Het voorbije joodse dordrecht

Ex-Dordtse Trudel de Vries groeide uit
tot een formidabele (verzets)strijdster

De strijdvaardige verpleegster Gertrud de Vries

De strijdvaardige verpleegster Gertrud de Vries,
op een vooroorlogse foto.
Foto IISG

In 2007, op 7 juni, overleed in Amsterdam op 92-jarige leeftijd een vrouw die consequent had geleefd naar haar lijfspreuk: “Je moet nooit aan de kant blijven staan.”
        Trudel de Vries is een verpleegster geweest in de Spaanse Burgeroorlog, een overtuigd en trouw communiste, een verzetsstrijdster, een kampoverlevende en een jodin. “Ze was alom geliefd, gerespecteerd en heel dapper”, schreven kennissen, Mirjam Elias en Ronald Sweering, bij haar verscheiden in hun nieuwsbrief, afsluitend met: “Adios Trudel”.
        Wat tot dusverre onbelicht is gebleven, is dat deze markante vrouw een oud-Dordtse is. Van 1926 tot 1928 woonde zij samen met haar ouders, zus en oma van moeders zijde in Dordrecht – eerst aan het Oranjepark, daarna aan de Blekersdijk.
        Dordrecht zal geen beslissende invloed op haar hebben gehad. Trudel de Vries was in die jaren een ontluikende puber; ze had het leven nog nauwelijks geproefd. Haar verblijf in Dordrecht was bovendien niet bepaald lang.
        Maar zij groeide wel uit tot een strijdster die tot op hoge leeftijd handelde naar haar levensmotto. Ze werd een vrouw van betekenis.
        Vandaar dit verhaal, een portret van een ex-Dordtse.

Overvloedig
Over Trudel de Vries is uitgebreide documentatie beschikbaar, overvloedig veel zelfs. Op 11 mei 1997 werd zij geïnterviewd voor het radio-programma ‘Het Spoor Terug’, van de VPRO. In het United States Holocaust Memorial Museum in Washington liggen sinds mei 2005 drie videocassettes, gezamenlijk een interview vormend dat haar in Nederland is afgenomen, op 18 juli 2004. Heel haar leven bespreekt ze daarin.
        Sietse van der Hoek, oud-redacteur van de Volkskrant, schreef een paginagroot verhaal over haar en de zevenhonderd andere Nederlandse deelnemers aan de Spaanse Burgeroorlog, gepubliceerd op 6 juli 1996. In Trouw, 1992: nog zo’n gedetailleerde terugblik. Al die krantenartikelen en programma’s werden weer bronnen voor de biografie die het IISG, het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis, na Trudel’s overlijden liet schrijven door Giny Klatser-Oedekerk, een oud-Spanjestrijdster.
        Trudel is uitputtend geboekstaafd; daar komt het op neer. Dat is dankbaar citeren.

gezinskaart van de familie Hartog

De Dordtse gezinskaart van de joodse familie De Vries, voor- en achterzijde. Het gezin kwam op 27 juli 1926 in Dordrecht wonen. De dochters Gertrud en Alice waren geboren in Frankfurt am Main.
Foto’s Regionaal Archief Dordrecht


Eerst betrok het gezin De Vries een woning in dit pand aan Oranjepark 4

Eerst betrok het gezin De Vries een woning in
dit pand aan Oranjepark 4.
Foto Redactie Website

