De kapstok had jarenlang in zijn bedrijf gehangen. Nu hij met zijn zaak stopte, werd de kapstok overbodig.
Berendsen en Van Helden zeggen dat hen destijds door de familie Jelier is verzekerd dat de kapstok ooit in de synagoge aan de Varkenmarkt heeft gehangen. Hoe de rijschoolhouder aan de kapstok was gekomen, weten Berendsen en Van Helden niet. Zij vermoeden beiden dat Jelier wellicht joodse wortels heeft. [Wat niet correct is: het negen kinderen tellende gezin van schipper Jacob Willem Jelier (Stad aan ’t Haringvliet, 1894) en Aaltje Blom (Rotterdam, 1903) was gereformeerd, red.]
Van Helden weet ook nog te vertellen dat de synagoge in de oorlog als paardenstal is gebruikt.
Op 20 april 1943 is de synagoge ontruimd, zo vond Rian Verhoeven uit via een document in het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (Niod). De waarde van de inboedel van het gebouw werd geschat (Taxwerte) op een schamele driehonderd gulden. Verhoeven: “De waarde werd altijd laag geschat.” De overige panden op het document waren alle eigendom van Dordtse joden (zie foto).
Het document van het Niod te Amsterdam: de synagoge was ontruimd op 20 april 1943 en |
Dit schilderij was in 1941 nog aanwezig in de synagoge aan de Varkenmarkt, stelt het RAD. Het schilderij toont het interieur van de vorige synagoge, die was ondergebracht in een klooster aan de Mariënbornstraat en die is gesloopt in 1869. Waar het schilderij thans is, is onbekend. |
Deplorabel
Van de synagoge staat geen steen meer overeind. Het gebouw is 55 jaar geleden afgebroken. Na de oorlog verkeerde de synagoge “in deplorabele toestand”, schrijft Mieke Jansen in De Verdwenen Mediene Dordrecht (1995), het eerste en vooralsnog enige boek over de vrijwel geheel vernietigde joodse gemeenschap. Omdat ook het ledental aanzienlijk was geslonken, besloot de Nederlands Israëlitische kerkeraad om de synagoge te verkopen, in 1947.
De nieuwe eigenaar, de firma Van Twist, trok “het gebouw bij de aangrenzende bedrijfspanden” als garage. Later gebruikt een confectiebedrijf de vroegere sjoel als opslagplaats. Een lokaal van de voormalige joodse school achter de synagoge werd zolang ingericht voor de samenkomsten, tot begin februari 1965. Gemeentelijke saneringsplannen dwongen de joodse gemeente om te zien naar een andere behuizing, en dat werd een pand aan het Vrieseplein, op nummer 17.
De synagoge, ingewijd op 12 september 1856, werd finaal gesloopt, om plaats te maken voor een parkeer- en markterrein op de Grote Markt. Al wat er van de synagoge, het hart van de joodse gemeenschap, is overgebleven, is een plaquette op een muur van een aanpalende flat.
In de opgedoekte synagoge heeft overigens in ieder geval in 1941 volgens het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) nog een schilderij gehangen, dat een beeld gaf van het interieur van de voorgaande synagoge – die aan de Mariënbornstraat. Deze was in 1739 in gebruik genomen in het voormalige Mariënbornklooster. Waar dit schilderij is gebleven, is al even onduidelijk. Het RAD heeft alleen een foto van het schilderij; zelf verzamelt het geen schilderijen. Desgevraagd laat archivaris Teun de Bruijn weten dat het schilderij vermoedelijk door de Duitsers in beslag is genomen of vernietigd.
Thorarollen
Een geheim dat nog altijd niet is ontvouwd, is wat er met de Thorarollen uit de synagoge is gebeurd. Op enig moment in de oorlog zijn zij verstopt, ontdekt, in beslag genomen en nadien nooit meer opgedoken.
In literatuur die in de afgelopen decennia is verschenen, wordt hier en daar vaag gerept van de gebedsrollen, soms in samenhang met andere religieuze voorwerpen van de Nederlands Israëlitische Gemeente (NIG) in Dordrecht. Die vindplaatsen worden hier kort weergegeven, maar een oplossing brengen ze niet naderbij. De Thorarollen blijven spoorloos.
Mieke Jansen noemt de rollen niet bij naam in ‘De Verdwenen Mediene Dordrecht’. Schrijvend over het oorlogsjaar 1942 meldt zij: “De belangrijkste bezittingen van de NIG zijn inmiddels bij verschillende particulieren en op veilig geachte plaatsen ondergebracht. Bij een huiszoeking bij één van de bestuursleden komt echter een adreslijst van betrokkenen aan het licht, wat leidt tot arrestaties in en buiten joodse kring. Onder anderen zijn de gereformeerde predikant ds. W.W. Meynen en de rooms-katholieke ondernemer P.N.J. Vermaat erbij betrokken.”