Stoffenvak
Als Gertrud de Vries kwam Trudel ter wereld, in Frankfurt am Main, op 22 november 1914. Zij was het eerste kind van de Nederlander Jacques de Vries (Zevenbergen, 25.3.1880) en de Française Rosa Meijer (Metz, 23.2.1891). Haar vader, vertelde ze de Volkskrant, was na de hbs naar Duitsland gegaan “om het stoffenvak te leren”. In Straatsburg ontmoette hij Rosa, met wie hij trouwde op 22 mei 1913. Een jaar later verscheen Gertrud; twee jaar verder werd, ook in Frankfurt, het tweede kind geboren, Alice, op 29 januari 1916. Het gezin was liberaal joods. Of, zoals het USHMM het samenvat: “Her family was not religious, but very Jewish.”
        De meisjes groeiden op in een land dat zich in toenemende mate afzette tegen joden. De Volkskrant: “Haar vader had haar Maud willen noemen, maar dat vond de Duitse ambtenaar van de burgerlijke stad al in 1914 een ‘volksvijandige naam’.” Trudel kreeg op school te maken met het giftige, oprukkende antisemitisme. Ze vertelde erover in de Volkskrant en Trouw: het meisje naast haar legde een jas tussen hen in [in Trouw is het een boek], zodat ze “niet in aanraking kwam met dat jodenkind”. Op weg naar huis werd ze bekogeld met stenen en door kinderen geslagen. “Als ik huilend thuiskwam, zei mijn moeder: ‘Daar moet je trots op wezen.’” Dat heeft Trudel “nooit begrepen”.
        Op haar elfde, in 1925, verhuisde de familie naar Nederland. Volgens ‘Joods Amsterdam’, nog zo’n bron, uit noodzaak: haar vader had zijn bezittingen vergokt.
        In bijna alle publicaties wordt nu gerept van Eindhoven, Rotterdam en Den Haag. Dordrecht komt er niet aan te pas. Maar de gezinskaart in het Dordtse archief wijst uit dat het gezin, deels komend uit Amsterdam, zich op 27 juli 1926 vestigde in Dordrecht, op het adres Oranjepark 4. Alice voegt zich, om onbekende reden, pas op 29 januari 1927 bij hen, komend uit Zevenbergen. De moeder van Rosa (schoonmoeder van Jacques), de weduwe Amalia Meijer-Bloch (Neunkirchen, 7.6.1865), woont bij hen in.
        Een halfjaar later wordt Blekersdijk 10 (nu: 14-16) het nieuwe woonadres. De weduwe vertrekt op die datum naar Bonn, en overlijdt op 8 april 1918. Vader Jacques wordt op de gezinskaart omschreven als “winkelbediende te Rotterdam”, moeder Rosa als “chef winkelbediende Gerzon”. Op 13 juni 1928, twee jaar later, is Dordrecht alweer voorbij. Het hele gezin vertrekt nu naar Den Haag, om daar een huis te betrekken aan de Spaarnedwarsstraat 21.

Blekersdijk nummer 10

Na een klein halfjaar verhuisde de familie naar de Blekersdijk, naar nummer 10 (nu: 14 en 16). In juni 1928 vertrok zij naar Den Haag.
Foto Redactie Website

Zionisme
Trudel doorliep de hbs en ging een opleiding tot apothekersassistente volgen. In het joodse ziekenhuis van Rotterdam kreeg ze een baan. Volgens de biografie van het IISG deed ze in die tijd, halverwege de jaren dertig, “afstand van haar geloof”. De reden: “Omdat in het ochtendgebed dank wordt gezegd voor het feit dat er mannen zijn; de vrouwen worden niet genoemd.” Ze werd wel lid van de zionistische jeugdbeweging Mizrahi. Zionisme is het streven van joden naar een eigen joodse staat.
        Al snel bekritiseerde ze de vereniging. “Ze had geen verstand van politiek”, licht het IISG toe, “maar ze was verontwaardigd omdat rijke joden Palestijnse grond kochten van arme Arabieren, die daarna verjaagd werden.” De jeugdbeweging concludeerde uit Trudel’s houding dat ze communiste was en royeerde haar. Ze “wist niet wat een communist was, maar wilde dat nu wel uitzoeken. Met als rechtstreeks gevolg dat ze zich voor politiek ging interesseren. “Dat wil zeggen de politiek van de jaren dertig, crisis, werkloosheid en de opkomst van het fascisme.”
        In 1935 werd ze lid van de CPH, de Communistische Partij Holland.
        In juli 1936, terwijl Trudel (soms ook Trude, Trudi of Trudy genoemd) werkte in het ziekenhuis, liep een staatsgreep van generaal Franco uit op een burgeroorlog. Dit raakte haar, ze wilde helpen. De Volkskrant: “Trudel kende joodse vluchtelingen uit Duitsland en hun verhalen over de nazi-dictatuur. In het Rotterdamse ziekenhuis verkeerde ze met communistische vrienden. Ze las in de krant over zes ‘Hollandse meisjes’ die naar Spanje waren gegaan om als verpleegster de linkse republiek te helpen tegen haar fascistische belagers.”
        Trudel de Vries meldde zich aan bij het Comité Hulp aan Spanje. “Haar lieve, zachtzinnige vader sloeg met zijn vuist op tafel. Maar haar moeder zei: ‘Als ze het zégt, zal ze het ook zeker dóen.’” Trudel wilde niet aan de kant blijven staan.
        Haar zus Alice vertrok daadwerkelijk naar Palestina, naar een kibboets, in 1935 al.

Haagse gezinskaart

Ook in Den Haag trok het gezin van de ene naar de andere woning, zoals de Haagse gezinskaart laat zien. Dochter Alice ging vanaf 1933 naar Zwolle, Voorschoten en Apeldoorn, om uiteindelijk in 1935 naar Palestina te emigreren. De ouders van Gertrud (‘Trudel’) en Alice scheidden in 1937.
Foto Gemeentearchef Den Haag


arts Theo van Reemst

Tijdens de Spaanse Burgeroorlog leerde Trudel in het Holland Hospitaal in Villanueva de la Jarra de arts Theo van Reemst kennen, met wie zij ter plekke trouwde. Zij krijgt met hem twee kinderen, een zoon en dochter. Het echtpaar scheidt in 1956.
Foto IISG

Man
Vrijwilligers uit allerlei landen, een mondiale beweging, trok naar Spanje om mee te strijden. Trudel werd op haar 22ste één van de zevenhonderd Nederlandse deelnemers aan de Internationale Brigades. Van april 1937 tot december 1938 werkte ze als verpleegster in verschillende ziekenhuizen. Eerst in Ontinyent, een gemeente in de provincie Valencia, daarna in Villanueva de la Jara, in het zogenoemde Holland Hospitaal, waar voornamelijk Nederlanders werkten.
        Daar, in het Holland Hospitaal, leerde zij, aanvankelijk gekleed in overall, haar toekomstige man kennen, de niet-joodse Theo van Reemst uit Drenthe (Sleen, 10.10.1908), de chef-arts van het hospitaal. Ze trouwt met hem, volgens de Volkskrant in “een groen mantelpakje met witte bloes”, en is “er gelukkig”. Het ziekenhuis was gevestigd in een kasteel van een gevluchte grootgrondbezitter. Het bood plaats aan 250 bedden en stond niet alleen open voor gewonde militairen, maar ook voor de dorpelingen van Villanueva.
        Eind 1938 moeten alle internationale troepen Spanje verlaten. De helft van de 700 Nederlandse vrijwilligers is er gesneuveld.
        Trudel en Theo keren naar Nederland terug en vestigen zich in Vlaardingen; hij wordt er huisarts. Omdat zij beiden in vreemde krijgsdienst waren geweest, hebben zij hun Nederlandse nationaliteit verloren. Ze zijn statenloos. Trudel zet zich opnieuw in voor het Comité Hulp aan Spanje, dat zorgde voor financiële ondersteuning van gevangenen en hun familie. Ze voelt zich, meldt het IISG, “voorgoed verbonden met het Spaanse volk”. Theo wordt lid van de CPN en spreekt op avonden over ‘Hulp aan Spanje’.
        Haar ouders waren intussen gescheiden, officieel op 27 september 1937. Rosa hertrouwt op 10 augustus 1938 met de Duits-joodse weduwnaar Samuel Haas (Mardorf, 5.6.1878), die eerder de echtgenoot was geweest van Ella Goldstein (Eisleben, 30.4.1885), en met wie hij twee kinderen had gekregen, Carl (Dransfeld, 31.8.1906) en Heinz (14.10.1916). Zij is volgens de advertentie überraschend overleden op 3 juli 1936.

Trudel werkte van april 1937 tot december 1938 als verpleegster in Spanje

Trudel werkte van april 1937 tot december 1938 als verpleegster in Spanje. Zij was een van de 700 Nederlandse deelnemers aan de Internationale Brigades die meestreden in de burgeroorlog. Deze twee foto’s komen uit haar eigen fotoalbums, nu in het bezit van het IISG. Ze tonen een groep mannelijke vrijwilligers en een groep verpleegsters, ongetwijfeld collega’s van haar. Het is niet bekend of Trudel zelf op de foto staat.
Foto’s IISG