Dit is alles wat zij heeft opgedoken. Als de Thorarollen tot die bezittingen mogen worden gerekend, is nu hooguit bekend dat zij bij een particulier zijn verstopt.
Overigens staan deze zelfde gegevens, al of niet letterlijk zo overgenomen of geparafraseerd, in een achtergrondverhaal over de joodse gemeente van Dordrecht op de website joodserfgoedrotterdam.nl, en in het boek Geschiedenis van Dordrecht, 1813-2000 (pagina 111).
Dagboek
De Dordtse advocaat mr. J.A.W. (Jaap) Burger, minister in het oorlogskabinet-Gerbrandy en formateur van het kabinet-Den Uyl, schreef in zijn Oorlogsdagboek (uitgeverij Bert Bakker, 1995) ook over de huiszoeking, met iets meer details.
Zijn notities van 8 november 1942 luiden: “Van de week waren weer een aantal personen de dupe van een niet slimme zet van S. Duits die ‘ondergedoken’ is, hij had in zijn kantoor een papier achtergelaten met aanwijzingen van de Joodse religieuze voorwerpen uit de Synagoge. De rabbi, dr. Reynen [bedoeld is: Meynen, red.], Meyer en nog enkelen zijn ervoor gearresteerd.”
Voor de volledigheid: die arrestatie had plaats op woensdag 4 november. Dit valt te achterhalen via gedigitaliseerde politierapporten uit de periode 1942-1944. Acht personen werden die dag op verzoek van de Sicherheitspolizei Rotterdam in bewaring gesteld en de volgende dag vanuit het Dordtse hoofdbureau van politie naar Rotterdam getransporteerd. Het waren: de al genoemde Vermaat en Meynen, en verder de joden Emanuel Hartog, Leon Cohen, Meijer de Liver, Izaak Herman Meijer, David Mozes du Fijn [is: Van Tijn, red.] en Isidor Leviticus. Al deze joden zijn vergast.
Met S. Duits wordt bedoeld Salomon Emanuel Duits, een grossier van relatieartikelen, die met zijn vrouw Daatje Fonteijn bij een Duitse razzia wist te ontvluchten (en de oorlog te overleven) via een trap op de eerste verdieping aan de achterzijde van hun woonhuis aan de Johan de Wittstraat 23 (nu: 31), terwijl de Duitsers al in de benedenverdieping rondliepen. Deze trap leidde naar de tuin. De familie werd door buren verder geholpen, verduidelijkt Chris van Esterik, die de dagboeken van Burger bezorgde.
De naam van Meijer de Liver is interessant, blijkt verderop.
De synagoge kort voordat zij werd gesloopt, in 1965. Het bordje van het sloopbedrijf, de firma D.A. Kuiters, is al aangebracht. |
|
Nadat het gebouw met de grond gelijk was gemaakt, herinnerde nog alleen een plaquette eraan, die is bevestigd aan een muur van een naburig flatgebouw. |
Tekst Plaquette |
Brandhout
In Pinkas (uitgeverij Contact, 1985), een bijna encyclopedisch boekwerk over de geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, worden de Dordtse Thorarollen uitdrukkelijk genoemd. Er staat, rapporterend over de oorlogstijd: “Het interieur van de synagoge werd geplunderd door de Duitsers en het meubilair is merendeels door plaatselijke inwoners meegenomen en gebruikt als brandhout tijdens de Hongerwinter van 1944-’45. De Tora-rollen zijn echter gespaard gebleven en werden deels door de Lutherse gemeente, deels bij privépersonen verstopt.”
Was het gezin Molendijk misschien één van die privépersonen?
Op de Singel in Dordrecht, op toenmalig nummer 110 zwart (beneden, nu: 174), woonde vanaf 29 juli 1938 metselaar Adrianus Molendijk (Papendrecht, 7 januari 1880) met zijn vrouw Anna Bastiaantje de Zeeuw (’s-Gravendeel, 27 december 1881) en hun zes kinderen: Arie (1904), Cornelis (1905), Teunis (1906), Adrianus (1911), Aart (1914) en Dirk Willem (‘Dick’, 1923). Het gezin was gereformeerd.
Op de bovenverdieping, op het adres 110 rood (nu: 172), vestigde zich later in 1938, op 1 december, het gezin van Meijer de Liver, de man die even terug is genoemd als één van de arrestanten. Meijer was van beroep coupeur, geboren in Nijkerk op 12 juni 1886. Zijn Amsterdamse vrouw Rachel Prins (17 februari 1888), een onderwijzeres, schonk hem vier kinderen, allen geboren in Dordrecht: Sophia (1916), Jacob (1919), Mozes (1920) en Rosette (1924). Dit gezin was joods.