Verzet
Al voor de oorlog hadden Trudel en Theo contacten met het Duitse verzet. Zodra Nederland door de nazi’s is ingenomen, gaan ze ook clandestien werk verrichten voor het Nederlandse verzet. Hun Nederlanderschap krijgen ze terug.
        Op 22 november 1942, Trudel’s verjaardag, worden zij allebei gearresteerd. De Duitsers sluiten hen op in het Oranje-hotel, de beruchte gevangenis van Scheveningen. Op de videobanden van het USHMM vertelt Trudel dat er een ‘J’ stond op haar celdeur, wat betekende dat ze de helft minder te eten kreeg. Ze werd verhoord en gedwongen toe te kijken hoe een andere gevangene werd gemarteld. “Jij gaat door de schoorsteen in Lublin”, intimideerde een Duitser haar.
        Op een dag klonk het bevel: “Alle Juden raus.” Alle joodse gevangenen moesten naar voren komen. Trudel gaf er geen gehoor aan. De volgende dag werd ze gevonden. Ze werd mishandeld, geslagen. Maar haar weigerachtigheid is haar redding geweest: het transport van de avond ervoor ging rechtstreeks naar Auschwitz.
        Vanuit Scheveningen werd ze naar kamp Westerbork overgebracht, een doorgangskamp voor joden op weg naar Auschwitz, hun dood. Ze was ziek, en kwam in het kamphospitaal te liggen. Daar werd ze opgezocht door Werner Stertzenbach, een goede vriend van haar. Net buiten Westerbork werkte hij in een klein crematorium. Hij zei dat zij veilig was. Hij had haar kaart weten te ontvreemden uit de administratie, op papier was zij niet in Westerbork. Ze kon dus ook niet op de transportlijsten naar de vernietigingskampen worden gezet.

Trudel belandt in de oorlog in kamp Westerbork

Trudel belandt in de oorlog in kamp Westerbork, maar wordt vrijgelaten. Haar niet-joodse man Theo komt via kamp Vught in Dachau terecht. Beiden overleven de oorlog, in tegenstelling tot Trudel’s vader Jacques, die wordt vermoord in Auschwitz. Over haar oorlogservaringen en haar voor- en naoorlogse leven heeft Trudel de Vries in juli 2004 uitgebreid verteld, in een interview dat haar werd afgenomen in het kader van Oral-History-project van Steven Spielberg, voor hetUnited States Holocaust Memorial Museum. Deze foto is een still van het interview.
Foto Redactie Website

Gemengd
Trudel sloot zich aan bij een ondergrondse verzetsgroep in het kamp, die mensen uit Westerbork smokkelde en persoonsbewijzen vervalste. Intussen ging ze er werken als kraamverpleegster. Vrouwen die borstvoeding gaven, hoefden nog niet op transport te worden gezet. Ze ried de moeders dan ook dringend aan om hun baby zo lang mogelijk de borst te blijven geven.
        In juni 1943, na zes maanden Westerbork, wordt Trudel vrijgelaten. Er is een Duits decreet uitgevaardigd, dat gemengd-gehuwde joden vrijwaart van vervolging. Ze krijgen hun vrijheid terug. Trudel, als joodse gehuwd met een niet-jood, kan Westerbork verlaten. De Volkskrant: “In feite heeft ze er dus eigenlijk een tijd ondergedoken gevangen gezeten.” Werner Schertzenbach zorgt voor een document, met stempels en al, dat verklaart dat zij in Westerbork al haar papieren heeft verloren.
        Trudel gaat terug naar Vlaardingen, in haar eentje. Daar valt haar “een slechte behandeling” ten deel, door zogenaamde “goede Nederlanders”, zoals de VPRO het verwoordde.
        Haar huis bleek verhuurd aan anderen. Joods Amsterdam: “Ze mocht er alleen in haar eigen slaapkamer komen. Drie weken is ze in die slaapkamer gebleven, tot haar nieuwe papieren klaar waren.” De nieuwe huurders wilden onder geen beding het huis uit. Trudel moest God danken dat ze was teruggekomen, zeiden ze. Uiteindelijk kregen de huurders via officiële instanties een andere woning aangeboden.

Trudel als kampoverlevende van Westerbork

Nog een still, nu van een interview dat RTV Drenthe met haar had,
als kampoverlevende van Westerbork. De uitzenddatum is niet bekend. Het gesprek staat ook op YouTube

Tyfus
Theo van Reemst was naar kamp Vught vervoerd, ook een doorgangskamp. Hij werkte er als arts, totdat, zo schreef De Waarheid in een In Memoriam in januari 1980, hij er in het verzet trad. Hij mocht niet langer als arts optreden, maar moest vliegtuigen monteren. “Bij deze werkzaamheden pleegde hij sabotage.”
        Er brak eens tyfus uit onder de gevangenen in Vught, vertelt het IISG in een biografie die het ook over Van Reemst samenstelde. De Duitse kampbewakers weigerden om medicijnen het kamp binnen te brengen. “Met behulp van de kok wist Theo het eten van de kampbewakers met poep te vervuilen, waardoor ook onder de Duitsers de tyfus uitbrak. Uiteindelijk werden er toch medicijnen voor tyfus naar binnen gebracht.”
        Behalve Vught overleefde Theo vervolgens ook Dachau. De Waarheid: “Daar kon hij met zijn medische kennis in de ziekenbarakken velen het leven redden. Zijn hele optreden daar betekende een ondersteuning van zijn lotgenoten.”
Na Dachau is Theo volgens de Volkskrant evenwel “nooit meer de oude geworden”.
        Er was nog een derde Van Reemst, die tot nog toe onbesproken is gebleven: zoon Bert, geboren op 30 december 1941 in Vlaardingen. Hoe deze jongen door de oorlog is gekomen, staat nergens in al het biografische materiaal vermeld. Trudel en Thedoor kregen overigens nog twee kinderen, die beiden maar uiterst kort hebben geleefd. Hun eerste baby was Marianne, die in Vlaardingen is geboren op 5 mei 1940, maar die al na tien dagen is gestorven, op 15 mei, ook te Vlaardingen. Na Bert beviel Trudel andermaal van een meisje, in kamp Westerbork op 10 mei 1943: Marguerita Wera. Deze baby stierf na twee weken, volgens de overlijdensakte in Groningen op 26 mei 1943. Vader Theodoor bevond zich, ook volgens deze akte, in die tijd in kamp Vught.
        Trudel’s vader, de handelsreiziger Jacques overleeft de jodenverdrijving niet. Hij zat in Den Haag in Huize Van Broek, een soort pension aan het Hofwijckplein 76. Op 26 februari 1943 wordt hij wreedaardig vergast in Auschwitz, 62 jaar oud. Op de pagina aan hem gewijd op de website Joods Monument staan nog negen mensen, medebewoners die ook op dat adres verbleven, en die eveneens in de oorlog zijn omgebracht.

Echtscheiding
Theo en Trudel verhuisden na de oorlog naar de Overtoom in Amsterdam. Daar kreeg zij nog een tweede kind, dochter Jos, op 17 oktober 1946. Theo werd actief in het Comité Vrij Spanje en in de Landelijke Kontakgroep Verzetsgepensioneerden. De Waarheid: “Hij was een van de eerste artsen in Nederland die zich heeft ingezet voor de erkenning van het concentratiekampsyndroom. In zijn artsenpraktijk was hij een belangrijk ijveraar voor de pijnloze bevalling.” Dat signaleert het IISG ook, maar het voegt eraan toe dat hier “nogal met argusogen naar werd gekeken”, omdat de bevallingstechnieken afkomstig waren van de Russische professor Nicolaiev.
        Theo van Reemst was nog lid van de CPN, maar hij sympathiseerde “vooral met het internationaal communisme”. Trudel sloot zich na de oorlog aan bij de CPN. Heel haar volwassen leven zou ze lid blijven van die partij, totdat deze ophield te bestaan. Onverminderd bleef ze ondertussen strijden voor de rechten van Spaanse politieke gevangenen. Met vele Spanjaarden knoopte ze vriendschapsbanden aan, zoals “met de dichter Marcos Ana, die onder Franco 23 jaar gevangen zat” (IISG).
        Haar huwelijk hield geen stand. In 1956 scheidde Theo van Trudel. “Hij liet haar voor een andere vrouw achter, met haar twee dove kinderen”, weet de Volkskrant. Die vrouw was Anje Noordewier, met wie hij een jaar later trouwde. Trudel ging als lerares Duits werken en nam de zorg voor de kinderen op zich.
        Theo van Reemst ging in 1974 met pensioen, Met Anje verhuisde hij naar Amstelveen. Op 14 januari 1980 overleed hij daar, 71 jaar oud. De Waarheid woof hem uit als “een toegewijd kameraad”, die “zijn hele leven actief is geweest als anti-fascist”. De CPN en Oud-Spanjestrijders eerden hem in de krant: “Theo woonde en werkte als arts jarenlang in onze buurt. Wij gedenken een kameraad die onverzettelijk was jegens fascisme en anti-communisme, die altijd optimist bleef, in zijn nooit aflatende strijd voor rechtvaardigheid, vrede en democratie.”
        Overleden was inmiddels ook Trudel’s moeder Rosa, in augustus 1970, in Ayeleth, Hashahar, in Israël. Zij is 79 geworden. Haar tweede man, Samuel Haas, was decennia eerder al gestorven, op 26 september 1954 in Marburg. Hij ligt begraven in Kirchhain, in vaderlandse grond.