Deze foto is in 1988 gemaakt door de toenmalige archieffotograaf Ad Molendijk. Het RAD schrijft in een toelichting dat op de foto een “Thora met jat, mappa, thoramantel en siertoren uit de synagoge” toont. Maar de Dordtse thorarol is toch spoorloos, hoe kan er dan een foto van bestaan? Het blijkt een kopie van een veel oudere foto. |
Interview
Dick, de jongste van het gezin Molendijk, heeft zijn neef Koos Molendijk uit Ouderkerk aan de IJssel begin deze eeuw in een interview op camera verteld wat zich in november 1942 in het bovenhuis heeft afgespeeld. Koos Molendijk hield dat vraaggesprek, omdat hij gegevens wilde verzamelen over de verdwenen joodse familie De Liver, die boven zijn grootouders woonde. Hij schreef over zijn bevindingen uitgebreid aan de redactie van deze Stolpersteinesite.
Daar zaten ook de uitgewerkte notities bij van zijn interview met zijn oom Dick – die op 5 februari 2008 is overleden in zijn woonplaats Spijkenisse, op 84-jarige leeftijd. De vrouw van Dick, Maria (‘Rie’) van der Singel, geboren 15.12.1920, stierf vier jaar later, op 10 mei 2012, 91 jaar oud.
Dick herinnert zich de inval in het ouderlijk huis, die zich niet in oktober 1942 voltrok, maar volgens het politierapport op 4 november. Hij noemt de jodenjagers Harry Evers en Arie den Breejen, twee politieagenten die zich inderdaad nietsontziend betoonden tegenover joden.
“Zij kwamen met de boven ons wonende Meijer de Liver binnen bij mijn moeder”, is het relaas van Dick. “Wat ze natuurlijk direct zagen, was het voorschakelapparaat [dat zoon Aart had gemaakt voor zijn ouders, zodat die naar het nieuws van Radio Oranje konden luisteren, red.]. Ze gebruikten dit direct als drukmiddel. Ze vroegen ook om de Thora-rollen die moeder Anna in bezit zou hebben. De Liver zei dat hij ze aan haar heeft gegeven.
Moeder Anna zei dat zij die helemaal niet heeft. Ze ontkende dit ten stelligste. Na enige aandrang gooide ze het over een andere boeg en zei: ‘Die behangrollen!’ Behangrollen had ze wel in bewaring gekregen van Meijer de Liver. Ze vertelde er niet bij dat in dezelfde kamer ook nog schilderijen hingen van de familie De Liver. Die waren gewoon bij haar opgehangen.” (Dick heeft de schilderijen na de oorlog teruggebracht bij de oudste dochter van De Liver, vertelt Koos.)
Moeder Anna ging de rollen wel even pakken. “Ze lagen in het kastje boven het toilet bij de keuken. De agenten namen de rollen toen mee. Met de woorden dat ze na hun dienst terugkwamen voor het voorschakelapparaat.”
Dick Molendijk, gefotografeerd bij zijn verloving in 1942. |
Behangrollen
Concluderend: volgens de lijst die Salomon Duits in zijn kantoor had laten liggen, zijn bezittingen uit de synagoge verspreid onder diverse mensen, onder wie Meijer de Liver. Meijer heeft die spullen in bewaring gegeven aan de familie Molendijk, waaronder de Thorarollen. Volgens Dick Molendijk zijn deze meegenomen door de twee politiemannen. Koos Molendijk, aanvullend in maart 2020: “Dick en zijn ouders hebben het verhaal over de Thorarollen direct verteld aan de rest van de familie en aan naaste buren. Zelfs ik als kleine jongen wist ervan. Het was nogal wat.” Koos was in 1942 amper twee jaar oud.
Wat weet Rosette (‘Roos’) Goedhart-Snieder, een dochter van Sophia de Liver, ervan? Zij heeft de oorlog overleefd, evenals haar broer Jaap. Zij laat desgevraagd weten: “Mij is indertijd verteld, dat mijn opa en mijn vader [de niet-joodse Joseph Gerardus (‘Jo’) Snieder, die met Sophia na het bombardement op Rotterdam naar de Dordtse Cronjéstraat 10 verhuisden, red.] de administratie van de joodse gemeenschap in huis hadden. Het zou zomaar kunnen dat de Thorarollen daar bij waren, maar helaas kan ik dit verhaal niet meer achterhalen.”
***
Curieus ten slotte is een foto in de beeldbank van het RAD. Deze toont, blijkens het bijschrift, een “Thora met jat, mappa, thoramantel en siertoren”, alle afkomstig uit de Dordtse synagoge. De foto is gemaakt in 1988, door archieffotograaf Ad Molendijk. Is een Thorarol dan toch teruggevonden?
Nee, deelt archiefmedewerkster Helen Stroosma mee. “Het is waarschijnlijk een reproductie van een oude foto. Het werk van Molendijk bestond voor een groot deel uit het maken van reproducties van originele foto’s. Het kan zijn dat de foto van een particulier is en wij als archief er een foto van mochten maken.”
Te vrezen valt dat de Thorarollen definitief zijn zoekgemaakt. Deze voeg van de geschiedenis valt niet meer te dichten.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'