het Spanje-monument in Amsterdam-Noord

Trudel de Vries is het Spaanse volk trouw gebleven.
Ze heeft zich onder andere ingezet voor het Spanje-monument in Amsterdam-Noord. Bij de jaarlijkse herdening was zij telkens aanwezig, zoals op deze foto (links vooraan) in juli 1983.
Foto Website Pinterest

Monument
Trudel richt begin jaren tachtig mede de Stichting Spanjemonument 1936-1939 op. Deze wil in Amsterdam-Noord met een monument de Nederlandse deelnemers aan de Internationale Brigades te eren. Op 28 mei 1986 is het onthuld, op het Plein Spanje 36-39. Elk jaar is ze daarna bij de herdenking. Ook is Trudel betrokken bij verschillende reizen naar Spanje met oud-brigadisten. De Spaanse regering schenkt haar en de andere Nederlandse brigadisten in november 1996 het Spaanse staatsburgerschap. Vooraf vergewist zij zich ervan dat dit “niet (weer) haar Nederlanderschap zal kosten”, aldus de Volkskrant.
        Al even onvermoeibaar geeft Trudel verder voorlichting op scholen. Als zij op 4 mei 1992 voor schoolkinderen moet spreken bij het Spanjemonument, bedenkt ze, volgens Trouw: “Ik kan toch niet blijven zeuren over dat oorlogje in Spanje. Ik heb hen toen voorgehouden dat ze goed om zich heen moeten kijken, in hun eigen land, stad, straat en school, en moeten waken voor racisme en discriminatie. Door de onverschilligheid van de mensen kon de opmars van Hitler gebeuren. Je moet nooit aan de kant blijven staan.”
        In april 2000 leidt ze “met ferme pas” als oud-gevangene in Westerbork een schoolklas rond uit het Duitse Rhede. De kinderen zijn er op uitnodiging van een school in Bellingwolde. Trouw is er weer bij. Een leerling, Berndt (12), vraagt hoeveel ze in Westerbork te eten kreeg. Trouw hoort Trudel antwoorden: “Nou, wij kregen minder dan anderen. Omdat we joden waren.”
        “Hoe oud bent u nu?”
        Trudel: “Vijfentachtig. En dus 28 toen ik in het kamp kwam. Ik zat in het verzet en werd verraden. Westerbork was geen echt vernietigingskamp, maar je wist nooit wat er zou gebeuren. Die onzekerheid was verschrikkelijk.”
        Maar het ergste, vervolgt ze, “was dat mensen anderen, joden en zigeuners, minderwaardig vonden. Dat heeft tot vernietiging geleid. In Nederland en Duitsland zeggen mensen nu misschien ook ‘stomme Turken’ of zo. Maar jullie moeten weten wat er kan gebeuren als iemand zich boven een ander stelt.”

***

Op 7 juni 2007 is het op. Trudel − de formidabele vrouw, een beroemdheid in zekere kringen − sterft. Tegen Volkskrant-journalist Sietse van der Hoek, die voor zijn reportage over ‘De laatste romantische oorlog’ in 1996 met haar meerdere locaties in Spanje herbezoekt, heeft zij al gezegd: “Ik heb nergens spijt van. Naar beste weten heb ik mijn leven geleefd.”
        Overdag, constateert Van der Hoek, “is ze een wonder van levenslust”. Maar ’s nachts, in zijn afgescheiden hotelkamer, hoort hij haar nachtmerries door de muur heen, een ongecontroleerd gegil.

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'